Regeling vaststelling aanvraagperioden plattelandsontwikkelingsprogramma provincies 2003/2004

[Regeling vervallen per 27-08-2004.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 10-10-2003 t/m 26-08-2004

Regeling vaststelling aanvraagperioden plattelandsontwikkelingsprogramma provincies 2003/2004

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160);

Gelet op Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PbEG L 74);

Gelet op artikel 3 van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies;

Gelet op de voordracht van Gedeputeerde Staten van de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland en het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband Noord- Nederland;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 27-08-2004]

De aanvraagperioden voor subsidieaanvragen op grond van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, zijn voor de onderstaande provincies de volgende tijdvakken:

Drenthe, Friesland en Groningen:

10 maart tot 29 april 2003;

Gelderland:

1 juni tot 15 september en

15 september tot 1 december en

1 december 2003 tot 1 maart en

1 maart tot 1 juni 2004;

Limburg:

1 april tot 1 oktober 2003;

Noord-Brabant:

3 maart tot 6 mei 2003;

Noord-Holland:

31 maart tot 10 mei 2003;

Overijssel:

15 april tot 1 juni en

15 september tot 1 november 2003;

Utrecht:

14 april tot 1 juni en

1 september tot 7 oktober 2003;

Zeeland:

2 december 2002 tot 16 juli 2003 en

16 juli 2003 tot 2 december 2003;

Zuid-Holland:

1 september tot 1 oktober 2003.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 27-08-2004]

  • 2 De met de in het eerste lid bedoelde communautaire bijdragen verband houdende, ten laste van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw komende, uitgaven kunnen in de bij kolom 3 tot en met 5 van bijlage 1 vermelde periodes niet tot hogere uitgaven leiden dan de aldaar vermelde bedragen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 27-08-2004]

[Red: Wijzigt de Regeling vaststelling aanvraagperioden plattelandsontwikkelingsprogramma provincies 2002/2003.]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 27-08-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 3 maart 2003.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 27-08-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling aanvraagperioden plattelandsontwikkelingsprogramma provincies 2003/2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 juni 2003

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

C.P. Veerman

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 27-08-2004]

Drenthe, Friesland en Groningen

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire

bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

c. opleiding

€ 810.000,-

€ 270.000,-

€ 270.000,-

€ 270.000,-

n. dienstverlenende instanties

basiszorg

€ 410.000,-

€ 140.000,-

€ 140.000,-

€ 130.000,-

o. dorpsvernieuwing

€ 5.190.000,-

€ 1.720.000,-

€ 1.750.000,-

€ 1.720.000,-

en -ontwikkeling

q. waterbeheer in

€ 4.790.000,-

€ 1.530.000,-

€ 1.630.000,-

€ 1.630.000,-

de landbouw

s. bevordering

€ 3.000.000,-

€ 1.000.000,-

€ 1.000.000,-

€ 1.000.000,-

toeristische en

ambachtelijke activiteiten

t. milieubehoud

€ 4.220.000,-

€ 1.410.000,-

€ 1.410.000,-

€ 1.400.000,-

         

Gelderland

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire

bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

c. opleiding

€ 300.000,-

€ 100.000,-

€ 100.000,-

€ 100.000,-

m. afzet van

€ 930.000,-

€ 270.000,-

€ 330.000,-

€ 330.000,-

kwaliteitslandbouwproducten:

n. dienstverlenende instanties

€ 1.200.000,-

€ 400.000,-

€ 400.000,-

€ 400.000,-

basiszorg:

o. dorpsvernieuwing en

€ 370.000,-

€ 110.000,-

€ 130.000,-

€ 130.000,-

-ontwikkeling

p. diversificatie:

€ 480.000,-

€ 120.000,-

€ 180.000,-

€ 180.000,-

q. waterbeheer in de landbouw

€ 2.110.000,-

€ 1.010.000,-

€ 550.000,-

€ 550.000,-

s. bevordering toeristische en

€ 1.170.000,-

€ 330.000,-

€ 420.000,-

€ 420.000,-

ambachtelijke activiteiten

t. milieubehoud

€ 2.690.000,-

€ 700.000,-

€ 980.000,-

€ 1.010.000,-

         

Limburg

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire bijdrage

16 oktober 2003 tot en met 15 oktober 2004

16 oktober 2004 tot en met 15 oktober 2005

16 oktober 2005 tot en met 15 oktober 2006

         

a. investeringen in landbouwbedrijven

€ 20.000,–

€ 10.000,–

€ 10.000,–

€ 0,–

c. opleiding

€ 90.000,–

€ 30.000,–

€ 30.000,–

€ 30.000,–

g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten

€ 40.000,–

€ 40.000,–

€ 0,–

€ 0,–

i. overige bosbouwmaatregelen

€ 180.000,–

€ 60.000,–

€ 60.000,–

€ 60.000,–

k. herverkavelingen

€ 240.000,–

€ 70.000,–

€ 80.000,–

€ 90.000,–

m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten:

€ 1.040.000,–

€ 420.000,–

€ 320.000,–

€ 300.000,–

o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling

€ 20.000,–

€ 20.000,–

€ 0,–

€ 0,–

p. diversificatie:

€ 520.000,–

€ 170.000,–

€ 180.000,–

€ 170.000,–

q. waterbeheer in de landbouw

€ 720.000,–

€ 240.000,–

€ 250.000,–

€ 230.000,–

s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten

€ 230.000,–

€ 110.000,–

€ 60.000,–

€ 60.000,–

t. milieubehoud

€ 1.380.000,–

€ 320.000,–

€ 520.000,–

€ 540.000,–

         

Noord-Brabant

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire

bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

c. opleiding

€ 630.000,-

€ 210.000,-

€ 210.000,-

€ 210.000,-

m. afzet van

€ 1.280.000,-

€ 410.000,-

€ 410.000,-

€ 460.000,-

kwaliteitslandbouwproducten:

n. dienstverlenende instanties

€ 960.000,-

€ 320.000,-

€ 320.000,-

€ 320.000,-

basiszorg:

o. dorpsvernieuwing - en

€ 450.000,-

€ 150.000,-

€ 150.000,-

€ 150.000,-

ontwikkeling

p. diversificatie:

€ 1.280.000,-

€ 410.000,-

€ 460.000,-

€ 410.000,-

q. waterbeheer in de landbouw

€ 1.620.000,-

€ 540.000,-

€ 540.000,-

€ 540.000,-

r. ontwikkeling en verbetering

€ 1.020.000,-

€ 340.000,-

€ 340.000,-

€ 340.000,-

van landbouwinfrastructuur:

s. bevordering toeristische en

€ 300.000,-

€ 100.000,-

€ 100.000,-

€ 100.000,-

ambachtelijke activiteiten

t. milieubehoud

€ 2.620.000,-

€ 860.000,-

€ 890.000,-

€ 870.000,-

         

Noord-Holland

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire

bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

a. investeringen in

€ 210.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

landbouwbedrijven:

c. opleiding

€ 150.000,-

€ 50.000,-

€ 50.000,-

€ 50.000,-

g. verbetering van de

€ 270.000,-

€ 80.000,-

€ 90.000,-

€ 100.000,-

verwerking en afzet van

landbouwproducten

m. afzet van

€ 400.000,-

€ 120.000,-

€ 140.000,-

€ 140.000,-

kwaliteitslandbouwproducten:

n. dienstverlenende instanties

€ 540.000,-

€ 180.000,-

€ 180.000,-

€ 180.000,-

basiszorg:

o. dorpsvernieuwing en

€ 480.000,-

€ 150.000,-

€ 180.000,-

€ 150.000,-

-ontwikkeling

p. diversificatie:

€ 280.000,-

€ 80.000,-

€ 100.000,-

€ 100.000,-

q. waterbeheer in de landbouw

€ 790.000,-

€ 250.000,-

€ 270.000,-

€ 270.000,-

r. ontwikkeling en verbetering

€ 320.000,-

€ 200.000,-

€ 60.000,-

€ 60.000,-

van landbouwinfrastructuur:

s. bevordering toeristische en

€ 1.110.000,-

€ 370.000,-

€ 370.000,-

€ 370.000,-

ambachtelijke activiteiten

t. milieubehoud

€ 2.640.000,-

€ 820.000,-

€ 900.000,-

€ 920.000,-

         

Overijssel

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

a. investeringen in landbouwbedrijven

€ 210.000,–

€ 70.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

c. opleiding

€ 270.000,–

€ 90.000,-

€ 90.000,-

€ 90.000,-

k. herverkaveling

€ 410.000,–

€ 140.000,-

€ 130.000,-

€ 140.000,-

m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten

€ 230.000,–

€ 70.000,-

€ 80.000,-

€ 80.000,-

n. dienstverlenende instanties basiszorg

€ 270.000,–

€ 90.000,-

€ 90.000,-

€ 90.000,-

o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling

€ 1.610.000,–

€ 480.000,-

€ 570.000,-

€ 560.000,-

p. diversificatie

€ 210.000,–

€ 70.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

q. waterbeheer in de landbouw

€ 1.360.000,–

€ 450.000,-

€ 450.000,-

€ 460.000,-

r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur

€ 700.000,–

€ 270.000,-

€ 230.000,-

€ 200.000,-

s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten

€ 340.000,–

€ 110.000,-

€ 110.000,-

€ 120.000,-

t. milieubehoud

€ 1.770.000,–

€ 590.000,-

€ 590.000,-

€ 590.000,-

         

Utrecht

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire

bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

c. opleiding

€ 330.000,-

€ 110.000,-

€ 110.000,-

€ 110.000,-

o. dorpsvernieuwing

€ 740.000,-

€ 240.000,-

€ 250.000,-

€ 250.000,-

en -ontwikkeling

q. waterbeheer in

€ 1.020.000,-

€ 340.000,-

€ 340.000,-

€ 340.000,-

de landbouw

s. bevordering

€ 680.000,-

€ 220.000,-

€ 230.000,-

€ 230.000,-

toeristische en

ambachtelijke

activiteiten

t. milieubehoud

€ 1.300.000,-

€ 430.000,-

€ 440.000,-

€ 430.000,-

         

Zeeland

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire

bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

A. investeringen in

€ 210.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

landbouwbedrijven

c. opleiding

€ 600.000,-

€ 200.000,-

€ 200.000,-

€ 200.000,-

g. verbetering van de

€ 210.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

verwerking en afzet van

landbouwproducten

k. herverkaveling:

€ 300.000,-

€ 100.000,-

€ 100.000,-

€ 100.000,-

m. afzet van

€ 210.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

€ 70.000,-

kwaliteitslandbouwproducten:

n. dienstverlenende instanties

€ 90.000,-

€ 30.000,-

€ 30.000,-

€ 30.000,-

basiszorg:

p. diversificatie:

€ 460.000,-

€ 140.000,-

€ 160.000,-

€ 160.000,-

q. waterbeheer in de landbouw

€ 90.000,-

€ 30.000,-

€ 30.000,-

€ 30.000,-

r. ontwikkeling en verbetering

€ 60.000,-

€ 20.000,-

€ 20.000,-

€ 20.000,-

van landbouwinfrastructuur:

s. bevordering toeristische en

€ 600.000,-

€ 200.000,-

€ 200.000,-

€ 200.000,-

ambachtelijke activiteiten

t. milieubehoud

€ 1.050.000,-

€ 350.000,-

€ 350.000,-

€ 350.000,-

         

Zuid-Holland

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Maatregel

Communautaire

bijdrage

16 oktober 2003

tot en met

15 oktober 2004

16 oktober 2004

tot en met

15 oktober 2005

16 oktober 2005

tot en met

15 oktober 2006

c. opleiding

€ 40.000,-

€ 0,-

€ 20.000,-

€ 20.000,-

K: herverkaveling

€ 270.000,-

€ 0,-

€ 135.000,-

€ 135.000,-

m. afzet van

€ 100.000,-

€ 0,-

€ 50.000,-

€ 50.000,-

kwaliteitslandbouwproducten:

n. dienstverlenende instanties

€ 180.000,-

€ 0,-

€ 90.000,-

€ 90.000,-

basiszorg:

o. dorpsvernieuwing en

€ 810.000,-

€ 270.000,-

€ 270.000,-

€ 270.000,-

-ontwikkeling

p. diversificatie:

€ 100.000,-

€ 0,-

€ 50.000,-

€ 50.000,-

q. waterbeheer in de landbouw

€ 580.000,-

€ 0,-

€ 290.000,-

€ 290.000,-

r. ontwikkeling en verbetering

€ 100.000,-

€ 0,-

€ 50.000,-

€ 50.000,-

van landbouwinfrastructuur:

s. bevordering toeristische en

€ 3.180.000,-

€ 1.060.000,-

€ 1.070.000,-

€ 1.050.000,-

ambachtelijke activiteiten

t. milieubehoud

€ 2.100.000,–

€ 0,-

€ 1.050.000,-

€ 1.050.000,-

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 27-08-2004]

Drenthe, Friesland en Groningen

1. Inleiding

1.1. Voor de verdeling van financiële middelen in het kader van het provinciaal programma van het plattelandsontwikkelingsprogramma (hierna: POP) in Drenthe, Friesland en Groningen wordt uitgegaan van evenredigheid in de verdeling over de drie provincies, dat wil zeggen dat bij de prioritering wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gelijke verdeling van het totale POP-budget over de drie provincies. Dit houdt mede in dat de ongelijkheden uit achterliggende jaren in volgende jaren zoveel mogelijk worden vereffend. Dit uitgangspunt wordt doelmatig toegepast met het oog op een adequate verdeling van POP-gelden (dus niet per se per maatregel gelijke verdeling, maar POP-breed beschouwen).

1.2 Projecten die op grond van bijlage I van het POP (maatregelen van de rijksoverheid) in aanmerking kunnen komen voor subsidie, zullen niet in de programmering van het provinciaal programma worden opgenomen.

2. Algemeen

Projecten moeten in overeenstemming zijn met:

2.1. Kompas voor het Noorden (het Ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma Noord-Nederland 2000 t/m 2006 van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Drenthe, Friesland en Groningen op 9 februari 2000), dat wil zeggen dat het project moet passen binnen de maatregelen van Kompas voor het Noorden en moet bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen daarvan;

2.2. Provinciaal beleid, zoals bijvoorbeeld neergelegd in een provinciaal omgevingsplan.

2.3. Projecten moeten tijdig kunnen starten en een substantieel deel van het project moet medio oktober 2004 gerealiseerd en afgerekend kunnen zijn.

2.4. Het verlenen van een financiële bijdrage is noodzakelijk voor de realisatie van het project en de overige financiering dient te zijn zekergesteld.

2.5. Project moet 'obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan.

3. In geval van overtekening

3.1. Prioritering

Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Aan de hand daarvan wordt een rangorde vastgesteld.

Richtinggevend daarvoor is:

3.1.1. Kompas voor het Noorden

Voorrang wordt gegeven aan projecten die in hogere mate tegemoetkomen aan de doeleinden van Kompas voor het Noorden. In het bijzonder vindt daartoe toetsing plaats aan hoofdstuk 4.3. 'Criteria'.

Onverminderd Kompas voor het Noorden worden nog de volgende criteria gehanteerd:

3.1.2. Omvang en Uitvoeringsgerichtheid

- Kortlopende projecten die in grote mate van uitvoerings- en/of resultaatgericht zijn hebben de voorkeur boven langlopende projecten of sterk procesgerichte en onderzoeksprojecten;

- Voorkeur voor projecten die een investering van minimaal € 50.000,- omvatten;

- Voorkeur voor projecten die een toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de wettelijke taken.

3.1.3. Draagvlak/integraliteit/gebiedsgerichte projecten

- De mate waarin een project een directe bijdrage levert aan de ruimtelijk-ecomische structuur in de provincie of nader te benoemen prioritaire gebieden, deel uitmaakt van gebiedsprogramma etc.;

- De mate waarin het projectvoorstel in relatie staat tot andere activiteiten waaraan vanuit het provinciaal plattelandsbeleid wordt bijgedragen;

- Projecten met meer draagvlak in de regio hebben voorkeur, bijvoorbeeld projecten die door streekcommissies zijn ingediend.

- Projecten die voortbouwen op eerdere activiteiten en/of een versterking betekenen van andere beleidsdoelen, synergie hebben met andere projecten, genieten voorkeur.

- De mate waarin sprake is van samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen.

3.1.4. Doelmatigheid en duurzaamheid

- Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid));

- Mate waarin project leidt tot substantiële private investeringen en/of werkgelegenheid;

- Het maatschappelijk en/of ecologisch en economisch rendement;

- Bijdrage van project aan natuur- en milieubescherming, economische en sociale aspecten, zoals werk en inkomen.

4. Beoordelingscriteria voor maatregel Q (Waterbeheer in de landbouw)

4.1. Voor de prioritering van de rioleringsprojecten wordt uitgegaan van de volgorde 'sanering riooloverstorten' - 'aanleg riolering en systemen voor individuele behandeling afvalwater (IBA's)'.

4.2. Voor projecten binnen de rubriek 'sanering riooloverstorten' en de volgorde binnen de rubriek 'aanleg riolering en IBA's' zijn criteria vastgelegd in de 'Beleidsregel rioleringsprojecten binnen maatregel Q 'Waterbeheer in de landbouw', vastgesteld op 21 maart 2001 door de Bestuurscommissie Landelijk Gebied van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Gelderland, Limburg en Overijssel

1. Algemeen

- Projecten moeten in overeenstemming zijn met het vastgestelde provinciale beleid alsmede met het relevante beleid van een gemeente en/of waterschap.

- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.

- Het project dient bij aanvang te beschikkingen over de benodigde vergunningen.

- Het project dient ten minste 5 jaar na realisatie nog als zodanig gebruikt te worden.

- Het project dient binnen de POP-uitvoeringsperiode (uiterlijk 30 juni 2006) uitgevoerd te worden.

- Het project mag niet voorzien in:

- het saneren van problemen uit het verleden,

- enkel onderzoek en/of landbouw-promotie en/of bestrijding dierziektes.

2. Prioritering

Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:

- bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP,

- past binnen het vastgestelde beleid,

- bijdraagt aan de verbetering van de sociaal economische structuur van het platteland,

- bijdraagt aan de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt,

- bijdraagt aan het duurzaam bevorderen van de milieukwaliteit (inclusief omgevingskwaliteit/natuur/landschap), met name ten aanzien van:

- de ontwikkeling van milieutechnologie

- het voorkomen, compenseren of het verminderen van de negatieve gevolgen van economische investeringen

- ontwikkeling of herstel van natuur en landschap (omgevingskwaliteit),

- additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is,

- kosteneffectief is (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)),

- draagvlak heeft in het gebied en/of gedragen wordt door relevante regionale en lokale partijen,

- samenhang en/of synergie heeft met andere projecten,

- vraaggericht is (de mate waarin het project inspeelt op een marktbehoefte en/of maatschappelijke behoefte),

- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager,

- gericht is op uitvoering (uitvoeringsprojecten hebben voorkeur boven onderzoeks- of procesmatige projecten), en

- voorziet in samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen.

Projecten worden daarnaast beoordeeld op:

- het integrale karakter van het projectvoorstel,

- de geografische ligging van het projectvoorstel binnen een prioritair gebied,

- de mate waarin het project leidt tot substantiële private investeringen en/of werkgelegenheid,

- de mate van spreiding van de Europese middelen over de provincie, en

- het afbreukrisico.

Voor Limburg geldt bovendien:

- de totale subsidiabele kosten dienen minimaal € 50.000 excl. BTW te bedragen.

Noord-Brabant

Projecten worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria:

- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn;

- Het project moet 'obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen;

- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen;

- Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid));

- De communautaire POP-bijdrage bedraagt bij voorkeur minimaal € 50.000,–; voor projecten onder maatregel C geldt geen ondergrens;

- Het project mag niet betrekking hebben op grootschalige (water)bodemsanering.

Bij dreigende overschrijding van het beschikbare budget wordt aan de projecten een prioriteit toegekend conform bijlage 2 bij de Beleidsregels POP subsidies 2004, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 3 december 2002 en gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant nr. 177/2002 van 18 december 2002.

Noord-Holland

1. Algemeen

- Projecten moeten in overeenstemming zijn met het vastgestelde provinciale beleid (Ruraal Ontwikkelingsplan Noord-Holland (ROP-NH), vastgesteld op 10 april 2001 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland).

- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.

- Het project dient bij aanvang te beschikkingen over de benodigde vergunningen.

- Het project dient ten minste 5 jaar na realisatie nog als zodanig gebruikt worden.

- Het project dient binnen de POP-uitvoeringsperiode (uiterlijk 30 juni 2006) uitgevoerd te worden.

- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.

- Het project moet gericht zijn op de uitvoering.

2. Prioritering

Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:

- past binnen het vastgestelde provinciaal beleid (met name paragraaf 3.4 en 4.3 van ROP-NH),

- maatschappelijk effecten heeft,

- direct (probleemgericht) dan wel structureel (continuïteit) effect heeft,

- bijdraagt aan een gebiedsgerichte aanpak,

- voorziet in samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen,

- kosteneffectief is (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)),

- aanspraak maakt op de communautaire POP-bijdrage; de bijdrage dient bij voorkeur groter dan € 45.000,- te zijn,

- een integraal karakter heeft,

- draagvlak heeft in het gebied en/of gedragen wordt door relevante regionale en lokale partijen, en

- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager.

Utrecht

1. Algemeen

- Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang. Voor maatregel C 'opleiding' dienen de subsidiabele kosten minimaal € 20 000,- te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele kosten minimaal € 50.000,-.

- Het project moet uitvoeringsgericht zijn.

- Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart zijn en binnen twee jaar na de subsidieverlening afgerond.

- Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal, gemeentelijk en waterschapsbeleid.

- Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.

- het project moet 'obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen.

- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.

- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels schriftelijke verklaringen.

- Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)).

2. Prioritering

Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:

- bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP,

- additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter wordt uitgevoerd) en/of innovatief is,

- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende,

- een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van vrouwen en jongeren, en

- een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de biodiversiteit in het landelijk gebied.

Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.

Zeeland

Projecten worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria. In situaties waarin voor een groter bedrag aan subsidieaanvragen is ingediend dan het beschikbaar bedrag, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, heeft het laatste onderstaande criterium tevens de status van prioriteitscriterium.

- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.

- Het project moet 'obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan.

- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.

- Er is zicht op continuïteit van het project na de subsidievaststelling.

- Het project is uitvoeringsgereed en dient uiterlijk 30 juni 2006 afgerond te zijn.

- Het project mag niet voorzien in enkel onderzoek en/of landbouw-promotie en/of bestrijding dierziektes.

- Het project moet passen binnen de doelstellingen van Vitaal Platteland Zeeland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 26 mei 1998, en de onderstaande criteria uit het uitvoeringsprogramma van Vitaal Platteland Zeeland, vastgesteld door Provinciale Staten van Zeeland op 28 april 2000

- de betekenis van het project wat betreft het realiseren van de doelstellingen van Vitaal Platteland Zeeland,

- de doelgerichtheid van het projectvoorstel in termen van verwachte effecten, zo mogelijk aan te duiden in kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren,

- doelmatigheid van het projectvoorstel,

- de mate van integraliteit van het projectvoorstel,

- de mate van samenwerking tussen overheden, bedrijven en instellingen,

- de mate waarin sprake is van innovatie, en

- de mate, waarin wordt voorzien in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager.

Zuid-Holland

1. Algemeen

-Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang. Voor maatregel C 'opleiding' dienen de subsidiabele kosten minimaal € 20.000,- te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele kosten minimaal € 50.000,-.

- Het project moet uitvoeringsgericht zijn.

- Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart zijn en binnen twee jaar na de subsidieverlening afgerond.

- Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal beleid.

- Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.

- Het project moet obstakelvrij zijn wat betreft benodigde vergunningen en vereiste medewerking van grondeigenaren.

- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.

- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels schriftelijke verklaringen.

2. Prioritering

Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:

- bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP,

- additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is,

- efficiënt is (een gunstige verhouding tussen kosten en de te verwachten resultaten),

- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende,

- een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van vrouwen en jongeren, en

- een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de biodiversiteit in het landelijk gebied.

Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.

Naar boven