Regeling evaluatiecommissie Stichting WeTeN

[Regeling vervallen per 01-07-2004.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 20-06-2003 t/m 30-06-2004

Regeling evaluatiecommissie Stichting WeTeN

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en de Minister van Landbouw, Visserij en Natuurbeheer;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. WeTeN: Stichting Wetenschap en Techniek Nederland;

  • c. BBB-nota: de nota Boeiend, betrouwbaar en belangrijk (Kamerstukken II 1999/2000, 26 658, nr. 12);

  • d. WTC: de Wetenschap en techniekcommunicatie in Nederland;

  • e. de commissie: evaluatiecommissie Stichting WeTeN.

Artikel 2. Benaming

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

Er is een evaluatiecommissie Stichting WeTeN.

Artikel 3. Taakopdracht met betrekking tot de evaluatie van WeTeN

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

  • 1 De commissie heeft tot taak een onafhankelijk oordeel te geven over de mate waarin WeTeN effectief en efficiënt is geweest in het bereiken van de beleidsdoelstellingen op het WTC-terrein van wetenschap- en techniekcommunicatie, zoals verwoord in de BBB-nota.

  • 2 Bij de invulling van deze taak formuleert de commissie antwoorden op de volgende vragen:

    • a. wat is de functie, positie en het imago van WeTeN ten opzichte van de andere spelers in het veld waaronder de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (NWO), de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), de Vereniging van Universiteiten (VSNU), de Science Centra, de (kleinere) WTC-organisaties en de relevante departementen,

    • b. in hoeverre hebben de door WeTeN verrichte activiteiten bijgedragen aan het behalen van de in de BBB-nota geformuleerde doelstellingen,

    • c. in hoeverre hebben de aan WeTeN toegekende functies bijgedragen aan het behalen van de in de BBB-nota geformuleerde doelstellingen,

    • d. hoe ver is WeTeN met het bereiken van de beleidsdoelstellingen zoals geformuleerd in haar meerjarenplan 2001-2004? Wat is al wel bereikt, wat niet en waarom? De commissie dient hierbij de scores van WeTeN op de vastgestelde monitoringsindicatoren te betrekken. Deze scores dienen afgezet te worden tegen de in 2002 geformuleerde streefwaarden,

    • e. heeft WeTeN effectief en efficiënt invulling gegeven aan haar activiteiten en functies? Wat is goed gegaan, wat minder en waarom? De commissie dient hierbij ook de scores van WeTeN op de monitoringsindicatoren te betrekken,

    • f. in hoeverre heeft WeTeN de aanbevelingen uit de evaluatie van 1999 opgepakt?

  • 3 De commissie gebruikt bij de uitvoering van deze taak in ieder geval:

    • a. de door WeTeN uitgevoerde zelfevaluatie,

    • b. de voor de functies van WeTeN gedefinieerde outputcriteria.

  • 4 De commissie houdt bij de uitvoering van deze taak rekening met de op grond van bestuurlijke overleggen tussen de minister en WeTeN gemaakte afspraken.

Artikel 4. Taakopdracht met betrekking tot de toekomstvisie wetenschap- en techniekcommunicatie

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

  • 1 De commissie heeft tot taak om, gegeven de uitkomsten van de evaluatie van WeTeN, een onafhankelijk oordeel te geven over toekomstige doelstellingen van het WTC-beleid met de daarbij horende activiteiten, functies en organisatorische inbedding.

  • 2 Bij de invulling van deze taak formuleert de commissie antwoorden op de volgende vragen:

    • a. zijn de in de BBB-Nota geformuleerde doelstellingen nog actueel? Is een aanpassing van deze doelstellingen noodzakelijk? Zo ja, om welke aanpassingen gaat het,

    • b. gegeven het gestelde onder sub a:

      • 1°. welke activiteiten zijn in de toekomst van belang,

      • 2°. welke landelijke functies zijn in de toekomst van belang,

      • 3°. hoe kunnen deze landelijke functies het beste vorm krijgen,

      • 4°. hoe kunnen deze landelijke functies het beste organisatorisch en financieel belegd worden, rekening houdend met de verantwoordelijkheid en de voldoende betrokkenheid en inzet van alle spelers op het WTC-terrein? Uitgangspunt hierbij is een duidelijke regie vanuit het veld zelf.

