Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs (OCW)

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 25-05-2003 t/m heden

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

1. Opbouw toetsingskader

Het toetsingskader voor nieuwe opleidingen in het hoger onderwijs bestaat uit:

  • een beoordelingskader, bestaande uit onderwerpen, facetten en criteria

  • beslisregels

  • een beschrijving van de werkwijze bij de toetsing van nieuwe opleidingen, met daarbij de criteria voor beoordeling van de toetsing en van het toetsingsrapport door de NAO.

De beslissing over accreditatie van een nieuwe opleiding wordt gebaseerd op een toets aan de hand van zes onderwerpen.1

Deze onderwerpen zijn:

  • doelstellingen opleiding

  • programma

  • inzet van personeel

  • voorzieningen

  • interne kwaliteitszorg

  • condities voor continuïteit

De genoemde onderwerpen worden beoordeeld aan de hand van facetten en daarbij behorende criteria (zie hoofdstuk 2).

Voor de toetsing van nieuwe opleidingen zijn beslisregels vastgesteld (zie hoofdstuk 3).

Voor de toetsing van nieuwe opleidingen is een werkwijze op hoofdlijnen vastgesteld. Hoewel de criteria voor alle nieuwe opleidingen dezelfde zijn, zal de breedte van de toetsing kunnen variëren. Voor opleidingen die nog niet bestaan in het Nederlandse hoger onderwijs of die inhoudelijk substantieel afwijken van bestaande opleidingen zal een meer intensieve toets worden uitgevoerd dan voor opleidingen die al bestaan in het Nederlandse hoger onderwijs.

De NAO baseert haar oordeel over de nieuwe opleiding op een toets, die in haar opdracht wordt uitgevoerd. Deze toets resulteert in een toetsingsrapport. Er zijn criteria opgesteld voor de beoordeling daarvan (zie hoofdstuk 4 over de werkwijze toetsing nieuwe opleidingen).

2. Beoordelingskader 2

2.1. Doelstellingen opleiding

Facetten

Criteria

Domeinspecifieke eisen

De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)

Bachelor en Master

De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master

Oriëntatie HBO/WO

De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in HBO en WO:

HBO:

  • de beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties

  • een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is

  • een HBO-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is

WO:

  • de beoogde eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld

  • een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere studie op WO-masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt

  • een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is

2.2. Programma

Facetten

Criteria

Eisen HBO/WO

Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding:

HBO:

  • kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek

  • het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline

  • het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk

WO:

  • kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines

  • het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën

  • het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek

  • bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen

Relatie tussen doelstellingen en programma

  • Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding

  • De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma

Samenhang programma

Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend

Studielast

Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.

Instroom

Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties3 van de instromende studenten:

  • HBO-bachelor: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek

  • WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse, HBO of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek

  • HBO- en WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie

Duur

De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum:

2.3. Inzet van personeel

Facetten

Criteria

Eisen HBO/WO

De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een HBO- of een WO-opleiding:

HBO:

  • Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk

WO:

  • Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied

Kwantiteit personeel

  • Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten

  • Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren

Kwaliteit personeel

Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma

2.4. Voorzieningen

Facetten

Criteria

Materiële voorzieningen

De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren

Studiebegeleiding

Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang

2.5. Interne kwaliteitszorg

Facetten

Criteria

Systematische aanpak

Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken

2.6. Condities voor continuïteit

Facetten

Criteria

Afstudeergarantie

De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen

Investeringen

De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen

Financiële voorzieningen

De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen

3. Beslisregels toetsing

Het voorstel voor de nieuwe opleiding wordt getoetst in opdracht van de NAO. Daarbij wordt voor elk van de facetten vastgesteld of de beoordeling voldoende of onvoldoende is. Voor een positief resultaat van de toetsing dient het oordeel over elk onderwerp uit het beoordelingskader voldoende te zijn. Het oordeel per onderwerp komt tot stand op basis van weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt inzichtelijk gemaakt hoe de beoordeling van de verschillende facetten heeft geleid tot het samenvattend oordeel over een onderwerp,met andere woorden hoe - gegeven de criteria uit dit toetsingskader - op basis van de analyse per facet het oordeel per onderwerp tot stand is gekomen.

Bij het eindoordeel over de nieuwe opleiding zal de NAO aangeven hoe dit is gebaseerd op de feiten, de analyse van de feiten en de beoordeling van de opleiding op basis van dit toetsingskader.

Wanneer er sprake is van verschillende varianten van een nieuwe opleiding (voltijd, deeltijd en/of duaal), dan moet uit de beoordeling blijken dat voor elke variant de basiskwaliteit is gewaarborgd op grond van de criteria in de beoordelingskader om te komen tot een positief eindoordeel over de opleiding.

Indien een nieuwe opleiding onder één CROHO-registratie zal worden aangeboden op meerdere locaties, dan zal voor een positief resultaat van de toetsing vereist zijn dat uit de beoordeling blijkt dat elke locatie zal voldoen aan de in dit toetsingskader genoemde criteria voor basiskwaliteit.

4. Werkwijze toetsing nieuwe opleidingen

  • 1 Uitgangspunten voor de toetsing zijn de wet en de onderwerpen, facetten, criteria en beslisregels uit dit toetsingskader.

  • 2 De instelling stelt voor de nieuwe opleiding documenten op die een beeld geven van de door haar voorgenomen nieuwe opleiding en die voldoet aan de wettelijke eisen. Daarbij levert de instelling de volgende informatie:

    • een beschrijving van de opleiding aan de hand van de onderwerpen en facetten van het toetsingskader

    • een beschrijving hoe de opleiding wordt afgestemd op de beroepsvereisten vanuit het beroepenveld

    • een financieel overzicht met uitgaven voor het tot stand brengen van de opleiding

    • een beschrijving van het benodigde personeel naar omvang en kwalificatie.

  • 3 De instelling dient een aanvraag voor toetsing van de nieuwe opleiding in bij de NAO, vergezeld van de onder 2 genoemde informatie. Tevens wordt bij de aanvraag aangegeven:

    • of de opleiding (in vergelijkbare vorm) al bestaat in het Nederlandse hoger onderwijs dan wel of er sprake is van een opleiding die nieuw is voor het hoger onderwijs in Nederland

    • of de voorgenomen opleiding opleidt voor HBO-bachelor, HBO-master, WO-bachelor of WO-master

    • welke varianten van de opleiding (voltijd, deeltijd en/of duaal) worden aangevraagd

    • of het een initiële dan wel postinitiële opleiding betreft

    • of het gaat om een of meerdere vestigingsplaatsen.

  • 4 Op grond van de onder 3 genoemde gegevens stelt de NAO vast in hoeverre sprake is van een opleiding die nieuw is voor het Nederlandse hoger onderwijs. Op basis hiervan beslist de NAO hoe breed de beoordeling moet zijn, of bij de toetsing externe deskundigen worden ingeschakeld en over welke expertise deze eventuele externe deskundigen moeten beschikken.

  • 5 De feitelijke toetsing wordt uitgevoerd in opdracht van de NAO. De bij de toetsing gehanteerde domeinspecifieke criteria sluiten aan bij de criteria uit dit toetsingskader.

  • 6 In de toetsing wordt onderzocht of de voornemens en de documenten voldoen aan de criteria uit dit toetsingskader. De toetsing resulteert in een samenvattend oordeel over de nieuwe opleiding, dat wordt gemotiveerd in een toetsingsrapport.

  • 7 De NAO beoordeelt het toetsingsrapport en het daarin uitgesproken samenvattende oordeel en toetst dat aan dit toetsingskader. Daarbij worden de drie volgende criteria gehanteerd:

    • a. Het kwaliteitsoordeel bij de toetsing is - voor zover relevant - mede gebaseerd op een vergelijking met verwante andere opleidingen en internationaal geaccepteerde criteria voor opleidingen in het desbetreffende domein.

    • b. Het toetsingsrapport maakt duidelijk, dat de nieuwe opleiding al of niet aan de criteria voor basiskwaliteit voldoet. Het rapport behandelt minimaal de zes in dit toetsingskader genoemde onderwerpen, waarbij per onderwerp aan alle facetten aandacht wordt besteed. Voor ieder facet wordt een waardering voldoende of onvoldoende gegeven, op basis waarvan per onderwerp een oordeel wordt gegeven. De oordelen worden zo goed mogelijk beargumenteerd met feiten en analyses. Het rapport wordt afgerond met een samenvattend oordeel over de nieuwe opleiding.

    • c. Het toetsingsrapport beschrijft de bij de toetsing gevolgde werkwijze.

      Daarbij wordt duidelijkheid gegeven over:

      • gehanteerde methoden

      • gebruikte informatiebronnen

      • indien van toepassing het bij de toetsing gehanteerde referentiekader.

  • 8 Op grond van de uitkomst van de toetsing neemt de NAO een beslissing. Het voornemen tot dit besluit wordt eerst schriftelijk meegedeeld aan de instelling, die dan twee weken de mogelijkheid heeft om te reageren. Indien de opleiding voldoet aan de criteria uit het toetsingskader is er sprake van een positief toetsingsbesluit van de NAO. In dat geval zal de opleiding voor de duur van zes jaar kunnen worden aangeboden. In het geval van de bekostigde opleidingen is tevens vereist dat het oordeel van de minister over de (toets op) macrodoelmatigheid positief is. De instelling dient binnen zes maanden na het positieve besluit van de NAO de nieuwe opleiding te laten registreren in het CROHO, anders vervalt het besluit.

  • 9 Voor de instelling staan de wettelijke mogelijkheden van bezwaar en beroep tegen het besluit open.

  • 10 De NAO geeft publieke bekendheid aan het resultaat van de toetsing.

De in dit hoofdstuk beschreven werkwijze bij de toetsing van nieuwe opleidingen zal uiterlijk binnen twee jaar na het in werking treden ervan worden geëvalueerd.

Bijlage 2. Omschrijving niveau bachelors en masters (’Dublin descriptoren’)

 

Kwalificaties Bachelor

Kwalificaties Master

Kennis en inzicht

Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is

Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband

Toepassen kennis en inzicht

Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied

Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan

Oordeelsvorming

Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten

Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen

Communicatie

Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten

Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of nietspecialisten

Leervaardigheden

Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan

Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter

  1. In de WHW art. 5.8,lid 2 wordt hiervoor het begrip 'aspect van kwaliteit' gehanteerd. ^ [1]
  2. Als de opleiding in verschillende varianten wordt aangeboden (voltijd, deeltijd en/of duaal) dient waar relevant in de beoordeling duidelijk te worden dat voor elke variant de basiskwaliteit volgens de criteria uit dit beoordelingskader is gewaarborgd. ^ [2]
  3. Voor de Open universiteit zijn deze instroomeisen niet van toepassing ^ [3]
Naar boven