  • 3 De commissie dient bij de uitvoering van deze taak zorg te dragen voor afstemming met de betrokken partijen in het veld, waaronder in ieder geval de KNAW, NWO, VSNU, TNO, de grotere science centra en relevante departementen.

  • 4 De commissie houdt bij haar oordeel in ieder geval rekening met:

    • a. de uitkomsten van de conferentie over de toekomst van het WTC-beleid die NWO samen met WeTeN in juni 2003 organiseert,

    • b. de toekomstverkenningen die WeTeN uitvoert.

Artikel 5. Samenstelling en vergoeding

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en 4 overige leden.

  • 2 Als leden van de commissie worden benoemd:

    • a. mevrouw dr. A. Esmeijer, directeur Prins Bernhard Cultuurfonds, voorzitter,

    • b. mevrouw prof. dr. M.C.E. van Dam-Mieras, voorzitter Vereniging Science Centra, lid,

    • c. dhr. E. Jacquemyn, directeur (gedelegeerd bestuurder) Technopolis - België, lid,

    • d. ir. J.H. van der Veen, directeur Stichting Toekomstbeeld der Techniek, lid,

    • e. drs. R. Middel, directeur Tappan Communicatie, lid.

  • 3 De leden van de commissie, voor zover zij geen ambtenaar zijn, ontvangen vacatiegelden alsmede een vergoeding voor de reis- en verblijfskosten volgens de bestaande rijksregelingen, voor zover niet uit andere hoofden een vergoeding van deze kosten wordt verleend uit 's Rijks kas.

Artikel 6. Werkwijze, budget en verantwoording

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

  • 1 De commissie stelt zelf haar werkwijze vast en is eindverantwoordelijk voor de inhoud van het eindrapport.

  • 2 De commissie wordt ondersteund door een onderzoeksbureau dat een deel van de uitvoering van de evaluatie, waaronder het organiseren en voorbereiden bijeenkomsten van de commissie, het organiseren van bezoeken, notuleren, het organiseren van gesprekken en interviews, het verzamelen documentatie, het voeren van de administratie, en het schrijven van de rapportage op zich zal nemen.

  • 3 De minister vraagt drie offertes aan bij onderzoeksbureaus. De commissie kiest een bureau, waarna de minister dit bureau de opdracht verleent. De commissie stuurt het bureau aan en bepaalt, met in acht name van het geoffreerde bedrag, de mate van administratieve bijstand.

  • 4 De commissie verricht de in artikel 2 en 3 genoemde taakopdracht binnen een budget van maximaal € 100.000. Dit bedrag is inclusief de kosten voor het ondersteunende bureau, de vergoeding voor de commissieleden, de overige kosten en inclusief BTW.

  • 5 De commissie legt aan de minister separaat schriftelijk verantwoording af over de besteding van het budget. De verantwoording geeft in ieder geval op een onderbouwde en verifieerbare wijze inzage in de daadwerkelijke uitgaven ten aanzien van de in het vierde lid genoemde kostenposten.

  • 6 De noodzakelijk geachte kosten voor de evaluatie komen binnen het daarvoor ter beschikking gestelde budget ten laste van de begrotingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het Ministerie van Economische Zaken in gelijke delen.

Artikel 7. Informatieverschaffing

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

  • 1 De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van haar taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van haar taak rederlijkerwijs nodig is.

  • 2 De commissie krijgt inzage in alle door haar gewenste bestuursstukken en overheidsdocumenten.

Artikel 8. Deadline

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

  • 1 De commissie brengt haar rapport uit voor 1 oktober 2003 aan de minister.

  • 2 Indien onvoorziene omstandigheden naar de mening van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van een deugdelijk eindrapport, dan stelt de commissie de minister daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 3 De minister beslist over de eventuele verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie schriftelijk van zijn besluit op de hoogte.

Artikel 9. Archiefbescheiden

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel 10. Inwerkingtreding en beëindiging

[Regeling vervallen per 01-07-2004]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2003.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven