Verordening PDV diervoeders 2003

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 15-08-2004 t/m 31-12-2014

Verordening van het Productschap Diervoeder van 11 april 2003 houdende bepalingen met betrekking tot diervoeders (Verordening PDV diervoeders 2003)

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze verordening verstaat onder:

  • 1. productschap:

    Productschap Diervoeder;

  • 2. voorzitter:

    voorzitter van het productschap

  • 3. secretaris:

    secretaris van het productschap

  • 4. ondernemer:

    degene die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld;

  • 5. producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren:

    voedermiddelen, voormengsels, toevoegingsmiddelen, diervoeders en alle andere producten die bedoeld zijn om te worden gebruikt of gebruikt worden voor het voederen van dieren;

  • 6. in het verkeer brengen (“verkeer”):

    het in het bezit hebben van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren, met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht ervan aan derden, alsmede de verkoop en de andere vormen van overdracht zelf;

  • 7. persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen van toevoegingsmiddelen:

  • de natuurlijke of rechtspersoon die de verantwoordelijkheid draagt voor de conformiteit van het toevoegingsmiddel waarvoor een communautaire vergunning is afgegeven, en het in het verkeer brengen daarvan;

  • 8. invoer:

    het via Nederland binnenbrengen van producten uit derde landen op het douanegebied van de Gemeenschap;

  • 9. uitvoer:

    het brengen van producten buiten het douanegebied van de Gemeenschap via Nederland;

  • 10. diervoeders:

    producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd en de afgeleide producten van hun industriële verwerking, alsmede organische en anorganische stoffen, al dan niet in de vorm van een mengsel, met of zonder toevoegingsmiddelen en bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg;

  • 11. voedermiddelen:

    producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide producten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na bewerking, voor de bereiding van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;

  • 12. bijzondere stikstofhoudende producten:

    producten die volgens bepaalde technische procédés worden vervaardigd met het oog op hun directe of indirecte eiwitvoorziening in de diervoeding behorende tot de groepen:

    • -

      eiwitten, verkregen uit micro-organismen

    • -

      eiwitvrije stikstofverbindingen

    • -

      aminozuren en zouten daarvan

    • -

      hydroxyanalogen van aminozuren;

    voor zover niet vallend onder Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

  • 13. toevoegingsmiddelen:

    stoffen of preparaten die in diervoeding worden gebruikt teneinde:

    • -

      de eigenschappen van de diervoeders voor dieren of van de dierlijke producten gunstig te beïnvloeden, of

    • -

      te voldoen aan de voedingsbehoeften van de dieren, of de dierlijke productie te verbeteren, door in te werken op de maag- en darmflora of op de verteerbaarheid van de diervoeders, of

    • -

      aan de voeding elementen toe te voegen die het makkelijker maken om bijzondere voedingsdoelen te bereiken of tegemoet te komen aan specifieke tijdelijke behoeften inzake voeding bij de dieren, of

    • -

      door dierlijke uitwerpselen veroorzaakte hinder te voorkomen of te beperken, of de leefomgeving van de dieren te verbeteren;

  • 14. groepen toevoegingsmiddelen: de groepen toevoegingsmiddelen op de lijst van de Europese Commissie in het kader van Richtlijn 70/524/EEG, zijnde:

    • A. Antibiotica

    • B. Oxydatie tegengaande stoffen

    • C. Oxydatie tegengaande stoffen

    • D. Aromatische en eetlust opwekkende stoffen

    • E. Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen

    • F. Emulgatoren, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen

    • G. Kleurstoffen met inbegrip van pigmenten

    • H. Conserveermiddelen

    • I. Vitaminen, provitaminen en stoffen met een gelijkwaardige werking

    • J. Spoorelementen

    • K. Groeibevorderende stoffen

    • L. Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen

    • M. Zuurteregelaars

    • N. Enzymen

    • O. Micro-organismen (voorzover kolonievormend)

    • P. Stoffen die complexen vormen met radio-nucliden

  • 15. voormengsels:

    mengsels van toevoegingsmiddelen onderling of mengsels van een of meer toevoegingsmiddelen met stoffen die dragers vormen, die als zodanig bestemd zijn voor de rechtstreekse verwerking in die moeders, alsmede halffabrikaten als bedoeld in het Besluit uitzonderingen registratieregime diergeneesmiddelen;

  • 16. mengvoeders:

    mengsels van voedermiddelen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;

  • 17. volledige diervoeders:

    mengsels van diervoeders die door hun samenstelling op zichzelf een totaal dagrantsoen vormen;

  • 18. aanvullende diervoeders:

    mengvoeders die een hoog gehalte aan bepaalde stoffen bevatten en door hun samenstelling slechts samen met andere diervoeders een totaal dagrantsoen vormen;

  • 19. mineraalmengsels:

    aanvullende diervoeders die hoofdzakelijk bestaan uit mineralen en die, herleid tot 12% vocht, tenminste 40% as bevatten;

  • 20. kunstmelkvoeders:

    aanvullende of volledige diervoeders die in droge staat of na oplossing in een bepaalde hoeveelheid vloeistof kunnen dienen voor de voeding van jonge dieren in aanvulling op of in plaats van de postcolostrale melk of voor de voeding van vleeskalveren;

  • 21. melassevoeders:

    aanvullende diervoeders die zijn bereid uit melasse en die, herleid tot 12% vocht, tenminste 14% totaal suiker, uitgedrukt in saccharose, bevatten;

  • 22. dieetvoeders:

    aanvullende of volledige diervoeders die zich op grond van hun bijzondere samenstelling of het bijzondere bij hun vervaardiging toegepaste procédé, duidelijk onderscheiden van zowel gewone diervoeders als van gemedicineerde voeders en die geschikt zijn voor een bijzonder voedingsdoel en als zodanig in het verkeer worden gebracht;

  • 23. bijzonder voedingsdoel:

    het voldoen aan specifieke voedingsbehoeften van bepaalde categorieën dieren waarvan het spijsvertering- of het absorptiemechanisme dan wel het metabolisme verstoord dreigt te worden dan wel tijdelijk of onherstelbaar verstoord is, welke dieren bijgevolg baat kunnen hebben bij de opneming van aan hun toestand aangepast voeder;

  • 24. ongewenste stoffen:

    alle stoffen en producten, met uitzondering van ziekteverwekkers, die aanwezig zijn in of op het product dat is bedoeld voor het voederen van dieren en die een potentieel gevaar opleveren voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu of die de dierlijke productie ongunstig kunnen beïnvloeden;

  • 25. dieren:

    dieren behorend tot de soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoederd en gehouden of gegeten, alsmede in de vrije natuur levende dieren voorzover hun voeding deels uit diervoeders bestaat;

  • 26. gezelschapsdieren:

    dieren behorend tot de soorten die normaal door de mens worden gehouden en gevoederd, maar niet gegeten, met uitzondering van dieren die dienen voor de productie van pelzen;

  • 27. dagrantsoen:

    de totale hoeveelheid diervoeder, omgerekend naar een vochtgehalte van 12%, welke een dier van een bepaalde soort, leeftijdsklasse en prestatievermogen gemiddeld dagelijks nodig heeft om volledig in zijn voederbehoefte te voorzien;

  • 28. Lidstaat:

    land, dat lid is van de Europese Unie;

  • 29. derde land:

    land, dat geen Lidstaat is.

  • 30. EER:

    Europese Economische Ruimte, bestaande uit de Lidstaten, Lichtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland.

Hoofdstuk 3. Voedermiddelen

[Vervallen per 18-10-2003]

Artikel 3:2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ondernemer is verplicht, bij het in het verkeer brengen van voedermiddelen de volgende gegevens goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op of aan de buitenzijde van de verpakking of recipiënt aan te brengen, of op het begeleidend document te vermelden:

    • a. het woord "voedermiddel";

    • b. de benaming van het voedermiddel;

    • c. voorzover van toepassing, de verplichte vermeldingen aan gehalten volgens Bijlage II, deel B (zijnde de niet-exclusieve lijst van de belangrijkste voedermiddelen), vierde kolom;

    • d. voorzover van toepassing, de verplichte vermeldingen aan gehalten volgens Bijlage II, deel C, tweede kolom;

    • e. voorzover van toepassing, de verplichte vermeldingen volgens Bijlage II, deel A;

    • f. de nettohoeveelheid, uitgedrukt in kilogrammen voor vaste voedermiddelen en in liters of kilogrammen voor vloeibare voedermiddelen;

    • g. de naam of handelsnaam, het adres of de zetel van het bedrijf, het erkenningsnummer, alsmede het referentienummer van de partij of elke andere vermelding aan de hand waarvan het voedermiddel getraceerd kan worden, wanneer het productiebedrijf erkend moet worden overeenkomstig:

    • h. wanneer het niet gaat om de onder g. bedoelde producent, de naam of handelsnaam en het adres of de zetel van de ondernemer die verantwoordelijk is voor de in dit hoofdstuk bedoelde vermeldingen. Als verantwoordelijke kan worden opgevat: producent, verpakker, importeur, verkoper of distributeur, al naar gelang hoe de afspraken tussen partijen worden gemaakt.

  • 2 Andere gegevens mogen eventueel op de verpakking, het etiket, de label of het begeleidend document worden vermeld, mits ze:

    • a. betrekking hebben op objectieve of meetbare elementen, die kunnen worden bewezen;

    • b. de koper niet kunnen misleiden;

    • c. duidelijk gescheiden vermeld worden van de in het eerste lid bedoelde gegevens;

  • 3 De in deel B van Bijlage II opgenomen voedermiddelen mogen slechts in het verkeer worden gebracht onder de daarin vermelde benaming en indien ze voldoen aan de daarin opgenomen omschrijving.

  • 4 Andere voedermiddelen dan bedoeld in het derde lid mogen slechts in het verkeer worden gebracht onder andere benamingen dan in het derde lid bedoeld, die de koper niet kunnen misleiden over de werkelijke aard van het product.

  • 5 In afwijking van het eerste en tweede lid mogen de daar bedoelde gegevens, bij hoeveelheden van 10 kg of minder, bestemd voor de eindgebruiker, op de plaats van verkoop onder de aandacht van de koper worden gebracht.

  • 6 Indien een partij tijdens het verkeer in deelpartijen wordt opgesplitst, moeten de in het eerste lid bedoelde gegevens, overeenkomstig het eerste lid voor iedere deelpartij worden vermeld op de verpakking, de recipiënt, het etiket of het begeleidend document.

  • 7 Indien de samenstelling van een voedermiddel tijdens het verkeer verandert, moeten de in het eerste lid bedoelde gegevens dienovereenkomstig worden gewijzigd onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de nieuwe gegevens verstrekt.

Hoofdstuk 5. Toevoegingsmiddelen

[Vervallen per 18-10-2003]

5.1. Procedure voor verlenen vergunningen

[Vervallen per 18-10-2003]

Artikel 5:1:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het is de ondernemer verboden toevoegingsmiddelen in het verkeer te brengen waarvoor niet overeenkomstig Richtlijn 70/524/ EEG door de Europese Commissie een toelatingsvergunning is verleend.

  • 2 Vergunningen als bedoeld in het eerste lid worden door de ondernemer in Nederland aangevraagd bij het productschap 1 en gaan vergezeld van een dossier, dat is samengesteld overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 87/153/EEG van de Raad van 16 februari 1987 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van toevoegingsmiddelen in diervoeding,

  • 3 De procedure van aanvraag, behandeling en verlening van de vergunning geschiedt volgens de procedure in Bijlage IV.

  • 4 Bij aanvraag van een vergunning als bedoeld in het tweede lid is de ondernemer aan het productschap een retributie verschuldigd. De hoogte van de retributie wordt vastgesteld bij Verordening PDV retributie diervoedersector 2003.

Hoofdstuk 6. Voormengsels

[Vervallen per 18-10-2003]

Hoofdstuk 7. Mengvoeders

[Vervallen per 18-10-2003]

7.3. Etikettering mengvoeders

[Vervallen per 18-10-2003]

Algemeen

[Vervallen per 18-10-2003]

Artikel 7:3:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ondernemer is verplicht, bij het in het verkeer brengen van mengvoeders tezamen met de aanduidingen voortvloeiende uit het bepaalde in paragraaf van deze verordening, de volgende aanduidingen op of aan de buitenzijde van de verpakking of de recipiënt aan te brengen, of ingeval de mengvoeders in los gestorte vorm in het verkeer worden gebracht op een begeleidend document te vermelden:

    • a. de naam en de vestigingsplaats van het hoofdkantoor van de ondernemer die verantwoordelijk is voor de in dit hoofdstuk bedoelde vermeldingen; als verantwoordelijke kunnen warden opgevat: fabrikant, verpakker, importeur, verkoper of dealer, al naar gelang hoe de afspraken tussen deze partijen warden gemaakt;

    • b. de benaming "volledig diervoeder", "aanvullend diervoeder", "mineraalmengsel", "melassevoeder", "volledig kunstmelkvoeder", "aanvullend kunstmelkvoeder", "volledig dieetvoeder", "aanvullend dieetvoeder", "mineraal dieetvoeder" al naar gelang het geval;

    • c. de diersoort of categorie dieren waarvoor het mengvoeder bestemd is, met dien verstande dat het is toegestaan de aanduiding ingevolge het bepaalde onder b. in combinatie met de diersoort te gebruiken;

    • d. de gebruiksaanwijzing die de nauwkeurige bestemming van het mengvoeder aangeeft en een passend gebruik daarvan mogelijk maakt;

    • e. in voorkomend geval de vermeldingen inzake de analytische bestanddelen in de gevallen genoemd in de leden 3 en 4;

    • f. voor alle mengvoeders met uitzondering van die bestemd voor andere gezelschapsdieren dan honden en katten: de verwerkte voedermiddelen, aangeduid overeenkomstig artikel 7:3:2 te vermelden voedermiddelen;

    • g. naar gelang van de gevallen, de vermeldingen genoemd in kolom 2, bij combinatie van de kolommen 1 en 3 van bijlage V;

    • h. het nettogewicht in kilogrammen of grammen dan wel voor vloeibare producten, het nettovolume in liters, centiliters of milliliters; de aanduidingen dienen te worden weergegeven in cijfers, gevolgd door de naam of het symbool van de meeteenheid;

    • i. de datum van minimumhoudbaarheid, aangegeven overeenkomstig artikel 7:3:3, eerste lid;

    • j. het referentienummer van de partij;

    • k. het erkennings- of registratienummer van de fabrikant, als bedoeld in artikel 2:3, derde lid;

    • l. in geval van andere mengvoeders dan die voor gezelschapsdieren, de vermelding "het exacte gewichtspercentage van de voedermiddelen voor diervoeder waaruit dit voeder is samengesteld, kan worden verkregen bij: ...." (vermelding van de naam of handelsnaam, het adres of hoofdkantoor tezamen met het telefoonnummer en het emailadres van diegene die verantwoordelijk is voor de in dit lid bedoelde vermeldingen). Deze informatie wordt verstrekt op verzoek van de klant.

  • 2 Het vochtgehalte van het mengvoeder moet worden aangegeven als het hoger is dan:

    • a. 7% in kunstmelkvoeders en in andere mengvoeders met een gehalte aan melkproducten van meer dan 40%;

    • b. 5% in mineraalmengsels zonder organische bestanddelen;

    • c. 10% in mineraalmengsels met organische bestanddelen;

    • d. 14% in de andere mengvoeders.

    Bij mengvoeders waarvan het vochtgehalte de bovenstaande maxima niet overschrijdt, mag dat gehalte eveneens worden aangegeven.

  • 3 In afwijking van artikel 7:1:2, derde lid onder b mag het gehalte van 2,2% overschreden worden bij:

    • a. mengvoeders die toegestane minerale bindmiddelen bevatten,

    • b. mineraalmengsels,

    • c. mengvoeders, die voor meer dan 50% uit snijdsels of pulp van suikerbieten bestaan,

    • d. mengvoeders voor gekweekte vissen, met een gehalte aan vismeel van meer dan 15%, indien dit gehalte op het etiket af een begeleidend document wordt vermeld in een percentage dat is uitgedrukt ten opzichte van het mengvoeder als zodanig.

    Bij mengvoeders waarvan het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as onder de in artikel 7:1:2, derde lid en de in dit lid vastgestelde maxima's blijft, mag dat gehalte eveneens worden vermeld.

  • 4 Het is de ondernemer toegestaan, tezamen met de in het eerste lid voorgeschreven aanduidingen, slechts de volgende aanvullende aanduidingen in een daarvoor bestemd kader op of aan de buitenzijde van de verpakking aan te brengen, of ingeval de mengvoeders in los gestorte vorm in het verkeer worden gebracht op een begeleidend document te vermelden:

    • a. het kenmerk of het handelskenmerk van degene die overeenkomstig het eerste lid onder a is vermeld;

    • b. de naam van het land van productie of fabricage;

    • c. de prijs van het product;

    • d. de handelsbenaming of het handelsmerk van het product;

    • e. de fabricagedatum, aangegeven overeenkomstig artikel 7:3:3, derde lid;

    • f. een vermelding betreffende de toestand waarin het mengvoeder zich bevindt of de bijzondere behandeling die het heeft ondergaan;

    • g. in voorkomend geval de vermeldingen inzake de analytische bestanddelen in de gevallen genoemd in lid 3 en 4;

    • h. de vermeldingen genoemd in kolom 2, bij combinatie van de kolommen 1 en 4 van bijlage V;

    • i. de naam van de bereider en de plaats van vestiging van de bedrijfseenheid waarin het mengvoeder is bereid, indien de bereider niet verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde aanduidingen.

Artikel 7:3:2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ondernemer is verplicht bij het in het verkeer brengen van mengvoeders bestemd voor andere dieren dan gezelschapsdieren, bij de vermelding van voedermiddelen het volgende in acht te nemen:

    • a. opsomming van de voedermiddelen met specifieke naam als opgenomen in Bijlage II met vermelding, in afnemende volgorde van belangrijkheid, van de gewichtspercentages die in de mengvoeders voorkomen;

    • b. voor deze gewichtspercentages wordt een marge van +/- 15% van de aangegeven waarde getolereerd.

  • 2 De ondernemer is verplicht bij het in het verkeer brengen van mengvoeders bestemd voor gezelschapsdieren het volgende in acht te nemen:

    • a. vermelding van de specifieke naam van alle voedermiddelen als opgenomen in Bijlage II, hetzij onder opgave van het gehalte, hetzij in afnemende volgorde van belangrijkheid van hun gewichtspercentages, dan wel

    • b. vermelding van de categorieën, genoemd in bijlage VI, waartoe de betreffende voedermiddelen behoren, hetzij onder opgave van het gehalte hetzij in afnemende volgorde van belangrijkheid van hun gewichtspercentages. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. mag geen enkel voedermiddel worden vermeld behalve in de gevallen bedoeld in het vierde en vijfde lid.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, mogen ten aanzien van dieetvoeders de voedermiddelen worden vermeld als categorieën als genoemd in bijlage VI, zelfs wanneer de vermelding van bepaalde voedermiddelen met hun specifieke naam vereist is ter staving van de voedingskenmerken van het voeder.

  • 4 Wanneer een voedermiddel tot geen enkele van de in bijlage VI vermelde categorieën behoort, geschiedt vermelding van het voedermiddel door vermelding van de specifieke naam in de volgorde die wordt bepaald op basis van het gewichtspercentage van het voedermiddel ten opzichte van de categorieën.

  • 5 Het is de ondernemer toegestaan op de etikettering van mengvoeders voor gezelschapsdieren de aandacht te vestigen op de aanwezigheid van of op het lage gehalte aan een of meer voedermiddelen die voor de eigenschappen van dat voeder van wezenlijk belang zijn. In dat geval moet het minimum- of maximumgehalte uitgedrukt in gewichtspercentages van de gebruikte voedermiddel(en) duidelijk worden aangegeven naast de vermelding van de voedermiddelen of de categorieën ingevolge dit artikel.

  • 6 Het is de ondernemer toegestaan op de etikettering van dieetvoeders bestemd voor andere dieren dan gezelschapsdieren de aandacht te vestigen op de aanwezigheid van of op het lage gehalte aan een of meer voedermiddelen die voor de eigenschappen van dat voeder van wezenlijk belang zijn.

  • 7 Voor de toepassing van dit artikel worden niet als voedermiddel beschouwd toevoegingsmiddelen en bijzondere eiwit houdende producten als bedoeld in hoofdstuk 4.

Artikel 7:3:3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De datum van minimale houdbaarheid bedoeld in artikel 7:3:1, eerste lid onder i wordt als volgt aangegeven:

    • -

      "te gebruiken vóór" gevolgd door de datum (dag, maand en jaar) voor in microbiologisch opzicht zeer bederfelijke mengvoeders;

    • -

      "bij voorkeur te gebruiken vóór" gevolgd door de datum (dag indien gewenst, maand en jaar) voor de andere mengvoeders.

  • 2 Ingeval op grond van andere wettelijke voorschriften een datum van minimum houdbaarheid of een uiterste datum van garantie moet worden vermeld, wordt alleen de vermelding overeenkomstig het eerste lid aangebracht, waarbij uitsluitend de datum in aanmerking wordt genomen die het eerst verstrijkt.

  • 3 De fabricagedatum bedoeld in artikel 7:3:1, vierde lid onder e wordt als volgt aangegeven:

    "Gefabriceerd .... (aantal dagen, maanden of jaren aangegeven) vóór de aangegeven datum van minimale houdbaarheid."

Artikel 7:3:4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In afwijking van het bepaalde in artikel 7:3:1, eerste lid en artikel 7:3:2.

  • a. is het voor kleine hoeveelheden mengvoeders die rechtstreeks bestemd zijn voor de eindgebruiker voldoende dat de in deze leden bedoelde aanduidingen bij het verkooppunt door middel van een bij de betrokken mengvoeders aangebrachte duidelijk leesbare mededeling ter kennis van de koper worden gebracht;

  • b. zijn voor mengvoeders die ten hoogste uit drie voedermiddelen zijn samengesteld de aanduidingen ingevolge het eerste lid onder c. en in voorkomend geval onder d. van artikel 7:3:1, eerste lid niet vereist, indien duidelijk uit de benaming blijkt welke voedermiddelen zijn gebruikt;

  • c. is het voor verpakte mengvoeders toegestaan de aanduidingen als bedoeld in het eerste lid onder c. tot en met h. van artikel 7:3:1 aan te brengen op een bij de desbetreffende partij mengvoeder behorend begeleidend document;

  • d. zijn voor mengsels van hele zaden de in het eerste lid, onder e. en f. van artikel 7:3:1 bedoelde vermeldingen niet vereist; zij mogen echter wel worden aangegeven;

  • e. kunnen de benamingen "volledig diervoeder of "aanvullend diervoeder" voor diervoeder dat voor andere gezelschapsdieren dan honden en katten bestemd is, worden vervangen door de benaming "mengvoeder". In dat geval zijn de in deze verordening vereiste of toegestane vermeldingen de vermeldingen die, voor volledige diervoeders zijn voorgeschreven;

  • f. mogen voor mengvoeders voor gezelschapsdieren de benamingen "mengvoeder", "aanvullende diervoeder" en "volledig diervoeder" worden vervangen door onderscheidenlijk de benamingen "samengesteld voeder", "aanvullend samengesteld voeder" en "volledig samengesteld voeder";

  • g. mogen de aanduidingen als bedoeld in het eerste lid onder h tot en met k van artikel 7:3:1 buiten het in dat lid bedoelde kader worden aangebracht; in dat geval wordt naast deze aanduidingen aangegeven op welke plaats die gegevens zijn aangebracht.

7.5. Aanvullende bepalingen mengvoeders met toevoegingsmiddelen

[Vervallen per 18-10-2003]

Hoofdstuk 8. Ongewenste stoffen en producten

[Vervallen per 18-10-2003]

8.1. Bereiding

[Vervallen per 18-10-2003]

Artikel 8:4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het is de ondernemer verboden producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren, bij de bereiding van diervoeders te gebruiken, indien ze niet zuiver, niet deugdelijk en niet van gebruikelijke handelskwaliteit zijn en bij correct gebruik een gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu en de dierlijke productie ongunstig kunnen beïnvloeden.

  • 2 In het bijzonder worden producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren niet geacht zuiver, deugdelijk en van gebruikelijke handeiskwaliteit te zijn wanneer het gehalte aan ongewenste stoffen hoger is dan de in bijlage IX vastgestelde maximumgehalten.

  • 3 Het is de ondernemer verboden de materialen, genoemd in bijlage XI, in het verkeer te brengen of te gebruiken in diervoeders.

Hoofdstuk 9. Microbiologische bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 9:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien een ondernemer onderzoek heeft laten uitvoeren naar de aanwezigheid van Salmonella in door de ondernemer zelf genomen monsters van pluimveevoeders, stelt hij het productschap onverwijld na het bekend worden van het resultaat hiervan op de hoogte.

Artikel 9:2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ingevolge artikel 11:5 aangewezen controle instantie neemt bij de bereiders van mengvoeders voor pluimveemonsters, ter controle op de aanwezigheid van Salmonella.

  • 2 Indien in de in het eerste lid bedoelde monsters Salmonella wordt aangetoond neemt de bereide van mengvoeders voor pluimvee de volgende maatregelen:

    zowel in het geval waarin de ondernemer is erkend ingevolge het Besluit PDV erkenningsregeling GMP diervoedersector 2003 als in het geval waarin de ondernemer niet GMP-erkend is, de acties en maatregelen als bedoeld in paragraaf 4.13 en 4.14 van de Algemene GMP-code diervoedersector en van de Aanvullende GMP-code Handel en Productie Mengvoeders, van genoemd besluit alsmede de acties en maatregelen als bedoeld in artikel 3 sub d), laatste alinea van het Besluit Vvr bedrijfsinterne inspecties en controles GMP diervoedersector 1997.

  • 3 De secretaris kan de termijn bepalen waarbinnen de niet-erkende ondernemer de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, moet hebben genomen.

Artikel 9:3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 De procedure en voorwaarden voor erkenning voor laboratoria als bedoeld in het eerste lid, worden door de voorzitter in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij besluit vastgesteld.

  • 3 De namen, adressen en vestigingsplaatsen van erkende laboratoria worden vastgelegd in een openbaar register.

Hoofdstuk 10. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De in deze verordening voorgeschreven dan wel toegelaten aanduidingen dienen goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar te zijn vermeld en op deugdelijke wijze te zijn aangebracht.

  • 2 De aanduidingen dienen te worden aangebracht in de Nederlandse taal.

Artikel 10:2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor het in het verkeer brengen van producten binnen de Gemeenschap moeten de op het geleidedocument, op de verpakking, op de recipiënt of op het daaraan bevestigde etiket gedrukte gegevens zijn gesteld in tenminste één of meer talen die het land van bestemming kiest uit de nationale of officiële talen van de Gemeenschap.

Artikel 10:3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In afwijking van het bepaalde in artikel 10:1, tweede lid is het de ondernemer die producten invoert, toegestaan de in het land van herkomst voorgeschreven of toegelaten aanduidingen in ten minste één der talen van het land van herkomst te vermelden, mits iedere zending tevens vergezeld gaat van een begeleidend document met de voorgeschreven aanduidingen in de Nederlandse taal.

Artikel 10:4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing op producten, indien deze bestemd zijn voor uitvoer naar niet EER-landen en indien op de verpakking de aanduiding EXPORT is aangebracht:

    • -

      in letters van ten minste 2 cm hoogte op of aan een verpakking van meer dan 5 kg netto of op het begeleidend document dan wel

    • -

      in letters van ten minste 2 mm hoogte op een verpakking tot en met 5 kg netto.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het bepaalde in hoofdstuk 8 wel van toepassing op producten bestemd om te worden uitgevoerd naar niet EER-landen.

Artikel 10:5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor gebruik van bijzondere stikstofhoudende producten en toevoegingsmiddelen waarvoor geen vergunning of toestemming tot het gebruik onder andere voorwaarden is gegeven, kan een ontheffing worden verleend voor praktische proeven voor wetenschappelijke en niet-commerciële doeleinden voor zover

  • -

    de proeven plaatsvinden overeenkomstig de bij Richtlijn 87/153/EEG vast te stellen beginselen en voorwaarden en

  • -

    de ondernemer zich onderwerpt aan het toezicht als bedoeld in artikel 12:3

  • -

    de Adviescommissie Productregistratie een positief advies heeft gegeven.

Hoofdstuk 11. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 11:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De bepalingen van deze verordening gelden mede voor andere natuurlijke en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen, waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel 11:2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden aangemerkt als strafbare feiten.

Artikel 11:3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening vindt plaats overeenkomstig een door het bestuur vast te stelten verordening.

Artikel 11:4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het College van Deskundigen Diervoedersector kan in voorkomend geval gevraagd of ongevraagd advies uitbrengen over het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 11:5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11:6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Verordening PDV diervoeders 1998 wordt ingetrokken.

Artikel 11:7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PDV diervoeders 2003.

Den Haag, 11 april 2003

J.H.M. Kienhuis

voorzitter

J. den Hartog

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 12 juni 2003 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 20 mei 2003, nr. TRCJZ/2003/3854.

Bijlagen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bijlage I

p. 2

Bijlage II deel A

p. 17

Bijlage II deel B

p. 21

Bijlage II deel C

p. 32

Bijlage III

p. 33

Bijlage IV

p. 47

Bijlage V

p. 58

Bijlage Vla

p. 61

Bijlage Vlb

p. 63

Bijlage VII

p. 65

Bijlage VIII

p. 93

Bijlage IX

p. 94

Bijlage X deel A

p. 99

Bijlage X deel B

p. 100

Bijlage XI

p. 102

Bijlage I. bij Hoofdstuk 2, Erkenningen en registraties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Hoofdstuk I.1. Minimum erkenningsvoorwaarden als bedoeld in artikel 2:2, voor:

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

BEREIDERS VAN EN TUSSENPERSONEN IN TOEVOEGINGSMIDDELEN EN BIJZONDERE STIKSTOFHOUDENDE PRODUCTEN als bedoeld in artikel 2:1 respectievelijk hoofdstuk I.1.a)

Hoofdstuk I.1.a). : Producten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De volgende van de in Richtlijn 70/524/EEG bedoelde toevoegingsmiddelen en in Richtlijn 82/471/EEG bedoelde bijzondere stikstofhoudende producten ("producten"):

Toevoegingsmiddelen

-

Antibiotica:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Groeibevorderende stoffen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Vitaminen, provitaminen en stoffen met een gelijkwaardige werking, die chemisch duidelijk omschreven zijn:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Spoorelementen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Micro-organismen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Enzymen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Carotenoïden en xanthofyllen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Oxydatie tegengaande stoffen:

alleen stoffen met een vastgesteld maximumgehalte

Bijzondere stikstofhoudende producten

-

Proteïnen verkregen uit de volgende groepen micro-organismen: bacteriën, gist, algen, draadvormige schimmels:

alle tot de groep behorende producten (behalve subgroep 1.2.1. van bijlage III)

-

Bijproducten van de vervaardiging van aminozuren door gisting:

alle tot de groep behorende producten

-

Aminozuren en zouten daarvan:

alle tot de groep behorende producten

-

Hydroxy-analogen van aminozuren

alle tot de groep behorende producten

Hoofdstuk I.1.b). : Minimum erkenningsvoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Bedrijfsruimten - Apparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/ geplaatst, ontworpen, gebouwd, en onderhouden dat de werkzaamheden voor de vervaardiging van de betrokken "producten" adequaat kunnen worden uitgevoerd.

Bouwplan en ontwerp van de bedrijfsruimten en de apparatuur, en de wijze waarop zij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het verlagen van het risico van fouten en het mogelijk maken van doeltreffende reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, teneinde besmetting, met inbegrip van kruisbesmetting, en in het algemeen elke aantasting van de kwaliteit van het product te voorkomen.

Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor productiewerkzaamheden die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de producten, moeten adequaat en regelmatig worden gevalideerd volgens door de fabrikant schriftelijk vastgelegde procedures voor de productie van de producten.

2. Personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van de betrokken "producten". Er moet een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel, dat ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle. Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste kwaliteit van de betrokken "producten" te verkrijgen.

3. Productie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit. De fabrikant moet zich ervan verzekeren dat de productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces te bepalen, te valideren en te ondervangen.

Er moeten technische of organisatorische maatregelen worden genomen om kruisbesmetting en fouten te voorkomen. Er moeten voldoende passende middelen beschikbaar zijn om de controles tijdens het productÍeproces te verrichten.

4. Kwaliteitsbewaking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een persoon die de nodige kwalificaties bezit, moet met de kwaliteitsbewaking worden belast. De fabrikant moet een controlelaboratorium tot zijn beschikking hebben met voldoende personeel en materieel om te waarborgen dat en na te gaan of de "producten", met het oog op het in het verkeer brengen, aan de door de fabrikant omschreven specificaties voldoen en in overeenstemming zijn met de bepalingen van Richtlijn 70/524/EEG of Richtlijn 82/471/EEG. Het gebruik van een extern laboratorium is toegestaan.

Er moet een kwaliteitsbewakingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de krítieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses, de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties - voor voedermiddelen, werkzame stoffen, dragers, "producten".

Met het oog op de traceerbaarheid moeten, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de werkzame stof en van iedere partij "producten" die in het verkeer worden gebracht, of van ieder productiegedeelte in geval van continuproductie, voldoende monsters worden genomen en bewaard. Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten worden voorzien dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of abnormale aantasting van het monster uitgesloten is.

Zij moeten nog ten minste tot de uiterste garantiedatum van het eindproduct ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden.

5. Opslag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voedermiddelen, werkzame stoffen, dragers, en de "producten" die - al dan niet - aan de specificaties voldoen, moeten in passende recipiënten worden opgeslagen in ruimten die ontworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden en die uitsluitend toegankelijk zijn voor personen die daarvoor de toestemming van de fabrikant hebben.

Zij moeten zo worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting tussen de verschillende bovengenoemde producten, alsmede met geneeskrachtige stoffen wordt voorkomen.

De toevoegingsmiddelen moeten met name overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/524/EEG van een onmiddellijke verpakking en een etiket worden voorzien. De in Richtlijn 82/471/EEG bedoelde producten moeten overeenkomstig de bepalingen van die richtlijn van een etiket worden voorzien.

6. Documentatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

6.1. Documentatie inzake het productieproces en de controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant dient te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbewakingsplan. De fabrikant dient de resultaten van de controles te bewaren. Al deze documenten moeten bewaard worden om de productiehistorie van iedere in het verkeer gebrachte partij "producten" te kunnen traceren en in geval van klachten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen.

6.2. Gegevensbestand.

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen:

  • a) gegevensbestand van de toevoegingsmiddelen:

    • -

      aard en hoeveelheid van de geproduceerde toevoegingsmiddelen, productiedata en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie,

    • -

      naam en adres van de tussenpersonen of fabrikanten aan wie deze toevoegingsmiddelen zijn geleverd, met vermelding van de aard en de hoeveelheid van het geleverde toevoegingsmiddel en, indien van toepassing, het nummer van de partij of het productiegedeelte in geval van continuproductie;

  • b) gegevensbestand van de in Richtlijn 82/471/EEG bedoelde producten:

    • -

      de aard en de geproduceerde hoeveelheid van de "producten", de productiedatum en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie,

    • -

      naam en adres van de tussenpersonen of gebruikers (fabrikanten of fokkers) aan wie deze producten zijn geleverd, met vermelding van aard en hoeveelheid van de geleverde producten en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie.

7. Tussenpersonen als bedoeld bij “in het verkeer brengen” in artikel 2:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Wanneer de fabrikant toevoegingsmiddelen aan een andere persoon dan een fabrikant of in Richtlijn 82/471/EEG bedoelde producten aan een andere persoon dan een gebruiker (fabrikant of veehouder) levert, gelden voor die persoon en volgende tussenpersonen die deze van een onmiddellijke of een eindverpakking voorzien, opstaan en in het verkeer brengen, naar gelang het geval, de verplichtingen als vastgesteld in de punten 4, 5, 6.2 en 8, en, in geval van onmiddellijke verpakking, in punt 3.

8. Klachten en terugroepen van producten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant of iedere tussenpersoon die onder eigen naam een product in het verkeer brengt, dient een systeem op te zetten voor registratie en behandeling van klachten.

Hij moet tevens in staat zijn om, indien dat nodig blijkt, een systeem op te zetten voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden. De fabrikant dient via schriftelijke procedures de bestemming van de teruggeroepen producten te omschrijven en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw door de kwaliteitsbewaking beoordeeld worden.

Hoofdstuk I.2. Minimum erkenningsvoorwaarden als bedoeld in artikel 2:2, voor:

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

BEREIDERS VAN EN TUSSENPERSONEN IN VOORMENGSELS als bedoeld in artikel 2:1, met toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk I.2.a)

Hoofdstuk I.2.a). : Toevoegingsmiddelen in de voormengsels

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

-

Antibiotica:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Groeibevorderende stoffen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Vitaminen, provitaminen en stoffen met een gelijkwaardige werking, die chemisch duidelijk omschreven zijn:

A en D

-

Spoorelementen:

Cu en Se

Hoofdstuk I.2.b). : Minimum-erkenningsvoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Bedrijfsruimten - Apparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, ontworpen, gebouwd, en onderhouden dat de werkzaamheden voor de vervaardiging van de betrokken voormengsels adequaat kunnen worden uitgevoerd.

Bouwplan en ontwerp van de bedrijfsruimten en de apparatuur, en de wijze waarop zij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het verlagen van het risico van fouten en het mogelijk maken van doeltreffende reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, teneinde besmetting, met inbegrip van kruisbesmetting, en in het algemeen elke aantasting van de kwaliteit van het product te voorkomen. Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor productiewerkzaamheden die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de producten, moeten adequaat en regelmatig worden gevalideerd volgens door de fabrikant schriftelijk vastgelegde procedures.

Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient zo nodig een bestrijdingsplan te worden opgezet.

2. Personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van de betrokken voormengsels. Er moet een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel, dat ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle. Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste kwaliteit van de betrokken voormengsels te verkrijgen.

3. Productie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit.

De fabrikant moet zich ervan verzekeren dat de productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces, zoals bij voorbeeld verwerking van het toevoegingsmiddel in het voormengsel, volgorde van de productie, meet- en weegapparatuur, mengapparatuur en returns, te bepalen, te valideren en te ondervangen, zodat de gewenste kwaliteit van de betrokken voormengsels wordt verkregen, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/524/EEG.

Er moeten technische of organisatorische maatregelen worden genomen om kruisbesmetting en fouten te voorkomen.

4. Kwaliteitsbewaking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een persoon die de nodige kwalificaties bezit, moet met de kwaliteitsbewaking worden belast.

De fabrikant moet een controlelaboratorium tot zijn beschikking hebben met voldoende personeel en materieel om te waarborgen dat en na te gaan of de betrokken voormengsels aan de door de fabrikant omschreven specificaties voldoen en om met name de aard, het gehalte, de homogeniteit en de stabiliteit van de toevoegingsmiddelen in het voormengsel alsmede een zo laag mogelijk niveau van kruisbesmetting te waarborgen en te controleren. Het gebruik van een extern laboratorium is toegestaan.

Er moet een kwaliteitsbewakingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses, de naleving van de specificaties - en de bestemming in geval van niet-naleving van de specificaties - voor dragers, toevoegingsmiddelen, voormengsels ("producten").

Met het oog op de ''traceerbaarheid" moeten, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van iedere in het verkeer gebrachte partij voormengsels voldoende monsters worden genomen en bewaard. Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten worden voorzien dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of abnormale aantasting van het monster uitgesloten is.

Zij moeten nog ten minste tot de uiterste garantiedatum van het voormengsel ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden.

5. Opslag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De "producten" die - al dan niet - aan de specificaties voldoen, moeten worden opgeslagen in passende recipiënten of in ruimten die ontworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden en die uitsluitend toegankelijk zijn voor personen die daarvoor de toestemming van de fabrikant hebben.

Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient, zo nodig, een bestrijdingsplan te worden opgezet.

De "producten" moeten zo worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting tussen de verschillende producten en met geneeskrachtige stoffen wordt voorkomen. De voormengsels moeten overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/524/EEG van een onmiddellijke verpakking en een etiket worden voorzien.

6. Documentatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

6.1. Documentatie inzake het productieproces en de controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant dient te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbewakingsplan. De fabrikant dient met name de resultaten van de controles te bewaren. AI deze documenten moeten worden bewaard om de productiehistorie van iedere in het verkeer gebrachte partij voormengsels te kunnen traceren en in geval van klachten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen.

6.2. Gegevensbestand van de voormengsels

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen:

  • -

    naam en adres van de fabrikanten van toevoegingsmiddelen of van de tussenpersonen, de aard en de hoeveelheid van de gebruikte toevoegingsmiddelen en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie;

  • -

    de productiedatum van het voormengsel, het partijnummer, indien van toepassing;

  • -

    naam en adres van de tussenpersonen of fabrikanten van mengvoeders aan wie het voormengsel is geleverd, de leveringsdatum alsmede de aard en de hoeveelheid van het geleverde voormengsel en, indien van toepassing, het nummer van de partij.

7. Tussenpersonen als bedoeld bij “in het beheer brengen” in artikel 2:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Wanneer de fabrikant voormengsels levert aan een andere persoon dan een fabrikant van mengvoeders, gelden voor die persoon en volgende tussenpersonen die deze van een onmiddellijke en een eindverpakking voorzien, opslaan en in het verkeer brengen, naar gelang het geval, de verplichtingen als vastgesteld in de punten 4, 5, 6.2. en 8, en, in geval van onmiddellijke verpakking, in punt 3.

8. Klachten en terugroepen van producten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant of iedere tussenpersoon die onder eigen naam een product in het verkeer brengt, dient een systeem op te zetten voor registratie en behandeling van klachten. Hij moet tevens in staat zijn om, indien dat nodig blijkt, een systeem op te zetten voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden. De fabrikant dient via schriftelijke procedures de bestemming van de teruggeroepen producten te omschrijven en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw door de kwaliteitsbewaking beoordeeld worden.

Hoofdstuk I.3. Minimum erkenningsvoorwaarden als bedoeld in artikel 2:2, voor:

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

BEREIDERS VAN MENGVOEDERS als bedoeld in artikel 2:1, met voormengsels met toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk I.3.a)

Hoofdstuk I.3.a). : Toevoegingsmiddelen (in voormengsel-vorm) in de mengvoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

-

Antibiotica:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Groeibevorderende stoffen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

Hoofdstuk I.3.b). : Minimum erkenningsvoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Minimumvoorwaarden waaraan de in artikel 2:1 bedoelde bereiders van mengvoeders met voormengsels van toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk I.3.a) moeten voldoen

1. Bedrijfsruimten - Apparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, ontworpen, gebouwd en onder houden dat de werkzaamheden voor de vervaardiging van mengvoeders die voormengsels bevatten adequaat kunnen worden uitgevoerd. Bouwplan en ontwerp van de bedrijfsruimten en de apparatuur, en de wijze waarop zij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het verlagen van het risico van fouten en het mogelijk maken van doeltreffende reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, teneinde besmetting, met inbegrip van kruisbesmetting, en in het algemeen elke aantasting van de kwaliteit van het product zoveel mogelijk te voorkomen.

Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor productiewerkzaamheden die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de producten, moeten adequaat en regelmatig worden gevalideerd volgens de procedures die vooraf schriftelijk zijn vastgelegd door de fabrikant dan wel, in geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, eventueel door een externe gekwalificeerde persoon die op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt. Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient zo nodig een bestrijdingsplan te worden opgezet.

2. Personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van mengvoeders die voormengsels bevatten. Er moet – zo nodig, ook in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant – een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel, dat ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle.

Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste kwaliteit van de mengvoeders die voormengsels bevatten te verkrijgen.

3. Productie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

De fabrikant moet zich ervan verzekeren dat de productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces, zoals bij voorbeeld verwerking van het voormengsel in het mengvoeder, volgorde van de productie, meet- en weegapparatuur, mengapparatuur en returns, te bepraten, te valideren en te ondervangen, zodat de gewenste kwaliteit van de mengvoeders wordt verkregen, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 79/373/EEG.

Er moeten technische of organisatorische maatregelen worden genomen om kruisbesmetting en fouten zoveel mogelijk te voorkomen.

4. Kwaliteitsbewaking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De kwaliteitsbewaking moet worden toegewezen aan een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

De fabrikant moet een controlelaboratorium tot zijn beschikking hebben met voldoende personeel en materieel om te waarborgen dat en na te gaan of de mengvoeders die voormengsels bevatten, aan de door de fabrikant omschreven specificaties voldoen en om met name de aard, het gehalte, de homogeniteit van de toevoegingsmiddelen in het mengvoeder, alsmede een zo laag mogelijk niveau van kruisbesmetting en, in het geval van mengvoeders bestemd om in het verkeer te worden gebracht, de gehalten aan analytische bestanddelen (Richtlijn 79/373/EEG) te waarborgen en te controleren. Het gebruik van een extern laboratorium is toegestaan.

Er moet een kwaliteitsbewakingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses, de naleving van de specificaties - en de bestemming in geval van niet-naleving van de specificaties - voor de voedermiddelen, voormengsels en mengvoeders ("producten").

Volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure moeten van iedere partij mengvoeders of, in geval van continuproductie, van elk bepaald productiegedeelte voldoende monsters worden genomen, die, met het oog op de "traceerbaarheid" indien het in het verkeer gebrachte producten betreft, dan wel op reguliere wijze als het vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant betreft, moeten worden bewaard. Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of abnormale aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten gedurende een passende periode ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden.

5. Opslag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De "producten" die - al dan niet - aan de specificaties voldoen, moeten worden ongeslagen in passende recipiënten of in ruimten die ontworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden en die uitsluitend toegankelijk zijn voor personen die daarvoor de toestemming van de fabrikant hebben.

Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient zo nodig een bestrijdingsplan te worden opgezet.

De "producten" moeten zo worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting wordt voorkomen tussen de verschillende producten, alsmede met geneeskrachtige stoffen of medicinale voeders, dan wel met voedermiddelen die hoge gehaltes ongewenste stoffen en producten bevatten of met toevoegingsmiddelen. Mengvoeders bestemd om in het verkeer te worden gebracht, moeten voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 79/373/EEG.

6. Documentatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

6.1. Documentatie inzake het productieproces en de controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant dient te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbewakingsplan. De fabrikant dient met name de resultaten van de controles te bewaren. AI deze documenten moeten worden bewaard om de productiehistorie van iedere partij te kunnen traceren en in geval van klachten met betrekking tot in het verkeer gebrachte producten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen.

6.2. Gegevensbestand van de mengvoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Met het oog op de "traceerbaarheid" moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen:

  • -

    naam en adres van de fabrikanten van voormengsels of van de tussenpersonen, met vermelding van, indien van toepassing, het nummer van de partij, aard en hoeveelheid van het gebruikte voormengsel;

  • -

    aard en hoeveelheid van de geproduceerde voeders, met de productiedatum.

7. Klachten en terugroepen van producten (Niet van toepassing voor veehouders die uitsluitend voor de eigen veehouderij produceren)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant dient een systeem op te zetten voor registratie en behandeling van klachten.

Hij moet tevens in staat zijn om, indien dat nodig blijkt, een systeem op te zetten voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden. De fabrikant dient via schriftelijke procedures de bestemming van de teruggeroepen producten te omschrijven en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw door de kwaliteitsbewaking beoordeeld worden.

Hoofdstuk I.4. Minimum erkenningsvoorwaarden als bedoeld in artikel 2:2, voor:

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

BEREIDERS VAN MENGVOEDERS als bedoeld in artikel 2:1, met voedermiddelen met hoge gehaltes aan ongewenste stoffen of producten (voedermiddelen waarbij normen aan ongewenste stoffen of producten als bedoeld in bijlage IX overschreden worden: "betrokken voedermiddelen")

1. Bedrijfsruimten - Apparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, ontworpen, gebouwd en onderhouden dat de werkzaamheden voor de vervaardiging van mengvoeders uit de "betrokken voedermiddelen" adequaat kunnen worden uitgevoerd. Bouwplan en ontwerp van de bedrijfsruimten en de apparatuur, en de wijze waarop zij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het verlagen van het risico van fouten en het mogelijk maken van doeltreffende reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, teneinde besmetting, met inbegrip van kruisbesmetting, en in het algemeen elke aantasting van de kwaliteit van het product zoveel mogelijk te voorkomen. Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor productiewerkzaamheden die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de producten, moeten adequaat en op gezette tijden worden gevalideerd volgens de procedures die vooraf schriftelijk zijn vastgelegd door de fabrikant dan wel, in geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, door een externe gekwalificeerde persoon die op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient zo nodig een bestrijdingsplan te worden opgezet.

2. Personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van mengvoeders uit de "betrokken voedermiddelen". Er moet - zo nodig ook in geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant - een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel, dat ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle.

Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste kwaliteit te verkrijgen van de mengvoeders, vervaardigd uit de "betrokken voedermiddelen".

3. Productie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

De fabrikant moet zich ervan verzekeren dat de productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces, zoals bij voorbeeld de verwerking in het voeder van de "betrokken voedermiddel", de volgorde van de productie, meet- en weegapparatuur, mengapparatuur en returns, te bepalen, te valideren en te ondervangen, zodat de gewenste kwaliteit van de mengvoeders wordt verkregen, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 79/373/EEG.

Er moeten technische of organisatorische maatregelen worden genomen om kruisbesmetting en fouten zoveel mogelijk te voorkomen.

4. Kwaliteitsbewaking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De kwaliteitsbewaking moet worden toegewezen aan een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

De fabrikant moet een controlelaboratorium tot zijn beschikking hebben met voldoende personeel en materieel om te waarborgen dat en na te gaan of de betrokken mengvoeders aan de door de fabrikant omschreven specificaties voldoen en om met name de maximale gehalten aan ongewenste stoffen en producten in het mengvoeder en een zo laag mogelijk niveau van kruisbesmetting te waarborgen en te controleren, in het bijzonder naleving van de in Richtlijn 74/63/EEG vastgestelde maximumgehaltes aan ongewenste stoffen en producten en, in het geval van mengvoeders bestemd om in het verkeer te worden gebracht, de gehaltes aan analytische bestanddelen (Richtlijn 79/373/EEG). Het gebruik van een extern laboratorium is toegestaan.

Er moet een kwaliteitsbewakingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses, de naleving van de specificaties - en de bestemming in geval van niet-naleving van de specificaties - voor de voedermiddelen, met name die met hoge gehaltes aan ongewenste stoffen en producten, alsmede mengvoeders.

Volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure moeten van iedere partij mengvoeders of, in geval van continuproductie, van elk bepaald productiegedeelte voldoende monsters worden genomen, die met het oog op de "traceerbaarheid" indien het in het verkeer gebrachte producten betreft, dan wel op reguliere wijze als het vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant betreft, moeten worden bewaard. Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of abnormale aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op de verbruikstermijn van de mengvoeders.

5. Opslag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voedermiddelen, met name die met hoge gehaltes aan ongewenste stoffen en producten, alsmede mengvoerders - al dan niet - aan de specificaties voldoen, moeten worden opgeslagen in passende recipiënten of in ruimten die ontworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden.

Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient zo nodig een bestrijdingsplan te worden opgezet.

De producten moeten zo worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting wordt voorkomen tussen de verschillende bovengenoemde producten, alsmede met geneeskrachtige stoffen of met medicinale voeders, dan wel met toevoegingsmiddelen of voormengsels van toevoegingsmiddelen. Mengvoeders, bestemd om in het verkeer te worden gebracht, moeten voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 79/373/EEG.

6. Documentatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

6.1. Documentatie inzake het productieproces en de controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant dient te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbewakingsplan. De fabrikant moet de resultaten van de controles bewaren. AI deze documenten moeten worden bewaard om de productiehistorie van iedere partij te kunnen traceren en in geval van klachten met betrekking tot in het verkeer gebrachte producten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen.

6.2. Gegevensbestand van de mengvoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen:

  • -

    naam en adres van de leveranciers van voedermiddelen met hoge gehaltes aan ongewenste stoffen of producten met vermelding van de aard en het gehalte aan ongewenste stoffen of producten, de leveringsdatum;

  • -

    aard en hoeveelheid van de geproduceerde voeders, met de productiedatum.

7. Klachten en terugroepen van producten (Niet van toepassing voor veehouders die uitsluitend voor de eigen veehouderij produceren)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant dient een systeem op te zetten voor registratie en behandeling van klachten.

Hij moet tevens in staat zijn om, indien dat nodig blijkt, een systeem op te zetten voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden. De fabrikant dient via schriftelijke procedures de bestemming van de teruggeroepen producten te omschrijven en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw door de kwaliteitsbewaking beoordeeld worden.

Hoofdstuk II. Minimum registratie-voorwaarden, als bedoeld in artikel 2:2, voor:

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1) BEREIDERS VAN EN TUSSENPERSONEN IN TOEVOEGINGSMIDDELEN als bedoeld in artikel 2:1, voor zover het gaat om niet in hoofdstuk l.1.a) aangegeven toevoegingsmiddelen, waarvoor wél een maximumgehalte is vastgesteld;

  • 2) BEREIDERS VAN EN TUSSENPERSONEN IN VOORMENGSELS als bedoeld in artikel 2:1, met toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk II.a);

  • 3) BEREIDERS VAN MENGVOEDERS als bedoeld in artikel 2:1, met:

    • -

      voormengsels met toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk II. b);

    • -

      toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk II.a);

  • 4) BEREIDERS VAN MENGVOEDERS VOOR GEZELSCHAPSDIEREN als bedoeld in artikel 2:1, met toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk Il.b)

Hoofdstuk II.a)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

-

Vitaminen, provitaminen en stoffen met een gelijkwaardige werking, die chemisch duidelijk omschreven zijn:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen, m.u.v. vitaminen A en D

-

Spoorelementen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen, m.u.v. Cu en Se

-

Micro-organismen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Enzymen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Carotenoïden en xanthofyllen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Oxydatietegengaande stoffen:

alleen stoffen met een vastgesteld maximumgehalte

Hoofdstuk II.b)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

-

Vitaminen, provitaminen en stoffen met een gelijkwaardige werking, die chemisch duidelijk omschreven zijn:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Spoorelementen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Micro-organismen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Enzymen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Carotenoïden en xanthofyllen:

alle tot de groep behorende toevoegingsmiddelen

-

Oxydatietegengaande stoffen:

alleen stoffen met een vastgesteld maximumgehalte

Hoofdstuk II.c). : Minimum registratievoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Bedrijfsruimten - Apparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, ontworpen, gebouwd en onderhouden dat de werkzaamheden voor de productie van toevoegingsmiddelen, voormengsels van toevoegingsmiddelen, mengvoeders met betrokken toevoegingsmiddelen of voormengsels van toevoegingsmiddelen ("betrokken producten"), adequaat kunnen worden uitgevoerd.

2. Personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van de "betrokken producten".

3. Productie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

De fabrikant moet zich ervan vergewissen dat de productiewerkzaamheden zo worden uitgevoerd dat de gewenste kwaliteit van de "betrokken producten" wordt verkregen, overeenkomstig - naar gelang van het geval - de bepalingen van de Richtlijn 70/524/EEG of 79/373/EEG.

4. Kwaliteitsbewaking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De kwaliteitsbewaking moet worden toegewezen aan een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

De fabrikant moet een kwaliteitsbewakingsplan opstellen en uitvoeren om te waarborgen dat en na te gaan of de "betrokken producten" voldoen aan de door de fabrikant omschreven specificaties en aan de bepalingen van, naargelang het geval, de Richtlijn 70/524/EEG of 79/373/EEG.

Met het oog op de "traceerbaarheid" moeten monsters worden genomen en worden bewaard, indien zulks passend is van elke partij of elk productiegedeelte in geval van continuproductie of regelmatige productie. De monsters moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die afgestemd is op de verbruikstermijn van de mengvoeders.

In het geval van voeders voor gezelschapsdieren kan de fabrikant een passend en betrouwbaar gegevensbestandsysteem opstellen waarin partijen of specifieke productiegedeelten worden gekoppeld aan individuele partijen voormengsels of toevoegingsmiddelen die gebruikt zijn bij de productie van de voeders. Naar gelang de procedure die gevolgd wordt, moeten de monsters gereed product of de interne analyseresultaten hiervan ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die afgestemd is op de verbruikstermijn van de mengvoeders.

5. Opslag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voedermiddelen, toevoegingsmiddelen, dragers, voormengsels en mengvoeders moeten worden opgeslagen in ruimten die ontworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden.

De producten moeten zodanig worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting tussen de verschillende bovengenoemde producten en met geneeskrachtige stoffen of met medicinale voeders wordt voorkomen. De producten bestemd om in het verkeer te worden gebracht moeten, indien van toepassing, overeenkomstig de bepalingen van, naar gelang het geval, Richtlijn 70/524/EEG of 79/373/EEG van een onmiddellijke verpakking en een etiket worden voorzien.

6. Gegevensbestand

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen:

  • a) voor toevoegingsmiddelen:

    • -

      aard en hoeveelheid van de geproduceerde toevoegingsmiddelen, productiedata en, in voorkomend geval, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in gevat van continuproductie,

    • -

      naam en adres van de tussenpersonen of gebruikers (fabrikanten of veehouders) aan wie de toevoegingsmiddelen zijn geleverd, met vermelding van aard en hoeveelheid van de geleverde toevoegingsmiddelen en, in voorkomend geval, het partijnummer of het nummer van het productiegedeelte in geval van continuproductie;

  • b) voor voormengsels:

    • -

      naam en adres van de fabrikanten van toevoegingsmiddelen of van de tussenpersonen, aard en hoeveelheid van de gebruikte toevoegingsmiddelen en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie,

    • -

      productiedatum van het voormengsel, partijnummer indien van toepassing,

    • -

      naam en adres van de fabrikanten of tussenpersonen aan wie het voormengsel is geleverd en aard en hoeveelheid van het geleverde voormengsel, alsmede het partijnummer, indien van toepassing;

  • c) voor mengvoeders die voormengsels of toevoegingsmiddelen bevatten:

    • -

      naam en adres van de fabrikanten van het voormengsel of van de tussenpersonen, met vermelding van, indien van toepassing, het partijnummer, de aard en de hoeveelheid van het gebruikte voormengsel,

    • -

      naam en adres van de fabrikanten van het toevoegingsmiddel of van de tussenpersonen, aard en hoeveelheid van het gebruikte toevoegingsmiddel en het nummer van de partij of het productiegedeelte in geval van continuproductie,

    • -

      aard en hoeveelheid van de geproduceerde voeders, met productiedatum.

7. Tussenpersonen als bedoeld in artikel 2:1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Wanneer de fabrikant toevoegingsmiddelen levert aan een andere persoon dan een fabrikant of veehouder, dan wel voormengsels aan een andere persoon dan een fabrikant, gelden voor die persoon en volgende tussenpersonen die deze toevoegingsmiddelen of voormengsels voorzien van een onmiddellijke of een eindverpakking, opslaan en in het verkeer brengen, naar gelang van het geval de verplichtingen van de punten 4, 5, 6.2, en - in geval van onmiddellijke verpakking - de verplichtingen van punt 3.

Bijlage II. bij Hoofdstuk 3, Verkeer voedermiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deel A. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

I. Verklarende aantekeningen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. De voedermiddelen zijn in de lijst van deel B opgenomen en benoemd met inachtneming van de volgende criteria:

    • -

      de oorsprong van het product/bijproduct, bijvoorbeeld plantaardig, dierlijk, mineraat;

    • -

      het deel van het product/bijproduct dat wordt gebruikt, bijvoorbeeld geheel, zaden, knollen, beenderen;

    • -

      de bewerking die het product/bijproduct heeft ondergaan, bijvoorbeeld ontdopping, extractie, verhitting en/of het daarbij verkregen product/ bijproduct, bijvoorbeeld vlokken, zemelen, pulp, vet;

    • -

      de rijpheid van het product/bijproduct en/of de kwaliteit van het product/ bijproduct, bijvoorbeeld "met een laag glucosinolaatgehalte", "vetrijk", "suiker arm".

  • 2. De lijst in deel B is onderverdeeld in twaalf hoofdstukken:

    • 1. Granen en daarvan afgeleide producten en bijproducten

    • 2. Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

    • 3. Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

    • 4. Knollen, wortels en daarvan afgeleide producten en bijproducten

    • 5. Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

    • 6. Voedergewassen en ruwvoedergewassen

    • 7. Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

    • 8. Melkproducten

    • 9. Producten van landdieren

    • 10. Vis, andere zeedieren en daarvan afgeleide producten en bijproducten

    • 11. Mineralen

    • 12. Diversen

Deze onderverdeling in hoofdstukken kan niet gebruikt worden bij de vermelding van categorieën van voedermiddelen als bedoeld in artikel 7:3:2 van de Verordening. Vermelding van categorieën van voedermiddelen in het kader van de etikettering dient te geschieden conform de uitgebreidere indelingen van bijlage Vla respectievelijk VIb.

II. Bepalingen met betrekking tot de botanische zuiverheid

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, moeten voedermiddelen, voorzover dat in verband met "good manufacturing practices" mogelijk is, vrij zijn van chemische onzuiverheden die direct verband houden met het gebruik, tijdens het fabricageproces, van technische hulpmiddelen als bedoeld in Richtlijn 70/524/EEG, tenzij voor een bepaald voedermiddel een maximumgehalte is vastgesteld in deel B van Bijlage II.

  • 2. Voor in deel B en deel C vermelde producten en bijproducten moet de botanische zuiverheid ten minste 95% bedragen voorzover in deel B of deel C geen andere waarde is vastgesteld. Als botanische onzuiverheden worden beschouwd:

    • a) natuurlijke maar onschadelijke vreemde bestanddelen (bijvoorbeeld stro- en kafdeeltjes, zaden van andere geteelde soorten, onkruidzaden);

    • b) onschadelijke resten van andere oliehoudende zaden of vruchten, afkomstig van een eerdere be- of verwerking, voor zover de hoeveelheid van deze resten 0,5 % niet overschrijdt.

  • 3. De voornoemde gehalten hebben betrekking op het gewicht van het product of bijproduct als zodanig.

III. Bepalingen inzake de benamingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Wanneer bij de benaming van een in deel B vermeld voedermiddel één of meer woorden tussen haakjes zijn opgenomen, mag het gedeelte tussen haakjes naar believen worden toegevoegd of weggelaten; bijvoorbeeld voor "soja(bonen)olie" mag zowel de benaming "sojabonenolie" als de benaming "sojaolie" worden gebruikt.

IV. Bepalingen betreffende het glossarium

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In het hierna volgende glossarium wordt verwezen naar de belangrijkste procédés die worden gebruikt voor de vervaardiging van de voedermiddelen die zijn vermeld in deel B en deel C van deze bijlage. Wanneer in de namen van deze voedermiddelen een naam of term uit dit glossarium voorkomt, moet het te gebruiken procédé in overeenstemming zijn met de gegeven definitie.

Procédé

Definitie

Gebruikelijke naam/ Benaming

Concentreren

Verhogen van het gehalte aan bepaalde stoffen door het onttrekken van water of andere bestanddelen

Concentraat

Ontdoppen2

Het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de buitenste lagen van graankorrels, zaden, vruchten, noten, enz.

Ontdopt, gedeeltelijk ontdopt

Drogen

Het onttrekken van water door middel van een kunstmatig of een natuurlijk procédé

Gedroogd (zon of kunstmatig)

Extraheren

Het onttrekken, met behulp van een organisch oplosmiddel, van vet of olie aan bepaalde voedermiddelen, dan wel met behulp van een waterig oplosmiddel, van suiker of andere in water oplosbare componenten. Bij gebruik van een organisch oplosmiddel moet het daarbij verkregen product technisch vrij zijn van dat oplosmiddel

Schroot (voor oliehoudend materiaal)

Melasse, pulp (voor suikerhoudend materiaal of andere in water oplosbare componenten)

Extruderen

Het onder druk door gaatjes persen of duwen van stoffen. Zie ook voorverstijfselen

Geëxtrudeerd

Vlokken

Het walsen van vochtig materiaal dat een hittebehandeling heeft ondergaan

Vlokken

Malen

Fysische bewerking van graankorrels met het doel de grootte van de partikels te verminderen en de scheiding in afzonderlijke fracties te vergemakkelijken (hoofdzakelijk meel, zemelgrint en gries)

Meel, zemelgrint, nameel, gries

Verhitten

Algemene term voor een aantal hittebehandelingen die onder specifieke omstandigheden worden toegepast om effect uit te oefenen op de voederwaarde of op de structuur van het materiaal

Geroosterd, gekookt, hitte behandeld

Harden

Het omzetten van onverzadigde glyceriden in verzadigde glyceriden (harden van oliën en vetten)

Gehard, gedeeltelijk gehard

Hydrolyseren

Het splitsen in eenvoudiger chemische bestanddelen door een passende behandeling met water en eventueel enzymen of zuur/base

Gehydrolyseerd

Persen

Onttrekken door mechanisch extraheren (met een schroef- of andere pers) en eventueel warmte, van vet/olie aan oliehoudende producten of sap uit vruchten of andere plantaardige producten

Schilfers3

(bij oliehoudende producten)

Pulp, draf (bij vruchten, enz .)

Geperste bietenpulp (bij suikerbieten)

Pelletiseren

Samenpersen met behulp van een matrijs

Pellet, gepelletiseerd

Voor-verstijfselen

Het modificeren van zetmeel om het zwelvermogen in koud water aanzienlijk te verhogen

Voorverstijfseld, gezwollen

Raffineren

Het geheel of gedeeltelijk verwijderen van onzuiverheden uit suikers, oliën, vetten en andere natuurlijke producten door middel van een chemische of fysische behandeling

Geraffineerd, gedeeltelijk geraffineerd

Nat malen

Het langs mechanische weg scheiden van de afzonderlijke delen van de pit/korrel na inweken met water, waaraan mogelijk zwaveldioxide is toegevoegd ten behoeve van extractie van zetmeel

Kiem, gluten, zetmeel

Breken

Het langs mechanische weg transformeren van graankorrels of andere voedermiddelen teneinde de grootte ervan te verminderen

Gebroken, het breken

Ontsuikeren

Het geheel of gedeeltelijk onttrekken van mono- en disachariden aan melasse of andere suikerhoudende stoffen door middel van een chemisch of een fysisch procédé

Ontsuikerd, gedeeltelijk ontsuikerd

V. Bepalingen inzake de overeenkomstig deel B en deel C aan te geven of te vermelden gehalten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. De aangegeven of de te vermelden gehalten hebben betrekking op het gewicht van het voedermiddel als zodanig, tenzij anders is vermeld.

  • 2. Behoudens de bepalingen van artikel 3 en artikel 6, lid 3, onder b), van de richtlijn en voor zover in deel B of deel C van deze bijlage geen ander gehalte is vastgesteld, moet het watergehalte van het voedermiddel worden aangegeven als het hoger is dan 14% van het gewicht van het voedermiddel. Bij voedermiddelen waarvan het vochtgehalte het bovenstaande maximum niet overschrijdt, moet dat gehalte op verzoek van de koper worden aangegeven.

  • 3. Behoudens de bepalingen van artikel 3 van de richtlijn en voor zover in deel B of deel C van deze bijlage geen ander gehalte is vastgesteld, moet het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as worden aangegeven als het hoger is dan 2,2 % ten opzichte van de droge stof.

VI. Bepalingen inzake denaturerende middelen en bindmiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Wanneer producten als bedoeld in deel B, kolom 2, of in deel C, kolom 1, worden gebruikt om voedermiddelen te denatureren of te binden, moet het volgende worden vermeld:

  • -

    denaturerende middelen: aard en hoeveelheid van de gebruikte producten,

  • -

    bindmiddelen: aard van de gebruikte producten.

In het geval van bindmiddelen mag de hoeveelheid van de gebruikte producten 3% van het totaalgewicht niet overschrijden.

VII. Bepalingen inzake de etikettering van voedermiddelen die bestaan uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Bij voedermiddelen die bestaan uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit, dient in de etikettering de volgende vermelding te worden aangebracht: "Dit voedermiddel bestaat uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit dat niet aan herkauwers mag worden vervoederd.''

    Deze bepaling geldt niet voor:

    • -

      melk en melkproducten,

    • -

      gelatine,

    • -

      gehydroliseerd eiwit met een molecuulgewicht van minder dan 10.000 dalton, dat:

      • a) is verkregen uit huiden, afkomstig van dieren die in een slachthuis zijn geslacht, waarbij door een officiële dierenarts een antemortemkeuring is verricht overeenkomstig hoofdstuk VI van bijlage I bij Richtlijn 64/433/EEG, en op grond van die keuring geschikt zijn bevonden om overeenkomstig die richtlijn te worden geslacht; en

      • b) is vervaardigd met gebruikmaking van een productieprocédé waarbij de nodige maatregelen worden getroffen om verontreiniging van de huiden zoveel mogelijk te voorkomen, de huiden worden gepekeld, gekalkt en intensief gewassen en het materiaal vervolgens wordt blootgesteld aan een pH van meer dan 11 gedurende meer dan drie uur bij een temperatuur van meer dan 80°C en de huiden vervolgens een hittebehandeling ondergaan bij meer dan 140°C gedurende 30 minuten bij een druk van meer dan 3,6 bar, of, met gebruikmaking van een gelijkwaardig, door de Commissie, na raadpleging van het terzake bevoegde Wetenschappelijk Comité, goedgekeurd procédé; en

      • c) komt uit inrichtingen die een programma inzake interne controles (HACCP) uitvoeren.

        • -

          dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen,

        • -

          gedroogd plasma en andere bloedproducten.

Deel B. Niet-exclusieve lijst van de belangrijkste voedermiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. GRANEN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN EN BIJPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

1.01

Haver

Korrels van Avena sativa L. en andere gecultiveerde haversoorten

 

1.02

Havervlokken

Product verkregen door het stomen en het pletten van gepelde havervlokken

Zetmeel

1.03

Havergries

Bijproduct dat wordt verkregen bij verwerking van geschoonde, gepelde haver tot havergrutten en meel. Het bestaat hoofdzakelijk uit haverzemelen en een geringe hoeveelheid endosperm

Ruwe celstof

1.04

Haverschillen en -zemelen

Bijproduct dat wordt verkregen bij de verwerking van geschoonde haver tot havergrutten. Het bestaat hoofzakelijk uit haverschillers en zemelen

Ruwe celstof

1.05

Gerst

Korrels van Hordeum vulgare L.

 

1.06

Gerstepelmeel

Bijproduct dat wordt verkregen bij de verwerking van geschoonde en gepelde gerst tot gort, grutten of bloem

Ruwe celstof

1.07

Gersteiwit

Gedroogd bijproduct van de bereiding van gerstzetmeel. Het bestaat hoofdzakelijk uit bij de afscheiding van het zetmeel verkregen eiwitbestanddelen

Ruw eiwit Zetmeel

1.08

Rijst, gebroken

Bijproduct van de bereiding van gepolijste of geglansde rijst Oryza sativa L.; bestaat in hoofdzaak uit kleine en/of gebroken korrels

Zetmeel

1.09

Rijstvoermeel (bruin)

Bijproduct verkregen bij de eerste slijping van gepelde rijst, dat in hoofdzaak bestaat uit zilverhuidjes en deeltjes van de aleuronlaan, het endosperm en de kiem

Ruwe celstof

1.10

Rijstvoermeel (wit)

Bijproduct verkregen bij de tweede slijping van gepelde rijst, dat in hoofdzaak bestaat uit deeltjes van de aleuronlaan, het endosperm en de kiem

Ruwe celstof

1 11

Calciumcarbonaat- houdend rijstevoermeel

Bijproduct verkregen bij het slijpen van rijst, dat in hoofdzaak bestaat uit zilverhuidjes, deeltjes van de aleuronlaag, het endosperm en de kiem en een veranderlijke hoeveelheid calciumcarbonaat dat tijdens de bewerking is toegevoegd

Ruwe celstof Calciumcarbonaat

1.12

Voermeel van voorgekookte rijst

Bijproduct verkregen bij het slijpen van voorgekookte rijst, dat in hoofdzaak bestaat uit zilverhuidjes, deeltjes van de aleuronlaag, het endosperm en de kiem en een veranderlijke hoeveelheid calciumcarbonaat dat tijdens de bewerking is toegevoegd

Ruwe celstof Calciumcarbonaat

1.13

Gemalen voederrijst

Product verkregen door het malen van voederrijst die bestaat uit hetzij groene onrijpe dan wel krijtachtige korrels die door zeven bij de bereiding van gepelde rijst zijn verkregen, hetzij normaal gevormde gepelde, gevlekte of gele rijstkorrels

Zetmeel

1.14

Rijstkiemschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de kiemen van rijst, waaraan nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof

1.15

Rijstkiemschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de kiemen van rijst, waaraan nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit

1.16

Rijstzetmeel

Technisch zuiver uit rijst verkregen zetmeel

Zetmeel

1.17

Millet (gierst)

Graankorrels van Panicum millaceum L.

 

1.18

Rogge

Graankorrels van Secale cereale L.

 

1.19

Roggevoerbloem4

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde rogge, dat overwegend bestaat uit deeltjes van het endosperm, en ook fijne schildelen en een geringe hoeveelheid andere bestanddelen van de korrel bevat

Zetmeel

1.20

Roggegries

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde rogge, dat overwegend bestaat uit deeltjes van de schil, voor het overige uit bestanddelen van de korrel, die niet zo vergaand van endosperm ontdaan zijn als bij de roggezemelgrint

Ruwe celstof

1.21

Roggezemelgrint

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde rogge, dat overwegend bestaat uit deeltjes van de schil en uit korreldeeltjes waaruit het endesperm grotendeels is verwijderd

Ruwe celstof

1.22

Sorghum

Graankorrels van Sorghum bicolor (L.) Moench s.l.

 

1.23

Tarwe

Graankorrels van Triticum aestivurn L., Triticum durum Dosf. en andere gecultiveerde tarwesoorten

 

1.24

Tarwevoerbloem5

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde tarwekorrels of ontdopte spelt, dat overwegend bestaat uit deeltjes van het endosperm en voorts uit fijne schildelen en enkele andere delen van de korrel

Zetmeel

1.25

Tarwegries

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde tarwekorrels of ontdopte spelt, dat overwegend bestaat uit delen van de schil en voorts uit korreldeeltjes waaruit minder endesperm is verwijderd dan bij tarwezemelgrint

Ruwe celstof

1.26

Tarwezemelgrint6

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde tarwekorrels of ontdopte spelt, dat overwegend bestaat uit delen van de schil en uit korreldeeltjes waaruit het endosperm grotendeels is verwijderd

Ruwe celstof

1.27

Tarwekiemen

Bijproduct van de bereiding van bloem, dat overwegend bestaat uit al dan niet geplette tarwekiemen, waaraan eventueel nog delen van het endosperm en van de schil hechten

Ruw eiwit

Ruw vet

1.28

Tarwegluten

Gedroogd bijproduct van de bereiding van tarwezetmeel, dat overwegend bestaat uit glutenbestanddelen die verkregen worden bij het afscheiden van het zetmeel

Ruw eiwit

1.29

Tarweglutenvoer

Bijproduct van de bereiding van tarwezetmeel en tarwegluten. Het bestaat uit zemelen waarvan de kiem al dan niet gedeeltelijk verwijderd is, en gluten, waaraan zeer geringe hoeveelheden na het zeven overblijvende breukkorrels en zeer geringe hoeveelheden residuen van de zetmeelhydrolyse toegevoegd mogen zijn

Ruw eiwit Zetmeel

1.30

Tarwezetmeel

Technisch zuiver, uit tarwe verkregen zetmeel

Zetmeel

1.31

Tarwezetmeel, voorverstijfseld

Tarwezetmeel dat door een hittebehandeling sterk voorverstijfseld is

Zetmeel

1.32

Spelt

Korrels van spelt Triticum spelta L., Tritcium dioccum Schrank, Triticum monococcum

 

1.33

Triticale

Graankorrels van de Triticum X Secale hybride

 

1.34

Mais

Korrels van Zea Mays L.

 

1.35

Maïsgries 7

Bijproduct van de bereiding van bloem of griesmeel uit maïs, dat hoofdzakelijk bestaat uit delen van de schil en uit korreldeeltjes, waaruit minder endosperm is verwijderd dan bij maïszemelgrint

Ruwe celstof

1.36

Maïszemelgrint

Bijproduct van de bereiding van bloem of griesmeel uit maïs, dat hoofdzakelijk bestaat uit delen van de schil en uit een geringe hoeveelheid maïskiemdeeltjes en aanhechtende deeltjes van het endosperm

Ruwe celstof

1.37

Maïskiemschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit door droge of natte verwerking verkregen maïskiemen, en waaraan eventueel nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit

Ruw vet

1.38

Maïskiemschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit door droge of natte verwerking verkregen maïskiemen, en waaraan eventueel nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit

1.39

Maïsglutenvoer8

Bijproduct van de bereiding van maiszetmeel door middel van de natte methode. Het bestaat uit zemelen en gluten, waaraan na het zeven van de maïs overblijvende residuen, tot ten hoogste 15 gewichtsprocent, en/of residuen van het zwelwater van maïs dat is gebruikt bij de vervaardiging van alcohol of andere zetmeelderivaten, zijn toegevoegd. Het product mag bovendien residuen bevatten van de extractie van olie uit maïskiemen door middel van de natte methode.

Ruw eiwit Zetmeel

Ruw vet, wanneer >4,5%

1.40

Maïsgluten

Gedroogd bijproduct van de bereiding ban maiszetmeel. dat in hoofdzaak bestaat uit gluten Verkregen bij het afscheiden van het zetmeel

Ruw eiwit

1.41

Maiszetmeel

Technisch zuiver, uit maïs verkregen zetmeel

Zetmeel

1.42

Maïszetmeel, voorverstijfseld 9

Maïszetmeel dat door een hittebehandeling is voorverstijfseld

Zetmeel

1.43

Moutkiemen

Bijproduct van de mouterij, dat voornamelijk bestaat uit de gedroogde kiemwortels van gekiemde granen

Ruw eiwit

1.44

Gedroogde bierbostel

Bijproduct van de brouwerij, verkregen door het drogen van de residuen van gemoute en ongemoute granen en andere zetmeelhoudende producten

Ruw eiwit

1.45

Gedroogde spoeling10

Bijproduct van de alcoholdistilleerderij, verkregen door het drogen van de vaste residuen van gegiste granen

Ruw eiwit

1.43

Donkere gedroogde spoeling11

Bijproduct van de distilleerderij, verkregen door drogen van de vaste residuen van gegiste granen, waaraan een deel van de spoelingsiroop of de geëvaporeerde draf is toegevoegd

Ruw eiwit

2. OLIEHOUDENDE ZADEN, OLIEHOUDENDE VRUCHTEN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN EN BIJPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

2.01

Grandnotenschilfers van gedeeltelijk ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de gedeeltelijk ontdopte vruchten van de grondnoot Arachis hypogaea L. en andere Arachis-soorten (maximumgehalte aan ruwe celstof: 16% in de droge stof)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.02

Grondnotenschroot van gedeeltelijk ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de gedeeltelijk ontdopte vruchten van de grondnoot (maximumgehalte aan ruwe celstof: 16% in de droge stof)

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.03

Grondnotenschilfers van ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van die door persing uit de ontdopte vruchten van de grondnoot

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.04

Grondnotenschroot van ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de ontdopte vruchten van de grondnoot

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.05

Kool- en raapzaad 12

Zaden van koolzaad Brassica napus L. ssp. oeifera (Metzg.) Sinsk., van Indische sarson Brassica napus L. var. glauca (Roxb.) O.E. Schulz en van raapzaad Brassica campestris L. ssp. oleifera (Mtzg.) Sinsk. (botanische zuiverheidsgraad minimaal 94%)

 

2.06

Kool- en raapzaadschilfers13

Bijproduct van de winning van olie door persing van kool- en raapzaad (botanische zuiverheidsgraad minimaal 94%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.07

Kool- en raapzaadschroot 14

Bijproduct van de winning van olie door extractie van kool- en raapzaad (botanische zuiverheidsgraad minimaal 94%)

Ruw eiwit

2.08

Kool- en raapzaadschillen

Bijproduct verkregen bij het schillen van kool- en raapzaad

Ruw celstof

2.09

Saffloerzaadschroot gedeeltelijk ontdopt

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit gedeelterijk ontdopt saffloerzaad Cartharnus thclorius L

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.10

Kokosschilfers

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit gedroogde, door de zaadhuid bedekte endospern van het zaad van de kokospalm Coccs nucifera L

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.11

Kokosschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit het gedroogde door de zaadhuid bedekte endosperm van het zaad van de kokospalm

Ruw eiwit

2.12

Palmpitschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit het de zoveel mogelijk van de steenschaal ontdane zaden van de volgende soorten oliepalm: Elaeis guineensis Jacq., Corozo oleifera (H.B.K.) - L.H. Balley (Elaeis malanoccocca auct.)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.13

Palmpitschroot

Bijproduct van de winning van die door extractie uit de zoveel mogelijk van de steenschaal ontdane zaden van de olie palm

Ruw eiwit Ruwe celstof

2.14

Sojabonen, getoast

Sojabonen Glycine max. (L.) Merr., die een passende hittebehandeling hebben ondergaan (ureasewerkzaamheid: maximaal 0.4 ma N/g x min.)

 

2.15

Sojaschroot, getoast

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit sojabonen die een adequate hittebehandeling hebben ondergaan (ureasewerkzaamheid: maximaal 0,4 mg N/g x min.)

Ruw eiwit

Ruwe celstof, wanneer > 8%

2.16

Sojaschroot, geschild, getoast

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit geschilde sojabonen die een passende hittebehandeling hebben ondergaan (maximumgehalte van ruwe celstof: 8% in de droge stof ) (ureasewerkzaamheid maximaal 0,5 mg N/g x min.)

Ruw eiwit

2.17

Soja-eiwitconcentraat

Product dat wordt verkregen uit geschilde sojabonen waaruit het vet is geëxtraheerd en dat verder is geëxtraheerd om het gehalte aan andere oplosbare bestanddelen dan eiwitten te verlagen

Ruw eiwit

2.18

Plantaardige olie15

Olie uit gewassen

Vochtgehalte, wanneer > 1%

2.19

Soja(bonen)schillen

Bijproduct verkregen bij het schillen van de sojaboon

Ruwe celstof

2.20

Katoenzaad

Zaden van de katoenplan Gossypium spp. die van zaadpluis zijn ontdaan

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.21

Katoenzaadschroot van gedeeltelijk ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de van zaadpluis ontdane en gedeeltelijk ontdopte zaden van de katoenplant (maximum gehalte aan ruwe celstof: 22,5% in de droge stof)

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.22

Katoenzaadschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de van zaadpluis ontdane zaden van de kantoenplant

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.23

Nigerzaadschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit nigerzaad Guizotia abyssinica (L.f) Cass.

(in HCI onoplosbare as: max. 3,4%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.24

Zonnebloemzaad

Zaad van de zonnebloem Helianthus annuus L.

 

2.25

Zonnebloemzaadschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit zaad van zonnebloem

Ruw eiwit

2.26

Zonnebloemzaadschroot van gedeeltelijk ontdopt

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit gedeeltelijk ontdopt zaad van zonnebloemen (maximumgehalte aan ruwe celstof: 27,5% in de droge stof

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.27

Lijnzaad

Zaad van lijnzaad Linum usitatkimum L. (botanische zuiverheidsgraad minimaal 93%)

 

2.28

Lijnzaadschillfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit lijnzaad (botanische zuiverheidsgraad minimaal 93%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruw celstof

2.29

Lijnzaadschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit lijnzaad (botanische zuiverheidsgraad minimaal 93%)

Ruw eiwit

2.30

Olijfschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie van uitgeperste olijven Olea europaea L., waaruit delen van de pit zoveel mogelijk zijn verwijderd

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.31

Sesamschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit sesamzaad Sesamum indicum L. (in HCI onoplosbare as: max. 5%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.32

Cacaoschroot van gedeeltelijk ontdopte bonen

Bijproduct van de winning van olie, verkregen door extractie uit gedroogde en geroosterde gedeeltelijk ontdopte cacaobonen Theobma cacao L.

Ruw eiwit

Ruw celstof

2.33

Cacaodoppen

Zaadhuiden van de gedroogde en geroosterde cacaobonen Theobma cacao L.

Ruwe celstof

3. ZADEN VAN PEULVRUCHTEN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN EN BIJPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

3.01

Sissererwten

Zaden van Cicer arietinum L.

 

3.02

Guarschroot

Bijproduct verkregen na extractie van het bindmiddel uit de zaden van Cyamopsis tetragonoloba (L.) Taub.

Ruw eiwit

3.03

Linzenwikke

Zaden van Ervum ervlia L.

 

3.04

Zaailathyrus16

Zaden van Lathyrus sativus L. die een gepaste hittebehandeling hebben ondergaan

 

3.05

Linzen

Zaden van Lens culinarus a.o. Modik

 

3.06

Niet-bittere lupinen

Zaden van Lupinus spp. met een laag bitterstofgehalte

 

3.07

Bonen, getoast

Zaden van Phaseolus of Vigna spp. die een gepaste hittebehandeling hebben ondergaan om de giftige lecitinen te vernietigen

 

3.08

Erwten

Zaden van Pisum spp.

 

3.09

Erwtenslijpmeel

Bijproduct van de bereiding van erwtenbloem dat overwegend bestaat uit deeltjes van de zaadlob en in mindere mate uit de schillen van erwten

Ruw eiwit Ruwe celstof

3.10

Erwtenzemelen

Bijproduct van de bereiding van erwtenbloem dat overwegend bestaat uit de schillen die afgescheiden worden bij het schillen en schonen van de erwten

Ruwe celstof

3.11

Paardebonen

Zaden van Vicia faba L. ssp. faba var. equina Pers. en var. minute (Alef.) Mansf.

 

3.12

Vicia articulata

Zaden van Vicia monanthos Dosf.

 

3.13

Wikken

Zaden van Vicia sativa L. var. sativa en andere variëteiten

 

4. KNOLLEN EN WORTELS EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN EN BIJPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

4.01

(Suiker)bieten-pulp

Bijproduct van de suikerbereiding, dat bestaat uit de na extractie overgebleven gedroogde delen van suikerbieten Bete vulgaris L. ssp. vulgaris var. altissima Doell (maximumgehalte aan in HCI onoplosbare as: 4,5% van de droge stof)

In HCI onoplosbare as, wanneer > 33% van de droge stof Totaal suikers (sacharose), wanneer > 10,5%

4.02

(Suiker)bieten-melasse

Bijproduct, bestaande uit het stroopachtige residu dat wordt verkregen bij de bereiding of het raffineren van bietsuiker

Totaal suikers (sacharose)

Vochtgehalte wanneer > 28%

4.03

(Suiker)bieten-pulp (gemelasseerd)

Bijproduct van de bereiding van suiker, bestaande uit gedroogde suikerbietenpulp, waaraan melasse is toegevoegd

(maximumgehalte aan in HCI onoplosbare as: 4,5% in de droge stof)

Totaal suikers (sacharose) In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5 in de

4.04

(Suiker)biet-vinasse

Bijproduct verkregen na de fermentatie van bietmelasse bij de productie van alcohol, gist, citroenzuur of andere organische stoffen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 35%

4.05

(Biet)suiker 17

Uit suikerbieten gewonnen suiker

Saccharose

4.06

Bataten (zoete aardappelen)

Knollen van lpomoea batates (L.) Poir, ongeacht hun aanbiedingsvorm

Zetmeel

4.07

Maniok18

Wortelknollen van Manihot esculenta Crantz, ongeacht hun aanbiedingsvorm (maximumgehalte aan in HCI onoplosbare as: 4,5% (in de droge stof)

Zetme 1 januari 1999

In HCI

3,5 %

4.08

Maniokzetmeel, 19

voorverstijfseld

Uit maniokwortels verkregen zetmeel dat door een gepaste hittebehandeling vergaand is verstijfseld

Zetmeel

4.09

Aardappelvezels

Bijproduct van de bereiding van aardappelzetmeel Solanum tubersum L

 

4.10

Aardappelzetmeel

Technisch zuiver, uit aardappelen verkregen zetmeel

Zetmeel

4.11

Aardappeleiwit

Gedroogd bijproduct van de bereiding van aardappelzetmeel, dat hoofdzakelijk bestaat uit eiwitbestanddelen die verkregen worden bij het afscheiden van het zetmeel

Ruw eiwit

4.12

Aardappelvlokken

Product verkregen door het drogen op walsen van gewassen, al dan niet geschilde en gestoomde aardappelen

Zetmeel

Ruwe celstof

4.13

Ingedikt aardappelsap

Residu van de aardappelbereiding waaraan een deel van de eiwitten en van het water onttrokken zijn

Ruw eiwit

Ruwe as

4.14

Voorverstijfseld aardappelzetmeel

Sterk voorverstijfseld aardappelzetmeelproduct

Zetmeel

5. OVERIGE ZADEN EN VRUCHTEN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN EN BIJPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

5.01

Johannesbrood-meel

Product verkregen door het malen van gedroogde, van de zaden ontdane vruchten (peulen) van de Johannesbroodboom Ceratonia siliqua L.

Ruwe celstof

5.02

Citruspulp

Bijproduct dat overblijft na het persen van citrusvruchten Citrus ssp. bij de bereiding van citrussap

Ruwe celstof

5.03

Vruchtenpulp20

Bijproduct dat overblijft na het persen van pit- of steenvruchten bij de bereiding van vruchtensap

Ruwe celstof

5.04

Tomatenpulp

Bijproduct dat overblijft na het persen van tomaten Solanum lycopersicum Karst. bij de bereiding van tomatensap

Ruwe celstof

5.05

Druivenpitten-schroot

Bijproduct verkregen bij het extraheren van de olie uit de druivenpitten

Ruwe celstof, wanneer > 45%

5.06

Druivenpulp

Na het extraheren van de alcohol snel gedroogde draf van druiven, die zoveel mogelijk van steeltjes en pitten ontdaan is

Ruwe celstof, wanneer > 25%

5.07

Druivenpitten

Uit druivendraf geëxtraheerde, niet ontoliede pitten

Ruw vet

Ruwe celstof, wanneer 45%

6. VOEDERGEWASSEN EN RUWVOEDERGEWASSEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

6.01

Luzernemeel21

Product verkregen door het drogen en malen van jonge luzerne Medicago sativa L.en Medicago varia Martyn Het mag echter maximaal 20% jong klaver of andere voedergewassen bevatten, die gelijktijdig met de luzerne gedroogd en gemalen zijn

Ruw eiwit

Ruwe celstof In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% van de droge stof

6.02

Luzernepulp

Gedroogd bijproduct verkregen door het persen van sap uit luzerne

Ruw eiwit

6.03

Luzerne-eiwitconcentraat

Product verkregen door kunstmatig drogen van fracties van geperst luzernesap, dat is gecentrifugeerd en dat een hittebehandeling heeft ondergaan om de eiwitten neer te slaan

Caroteen

Ruw eiwit

6.04

Klavermeel 22

Product verkregen door het drogen en malen van jonge klaver Trifolium spp. Het mag echter maximaal 20% jonge luzerne of andere voedergewassen bevatten, die gelijktijdig met de klaver gedroogd en gemalen zijn

Ruw eiwit

Ruwe celstof

In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% van de droge stof

6.05

Grasmeel 2324

Product verkregen door het drogen en malen van jong weidegras

Ruw eiwit

Ruwe celstof In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% van de droge stof

6.06

Stro 25

Stro van granen

 

6.07

Behandeld stro 26

Product verkregen door een passende behandeling van stro

Natrium, indien behandeld met NaOH

7. OVERIGE PLANTEN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN EN BIJPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

7.01

(Suiker)riet-melasse

Bijproduct bestaande uit het stroopachtige residu van het bereiden of raffineren van suiker uit suikerriet Saccharum officinarum L.

Totaal suikers (Sacharose) Vochtgehalte, wanneer > 30%

7.02

(Suiker)riet-vinasse

Bijproduct verkregen na fermentatie van suikerrietmelasse bij de bereiding van alcohol, gist, citroenzuur of andere organische stoffen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 35%

7.03

(Riet)suiker 27

Uit suikerriet gewonnen suiker

Sacharose

7.04

Zeewier, gedroogd

Product verkregen door het drogen en malen van zeewier, vooral bruinwieren. Het product kan zijn gewassen om het jodiumgehalte te verlagen

Ruwe as

8. MELKPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

8.01

Magere-melkpoeder

Product verkregen door hel onttrekken van vocht aan ontvette melk

Ruwe eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 5%

8.02

Karnemelk-poeder

Product verkregen door het onttrekken van vocht aan de vloeistof die overblijft na het karnen van boter

Ruw eiwit

Ruw vet

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 6%

8.03

Weipoeder

Product verkregen door het drogen van de vloeistof die overblijft na de bereiding van kaas, kwark of caseïne, of na een ander soortgelijk proces

Ruw eiwit

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 8%

8.04

Weipoeder, melksuikerarm

Product verkregen door het drogen van wei waaraan een deel van de melksuiker is onttrokken

Ruw eiwit

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 8%

8.05

Gedroogd melkeiwit28

Product verkregen door het drogen van uit wei of melk langs chemische of fysische weg afgescheiden eiwitverbindingen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 8%

8.06

Caseïnepoeder

Product verkregen uit magere melk of karnemelk door het drogen van caseïne, die door middel van zuren of stremsel is neergeslagen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 10%

5.07

Lactosepoeder

Door middel van zuiveren en drogen aan melk of wei onttrokken suiker

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 5%

9. PRODUCTEN VAN LANDDIEREN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

9.01

Diermeel29

Product verkregen door het verhitten, drogen en malen van warmbloedige landdieren of delen daarvan, al dan niet gedeeltelijk ontvet door middel van extractie of langs fysische weg. Het product moet nagenoeg vrij zijn van hoeven en hoorn, borstels, haren en veren, alsmede van maag- en darminhoud (minimumgehalte aan ruw eiwit: 50% in de droge stof) (totaal fosforgehalte: max. 8%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe as

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.02

Vleesbeendermeel 30

Product verkregen door het verhitten, drogen en malen van warmbloedige landdieren of delen daarvan, al dan niet gedeeltelijk ontvet door middel van extractie of langs fysische weg. Het product moet nagenoeg vrij zijn van hoorn en hoeven, borstels, haren en veren, alsmede van maag- en darminhoud

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruw as

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.03

Beendermeel

Product verkregen door het drogen, verhitten en fijnmalen van - door middel van extractie of langs fysische weg - vergaand ontvette beenderen van warmbloedige landdieren. Het product moet nagenoeg vrij zijn van haren, borstels, veren, hoorn en hoeven, alsmede van maag- en darminhoud

Ruw eiwit

Ruwe as

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.04

Vetkanen

Product dat overblijft na de winning van talg, reuzel en andere, door middel van extractie of langs fysische weg verkregen vetten van dierlijke oorsprong

Ruw eiwit

Ruwe vet

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.05

Pluimveemeel31

Product verkregen door het verhitten, drogen en malen van bijproducten van geslacht pluimvee. Het product moet nagenoeg vrij zijn van veren.

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe as

In HCI onoplosbare as, wanneer * 3.3%

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.06

Verenmeel, gehydrolyseerd

Product verkregen door hydrolyseren, drogen en malen van veren van pluimvee

Ruw eiwit In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,4%

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.07

Bloedmeel

Product verkregen door het drogen van bloed van geslachte warmbloedige dieren. Het product moet nagenoeg vrij zijn van vreemde bestanddelen

Ruw eiwit Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.08

Dierlijk vet32

Product dat bestaat uit vet van warmbloedige landdieren

Vochtgehalte, wanneer >1%

10. VIS EN ANDERE ZEEDIEREN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN EN BIJPRODUCTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

10.01

Vismeel 33

Product verkregen door de bewerking van vissen of delen van vissen, waaraan een deel van de olie kan zijn onttrokken, maar waaraan het visperssap weer kan zijn toegevoegd

(in HCI onoplosbare as: max 2,2%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe as, wanneer > 20%

Vochtgehalte, wanneer > 8%

10.02

Visperssap, ingedikt

Bij de vervaardiging van vismeel verkregen product dat door drogen of verzuren afgescheiden en gestabiliseerd is

Ruw eiwit

Ruw vet

Vochtgehalte, wanneer > 5%

10.03

Visolie

Uit vis of delen van vis verkregen olie

Vochtgehalte, wanneer > 1%

10.04

Visolie, geraffineerd, gehard

Uit vis of delen van vis verkregen olie die is geraffineerd en gehydrogeneerd

Joodgetal

Vochtgehalte, wanneer > 1%

11. MINERALEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

11.01

Koolzure voederkalk (calciumcarbonaat)34

Product verkregen door het malen van stoffen die calciumcarbonaat opleveren, bijvoorbeeld kalksteen, krijt, schelpen van mosselen of oesters, of door precipitatie uit een zuuroplossing

Calcium

In HC onoplosbare as, wanneer > 5%

11.02

Koolzure magnesiavoederkalk (calcium-magnesium-carbonaat)

Natuurlijk mengsel van calciumcarbonaat en magnesiumcarbonaat

Calcium

Magnesium

11.03

Koolzure algenkalk

In de uit voorkomend, uit kalkalgen ontstaan product, gemalen of gekorreld

Calcium

In HC onoplosbare as, wanneer > 5%

11.04

Magnesiumoxide

Technisch zuiver magnesiumoxide (MgO)

Magnesium

11.05

Magnesium-sulfaat

Technischzuiver magnesiumsulfaat (MgS04.7H20)

Magnesium

Zwavel

11.06

Dicalcium-fosfaat35

Geprecipiteerd calciummonowaterstoffosfaat uit beenderen of anorganisch materiaal (CaHPO4.XH2O)

Calcium

Totaal fosfor

11.07

Mono-dicalciumfosfaat

Langs chemische weg verkregen product dat is samengesteld uit gelijke delen dicalciumfosfaat en monocalciumfosfaat CaHPO4-Ca(H2PO4)2H2O

Totaal fosfor

Calcium

11.08

Natuurlijk voederfosfaat, gedefluoreerd

Product verkregen door het malen van in de natuur voorkomende fosfaten die zijn gezuiverd en op gepaste wijze gedefluoreerd

Totaal fosfor

Calcium

11.09

Beendermeel, ontlijmd

Ontvette, ontlijmde, gesteriliseerde, gemalen beenderen

Totaal fosfor

Calcium

11.10

Monocalcium-fosfaat

Technisch zuiver calcium-bis (diwaterstoffosfaat) (Ca(H2PO4)2XH2O)

Totaal fosfor

Calcium

11.11

Calcium-magnesium-fosfaat

Technisch zuiver calcium-magnesiumfosfaat

Calcium

Magnesium

Totaal fosfor

11.12

Monoammonium-fosfaat

Technischzuiver monoammoniumfosfaat (NH4H2PO4)

Totaal stikstof

Totaalfosfor

11.13

Natriumchloride36

Technisch zuiver natriumchloride of product verkregen door het malen van natuurlijke natriumchloridebronnen, bijvoorbeeld steenzout en zeezout

Natrium

11.14

Magnesium-propionaat

Technisch zuiver magnesiumproprionaat

Magnesium

11.15

Magnesium-fosfaat

Technisch zuiver dimagnesiumfosfaat (MgHPO4.xH2)

Totaal fosfor

Magnesium

11.16

Natriumcalcium- magnesium-fosfaat

Product dat bestaat uit natriumcalciummagnesiumfosfaat

Totaal fosfor

Magnesium

Calcium

Natrium

11.17

Mono-natriumfosfaat

Technisch zuiver mononatriumfosfaat (MaH2PO.H2O)

Totaal fosfor

Natrium

11.18

Natrium-bicarbonaat

Technisch zuiver natriumbicarbonaat (NaHCO3)

Natrium

12. DIVERSEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

12.01

Bakkerij- en deegwarenproducten en bijproducten

Product of bijproduct verkregen bij de bereiding van brood, met inbegrip van fijn bakkerswerk, biscuits en deegwaren

Zetmeel

Totaal suikers (sacharose)

12.02

Producten en bijproducten van de zoetwarenindustrie

Product of bijproduct verkregen bij de bereiding van suikerwerk, inclusief chocolade

Totaal suikers (sacharose)

12.03

Product en bijproducten van de banketbakkerij en consumptie-ijs bereiding37

Bij de vervaardiging van gebak, taarten of consumptie-ijs verkregen product of bijproduct

Zetmeel

Totaal suikers (sacharose)

Ruw vet

12.04

Vetzuren

Bijproduct verkregen bij het ontzuren, door middel van loog of door distillatie, van oliën en vetten van onbepaalde plantaardige of dierlijke oorsprong

Ruw vet

Vochtgehalte, wanneer > 1%

12.05

Vetzuurzouten38

Product verkregen door vetzuren in zout om is zeven met calciumnatrium- of kaliumhydroxide

Ruw vet

Ca (of Na of K, naar gelang van het geval)

Deel C. Bepalingen inzake de benaming en vermelding van bepaalde bestanddelen van niet in de lijst opgenomen voedermiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Wanneer voedermiddelen in het verkeer worden gebracht die niet zijn opgenomen in de lijst in deel B van deze bijlage, moeten de in kolom 2 van de onderstaande tabel genoemde bestanddelen worden vermeld overeenkomstig artikel 3:2, lid 1, onder d) van de verordening. Niet in de lijst van deel B opgenomen voedermiddelen moeten worden benoemd overeenkomstig de in deel A.l.1 van deze bijlage vermelde criteria.

Voedermiddel uit de volgende categorie

Verplichte vermelding

1

2

Granen

 

Van granen afgeleide productenen bijproduct en

Zetmeel indien > 20%

Ruw eiwit, indien > 10%

Ruw vet, indien > 5%

Ruwe celstof

Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten

 

Van oliehoudende zaden en oliehoudende vruchten afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit

Ruw vet, indien > 5%

Ruwe celstof

Zaden en peulvruchten

 

Van zaden van peulvruchten afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit, indien > 10%

Ruwe celstof

Knollen, wortels

 

Van knollen en wortels afgeleide producten en bijproducten

Zetmeel

Ruwe celstof

In HCI onoplosbare as, indien > 3,5%

Overige producten en bijproducten van de suikerbietverwerkende suikerindustrie

Ruwe celstof, indien > 15%

Totaal suikers (sacharose)

In HCI onoplosbare as, indien > 3,5%

Overigezaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit

Ruwe celstof

Ruw vet, indien > 10%

Voedergewassen en ruwvoedergewassen

Ruw eiwit, indien > 10%

Ruwe celstof

Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit, indien > 10%

Ruwe celstof

Productenen bijproducten van de suikerrietverwerkende suikerindustrie

Ruwe celstof, indien> 15% Totaal suikers (saccharose)

Melkproducten en bijproducten

Ruw eiwit

Vochtgehalte, indien > 5%

Lactose, indien > 10%

Producten van landdieren

Ruw eiwit indien > 10%

Ruw vet, indien > 5%

Vochtgehalte, indien > 8%

Vis, andere zeedieren en daarvan afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit indie n> 10%

Ruw vet, indien > 5%

Vochtgehalte, indien > 8%

Mineralen

Desbetreffende mineralen

Diversen

Ruw eiwit, indien > 10%

Ruwe celstof

Ruw vet, indien > 10%

Zetmeel, indien > 30%

Totaal suikers (sacharose), indien > 10%

Bijlage III. bij Hoofdstuk 4, Bijzondere stikstofhoudende producten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1

2

3

4

539

6

740

Benaming van de groepen van producten

Benaming van het product

Benaming van het werkzame bestanddeel of vermelding van het micro-organisme

Voedingsubstraat (eventuele specificaties)

Gegevens met betrekking tot de samenstelling van het product

Diersoorten

Speciale voorzieningen

1 UIT DE VOLGENDE GROEPEN MICRO- ORGANISMEN VERKREGEN EIWITTEN

           

1.1 Bacteriën

           

1.1.1 op methanol gekweekte bacteriën

1.1.1.1 Eiwitachtige fermentproducten verkregen door Methylophilus methyloptrophys op methanol te kweken.

Methylophilus methylotrophus, stam NCIB 10.515

Methanol

-Ruw eiwit: min. 68%

-Buigingsindex 50

-Varkens

-Kalveren

-Pluimvee

-Vissen

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het product: -benaming van het product

-ruw eiwit

-totaal as

-totaal vet

-vochtgehalte

-gebruiksaanwijzing

-vermelding: "inademen vermeiden:"

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

-procentueel aandeel van het product in het mengvoeder.

1.1.2 Op aardgas gekweekte bacteriën

1.1.2.1 Eiwitachtige fermentproduct verkregen door Methylococous capsulatus (Bath), Alcaligenes acidovorans. Bacillus brevis, Bacillus firmus op aardgas te kweken en waarvan de cellen zijn gedood

Methylococcus capsulatus, (Bath)- stam NCIB 11132, Alcaligenes acidovoransstam NCIB 12387, Bacillus brevisstam NCIB 12387, Bacillus brevisstam NCIB 13288, Bacillus finnusstam NCIB 13280

Aardgas: (ongeveer 91% methaan, 5% methaan, 2% pro-paan, 0,5% iso-butaan. 0,5%n-butaan, 1% andere bestanddelen), ammonium, mineralen zouten

Ruw eiwit: minimum 65%

- Mestvarkens van 25 tot 60 kg

- kalveren vanaf 80 kg

- zalm

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het product:

-benaming van het product: "eiwitachtig fermentprodukt verkregen door Methylococcus capsulatus (Bath), Alcaligenes aci-dovorans. Bacillus brevis en Bacillus firmus op aard-gas te kweken"

-ruw eiwit

-ruwe as

- ruw vetten

-vochtgehalte

-gebruiksaanwijzing

-maximumaandeel van het product in voedermiddel :

-8% mestvarkens

-8% kalveren

-19% zalm (zoet water)

-33% zalm (zeewater)

- de vermelding: "Inademen vermijden'

1 .2 Gist

           

1.2.1 Gist gekweekt op substraten van dierlijke of plantaardige oorsprong

Alle gist verkregen uit micro-organismen en substraten als bedoeld in kolom 3, respectievelijk kolom 4 waarvan de cellen zijn gedood.

Saccharomyces ceravisiae, Saccharomyces carlsbergiensis Kluyveromyces lactis kluyveromyces fragilis

Melasse, distillatieresiduen, granen en zetmeelhoudende producten, vruchtensappen, wei, melkzuur. gehydroliseerde plantaardige vezels

-

Alle diersoorten

-

1.2.2 Gist gekweekt op anders substraten dan die welke zijn vermeld onder 1.2.1

-

-

-

-

-

-

1.3 Algen

-

-

-

-

-

-

1.4 Draadvormige -schimmel

-

-

-

-

-

-

1.4.1 Nevenproductten van via fermentatie bereide antibiotica

1.4.1.1 Mycelium, nat bijproduct van de bereiding van penicilline, geënsileerd met Lactobacillus brevis, plantarum, sake, collinoides en Streprococcus lactis om de penicilline te inactiveren, en verhit.

Stikstofverbinding penicillium chryaogenum stam ATCC 48271

Diverse koolhydraten an producten daarvan

Stikstof uitgedrukt in ruw eiwit: min. 7%

Herkauwers

varkens

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het product:

  • - de vermelding: 'Silage van mycelium verkregen bij de bereiding van penicilline"

  • - gehalte aan stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit

  • - gehalte aan ruwe as

  • - diersoort of categorie

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder:

  • - de vermelding 'Silage van mycelium verkregen bij de bereiding van penicilline

2 EIWITVRIJE STIKSTOFVERBINDINGEN

           

2.1 Ureum en derivaten daarvan

2.1.1 Ureum, technisch zuiver

CO(NH2)2

-

Ureum: min. 97%

Herkauwers vanaf het begin van het herkauwen

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het product:

  • -vermelding: "ureum", "buret", "ureumfosfaat", "isobutylideen diureum" ai naar het geval;

  • -stikstofgehalte; bovendien bij product 2.1.3 het fosforgehalte;

  • -Diersoort of categorie

Verklaring op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder:

  • - de vermelding: "ureum", "biuret",' "isobuthylideen diureum", al naar het geval:

  • -aandeel van het product in het voedermiddel;

  • -gehalte aan proteïne vrije stikstofverbindingen uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal ruw eiwit)

  • -aanduiding in gebruiksaanwijzing van het totaal gehalte aan proteïnevrije stikstof dat al naar gelang van de diersoort of categorie in het dagelijks rantsoen niet mag worden overschreden.

 

2.1.2 Biuret technisch zuiver

(CONH2)2-NH

-

Biuret: min. 97%

 

2.1.3 Ureumfosfaat technisch zuiver

CO(NH2)2- H3PO4

-

Stikstof: min. 16.5% Fosfor: min. 18%

 

2.1.4. Isobutyil- deendiureum, technisch zuiver

(CH3)2-(CH)2 (NHCONH2)2

-

Stikstof: min. 30% Isobutyraldehyd: min. 35%

2.2 Ammoniumzouten

2.2.1 Ammoniumlactaat, verkregen door gisting door Lactobacillus bulgaricus

CH3CHOHCOONH 4

Wei

Stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit: min. 44%

 

Verklaring op het etiket of verpakking van het product:

  • -de vermelding "door gisting verkregen ammoniumlactaat"

  • -stikstof uitgedrukt in ruw eiwit

  • -ruwe as

  • -vocht

  • - diersoort of categorie

Verklaring op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder:

  • -de vermelding "door gisting verkregen ammoniumlactaat"

  • -aandeel van het product in het gehalte voedermiddel

  • -gehalte aan proteïnevrije stikstofverbindingen, uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal eiwit)

  • aanduiding in de gebruiksaanwijzing van het totaal gehalte aan proteïnevrije stikstof, dat al naar gelang van de diersoort of categorie in het dagelijks rantsoen niet mag worden overschreden.

 

2.2.2 Ammoniumacetaat, waterachtige oplossing

H3COONH4

-

Ammoniumacetaat: min. 55%

Herkauwers vanaf het begin van herkauwen

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het product:

  • - de vermelding "Ammoniumacetaat"

  • -stikstofgehalte en vochtgehalte

  • -diersoort of categorie

Verklaringen op het etiket of de verpakking van mengvoeder:

  • -de vermelding "Ammoniumacetaat'

  • - procentueel aandeel van het product in het mengvoeder

  • - gehalte aan niet van eiwitten afkomstig stikstof uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal ruw eiwit)

  • - vermelding in gebruiksaanwijzing van het totale gehalte niet van eiwitten afkomstig stikstof dat naar gelang van de diersoort of categorie, in het dagelijks rantsoen niet mag worden overschreden.

 

1.2.3

Ammoniumsulfaat, waterachtige oplossing

(NH4)2S04

-

Ammoniumsulfaat

Melkkoeien vanaf het begin van het verkauwen

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het product:

  • -de vermelding "ammoriumsulfaat"

  • -het gehalte aan stikstof en het vochtgehalte

  • - de diersoort

-voor jonge herkauwers mag het gehalte in het dagelijkse rantsoen ten hoogste 0,5% bedragen

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder:

  • -de vermelding "ammoniumsulfaat"

  • -aandeel van het product in het voedermiddel

  • -gehalte aan proteïnevrije stikstofverbindingen, uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal eiwit)

  • -aanduiding in de gebruiksaanwijzing van het totaalgehalte aan proteïnevrije stikstof, dat al naar gelang van de diersoort in het dagelijkse rantsoen niet mag worden overschreden

  • -voor jonge herkauwers mag het gehalte in het dagelijkse rantsoen ten hoogste û,59% bedragen"

2.3 Nevenproducten van de door gisting verkregen aminozuren

2.3.1 Geconcentreerde vloeibare bijproductenvan de bereiding van L-glutaminezuur door gisting door Coryne-bacterium melassecola

Ammoniumzouten en andere stikstofverbindingen

Saccharose, melasse, zetmeel- houdende produkten en hydro-lyseproducten daarvan

Stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit: min 48%

Herkauwers en vanaf het begin van het herkauwen

Verklaringen op het etiket of op de verpaking van het product:

  • -stikstof uitgedrukt in ruw eiwit

  • -ruwe as

  • -vocht

  • -diersoort of categorie

Verklaring op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder

  • - de vermelding "bijproducten van de bereiding van L- glutamine-zuur voor product 2.3.1;" bijproducten van de bereiding van L- lysine" voor product 2.3.2;

  • -gehalte aan proteinvrije stikstofverbindingen ruw eiwit (in % totaal ruw eiwit);

  • -aanduiding in de gebruiksaanwijzing van het totaalgehalte aan proteïnevrije stikstof dat al naar gelang van de diersoort of categorie in het dagelijkse rantsoen niet mag worden overschreden.

 

2.3.2 Geconcentreerde vloeibare bijproducten van de bereiding van L-lysinemonohydrochloride door gisting door Brevibactenum lactofermentum

Ammoniumzouten en andere stikstofverbindingen

Saccharose, melasse, zetmeel- houdende produkten en hydro- lyseproducten

Stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit: min 45%

Herkauwers en vanaf het begin van het herkauwen

3 AMINOZUREN EN ZOUTEN DAARVAN

           

3.1 Methionine

3.1.1 DL-Methionine, technisch zuiver

CH3 S(CH2)2- (NH2)-COOH

-

DL-methionine: min. 98%

Alle dier soorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van product:

  • - de vermelding "DL- methionine" voor product 3.1.1 "N-hydroxymethyl-DL- methioninecal- ciumdihydraat" voor product 3.2.1.

 

3.2.1 N-Hydroxy- methyl DL-methionine-calciumdihydraat, technisch zuiver

[CH3S(CH2)2-CH)NH-CH2OH)- COO]2Ca-2H2O

-

DL-methionine: min. 67%

Herkauwers vanaf het begin van herkauwen

Formaldehyde: max. 14%

Calcium: min. 9%

 

3.1.3 Zink-methionine, technisch zuiver

[CH3S(CH2)2-CH(NH2)-COO]2Zn

 

DL-Methionine: min. 80%

Zn: max 18.5%

Alle diersoorten

"Zink-methionine" voor product 3.1.3

  • -het gehalte aan DL-methionine

  • -vochtgehalte

  • -de diersoort of categorie voor product 3.1.2 en 3.1.3

 

3.1.4 Vloeibaar concentraat van DL- methionine-natrium, technisch zuiver

(CH3- S(CH2)2- CH(NH2)-COO)Na

-

DL-methionine: min. 40%

Natrium: min. 6.2%

Alle diersoorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het product:

  • - de vermelding "vloeibaar concentraat van methionine-natrium"

  • - gehalte aan DL- methionine

  • - vochtgehalte

 

3.1.5 DL- methionine, technisch zuiver, beschermd met copolymer

vinyl/pyridine/styreen

CH3S(CH2)2-CH(NH2)-COOH

-

DL-Methionine: min. 65%

Copolymeer vinylpyridine/styreen: max

3%

Melkkoeien

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het product:

  • - de vermelding "methione, beschermd met het copolymer vinyl-pyridine/styreen"

  • - het gehalte aan DL methionine en het vochtgehalte

  • - de diersoort

3.2 Lysine

3.2.1 L-Lysine, technisch zuiver

NH2-(CH2)4- CH(NH2)-COOH

-

L-Lysine min. 98%

Alle dier- soorten

Verklaring op het etiket of op de verpakking van het Product:

  • -de vermelding "L- lysine" voor product 3.2.1 "vloeibaar concentraat van L- lysine" voor product 3.2.2

  • -"L-lysine-monohydrochloride" voor product 3.2.3

  • -"Vloeibaar concentraat van L- lysine-hydromonohloride voor product 3.2.4.

  • -"L-lysine en bijproducten ervan verkregen door gisting" voor product 3.2.5;

3.2.2 Vloeibaar concentraat van L-Lysine (base)

NH2-(CH2)4- CH(NH2)-COOH

Saccharose, melasse, zetmeel-houdende produkten en hydrolyse-producten daarvan.

L-Lysine min. 50%

 

3.2.3 L-Lysine- monohydrochloride, technisch zuiver

NH2-(CH2)4- CH(NH2)- COOH.HC1

 

L-Lysine min. 78%

 

-gehalte aan L-lysine en het vochtgehalte

 

3.2.4 Vloeibaar concentraat van L- lysine- monohydro-chloride

NH2-(CH2)4- CH(NH2)- COOH.HC1

Saccharosa. melasse, zetmeelhoudende producten en hydrolyseproducten daarvan

L-Lysine min. 22.4%

 

3.2.5 L-Lysine-sulfaat, verkregen door gisting met Co-rynebacterium gluta-micum en de bijprodukten daarvan

{NH2- (CH2)4-CH(NH2)- CH(NH2)COOH]2H 2SO4

Suikerstroop, melasse, granen zetmeelhoudende producten en hydrolyseprodukten daarvan

L-Lysine min. 40%

 
 

3.2.6 L-Lysine-fosfaat en zijn nevenproducten bereid door fermentatie met Brevibacterium lactofermentum stam NRRL B-11470

[NH2-(CH2)4- CH(NH2)-COOH]. H3PO4

Saccharose ammoniak en oplosbare bestanddelen van vis

L-Lysine min. 35%

Fosfor min. 4,3%

Pluimvee

Varkens

Verklaringen op etiket of op de verpakking van het product:

  • - de vermelding "L- lysinefosfaat met de nevenprodukten van de fermentatie ervan"

  • -het gehalte aan L- Lysine en het vochtgehalte"

 

3.2.7 Mengsels van:

  • a) L-fysinemonochloorhydraat, technisch zuiver, en

  • b) DL-methionine, technisch zuiver, beschermd met copolymer

  • Vinylpyridine/styreen

NH2-(CH2)4- CH(NH2)COOH- HC

CH3S(CH2)2- CH(NH2)-COOHI

-

L-Lysine + DL- methionine: min. 50% (waarvan DL- methionine min. 15%)

Copolymeer vinylpy-ridine/styrene: max.3%

Melkkoeien

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking ven het product:

  • - de vermelding: "Mengsel van L- lysinemonochtoorhydraat en DL- methionine, beschermd met copolymer vinylpyridine/styrene "

  • - het gehalte aan L- lysine en DL- methionine en het vochtgehalte

  • - de diersoort

3.3 Threonine

3.3.1 L-Threonine, technisch zuiver

CH3-CH(OH)- CH(NH2)-COOH

-

L-Threoine: min 98%

Alle dier- soorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het product:

  • - de vermelding "L- threonine"

  • - L-threonine gehalte en vochtgehalte

3.4 Trytptofaan

3.4.1 L-tryptofaan, technisch zuiver

(C8H5NH)-CH2CH- (NH2)-COOH

 

L-tryptotaan min.96%

Alle dier- soorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het product:

  • - de vermelding "tryptofaan"

  • - L-tryptotaangehalte en vochtgehalte.

 

3.4.2 DL- tryptofaan, technisch zuiver

(C8H5NH)-CH2- CH(NH2)-COOH

-

DL-tryptofaan min.98%

Alle dier- soorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het product:

  • - de vermelding "DL tryptofaan"

  • -DL-tryptotaan-gehalte en vochtgehalte.

4 HYOROXY-ANALOGEN VAN AMINOZUREN

           

4.1 Methionine-analogen.

4.1.1 Hydroxy- analoog van methionine

CH3S(CH2)2-CH(OH)- COOH

-

Totaal zuren: Min. 85% Monomeerzuur min. 65%M

Alle diersoorten

Vermelding op het etiket of de verpakking van het product:

  • -naar gelang van het geval: de benaming overeenkomstig kolom 2

  • -het gehalte aan monomeerzuur en het totale gehalte aan zuren voor het product 4.1.1 en het gehalte aan monomeerzuur voor het product 4.1.2

  • -vochtgehalte

  • -diersoort

 

4.1.2 Calciumzout van het hydroxy- analoog van methionine

[CH3-S-(CH2)2-CH(OH)-COO]2Ca

-

Monomeerzuur Min. 83% Calcium: Min. 12%

 

4.1.3 isopropylester van de hydroxyanaloog van methionine.

CH3-S-(CH2)2-CH(OH)-COO-CH-(CH3)2

-

- Monomere esters: minstens 90%

- Vocht: hoogstens 1%

Melkkoeien

Verplichte vermelding op het etiket of de verpakking van het product

  • - Isopropylester van 2-hydroxy-4-methylthiobutaanzuur

Verplichte vermeldingen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

  • - Methionine-analoog: isopropylester van 2-hydroxy-4-methylthiobutaanzuur

  • - Procentueel aandeel van het methionine-analoog in het voeder

Bijlage IV. bij Hoofdstuk 5, Toevoegingsmiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Vergunningverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor een toevoegingsmiddel wordt slechts een communautaire vergunning afgegeven voor zover het:

  • a) bij gebruik in diervoeders één of meer van de in artikel 2, onder a), bedoelde gevolgen heeft, zoals gesteld in de definitie van "toevoegingsmiddel";

  • b) gelet op de gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, en de verbruiker niet schaadt doordat het de eigenschappen van de dierlijke producten wijzigt;

  • c) controleerbaar is:

    • -

      als toevoegingsmiddel zelf,

    • -

      in de voormengsels,

    • -

      in de diervoeders, of, in voorkomend geval, in de voedermiddelen;

  • d) bij het toegestane gehalte niet kan dienen voor het genezen of voorkomen van dierziekten; dit geldt niet voor toevoegingsmiddelen van de groep "coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen";

  • e) om gegronde redenen in verband met de gezondheid van mens of dier, niet moet worden gereserveerd voor medisch of diergeneeskundig gebruik.

2. Rapporteurschap

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2.1 Teneinde de communautaire vergunning voor een stof of een bereiding als toevoegingsmiddel te verkrijgen of, wanneer het een reeds toegelaten toevoegingsmiddel betreft, voor elke nieuwe vorm van gebruik daarvan, kiest de aanvrager van de vergunning een lidstaat uit om gedurende de onderzoeksprocedure inzake het dossier dat hij overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 87/153/EEG van de Raad van 16 februari 1987 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van toevoegingsmiddelen in diervoeding heeft samengesteld, te rapporteren. In een derde land gevestigde aanvragers moeten een vertegenwoordiger in de Gemeenschap hebben.

  • 2.2 De rapporterende lidstaat onderzoekt of:

    • a. het dossier is samengesteld overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 87/153/EEG;

    • b. de stof of de bereiding, op grond van de verstrekte gegevens, lijkt te beantwoorden aan de vastgestelde voorwaarden.

  • 2.3 De aanvrager van de communautaire vergunning zendt de Europese Commissie door bemiddeling van de rapporterende lidstaat een aanvraag toe, vergezeld van het dossier, en doet daarvan afschriften toekomen aan de andere lidstaten, die de ontvangst onverwijld bevestigen. Deze toezending geschiedt uiterlijk één jaar na de datum van indiening van het dossier van de aanvrager in de rapporterende lidstaat, tenzij de aanvraag voorlopig of definitief wordt afgewezen. De rapporterende lidstaat stelt de andere lidstaten en de Europese Commissie in kennis van de redenen voor de voorlopige of definitieve afwijzing van het dossier.

  • 2.4 De lidstaten beschikken over een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de datum waarop het dossier hun is toegezonden, om te onderzoeken of het dossier is samengesteld overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 87/153/EEG en om, in voorkomend geval, hun schriftelijke opmerkingen mee te delen aan de Europese Commissie en aan de andere lidstaten.

    Indien bij het verstrijken van de genoemde termijn van 60 dagen geen enkel bezwaar is gemaakt, beschikt de vertegenwoordiger van de Europese Commissie over een termijn van 30 dagen om de aanvraag voor een vergunning op de agenda van het Permanent Comité voor diervoeders te plaatsen.

  • 2.5 Indien na raadpleging van het Permanent Comité voor diervoeders, wordt geoordeeld dat de voorschriften met betrekking tot het indienen van het dossier niet zijn nageleefd, stelt een vertegenwoordiger van de Europese Commissie de aanvrager van de communautaire vergunning voor het in het verkeer brengen en de rapporterende lidstaat daarvan in kennis; in voorkomend geval moet overeenkomstig de leden 2.1, 2.2 en 2.3 een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • 2.6 De Europese Commissie ziet erop toe dat het besluit betreffende de communautaire vergunning om het toevoegingsmiddel in het verkeer te brengen, wordt genomen binnen een termijn van 320 dagen na de datum waarop de vergunningsaanvraag overeenkomstig lid 2.4, tweede alinea, voor een eerste onderzoek op de agenda van het Permanent Comité voor diervoeders is geplaatst. Deze termijn wordt evenwel onderbroken wanneer aanvullende gegevens worden gevraagd aan een lidstaat in het Permanent Comité voor diervoeders of op verzoek van het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding.

    Indien de aanvraag om een communautaire vergunning voor een toevoegingsmiddel wordt afgewezen of is opgeschort, stelt een vertegenwoordiger van de Europese Commissie degene die de vergunning heeft aangevraagd, alsmede de rapporterende lidstaat in kennis van de redenen waarom de aanvraag is afgewezen of opgeschort.

3. Retributie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 3.1. De rapporterende lidstaat kan een retributie heffen, naar gelang van de groepen toevoegingsmiddelen en de aard van de aangevraagde communautaire vergunning, voor het onderzoek van de dossiers die worden ingediend bedoelde verplichtingen. Deze retributie moet worden betaald op het ogenblik dat het dossier wordt ingediend.

  • 3.2. De Raad stelt, op voorstel van de Europese Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, vóór 1 oktober 1999 het bedrag van de in lid 1 bedoelde retributie vast.

4. Vertrouwelijkheid van dossiers

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 4.1. De lidstaten en de Europese Commissie zien erop toe dat de gegevens waarvan de bekendmaking een schending zou kunnen betekenen van het industriële- en het commerciële eigendomsrecht, vertrouwelijk worden behandeld.

  • 4.2. Er kan geen aanspraak worden gemaakt op vertrouwelijke behandeling voor:

    • -

      de benamingen en de samenstelling van het toevoegingsmiddel,

    • -

      de fysisch-chemische en biologische eigenschappen van het toevoegingsmiddel,

    • -

      de interpretatie van de farmacologische, toxicologische en ecotoxicologische gegevens van het toevoegingsmiddel,

    • -

      de analysemethoden voor de controle van het toevoegingsmiddel zelf, van het toevoegingsmiddel in de voormengsels en in de voeders, en in voorkomend geval in de voedermiddelen,

    • -

      de methoden voor de controle op residuen van het toevoegingsmiddel of metabolieten daarvan in dierlijke producten.

5. Nadere bepalingen i.v.m. GMO

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien een toevoegingsmiddel bestaat uit genetisch gemodificeerde organismen of dergelijke organismen bevat in de zin van artikel 2, punten 1 en 2, van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, wordt er eenzelfde specifieke milieurisicobeoordeling uitgevoerd als bedoeld in genoemde richtlijn; daartoe moeten de volgende documenten worden opgenomen in het dossier, om ervoor te zorgen dat de beginselen als bedoeld in paragraaf 1. Vergunningverlening worden nageleefd:

  • -

    een kopie van de schriftelijke toestemming(en) van de bevoegde instantie betreffende de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden, overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 90/220/EEG, evenals de resultaten van de introductie(s), rekening houdend met het eventuele risico voor mens en milieu;

  • -

    het volledige technische dossier met de gegevens die vereist zijn uit hoofde van de bijlagen II en III van Richtlijn 90/220/EEG, alsmede de uit die gegevens resulterende milieurisicobeoordeling; het resultaat van elke voor onderzoeks- of ontwikkelingsdoeleinden verrichte studie.

De artikelen 11 tot en met 18 van Richtlijn 90/220/EG zijn niet van toepassing op toevoegingsmiddelen die uit genetisch gemodificeerde organismen bestaan of deze bevatten.

6. Taakstelling SCAN (=Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 6.1. Het bij Besluit 76/791/EEG van de Europese Commissie ingestelde Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding heeft tot taak de Europese Commissie, wanneer die daarom verzoekt, bij te staan voor elk wetenschappelijk vraagstuk met betrekking tot de toevoegingsmiddelen die in diervoeding worden gebruikt.

  • 6.2. De rapporterende lidstaat zorgt ervoor dat het in artikel 4 bedoelde dossier geheel of gedeeltelijk officieel aan de leden van het wetenschappelijk Comité voor de diervoeding wordt toegezonden wanneer de Europese Commissie daarom verzoekt.

7. Regeling van toepassing op vergunningen voor toevoegingsmiddelen die met een persoonsgebonden vergunning in het verkeer worden gebracht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

7A. Vergunning voor tien jaar

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De A, D en J toevoegingsmiddelen die voldoen aart de voorwaarden zoals vermeld onder paragraaf 1. vergunningverlening, worden toegelaten en opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST 1).

7B. Voorlopige vergunning voor maximaal vier jaar

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 7B.1 Wat de A, D en J toevoegingsmiddelen betreft kan er een voorlopige vergunning op communautair niveau worden verleend voor het gebruik van een nieuw toevoegingsmiddel of een nieuw toepassing van een reeds toegelaten toevoegingsmiddel, mits aan de onder b ), c), d) en e) van paragraaf 1. Vergunningverlening vastgestelde voorwaarden wordt voldaan. Deze toevoegingsmiddelen worden opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST 2).

  • 7B.2 De in lid 7B. f bedoelde voorlopige vergunning geldt voor ten hoogste vier jaar, vanaf de datum waarop zij van kracht wordt.

7C. Verlenging van de vergunning na tien jaar

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 7C.1 De communautaire vergunning voor de A, D en J toevoegingsmiddelen is geldig gedurende tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de vergunning definitief van kracht wordt, maar de geldigheidsduur kan telkens met tien jaar worden verlengd. Ter verkrijging van een verlenging dient de houder van de vergunning door bemiddeling van de rapporterende lidstaat bij de Europese Commissie een verzoek in, vergezeld van een dossier dat voldoet aan de bij Richtlijn 87/153/EEG voor verlenging van de vergunningen voor toevoegingsmiddelen vast te stellen bepalingen. Dit verzoek en het dossier worden ten minste één jaar vóór de datum waarop de vergunning verstrijkt bij de Europese Commissie ingediend, die de ontvangst ervan zo spoedig mogelijk bevestigt. Een kopie van het verzoek om verlenging, vergezeld van het dossier, wordt door de houder van de vergunning door bemiddeling van de rapporterende lidstaat officieel toegezonden aan de andere lidstaten, die de ontvangst ervan zo spoedig mogelijk bevestigen.

  • 7C.2 Indien om redenen die niet verwijtbaar zijn aan de houder van de vergunning, geen uitspraak over het verzoek om verlenging kan worden gedaan vóór het verstrijken daarvan, wordt de geldigheidsduur van de vergunning voor het toevoegingsmiddel automatisch verlengd tot het moment waarop de Europese Commissie een uitspraak doet.

7D. Bescherming van de gegevens

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 7D.1 Wat A, D en J toevoegingsmiddelen betreft, mogen de wetenschappelijke gegevens en de informatie in het ter verkrijging van de eerste vergunning

    ingediende oorspronkelijke dossier niet ten behoeve van andere aanvragers gebruikt worden gedurende een periode van tien jaar:

    • a) vanaf de datum waarop de eerste via een verordening verleende vergunning voor de A, D en J toevoegingsmiddelen van kracht wordt, of

    • b) voor de andere toevoegingsmiddelen vanaf de datum waarop de eerste via een verordening verleende vergunning van kracht wordt, of vanaf 1 oktober 1999 indien deze datum eerder valt, tenzij de aanvrager met de houder van de vergunning is overeengekomen dat die gegevens en die informatie wel mogen worden gebruikt.

    Gedurende deze periode mogen echter vergunningen voor het in het verkeer brengen worden verleend aan andere personen dan diegene die verantwoordelijk is voor het de eerste keer in het verkeer brengen van het toevoegingsmiddel, mits aan de voorwaarden van de paragraaf 1. Vergunningverlening wordt voldaan.

  • 7D.2 Wanneer over een toevoegingsmiddel waarvoor overeenkomstig paragraaf 7B. Voorlopige vergunning voor maximaal 4 jaar een voorlopige vergunning is afgegeven, aanvullende gegevens worden verstrekt ter verkrijging van een vergunning overeenkomstig paragraaf 1 , worden deze gegevens geacht een integrerend onderdeel uit te maken van het oorspronkelijke dossier, zodat de bescherming van deze gegevens komt te vervallen op hetzelfde tijdstip als die van de gegevens van het oorspronkelijk dossier.

  • 7D.3 Na het verstrijken van de termijn van tien jaar van lid 7D.1, mag de Europese Commissie of een lidstaat de resultaten van de evaluatie aan de hand van de wetenschappelijke gegevens en de informatie in het dossier waarop de vergunning voor het toevoegingsmiddel berust, geheel of gedeeltelijk gebruiken ten behoeve van een andere aanvrager van een vergunning voor het al toegelaten toevoegingsmiddel.

    In dat geval zendt de nieuwe aanvrager via een rapporterende lidstaat een aanvraag, vergezeld van een dossier dat beantwoordt aan de in dit verband in Richtlijn 87/153/EEG vast te stellen bepalingen, aan de Europese Commissie, die de ontvangst ervan zo spoedig mogelijk bevestigt. Een afschrift van aanvraag en dossier wordt door de nieuwe aanvrager via een rapporterende lidstaat officieel toegezonden aan de andere lidstaten die de ontvangst ervan zo spoedig mogelijk bevestigen.

  • 7D.4 De bepalingen van lid 7D.3 zijn eveneens van toepassing voor het gebruik van de gegevens van een dossier betreffende een toevoegingsmiddel waarvoor de vergunning, op verzoek van de houder van deze vergunning, is ingetrokken.

  • 7D.5 De aanvullende wetenschappelijke gegevens en informatie die nodig zijn om de voorwaarden voor de inschrijving van het toevoegingsmiddel te wijzigen of om de vergunning overeenkomstig paragraaf 7C lid 1 te verlengen, of elk nieuw wetenschappelijk gegeven of informatie die verstrekt is tijdens de periode waarvoor de vergunning voor het toevoegingsmiddel is verleend, mogen de eerste vijf jaar vanaf de datum waarop de vergunning voor een nieuwe vorm van gebruik, of voor verlenging, van kracht wordt, of waarop de nieuwe wetenschappelijke gegevens of informatie zijn ingediend, niet door de Europese Commissie of een lidstaat ten behoeve van een andere aanvrager worden gebruikt.

    Indien de periode voor de bescherming van de gegevens die is toegekend als gevolg van een wijziging van de inschrijvingsvoorwaarden van een toevoegingsmiddel, vóór het einde van de in lid 7D.1 bedoelde periode verstrijkt, wordt bovenbedoelde periode van vijf jaar verlengd zodat het einde van beide periodes samenvalt.

  • 7D.6 Onverminderd lid 7D.1 moet de aanvrager van een vergunning voor een A, D en J toevoegingsmiddel alvorens toxicologische proeven op gewervelde dieren uit te voeren, nagaan of voor het product of de werkzame stof daarin niet reeds een vergunning is afgegeven. Zo nodig informeert hij bij de bevoegde instanties van een lidstaat of het om hetzelfde product of dezelfde werkzame stof gaat als waarvoor reeds vergunning is verleend.

    Indien het een reeds toegelaten product of werkzame stof betreft, nemen de aanvrager en de eerdere vergunninghouder(s) de nodige stappen om tot een vergelijk over een gezamenlijk gebruik van de informatie te komen, zodat een herhaling van toxicologische proeven op gewervelde dieren wordt voorkomen.

    Indien niettemin de aanvrager en de houder(s) van eerdere vergunningen van hetzelfde product niet tot een vergelijk over de verdeling van de informatie komen, kunnen de lidstaten nationale maatregelen nemen waarbij de aanvrager en de eerdere vergunninghouder(s) die op hun grondgebied zijn gevestigd, worden verplicht de informatie te delen, ter vermijding van herhaling van toxicologische proeven op gewervelde dieren op hun grondgebied; de lidstaten stellen ook de voorwaarden voor het gebruik van de informatie vast waarbij zij met de belangen van de betrokkenen rekening houden.

8. Regeling van toepassing op de vergunning voor de overige toevoegingsmiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

8A. Vergunning zonder tijdsbeperking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 8A.1 De "niet A, D en J" toevoegingsmiddelen die voldoen aan de in paragraaf 1. Vergunningverlening genoemde voorwaarden, worden toegelaten en opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST III).

  • 8A.2 De "niet A, D en J" toevoegingsmiddelen die vóór 1 april 1998 in bijlage II zijn opgenomen, worden toegelaten en opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST III).

8B. Voorlopige Vergunning voor maximaal vier af vijf jaar

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 8B.1 Wat de "niet A, D en J" toevoegingsmiddelen betreft, kan er een voorlopige vergunning op communautair niveau worden verleend voor het gebruik van een nieuw toevoegingsmiddel of een nieuwe toepassing van een reeds toegelaten toevoegingsmiddel, mits aan de onder b), c), d) en e) van paragraaf 1. Vergunningverlening vastgestelde voorwaarden wordt voldaan en mag worden aan-genomen dat ook aan de onder a) van paragraaf 1. Vergunningverlening vastgestelde voorwaarde is voldaan. Deze toevoegingsmiddelen worden opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST IV).

  • 8B.2 De in lid 8B.1 bedoelde voorlopige vergunning geldt voor ten hoogste vier jaar, vanaf de datum waarop zij van kracht wordt.

  • 8B.3 De "niet A, D en J" toevoegingsmiddelen, die vóór 1 april 1998 in bijlage II zijn opgenomen kunnen in aanmerking blijven komen voor nationale voorlopige ver- gunningen; zij worden opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST IV). De duur van de voorlopige vergunning voor deze toevoegingsmiddelen mag niet langer zijn dan vijf jaar, met inachtneming van de hierboven bedoelde periode van opneming in bijlage II.

9. Voorlopige regeling van toepassing op vergunningen voor toevoegingsmiddelen die met een persoonsgebonden vergunning in het verkeer worden gebracht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In afwijking van artikel 5:1:1. lid 1 staan de lidstaten toe dat de toevoegingsmiddelen die opgenomen zijn op de door de Europese Commissie opgestelde lijsten (LIJST I , II, III IV) in het verkeer worden gebracht.

10. Toevoegingsmiddelen in bijlage I voor 1 januari 1988

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 10.1 De A, D en J toevoegingsmiddelen die vóór 1 januari 1988 in bijlage I zijn opgenomen, worden vanaf 1 april 1998 voorlopig toegelaten en naar de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST I), overgebracht om opnieuw te worden geëvalueerd als toevoegingsmiddel waarvoor een persoonsgebonden vergunning wordt afgegeven aan diegene die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen.

  • 10.2 Met het oog op de nieuwe evaluatie moet voor de in lid 10.1 bedoelde toevoegingsmiddelen vóór 1 oktober 1998 een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Deze aanvraag moet door de verantwoordelijke van het dossier op basis van de oude vergunning of door zijn rechthebbende(n), te zamen met de monografie, respectievelijk het signalement, via de rapporterende lidstaat bij de Europese Commissie worden ingediend; een afschrift wordt toegezonden aan de andere lidstaten, die de ontvangst ervan bevestigen.

  • 10.3 Overeenkomstig de hiertoe door de Europese Commissie vastgestelde procedure wordt de voorlopige vergunning voor het toevoegingsmiddel bij verordening ingetrokken en de vermelding ervan in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST I), vóór 1 oktober 1999 geschrapt:

    • a) indien de in lid 10.2 vereiste documenten niet binnen de gestelde termijn zijn toegezonden, of

    • b) indien na verificatie van de documenten blijkt dat de monografie of het signalement niet in overeenstemming zijn met de gegevens van het dossier op basis waarvan de oorspronkelijke vergunning is verleend.

  • 10.4 De lidstaten zien erop toe dat de persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen van een in lid 10.1 bedoeld toevoegingsmiddel, uiterlijk op 30 september 2000, overeenkomstig paragraaf 2. Rapporteurschap, het dossier indient met het oog op een nieuwe evaluatie. Wanneer geen dossier wordt ingediend, wordt de vergunning voor het betrokken toevoegingsmiddel bij verordening, overeenkomstig de hiertoe door de Europese Commissie vastgestelde procedure ingetrokken en wordt de vermelding ervan in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST I), geschrapt.

  • 10.5 De Europese Commissie doet al het nodige om te bereiken dat de nieuwe evaluatie van de in lid 10.4 bedoelde dossiers uiterlijk drie jaar na de datum waarop het dossier is ingediend, is voltooid. Volgens de door de Europese Commissie vastgestelde procedure van worden de vergunningen voor de in lid 10.1 bedoelde toevoegingsmiddelen:

    • a) ingetrokken en worden de vermeldingen de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST I) bij verordening geschrapt, of

    • b) voor een periode van tien jaar bij verordening die uiterlijk op 1 oktober 2003 van kracht wordt, vervangen door persoonsgebonden vergunningen en de toevoegingsmiddelen worden opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST I).

11. Toevoegingsmiddelen in bijlage I voor 1 april 1998

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 11.1 De A, D en J toevoegingsmiddelen die na 31 december 1987 in bijlage I zijn opgenomen, worden vanaf 1 april 1998 voorlopig toegelaten en naar de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST II), overgebracht met het oog op de toelating ervan voor een periode van tien jaar als toevoegingsmiddel dat met een persoonsgebonden vergunning in het verkeer wordt gebracht, overeenkomstig de bepalingen van de leden 11.2 en 11.3.

  • 11.2 Voor de in lid 11.1 bedoelde toevoegingsmiddelen moet vóór 1 oktober 1998 een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Deze aanvraag moet door de verantwoordelijke van het dossier op basis van de oude vergunning of door zijn rechthebbende(n), te zamen met de monografie, respectievelijk het signalement, via de rapporterende lidstaat bij de Commissie worden ingediend; een afschrift wordt toegezonden aan de andere lidstaten, die de ontvangst ervan bevestigen.

  • 11.3 De voorlopige vergunningen voor de in lid 11.1 bedoelde toevoegingsmiddelen worden:

    • a) ingetrokken en de vermeldingen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST II), worden bij verordening geschrapt, indien de volgens lid 11.2 vereiste documenten niet binnen de gestelde termijn zijn toegezonden of indien, na verificatie van deze documenten, blijkt dat de monografie of het signalement niet overeenstemmen met de gegevens in het dossier op basis waarvan de oorspronkelijke vergunning werd verleend, of

    • b) bij een verordening die uiterlijk op 1 oktober 1999 van kracht wordt, vervangen door persoonsgebonden vergunningen die voor een periode van tien jaar worden verleend, en de toevoegingsmiddelen worden opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST I).

12. Toevoegingsmiddelen in bijlage II voor 1 april 1998

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 12.1 Voor de A, D en J toevoegingsmiddelen die vóór 1 april 1998 in bijlage II zijn opgenomen, mag de voorlopige nationale vergunning blijven gelden; deze toevoegingsmiddelen worden naar de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST III), overgebracht met het oog op de toelating ervan als toevoegingsmiddel dat met een persoonsgebonden vergunning in het verkeer wordt gebracht. De geldigheidsduur van de voorlopige vergunning van deze toevoegingsmiddelen mag de vijf jaar niet overschrijden, rekening houdend met de periode van opname in bijlage II.

  • 12.2 Voor de in lid 12.1 bedoelde toevoegingsmiddelen moet vóór 1 oktober 1998 een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Deze aanvraag moet door de verantwoordelijke van het dossier op basis van de oude vergunning of door zijn rechthebbende(n), te zamen met de monografie, respectievelijk het signalement, via de rapporterende lidstaat bij de Commissie worden ingediend; een afschrift wordt toegezonden aan de andere lidstaten, die de ontvangst ervan bevestigen.

  • 12.3 De voorlopige vergunningen voor de in lid 12.1 bedoelde toevoegingsmiddelen worden:

    • a) ingetrokken en de vermeldingen in de hiertoe door de Europese Commissie opgestelde lijst (LIJST III), worden bij verordening geschrapt, indien de volgens lid 12.2 vereiste documenten niet binnen de gestelde termijn zijn toegezonden of inoien, na verificatie van deze documenten, blijkt dat de monografie of het signalement niet Overeenstemmen met de gegevens in het dossier op basis waarvan de oorspronkelijke vergunning werd verleend, of

    • b) bij een verordening die uiterlijk op 1 oktober 1999 van kracht wordt, vervangen door persoonsgebonden vergunningen die voor een periode van tien jaar worden ver-leend, en opgenomen in de hiertoe door de Europese Commissie ongestelde lijst (LIJST II).

Vergunningsaanvragen voor het in het verkeer brengen die zijn ingediend tussen 1 april 1998 en 30 september 1999 en waarover de Commissie op die datum nog geen besluit heft genomen, worden, naar gelang van het geval, onderzocht overeenkomstig de krachtens de geldende procedure.

13. Distributie en gebruik van toevoegingsmiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 13.1 De lidstaten bepalen dat voor diervoeding uitsluitend de toevoegingsmiddelen waarvoor overeenkomstig deze richtlijn een vergunning is afgegeven, in het verkeer mogen worden gebracht en dat deze uitsluitend onder de in de communautaire vergunningsverordening aangegeven voorwaarden mogen worden gebruikt wanneer zij zijn verwerkt in de diervoeding.

  • 13.2 In afwijking van lid 13.1 mogen toevoegingsmiddelen die niet behoren tot een van de A, D en J toevoegingsmiddelen, worden gebruikt zonder te zijn verwerkt in de diervoeding, op voorwaarde dat zulks in de vergunning is vermeld.

  • 13.3 De lidstaten zien er met name op toe dat de toevoegingsmiddelen alleen aan voedermiddelen toegevoegd voor zover het gebruik ervan voor dat doel uitdrukkelijk in de vergunning is genoemd.

14. Registratie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 14.1 Bij het verlenen van een vergunning voor de A, D en J toevoegingsmiddelen wordt (worden) aan de voor het in het verkeer brengen verantwoordelijke persoon (personen) (een) inschrijvingsnummer(s) en aan het toevoegingsmiddel een EG-registratienummer toegekend.

  • 14.2 Bij het verlenen van een vergunning voor de "niet A, D en J" toevoegingsmiddelen wordt een EG- registratienummer toegekend.

15. Intrekking van vergunningen voor toevoegingsmiddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De vergunning voor een toevoegingsmiddel wordt bij verordening ingetrokken:

  • -

    op verzoek van de voor het in het verkeer brengen van het toevoegingsmiddel verantwoordelijke persoon, indien het gaat om een A, D en J toevoegingsmiddel;

  • -

    indien aan een of meer van de aan de vergunning voor het betrokken toevoegingsmiddel verbonden en in paragraaf 1. Vergunningverlening bedoelde voorwaarden niet langer wordt voldaan;

  • -

    indien er geen standaardmonster van het toevoegingsmiddel is verstrekt aan de officiële autoriteiten die daarom verzocht hebben, of het in het verkeer gebrachte toevoegingsmiddel niet overeenkomt met het standaardmonster van het toevoegingsmiddel waarvoor een vergunning is verleend;

  • -

    indien er geen referentiemonster van de werkzame stof is verstrekt aan de officiële autoriteiten die daarom verzocht hebben;

  • -

    indien de voor het in het verkeer brengen van het toevoegingsmiddel verantwoordelijke persoon niet binnen een bepaalde termijn de door een bevoegd persoon van de Europese Commissie gevraagde informatie verstrekt.

Dit toevoegingsmiddel kan evenwel nag voor een periode van ten hoogste een jaar voor afzetdoeleinden worden toegelaten indien nog ten minste aan de in paragraaf 1 Vergunningverlening, onder b) en e), genoemde voorwaarden wordt voldaan.

16. Monografie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 16.1 Overeenkomstig Richtlijn 87/153/EEG zien de lidstaten erop toe dat de aanvrager voor de A, D en J toevoegingsmiddelen een monografie indient.

  • 16.2 In het kader van de procedure voor het verlenen van een vergunning voor de A, D en J toevoegingsmiddelen brengt het Permanent Comité voor diervoeders advies uit over de ingediende monografie van het toevoegingsmiddel, eventueel nadat het Comité hierin de nodige wijzigingen heeft laten aanbrengen.

    De Europese Commissie keurt het door het Permanent Comité voor diervoeders over de monografie en de daarin aangebrachte wijzigingen uitgebrachte advies goed volgens de geldende procedure.

  • 16.3 Er kunnen volgens de procedure van lid 16.2 eveneens monografieën worden goedgekeurd voor andere dan de in lid 16.1 bedoelde toevoegingsmiddelen.

  • 16.4 De bevoegde instanties van de lidstaten mogen de monografie gebruiken om:

    • a) te bepalen of een toevoegingsmiddel waarvoor een vergunning voor het in het verkeer brengen wordt gevraagd, een nieuw product is dan wel als een imitatie moet worden beschouwd,

    • b) na te gaan of het in het verkeer gebrachte toevoegingsmiddel werkelijk overeenstemt met het toevoegingsmiddel dat is omschreven in het dossier op grond waarvan de communautaire vergunning is verleend.

  • 16.5 Wijzigingen die achteraf in de monografieën moeten worden aangebracht op grond van technische en wetenschappelijke ontwikkelingen worden volgens de geldende procedure voor advies voorgelegd aan het Permanent Comité voor diervoeders.

17. Signalement

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 17.1 Overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 87/153/EEG zien de lidstaten erop toe dat de aanvrager een signalement indient met een samenvatting van de kenmerken en eigenschappen van het toevoegingsmiddel. In het geval van de A, D en J toevoegingsmiddelen of wanneer paragraaf 16.3 wordt toegepast, staat in het signalement een samenvatting van de voornaamste kenmerken en eigenschappen die in de monografie zijn vermeld.

  • 17.2 Voor de vaststelling van:

    • -

      het signalement,

    • -

      de wijzigingen die daarin achteraf worden aangebracht op grond van de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, wordt de geldende procedure gevolgd.

  • 17.3 Het signalement wordt gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen opdat de in dat lid bedoelde toevoegingsmiddelen tijdens een officiële controle gemakkelijker kunnen worden geïdentificeerd.

18. Standaardmonster

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 18.1 Wat betreft de A, D en J toevoegingsmiddelen, moet degene die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen, een standaardmonster van de toevoegingsmiddelen met de in de monografie beschreven kenmerken en eigenschappen, alsmede een referentiemonster van de werkzame stof, ter beschikking stellen van de nationale controle-instanties van de lidstaten die daarom verzoeken.

  • 18.2 Bij wijziging van de kenmerken of de eigenschappen van een toevoegingsmiddel wordt een nieuw standaardmonster gedeponeerd dat beantwoordt aan de nieuwe monografie van het toevoegingsmiddel.

  • 18.3 De bepalingen met betrekking tot het deponeren en de bewaring van het standaardmonster worden vastgesteld volgens de geldende procedure.

19. Bekendmaking in het publikatieblad

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Europese Commissie publiceert jaarlijks uiterlijk op 30 november in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C:

  • a) de lijst van de personen die verantwoordelijk zijn voor het in het verkeer brengen, de naam van de producenten aan wie zij een licentie gegeven hebben voor de productie van toevoegingsmiddelen en ook van hun vertegenwoordigers in de Gemeenschap wanneer het producenten in een derde land betreft;

  • b) de als volgt onderverdeelde lijst van toegestane toevoegingsmiddelen:

    • -

      LIJST I: lijst van toevoegingsmiddelen die gebonden zijn aan de persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen en waarvoor een vergunning wordt verleend voor een periode van tien jaar;

    • -

      LIJST lI: lijst van toevoegingsmiddelen die gebonden zijn aan de persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen en waarvoor een voorlopige vergunning wordt verleend (voor een periode van ten hoogste vier jaar of vijf jaar voor de toevoegingsmiddelen waarvoor vóór 1 april 1998 een voorlopige vergunning is verleend);

    • -

      LIJST III: lijst van overige toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning van onbeperkte duur wordt verleend;

    • -

      LIJST IV: lijst van overige toevoegingsmiddelen waarvoor een voorlopige vergunning wordt verleend (voor een periode van maximaal vier jaar of vijf jaar voor de toevoegingsmiddelen waarvoor vóór 1 april 1998 een voorlopige vergunning is verleend).

Bijlage V. bij Hoofdstuk 7, mengvoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Vermelding van de analytische bestanddelen

Diervoeder

Analytische bestanddelen en gehalten

Diersoort of categorie van dieren

   

Verplichte vermeldingen overeenkomstig artikel 7:3:1, lid 1, onder g)

Facultatieve vermeldingen overeenkomstig artikel 7:3:1, lid 4 onder h)

(1)

(2)

(3)

(4)

Volledige diervoeders

- Ruw eiwit

- Ruw vet

- Ruwe celstof

- Ruwe as

Dieren behalve andere gezelschapsdieren dan honden en katten

Andere gezelschapsdieren dan honden en katten

- Lysine

Varkens

Andere dieren dan varkens

- Methionine

Pluimvee

Andere dieren dan pluimvee

- Cystine

- Threonine

- Tryptofaan

 

Alle dieren

- Energiewaarde

 

Alle dieren, volgens de officiële nationale methode, zoals vermeld in de Veevoedertabel van het Centraal Veevoederbureau, voorzover die in betreffende tabel is vastgelegd.

 

- Zetmeel

- Totaal suikers (saccharose)

- Totaal suikers

+ zetmeel

- Calcium

- Natrium

- Magnesium

- Kalium

- Fosfor

Vissen,

uitgezonderd siervissen

Alle dieren

Alle andere dieren dan vissen, uitgezonderd siervissen

Aanvullende diervoeders - mineraal- mengsels

- Ruw eiwit

- Ruwe celstof

- Ruw as

- Ruw vet

- Lysine

- Methionine

- Cystine

- Threonine

- Tryptofaan

 

Alle dieren

Aanvullende diervoeders

- mineraal mengsels

- Calcium

- Fosfor

- Natrium

Alle dieren

 

- Magnesium

Herkauwers

Andere dieren dan herkauwers

- Kalium

 

Alle dieren

Aanvullende diervoeders-

melasse-

voeders

- Ruw eiwit

- Ruwe celstof

- Totaal suikers (saccharose)

- Ruwe as

Alle dieren

 

- Ruw vet

- Calcium

- Fosfor

- Natrium

- Kalium

 

Alle dieren

- Magnesium

≥ 0,5%

< 0,5%

Herkauwers

Andere dieren dan herkauwers

Alle dieren

Aanvullende veervoeders

- andere

- Ruw eiwit

- Ruw vet

- Ruwe celstof

- Ruwe as

Alle dieren behalve andere gezelschapsdieren dan honden en katten

Andere gezelschapsdieren dan honden en katten

- Calcium ≥ 5%

< 5%

Andere dieren dan gezelschapsdieren

Gezelschapsdieren

Alle dieren

- Fosfor ≥ 2 %

< 2%

Andere dieren dan gezelschapsdieren

Gezelschapsdieren

Alle dieren

- Magnesium ≥ 0,5%

< 0,5%

Herkauwers

Andere dieren dan herkauwers

Alle dieren

- Natrium

- Kalium

 

Alle dieren

- Energiewaarde

 

Alle dieren, volgens de officiële nationale methode, zoals vermeld in de Veevoedertabel van het Centraal Veevoederbureau, voorzover die in betreffendetabel is vastgelegd.

- Lysine

Varkens

Andere dieren dan varkens

- Methionine

Pluimvee

Andere dieren dan pluimvee

- Cystine

- Threonine

- Tryptofaan

- Zetmeel

- Totaal suikers (saccharose)

- Totaal suikers

+ zetmeel

 

Alle dieren

Bijlage Vl. bij Hoofdstuk 7, mengvoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Categorieën van voedermiddelen die mogen worden vermeld ter vervanging van de opsomming van de verschillende voedermiddelen voor het etiketteren van mengvoeders voor gezelschapsdieren

Categorie

Omschrijving

1. vlees en dierlijke bijproducten

- alle vleesdelen van geslachte warmbloedige landdieren, vers of door een geschikte behandeling houdbaar gemaakt, en

- alle producten en bijproducten van de verwerking van karkassen of delen van karkassen van warmbloedige landdieren.

2. melk en- bijproducten

- alle melkproducten, vers of door een geschikte behandeling houdbaar gemaakt en de bijproducten verkregen bij de verwerking daarvan.

3. ei en eiproducten

- alle eiproducten, vers of door een geschikte behandeling houdbaar gemaakt en de bijproducten verkregen bij de verwerking daarvan.

4. oliën en vetten

- alle dierlijke en plantaardige oliën en vetten.

5. gist

- alle gisten waarvan de cellen gedood en gedroogd zijn,

6. vis en -bijproducten

- vis of delen daarvan, vers of door een geschikte behandeling houdbaar gemaakt en alle bijproducten verkregen bij de verwerking daarvan.

7. granen

- alle graansoorten, ongeacht de presentatie, en de producten verkregen bij de verwerking van de meelkern van graankorrels.

8. groenten

- alle soorten groenten en peulvruchten, vers of door een geschikte behandeling houdbaar gemaakt.

9. plantaardige bijproducten

- bijproducten verkregen bij de verwerking van plantaardige producten, met name granen, groenten, peulvruchten en oliehoudende zaden.

10. plantaardige eiwitextracten

- alle producten van plantaardige oorsprong waarvan de eiwitten worden geëxtraheerd die ten minste 50% ruw eiwit in de droge stof bevatten en die geherstructureerd (getextureerd) kunnen zijn.

11. mineralen

- alle anorganische stoffen welke geschikt zijn voor diervoeding.

12. suiker

- alle soorten suiker

13. vruchten

- alle soorten vruchten, vers of door een geschikte behandeling houdbaar gemaakt.

14. noten

- alle pitten uit schaalvruchten

15. zaden

- alle zaden, in gehele staat of grof gemalen

16. algen

- Alle soorten algen, vers of door een geschikte behandeling houdbaar gemaakt.

17. schaal- en weekdieren

- alle schaaldieren, weekdieren en schelpdieren, vers of geconserveerd, en de bijproducten verkregen bij de verwerking daarvan.

18. insekten

- alle soorten insekten in alle ontwikkelingsstadia.

19. bakkerijproducten

- alle producten van de bakkerij waaronder brood, cake, koekjes en deegwaren.

Bijlage VIb. bij Hoofdstuk 7, mengvoeders

[Vervallen per 06-11-2003]

Categorieën van voedermiddelen die mogen worden vermeld ter vervanging van de opsomming van de verschillende voedermiddelen voor het etiketteren van mengvoeders voor andere dieren dan gezelschapsdieren

Bijlage VII. bij Hoofdstuk 7, mengvoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Lijst van bijzondere voedingsdoelen (van dieetvoeders) en bijbehorende bepalingen

Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Als in kolom 2 van de hierna volgende lijst voor hetzelfde voedingsdoel met "en/of" meer dan één groep essentiële voedingskenmerken is aangegeven, kan de fabrikant kiezen tussen een of beide groepen om het in kolom 1 vermelde voedingsdoel te bereiken. Voor elke optie zijn op dezelfde hoogte in kolom 4 de overeenkomstige vermeldingen op het etiket aangegeven.

  • 2. Als in kolom 2 of kolom 4 een groep toevoegingsmiddelen is vermeld, moet het gebruik van die toevoegingsmiddelen voor dat doel, op grond van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad zijn toegelaten.

  • 3. Als in kolom 4 wordt gevraagd naar de bron(nen) van het (de) ingrediënt(en) of van het (de) analytische bestandde(e)l(en), moet de fabrikant die nauwkeurig vermelden (bij voorbeeld de specifieke na(a)m(en) van het (de) ingrediënt(en), de diersoort of het deel van het dier), zodat kan worden beoordeeld of deze gegevens overeenstemmen met de overeenkomstige essentiële voedingskenmerken.

  • 4. Als in kolom 4 bij een bepaalde te vermelden staf die ook als toevoegingsmiddel is toegelaten, "totaal" staat, moet het vermelde gehalte betrekking hebben op, naar gelang van het geval, de van nature aanwezige hoeveelheid als geen toevoeging heeft plaatsgevonden, dan wel in afwijking van Richtlijn 70/524/EEG op de totale hoeveelheid van de stof, van nature aanwezig en toegevoegd als toevoegingsmiddel.

  • 5. Als in kolom 4 bij een bepaalde stof "indien toegevoegd" staat, moet dit ingrediënt of dit toevoegingsmiddel worden vermeld wanneer het speciaal in het voeder is verwerkt of in hoeveelheid is vergroot om het bijzondere voedingsdoel te bereiken.

  • 6. De vermeldingen die overeenkomstig kolom 4 moeten worden gegeven inzake de analytische bestanddelen en toevoegingsmiddelen zijn kwantitatief van aard.

  • 7. Als aanbevolen gebruiksduur worden in kolom 5 een minimum- en een maximumduur aangegeven waarmee het bijzondere voedingsdoel normaal moet zijn bereikt. De fabrikanten mogen binnen deze grenzen een preciezere gebruiksduur aanbevelen.

  • 8. Als een voeder voor meer dan één bijzonder voedingsdoel is bestemd, moet het overeenkomen met alle desbetreffende gegevens in de hierna volgende lijst.

  • 9. Voor aanvullende dieetvoeders moet in de gebruiksaanwijzing op het etiket advies worden gegeven over de samenstelling van het dagrantsoen,

De bijzondere voedingsdoelen op pagina 114 t/m 124 hebben betrekking op dieetvoeders voor honden en katten. De bijzondere voedingsdoelen, vermeld vanaf pagina 125 hebben betrekking op dieetvoeders voor landbouwhuisdieren.

Bijzonder voedingsdoel

Essentiële voedingskenmerken

Soort of categorie dieren

Vermeldingen op het etiket

Aanbevolen gebruiksduur

Andere vermeldingen

1

2

3

4

5

6

Vermindering van overgewicht

Laag energiegehalte

Honden en katten

Energiewaarde (volgens EG- methode)

Totdat het gewenste lichaamsgewicht is bereikt

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid moet in de gebruiksaanwijzing worden vermeld

Nutritioneel herstel, convalescentie41

Hoog energiegehalte, hoog gehalte aan essentiële voedingsstoffen en (bijzonder) goed verteerbare ingrediënten

Honden en katten

- Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van de behandeling indien van toepassing)

- Energiewaarde (volgens EG- methode)

- Gehalte aan n-3 en n-6 vetzuren (indien toegevoegd )

Totdat volledig herstel is bereikt

In geval van voeders die speciaal voor sondevoedering zijn bedoeld dient op de verpakking, de recipiënt of het etiket te worden ver-meld: "Toediening onder toezicht van een dieren-arts "

Ondersteuning van de nierfunctie bij chronische nierinsufficiëntie42

Laag fosforgehalte en beperkt gehalte aan eiwit, maar van hoge kwaliteit

Honden en katten

- Eiwitbron(nen)

- Calcium

- Fosfor

- Kalium

- Natrium

- Gehalte aan essentiële vetzuren (indien toegevoegd)

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden43

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld;

"Aangeraden wordt cm vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld:

"Er moet altijd water beschikbaar zijn"

Oplossen van struvietsteen 44

- Urineverzurende eigenschappen, laag magnesiumgehalte en beperkt eiwitgehalte maar hoogwaardige eiwitten

Honden

- Eiwitbron(nen)

- Calcium

- Fosfor

- Natrium

- Magnesium

- Kalium

- Chloride

- Zwavel

- Urineverzurende stoffen

5-12 weken

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld:

"Er moet altijd water beschikbaar zijn"

 

- Urineverzurende eigenschappenen laag magnesiumgehalte

Katten

- Calcium

- Fosfor

- Natrium

- Magnesium

- Kalium

- Chloride

- Zwavel

- Taurine totaal

- Urineverzurende stoffen

 

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van herhaalde struviet-steenvorming45

Urineverzurende eigenschappen en matig magnesiumgehalte

Honden en katten

- Calcium

- Fosfor

- Natrium

- Magnesium

- Kalium

- Chloride

- Zwavel

- Urineverzurende stoffen

Ten hoogste 6 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van uraatsteenvorming

Laag purinegehalte, laag gehalte aan eiwit, maar van hoge kwaliteit

Honden en katten

- Eiwitbron(nen)

Ten hoogste 6 maanden, maar levenslang bij blijvende verstoring van het urine- zuurmetabolisme

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van oxalaatsteenvorming

Laag calciumgehalte, laag gehalte aan vitamine D, en urinealkaliserende eigenschappen

Honden en katten

- Fosfor

- Calcium

- Natrium

- Magnesium

- Kalium

- Chloride

- Zwavel

- Totaal vitamine D

- Hydroxyproline

- Urineverzurende stoffen

Ten hoogste 6 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van cystinesteenvorming

Laag eiwitgehalte, matig gehalte aan zwavelhoudende aminozuren, en urine- alkaliserende eigenschappen

Honden en katten

- Totale hoeveelheid zwavelhoudende aminozuren

- Natrium

- Kalium

- Chloride

- Zwavel

- Urineal kaliserende

stoffen

Aanvankelijk ten hoogste 1 jaar

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van intoleranties voor bepaalde ingrediënten en/of voedingsstoffen 46

- Geselecteerde eiwitbron(nen)

en/of

- geselecteerde koolhydraatbron (nen)

Honden en katten

- Eiwitbron(nen)

- Gehalte aan essentiële vetzuren (indien toegevoegd)

Koolhydraatbron-(nen)

Gehalte aan essentiële vetzuren (indien toegevoegd)

3-8 weken

Als de intolerantieverschijnselen verdwijnen kan dit voeder onbeperkt worden gebruikt

 

Vermindering van acute intestinale absorptiestoornissen

Verhoogd gehalte aan elektrolyten en goed verteerbare ingrediënten

Honden en katten

- Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

- Natrium

- Kalium

- Slijmstofbron(nen) (indien toegevoegd)

1-2 weken

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Bij acute diarree of tijdens de daaropvolgende herstelperiode"

"Aangeraden worden om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Compensatie voor een slechte spijsvertering47

Goed verteerbare ingrediënten en laag vetgehalte

Honden en katten

Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

3-12 weken, maar het hele leven bij chronische pancreasinsufficiëntie

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Ondersteuning van de hartfunctie bij chronische hartinsufficiëntie

Laag natriumgehalte en verhoogde K/Na- ratio

Honden en katten

- Natrium

- Kalium

- Magnesium

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

Regulering van de glucosevoorziening (Diabetes mellitus)

Laag gehalte aan snel glucoseafgevende koolhydraten

Honden en katten

- Koolhydraatbron(nen) (met vermelding van de behandeling van de koolhydraten in- dien van toepassing)

- Zetmeel

- Suikers totaal

- Fructose (indien toegevoegd)

- Gehalte aan essentiële vetzuren (indien toegevoegd)

- Bron(nen) van vetzuren met korte en middellange ketens (indien toegevoegd)

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

Ondersteuning van de leverfunctie bij chronische leverinsufficiëntie

- Hoogwaardige eiwitten, matig eiwitgehalte, laag vetgehalte, hoog gehalte aan essentiële vetzuren en hoog gehalte aan goed verteerbare koolhydraten

Honden

- Eiwitbron(nen)

- Gehalte aan essentiële vetzuren

- Goed verteerbare koolhydraten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

- Natrium

- Totaal koper

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

- Hoogwaardige eiwitten, matig eiwitgehalte, matig vetgehalte en hoog gehalte aan essentiële vetzuren

Katten

- Eiwitbron(nen)

- Gehalte aan essentiële vetzuren

- Natrium

- Totaal koper

Regulering van het vetmetabolisme bij hyperlipidemie

Laag vetgehalte en hoog gehalte aan essentiële vetzuren

Honden en katten

- Gehalte aan essentiële vetzuren

- Gehalte aan n-3 vetzuren (indien toegevoegd)

Aanvankelijk ten hoogste 2 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van koperstapeling in de lever

Laag kapergehalte

Honden

Totaal koper

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

Ondersteuning van de huidfunctie bij huidaandoening en overmatig haaruitval

Hoog gehalte aan essentiële vetzuren

essentiële vetzuren

Honden en katten

Gehalte aan essentiële vetzuren

vetzuren

Ten hoogste 2 maanden

maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van het risico van melkziekte

- Laag calciumgehalte

en/of

Melkkoeien

- Calcium

- Fosfor

- Magnesium

1-4 weken vóór het kalven

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld:

"Stop toediening vanaf het kalven""

- lage verhouding kationen/anionen

- Calcium

- Fosfor

- Natrium

- Kalium

- Chloride

- Zwavel

Vermindering van het risico van ketose 4849

(Ingrediënten met) glucocene energiebronnen

Melkkoeien en ooien

- (Ingrediënten met) glucocene energiebronnen

- Propaan- 1,2-diol (indien toegevoegd als glucosevormend ingrediënt)

- Glycerol (indien toegevoegd als glucosevormend ingrediënt)

3-6 weken na het kalven 50

De laatste 6 weken vóór en de eerste 2 weken na het lammeren51

 

Vermindering van het risico van tetanie (hypomagnesemie of kopziekte)

Hoog magnesiumgehalte, gemakkelijk beschikbare koolhydraten, matig eiwitgehalte en laag kaliumgehalte

Herkauwers

- Zetmeel

- Suikers totaal

- Magnesium

- Natrium

- Kalium

3-10 weken in perioden van snelle grasgroei

In de gebruiksaanwijzing moet advies worden gegeven inzake de samenstelling van het dagrantsoen (m.b.t.hoeveelheid vezels en gemakkelijk beschikbare energie bronnen)

Bij schapevoeder moet op de verpakking, de recipiënt of het etiket worden vermeld:

"Speciaal voor ooien in de lactatieperiode"

Vermindering van het risico van acidose

Laag gehalte aan gemakkelijk fermenteerbare koolhydraten, en grote buffercapaciteit

Herkauwers

- Zetmeel

- Suikers totaal

Ten hoogste 2 maanden52

In de gebruiksaanwijzing moet advies worden gegeven inzake de sa- menstelling van het dagrantsoen (hoeveelheid vezels en gemakkelijk fermenteerbare koolhydraten)

Bij voeder voor melkkoeien moet op de verpakking, de recipiënt of het etikent worden vermeld:

"Speciaal voor hoogproductieve melkkoeien"

Bij voeder voor andere herkauwers moet op de verpakking, de recipiënt of het etiket worden vermeld:

"Speciaal voor intensief gevoederde ...53"

Stabilisatie van de water- en elektrolytenbalans

Hoofdzakelijk elektrolyten en gemakkelijk absorbeerbare koolhydraten

Kalveren Biggen Lammeren Geitlammeren Veulens

- Koolhydraatbron(nen)

- Natrium

- Kalium

- Chloride

1-7 dagen (1-3 dagen indien enige voedingsbron)

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld: -"In geval van spijsvertering -stoornissen (diarree) of risico daarop"

-"Aangeraden wordt om vóór gebruik een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van het risico van blaas- en/of nierstenen

Laag fosfor- en magnesiumgehalte, urineverzurende eigenschappen

Herkauwers

- Calcium

- Fosfor

- Natrium

- Magnesium

- Kalium

- Chloride

- Zwavel

- Urineverzurende stoffen

Ten hoogste 6 weken

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Speciaal voor intensief gevoederde jonge dieren"

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld:

"Er moet altijd water beschikbaar zijn"

Vermindering van stressreacties

- Hoog magnesiumgehalte

en/of

Varkens

Magnesium

1-7 dagen

De situaties waarin het gebruik van dit voeder geschikt is dienen gepreciseerd te worden

- goed verteerbare ingrediënten

- Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

- Hoeveelheid n-3-vetzuren (indien toegevoegd)

Stabilisatie van de fysiologische spijsvertering

- Geringe buffercapaciteit, en goed verteerbare ingrediënten

Biggen

- Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

- Buffercapaciteit

- Bron(nen) van adstringerende stoffen (indien toegevoegd)

- Slijmstofbron (indien toegevoegd)

2-4 weken

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"In geval van risico op, of gedurende spijsverteringsstoornissenen, of tijdens herstel daarvan"

- Goed verteerbare ingrediënten

Varkens

- Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

- Bron(nen) van adstringerende stoffen (indien toegevoegd)

- Slijmstofbron (indien toegevoegd)

Vermindering van het risico van constipatie

Ingrediënten die de darmpassage stimuleren

Zeugen

Ingrediënten die de darmpassage stimuleren

10-14 dagen vóór en 10-14 dagen ná het werpen

-

Vermindering van het risico leververvetting

Lage energiewaarde Een groot deel van de omzetbare energie komt van lipiden met een hoog gehalte aan meervoudig onverzadigde vetzuren

Leghennen

- Energiewaarde (volgens de methode van de Gemeenschap)

- Percentage omzetbare energie uit lipiden

- Gehalte aan meervoudig onverzadigde vetzuren

Ten hoogste 12 weken

-

Compensatie voor absorptiestoomissen

Laag gehalte aan verzadigde vetzuren en hoog gehalte in vet oplosbare vitamines

Pluimvee, behalve ganzen en duiven

- Percentage verzadigde vetzuren in verhouding tot het totale vetzuurgehalte

- Vitamine A totaal

- Vitamine D totaal

- Vitamine E totaal

- Vitamine K totaal

Tijdens de eerste 2 weken na het uitkomen

-

Compensatie voor chronische insufficiëntie van de dunne dam

Goed precoecaal verteerbare koolhydraten, eiwitten en vetten

Paardachtigen(xiv)54

Goed verteerbare ingrediënten die worden gebruikt als bronnen van koolhydraten, eiwitten en vetten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

De situaties waarin het gebruik van dit voeder geschikt is en de wijze van verstrekking, namelijk in veel kleine porties per dag, dienen te worden gepreciseerd.

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

Compensatie voor chronische (spijs-) verteringsstoornissen in de dikke* darm* incl. blinde darm

Goed verteerbare vezels

Paardachtigen

- Vezelbron(nen)

- Gehalte aan n-3

vetzuren (indien toegevoegd)

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

De situaties waarin het gebruik van dit voeder geschikt is en de wijze van verstrekking dienen te worden gepreciseerd.

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld:

"Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen"

Vermindering van stressreacties

Goed verteerbare ingrediënten

Paardachtigen

- Magnesium

- Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van hun behandeling indien toepassing)

- Gehalte aan n-3 vetzuren (indien toegevoegd)

2-4 weken

De specifieke situaties waarin het gebruik van dit voeder geschikt is dienen te worden gepreciseerd

Compensatie van verlies aan elektrolyten bij hevig zweten

Hoofdzakelijk elektrolyten en gemakkelijk absorbeerbare koolhydraten

Paardachtigen

- Calcium

- Natrium

- Magnesium

- Kalium

- Chloriden

- Glucose

1-3 dagen

De situaties waarin het gebruik van dit voeder geschikt is dienen te worden gepreciseerd

Indien het voeder een aanzienlijk deel van het dagrantsoen vormt, dient op het risico van abrupte veranderingen in de aard van het voeder te worden gewezen.

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld: "Er moet altijd water beschikbaar zijn".

Nutritioneel herstel, convalescentie

Hoog gehalte aan essentiële voedingsstoffen en goed verteerbare ingrediënten

Paardachtigen

- Goed verteerbare ingrediënten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

- Gehalte aan n-3 en n-6 vetzuren (indien toegevoegd)

Totaal volledig herstel is bereikt

Die situaties waarin het gebruik van dit voeder geschikt is, dienen te worden gepreciseerd.

In geval van voeders die speciaal voor sondevoedering zijn bedoeld, dient op de ver- pakking, de recipiënt of het etiket te worden vermeld:

"Toediening onder toezicht van een dierenarts".

Ondersteuning van de leverfunctie bij chronische leverinsufficiëntie

Laag gehalte aan eiwit, maar van hoge kwaliteit, en goed verteerbare koolhydraten

Paardachtigen

-Eiwit- en vezelbron-nen

-Goed verteerbare koolhydraten (met vermelding van hun behandeling indien van toepassing)

-Methionine

-Choline

-Gehalte aan n-3 vetzuren (indien toegevoegd)

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

De wijze van verstrekking van dit voeder, namelijk in veel kleine porties per dag, dient te worden gepreciseerd.

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld: "Het verdient aanbeveling vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen".

Ondersteuning van de nierfunctie bij chronische nierinsufficiëntie

Laag gehalte aan eiwit, maar van hoge kwaliteit, en laag fosforgehalte

Paardachtigen

- Eiwitbronnen

- Calcium

- Fosfor

- Kalium

- Magnesium

- Natrium

Aanvankelijk ten hoogste 6 maanden

Op de verpakking, de recipiënt of het etiket moet worden vermeld: "Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raad-plegen".

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld: "Er moet altijd water beschikbaar zijn".

Bijlage VIII. bij Hoofdstuk 7, mengvoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

METHODE TER BEREKENING VAN DE ENERGIEWAARDE VAN HONDEN- EN KATTENVOEDERS MET EEN BIJZONDER VOEDINGSDOEL

1. Berekeningswljze en opgave van de energiewaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De energiewaarde van honden- en kattenvoeders met een bijzonder voedingsdoel moet volgens de volgende formule, op basis van de percentages van bepaalde analytische bestanddelen van het voeder worden berekend; deze waarde wordt uitgedrukt in megajoules (MJ) metaboliseerbare energie (ME) per kilogram mengvoeder:

  • a) honden- en kattenvoeder, met uitzondering van kattenvoeder met een vochtgehalte boven 14%:

  • MJ/kg ME = 0,1464 x % ruw eiwit + 0,3556 x % ruw vet + 0,1464 x % stikstofvrij extract

  • b) kattenvoeder met een vochtgehalte boven 14%:

  • MJ/kg ME = (0,1632 x % ruw eiwit + 0,3222 x % ruw vet + 0,1255 x % stikstofvrij extract) - 0,2092

bij deze formule wordt het percentage stikstofwij extract berekend door het verschil te nemen tussen 100 en het totale percentage vocht, ruwe as, ruw eiwit, ruw vet en ruwe celstof.

2. Toleranties voor de opgegeven waarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien bij de in artikel 12 van Richtlijn 79/373/EEG voorgeschreven officiële controles een verschil wordt vastgesteld tussen het resultaat van de controle en de opgegeven energiewaarde, in die zin dat de voor het voeder vastgestelde energiewaarde hoger of lager is dan is opgegeven, wordt een tolerantie van 15% toegepast.

Vermelding van het resultaat 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het door toepassing van bovenstaande formule verkregen resultaat wordt aangegeven tot op één cijfer achter de komma.

Bemonsterings- en analysemethoden 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de bemonstering van het mengvoeder en de bepaling van de in de berekeningsmethode aangegeven analytische bestanddelen worden de communautaire bemonsterings- en analysemethoden gebruikt die gelden voor de officiële controle van diervoeders.

Bijlage IX. bij Hoofdstuk 8, ongewenste stoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Maximumgehalten aan ongewenste stoffen in producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Ongewenste stoffen, producten

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen respectievelijk mengvoeders, herleid tot een vochtgehalte van 12%

(1)

(2)

(3)

A. Stoffen (ionen of elementen)

   

1. Arseen 55

Voedermiddelen, met uitzondering van:

  • - gemalen grasmeel, luzernemeel en klavermeel alsmede al dan niet gemelasseerde gedroogde suikerbietpulp

  • - palmpitschilfers

  • - fosfaten en koolzure algenkalk

  • - calciumcarbonaat

  • - magnesiumoxide

  • - diervoeders verkregen door verwerking van vis of andere zeedieren

  • - gemalen gedroogd zeewier en voedermiddelen op basis van zeewier

2

4

4 56

10

15

20

15 57

40 58

 

Volledige diervoeders, met uitzondering van:

  • - volledig visvoeder en volledige diervoeders voor pelsdieren

2

6 59

 

Aanvullende diervoeders, met uitzondering van:

  • - mineralenmengsels

4

12

2. Lood

Voedermiddelen, met uitzondering van:

  • - groenvoeder

  • - fosfaten en koolzure algenkalk

  • - calciumcarbonaat

  • - gist

10

40

15

20

5

 

Volledige diervoeders

5

 

Aanvullende diervoeders, met uitzondering van:

  • - mineralenmengsels

10

15

3. Fluor

Voedermiddelen, met uitzondering van:

  • - diervoeders verkregen door verwerking van dieren, met uitzondering van zeewaterschaaldieren zoals krill

  • - fosfaten en zeewaterschaaldieren zoals krill

  • - calciumcarbonaat

  • - magnesiumcarbonaat

  • - koozure algenkalk

150

500

2000

350

600

1000

 

Volledige diervoeders. met uitzondering van:

  • - Volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten

    • - in lactatie

    • - andere

  • - volledige diervoeders voor varkens

  • - volledige diervoeders voor pluimvee

  • - volledige diervoeders voor kuikens

150

30

50

100

350

250

 

Mineralenmengsels voor runderen, schapen en geiten

200060

 

Andere aanvullende diervoeders

12561

4. Kwik

Voedermiddelen, met uitzondering van:

  • - diervoeders, verkregen door verwerking van vis of andere zeedieren

0,1

0,5

 

Volledige diervoeders, met uitzondering van:

  • - volledige diervoeders voor honden en kanen

0,1

0,4

 

Aanvullende diervoeders, met uitzondering van:

  • - aanvullende diervoeders voor honden en katten

0,2

5. Nitriet

Vismeel

60

(uitgedrukt in natriumnitriet)

 

Volledige diervoeders, met uitzondering van:

  • - voeders voor gezelschapsdieren, uitgezonderd vogels en aquariumvissen

15

(uitgedrukt in natriumnitriet)

6. Cadmium

Voedermiddelen van plantaardige oorsprong

1

 

Voedermiddelen van dierlijke oorsprong, met uitzondering van:

- mengvoeders voor gezelschapsdieren

2

 

Fosfaten

1062

 

Volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten, met uitzondering van:

- volledige diervoeders voor kalveren, lammeren en geitenlammeren

1

 

Andere volledige diervoeders, met uitzondering van:

- mengvoeders voor gezelschapsdieren

0,5

 

Mineralenmengsels

563

 

Andere aanvullende diervoeders voor runderen, schapen en geiten

0,5

7. Aflatoxine B1

Alle voedermiddelen

0,02

0,02

 

Volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten, met uitzondering van:

  • - volledige diervoeders voor melkvee

  • - volledige diervoeders voor kalveren en lammeren

0,005

0,01

 

Volledige diervoeders voor varkens en pluimvee (met uitzondering van jonge dieren)

0,02

 

Andere volledige diervoeders

0,01

 

Aanvullende diervoeders voor runderen, schapen en geiten (met uitzondering van aanvullende diervoeders voor melkvee, kalveren en lammeren)

0,02

 

Aanvullende diervoeders voor varkens en pluimvee (met uitzondering van jonge dieren)

0,02

 

Andere aanvullende diervoeders

0,005

8. Blauwzuur

Voedermiddelen, met uitzondering van:

  • - lijnzaad

  • - lijnzaadkoeken

  • - maniokproducten en amandelkoeken

50

250

350

100

 

Volledige diervoeders. met uitzondering van:

  • - volledige diervoeders voor kuikens

50

10

9. Vrij gossypol

Voedermiddelen, met uitzondering van:

  • - katoenzaad

  • - katoenzaadkoeken en katoenzaadmeel

20

5000

1200

 

Volledige diervoeders, met uitzondering van:

  • - volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten

  • - volledige diervoeders voor pluimvee (behalve legpluimvee) en kalveren

  • - volledige diervoeders voor konijnen en varkens (behalve biggen)

20

500

100

60

10. Theobromine

Volledige diervoeders. met uitzondering van:

  • - volledige diervoeders voor volwassen runderen

300

700

11. Vluchtige mosterdolie

Voedermiddelen, met uitzondering van:

  • - koolzaadkoeken

100

4000

(berekend als allylisothiocyanaat)

 

Volledige diervoeders, met uitzondering van:

  • - volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten (met uitzondering van jonge dieren)

  • - volledige diervoeders voor varkens ( met uitzondering van biggen) en pluimvee

150

(berekend als llylisothiocyanaat)

1000

(berekend als allylisothiocyanaat)

500

(berekend als allylisothiocyanaat)

12. Vinylthiooxazolidon

(Vinyloxazolidine thion)

Volledige diervoeders voor pluimvee, met uitzondering van:

  • - volledige diervoeders voor legpluimvee

1000

500

 

Alle diervoeders die geen gemalen graan bevatten

1000

13. Moederkoren

(Claviceps purpurea)

7. Moederkoren (Claviceps purpurea)

Alle diervoeders

3000

14. Onkruidzaden en niet gemalen of verpulverde vruchten die alkoloïden, glucosiden of andere giftige stoffen bevatten afzonderlijk of tezamen, waaronder

  • a) Lolium temulentum L.

  • b) Lolium remotum Schrank

  • c) Datura stramoniurn L.

Alle diervoeders

3000

1000

1000

1000

15. Ricinus-Rizinus communis L.

Alle diervoeders

10

(uitgedrukt in ricinusdoppen)

16. Crotalaria L. spp.

Alle diervoeders

100

17. Aldrin

} afzonderlijk of

}

}

18. Dieldrin

} gezamenlijk

} Alle diervoeders. met uitzondering van:

} 0,01

 

uitgedrukt in

} - vetten

} 0,2

 

Dielidrin

}

}

19. Chloorcamfeen (toxafeen)

Alle diervoeders

0,1

20. Chloordaan (som van cis- en transisomeren en van oxychloordaan uitgedrukt in chloordaan)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0.02

0,05

21. DDT (som van, TDE- en DDE- isomeren, uitgedrukt in DDT)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0,05

0,5

22. Endosulfan (som van alfa- en beta-isomeren en van endosulfansulfaat, uitgedrukt in endosulfan)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - maïs en daarvan afgeleide producten

  • - oliehoudende zaden en daarvan afgeleide producten

  • - volledig visvoeder

0,1

0,2

0,5

0,005

23. Endrin (som van endrin en an delta- keto-endrin, uitgedrukt in endrin)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0,01

0,05

24. Heptachloor (som van heptachloor en heptachloorepoxyde, uitgedrukt in heptachloor)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0,01

0,2

25. Hexachloorbenzeen (HCB)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0,01

0,2

26. Hexachloorcyclohexaw (HCH)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

 

26.1 Alfa-isomeer

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0,02

0,2

26.2 Beta-isomeer

Mengvoeder, met uitzondering van:

  • - voeders voor melkvee

0,01

0,005

 

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0,01

0,1

26.3 Gamma-isomeer (lindaan)

Alle diervoeders, met uitzondering van:

  • - vetten

0,2

2,0

27. Dioxine (som van de polychloordibenzo-para-dioxinen (PCDD's) en de polychloordibenzofuranen (PCDF's ), uitgedrukt in door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vastgestelde toxische equivalenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WHO- TEF's (toxische-equivalentiefactoren van 1997) PCDD/F

Alle voedermiddelen van plantaardige oorsprong, inclusief plantaardige oliën en nevenproducten

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg6465

 

Mineralen zoals bedoeld in de bijlage bij Richtlijn 96/25/EG betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen

1,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg 6667

 

Kaoliniethoudende klei, calciumsulfaatdihydraat, vermiculiet, natroliet-fonoliet, synthetische calciumaluminaten en clinoptiloliet van sedimentaire oorsprong, behorende tot de groep "bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen", die zijn toegelaten krachtens artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg 6869

 

Dierlijk vet, inclusief melkvet en eiwit

2,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg 7071

 

Andere van landdieren afkomstige producten, inclusief melk, melkproducten, eieren en producten afkomstig van eieren

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg7273

 

Visolie

6 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg 7475

 

Vis, andere zeedieren en de (neven)producten daarvan, met uitzondering van visolie en viseiwithydrolysaten die meer dan 20% vet bevatten76

1,25 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg 7778

 

Mengvoeder, met uitzondering van voeders voor pelsdieren en gezelschapsdieren, en van visvoer

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg 7980

 

Visvoer

Voeders voor gezelschapsdieren

2,25 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg 8182

 

Viseiwithydrolysaten die meer dan 20% vet bevatten

2,25 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg8384

28. Abrikozen - Prunus armeniaca L.

}

}

29. Bittere amandel - Prunus - dulcis (Mill.) D.A. Webb var.amara (DC.) Fockel (= Prunus amygdalus Batsch var.amara IDC.) Focke)

}

}

30. Beuk, ongeschilde zaden - Fagus silvatica (L.)

}

}

31. Vlasdodder - Camelina sativa (L.) Crantz

}

}

32. Mowrah, Bassia, Madhuca - Madhuca longifolia (L.) Macbr. ( = Bassia longifolia L. = llllpe malabrarum Engl.) Madhuca indica Gmelin (= Bassia latifoli (Roxb.) = Illipe Iarifolia (Roscb.) F. Mueller)

} Alle diervoeders

}

Zaden en vruchten van de nevenstaande plantensoorten en de door verwerking ervan verkregen bijproducten mogen niet in diervoeden voorkomen tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald

33. Purgeernoot - Jatropha cutcas L.

}

}

34. Purgeercroton - Croton tiglium L.

}

}

}

}

35. Indische bruine mosterd - Brassica juncea (L.) Czem. en Coss. ssp. integrifolia (West) Thell.

}

}

}

}

}

}

}

}

36. Sereptamosterd - Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea

}

}

}

}

37. Chinese mosterd - Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea var. lutea Batalin

}

}

}

}

}

}

38. Zwarte mosterd - Brassica nigra (L.) Koch

}

}

}

}

39. Ethiopische mosterd - Brassica carinata A. Braun

}

}

}

}

Bijlage X. , deel A bij Hoofdstuk 8, ongewenste stoffen en producten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Maximumgehalten aan ongewenste stoffen en producten in voedermiddelen voor erkende mengvoederfabrikanten (voorheen grondstoffen)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ongewenste stoffen, produkten

Voedermiddelen, bestemd voor erkende mengvoederfabrikanten

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12%

(1)

(2)

(3)

1. Aflatoxine B1

Grondnoot, kopra, palmnoot en palmpit, katoenzaad, babassu, maïs en daarvan afgeleide producten

0.2

2. Cadmium

Fosfaten

1085

3. Arseen

Fosfaten

20

4. Dioxine (som van de polychloordibezo-para-dioxinen (PCDD's) en de polychloordibenrofuranen (PCDF's), uitgedrukt in door de Wereldgezondheids-organisatie (WHO) vastgestelde toxische equivalenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WHO-TEF's (toxische- equivalentiefactoren van 1997)

PCDD/F

Alle voedermiddelen van plantaardige oorsprong, inclusief plantaardige oliën en nevenproducten

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (8687)

Mineralen

1,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (8889)

Dierlijk vet, inclusief melkvet en eivet

2,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (9091)

Andere van landdieren afkomstige producten, inclusief melk, melkproducten, eieren en producten afkomstig van eieren

0.75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (9293)

Visolie

6 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (9495)

Vis, andere zeedieren en de (neven)producten daarvan, met uitzondering van visolie (96)

1.25 ng WHO-PCDD/F-TEO/kg (9798)

deel 8. B bij Hoofdstuk 8, ongewenste stoffen en producten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voedermiddelen die, wanneer voor een genoemde ongewenste stof of product het maximumgehalte als vermeld in bijlage IX voor het betreffende voedermiddel overschreden wordt, alleen bestemd mogen worden voor erkende mengvoederfabrikanten.
 

Soorten producten

Voedermiddelen

 

(1)

(2)

A.

Stoffen (ionen of elementen)

 

1.

Arseen

Alle voedermiddelen, met uitzondering van:

-fosfaten

2.

Lood

Alle voedermiddelen

3.

Fluor

Alle voedermiddelen

4.

Kwik

Alle voedermiddelen

5.

Nitriet

Vismeel

6.

Cadmium

Alle voedermiddelen van plantaardige oorsprong

Alle voedermiddelen van dierlijke oorsprong, met uitzondering van:

-voedermiddelen voor gezelschapsdieren

B.

Producten

 

1.

Aflatoxine B1

Alle voedermiddelen, met uitzondering van:

   

Grondnoot, kopra, palmnoot en palmpit, katoenzaad, babassu, maïs en daarvan afgeleide producten

2.

Blauwzuur

Alle voedermiddelen

3.

Vrij gossypol

Alle voedermiddelen

4.

Vluchtige mosterdolie

Alle voedermiddelen

5.

Moederkoren (Claviceps purpurea)

Ongemalen graan

6.

Onkruidzaden en niet gemalen of verpulverde vruchten die alkololoïden, glucosiden of andere giftige stoffen bevatten, afzonderlijk of tezamen waaronder

  • a) Loliu temulefitum L.

  • b) Lolium remotum Schrank

  • c) Datura stramonium L.

Alle voedermiddelen

7.

Ricinus - Ricinus communis L.

Alle voedermiddelen

8.

Crotalaria L. spp.

Alle voedermiddelen

9.

Aldrin

} afzonderlijk of

}

   

} gezamenlijk,

} Alle voedermiddelen

   

} uitgedrukt in

}

10.

Dieldrin}

dieldrin

}

11.

Chloorcamfeen (toxafeen)

Alle voedermiddelen

12.

Chloordaan (som van cis- en transisomeren en van oxychloordaan, uitgedrukt in chloordaan)

Alle voedermiddelen

13.

DDT (som van DDT-, TDE- en DDE-isomeren, uitgedrukte in DDT)

Alle voedermiddelen

14.

Endosulfan (som van alfa- en beta-isomeren en van endosulfansulfaat, uitgedrukt in endosulfan)

Alle voedermiddelen

15.

Endrin (som van endrin en delta-keto-endrin, uitgedrukt in endrin)

Alle voedermiddelen

16.

Heptachloor (som van heptachloor en heptachloorepoxyde, uitgedrukt in heptachloor)

Alle voedermiddelen

17.

Hexachloorbenzeen (HCB)

Alle voedermiddelen

18.

Hexachloorcyclohexaan (HCH)

 
 

18.1 Alfa-isomeer

Alle voedermiddelen

 

18.2 Beta-isomeer

Alle voedermiddelen

 

18.3 Gamma-isomeer

Alle voedermiddelen

C.

Botanische onzuiverheden

 

1.

Abrikozen - Prunus armeniace L.

Alle voedermiddelen

2.

Bittere amandel - Prunus - dulcis (Mill) D.A. Webb var. amara (DC.) Focke ( = Prunus amygdalus Batsch var. amara (DC.) Focke)

Alle voedermiddelen

3.

Beuk, ongeschílde zaden - Fagus silvatica (L.)

Alle voedermiddelen

4.

Vlasdodder - Camelina sativa (L.) Crantz

Alle voedermiddelen

5.

Mowrah, Bassia, Madhuca - Madhuca longifolia (L.) Macbr. ( = Bassia longifolia L. = illipe malabrorum Engl.) Madhuca indica Gmelin ( = Bassi latfolia (Roxb.) = Illipe latifolia (Roxb.) F. Mueller)

Alle voedermiddelen

6.

Purgeernoot - Jatropha curcas L.

Alle voedermiddelen

7.

Purgeercroton - Croton tiglium L.

Alle voedermiddelen

8.

Indische bruine mosterd - Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. integrifolia (West.) Thell

Alle voedermiddelen

9.

Sareptamosterd - Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea

Alle voedermiddelen

10.

Chinese mosterd - Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea var. lutea Batalin

Alle voedermiddelen

11.

Zwarte mosterd - Brasska nigra (L.) Koch

Alle voedermiddelen

12.

Ethiopische mosterd - Brassica carinata A. Braun

Alle voedermiddelen

Bijlage XI. bij Hoofdstuk 8, ongewenste stoffen en producten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Lijst van verboden voedermiddelen

Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Faecaliën, urine en de bij het leegmaken of verwijderen van het spijsverteringskanaal vrijgekomen inhoud van dit spijsverteringskanaal, ongeacht de behandeling die zij hebben ondergaan of het mengsel waarin zij zijn verwerkt.

  • 2. Met looistoffen behandelde huiden en afval daarvan.

  • 3. Na het oogsten met het oog op de bestemming ervan met fytofarmaceutische producten behandeld zaaizaad, plantgoed of ander plantaardig teeltmateriaal, en de daarvan afgeleide bijproducten.

  • 4. Met houtbeschermingsproducten behandeld hout, alsmede daarvan afkomstig zaagsel en andere afgeleide producten.

  • 5. Alle afval dat is verkregen in de diverse stadia van de behandeling van stedelijk, huishoudelijk en industrieel afvalwater 99, ongeacht de verdere behandeling van dat afval en onqeacht de oorsprong van het afvalwater. De term "afvalwater" heeft geen betrekking op "proceswater", d.i. water uit onafhankeliike circuits in levensmiddelen- of diervoederbedriiven; deze circuits mogen uitsluitend met gezond en schoon water 100 worden gevuld. In de visserijsector mogen de circuits ook met schoon zeewater 101 worden gevuld. Proceswater mag uitsluitend materiaal van diervoeders of van levensmiddelen bevatten en moet technisch vrij zijn van reininingsmiddelen. ontsmettingsmiddelen of andere bestanddelen die niet zijn toegestaan in het kader van de diervoederwetgeving. In het proceswater aanwezig materiaal van dierlijke oorsprong moet worden behandeld overeenkomstig Richtlijn 90/667/EEG van de Raad.

  • 6. Eindproducten die verkregen zijn uit op N-alkanen gekweekte gisten van de soort "Candida".

  • 7. Vast stadsafval, bij voorbeeld huishoudelijk afval.

  • 8. Onbehandeld afval van eetgelegenheden, uitgezonderd voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong, die, in verband met de versheid, ongeschikt worden geacht voor menselijke consumptie.

  • 9. Verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie.

  1. De daadwerkelijke indiening van de dossiers geschiedt bij het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen. ^ [1]
  2. "Ontdoppen" kan, in voorkomend geval, worden vervangen door "schillen" of "pellen". De gebruikelijke naam of benaming is dan "geschild" of "gepeld". ^ [2]
  3. Het woord "schilfers" kan, in voorkomen geval, worden vervangen door "koek". ^ [3]
  4. Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40% mogen "rijk aan zetmeel" worden genoemd. ^ [4]
  5. Producten met een zetmeelgehalte van meer an 40% mogen "ruik aan zetmeel" worden genoemd. ^ [5]
  6. Wanneer dit ingrediënt fijner is gemalen, mag aan de naam het woord "fijn"worden toegevoegd of mag de naam door een overeenkomstige benaming worden vervangen. ^ [6]
  7. Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40% mogen "rijk aan zetmeel" worden genoemd. ^ [7]
  8. Deze benaming mag worden vervangen door "maïsgluten feed". ^ [8]
  9. Deze benaming mag worden vervangen door "maïszetmeel geëxtrudeerd. ^ [9]
  10. De graansoort mag bij de benaming worden vermeld. ^ [10]
  11. Wordt soms ook vermeld als "distillers, dried grains and solubles". ^ [11]
  12. In voorkomend geval mag de benaming vergezeld gaan van de vermelding "met een laag glusinolaatgehalte" (zoals gedefineerd in de communautaire wetgeving) ^ [12]
  13. In voorkomend geval mag de benaming vergezeld gaan van de vermelding "met een laag glusinolaatgehalte" (zoals gedefineerd in de communautaire wetgeving) ^ [13]
  14. In voorkomend geval mag de benaming vergezeld gaan van de vermelding "met een laag glusinolaatgehalte" (zoals gedefineerd in de communautaire wetgeving) ^ [14]
  15. Bij de benaming moet ook de plantensoort worden vermeld. ^ [15]
  16. Deze benaming moet worden aangevuld met de aard van de hittebehandeling. ^ [16]
  17. Deze benaming mag worden vervangen door "sacharose". ^ [17]
  18. Deze benaming mag worden vervangen door "tapioca". ^ [18]
  19. Deze benaming mag worden vervangen door "tapiocazetmeel". ^ [19]
  20. De vruchtensoort mag bij de benaming worden vermeld. ^ [20]
  21. De term "meel" mag worden vervangen door "pellets". Bij de benaming mag ook de droogmethode worden vermeld. ^ [21]
  22. De term "meel" mag worden vervangen door "pellets". Bij de benaming mag ook de droogmethode worden vermeld. ^ [22]
  23. De term "meel" mag worden vervangen door "pellets". Bij de benaming mag ook de droogmethode worden vermeld. ^ [23]
  24. Het voedergewas mag bij de benaming worden vermeld. ^ [24]
  25. De graansoort moet bij de benaming worden genoemd. ^ [25]
  26. Deze benaming moet worden aangevuld met de aard van de toegepaste chemische behandeling. ^ [26]
  27. Deze benaming mag worden vervangen door "sacharose". ^ [27]
  28. Deze benaming mag worden vervangen door "gedroogde melkalbumine" ^ [28]
  29. Producten met een vetgehalte van meer dan 13% in de droge stof moeten "vetrijk" worden genoemd. ^ [29]
  30. Producten met een vetgehalte van meer dan 13% in de droge stof moeten "vetrijk" worden genoemd. ^ [30]
  31. Producten met een vetgehalte van meer dan 13% in de droge stof moeten "vetrijk" worden genoemd. ^ [31]
  32. Daarnaast mag ook de soort dierlijk vet worden vermeld naargelang van de oorsprong of de wijze waarop het verkregen is (talg, reuzel, bendervet, enz.) ^ [32]
  33. Producten met een ruw eiwitgehalte van meer dan 75% in de droge stof mogen "eiwitrijk" genoemd worden. ^ [33]
  34. De aard van de herkomst mag bij of in plaats van de benaming worden vermeld. ^ [34]
  35. De bereidingswijze mag in de benaming worden aangegeven. ^ [35]
  36. De aard van de herkomst mag bij of in plaats van de benaming worden vermeld. ^ [36]
  37. De benaming moet gewijzigd of aangevuld worden met de vermelding van het levensmiddelenbereidingsprocédé waarmee het voedermiddel verkregen is. ^ [37]
  38. In de benaming mag het betreffende zout aangegeven worden. ^ [38]
  39. De volgens kolommen 5 en 7 aangeduide of te vermelden gehalten hebben betrekking op de producten als zodanig. ^ [39]
  40. De volgens kolommen 5 en 7 aangeduide of te vermelden gehalten hebben betrekking op de producten als zodanig. ^ [40]
  41. Voor kattenvoer mag de fabrikant naast het bijzondere voedingsdoel tevens vermelden "lipidose van de lever bij katten" ^ [41]
  42. Indien van toepassing mag de fabrikant het gebruik ook aanbevelen bij acute nierinsufficiëntie. ^ [42]
  43. Als het voeder wordt aangeraden bij tijdelijke nierinsufficiëntie, is de aanbevolen gebruikduur 2-4 weken ^ [43]
  44. Bij kattenvoer mag bij het bijzondere voedingsdoel bovendien worden vermeld: "Aandoening van de lage urinewegen bij katten" of "Felien urologisch syndroom - FUS" ^ [44]
  45. Bij kattenvoer mag bij het bijzondere voedingsdoel bovendien worden vermeld: "Aandoening van de lage urinewegen bij katten" of "Felien urologisch syndroom - FUS ^ [45]
  46. Bij voeder voor een specifieke intolerantie mag "bepaalde ingrediënten en/of voedingsstoffen" worden vervangen door de vermelding van de specifieke intolerantie ^ [46]
  47. De fabrikant mag het bijzondere voedingcode aanvullen met de verwijzing naar "Exocriene pancreasinsufficiëntie" ^ [47]
  48. De term "ketose" mag worden vervangen door "acetonemie" of "slepende meikziekte" ^ [48]
  49. De fabrikanten mogen het gebruik hiervan ook aanraden bij herstel van ketose ^ [49]
  50. Bij voeder voor melkkoeien ^ [50]
  51. Bij voeder voor ooien ^ [51]
  52. Bij voeder voor melkkoeien: "Ten hoogste 2 maanden vanaf het begin van de lactatie" ^ [52]
  53. Te preciseren de categorie herkauwers die bedoeld wordt ^ [53]
  54. Bij voeders die speciaal zijn bedoeld voor de specifieke problemen van zeer oude dieren (gemakkelijk opneembare ingrediënten), moet behalve de vermelding van de soort of categorie dieren eveneens de vermelding "oudere dieren" worden aangebracht" ^ [54]
  55. De maximumniveaus betreffen het totale gehalte aan arseen. ^ [55]
  56. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten moet de verantwoordelijke exploitant een analyse verrichten om aan te tonen dat het gehalte aan anorganisch arseen lager is dan 2 ppm. Deze analyse is van bijzonder belang voor de zeewiersoort Hizikia fusiforme. ^ [56]
  57. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten moet de verantwoordelijke exploitant een analyse verrichten om aan te tonen dat het gehalte aan anorganisch arseen lager is dan 2 ppm. Deze analyse is van bijzonder belang voor de zeewiersoort Hizikia fusiforme. ^ [57]
  58. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten moet de verantwoordelijke exploitant een analyse verrichten om aan te tonen dat het gehalte aan anorganisch arseen lager is dan 2 ppm. Deze analyse is van bijzonder belang voor de zeewiersoort Hizikia fusiforme. ^ [58]
  59. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten moet de verantwoordelijke exploitant een analyse verrichten om aan te tonen dat het gehalte aan anorganisch arseen lager is dan 2 ppm. Deze analyse is van bijzonder belang voor de zeewiersoort Hizikia fusiforme. ^ [59]
  60. De lidstaten mogen ook een maximumgehalte aan fluor voorschrijven van 1,25 % van het fosforgehalte. ^ [60]
  61. Gehalte aan fluor per 1% fosfor. ^ [61]
  62. Corresponderend met een maximumgehalte aan cadmium van 0.5 mg. Per 1% fosfor in diervoeder. ^ [62]
  63. Corresponderend met een maximumgehalte aan cadmium van 0,75 mg. Per 1% fosfor in diervoeder. ^ [63]
  64. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [64]
  65. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [65]
  66. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [66]
  67. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [67]
  68. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [68]
  69. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [69]
  70. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [70]
  71. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [71]
  72. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [72]
  73. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [73]
  74. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [74]
  75. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [75]
  76. Verse vis die direct wordt geleverd en zonder verdere verwerking voor de productie van voeders voor pelsdieren wordt gebruikt, is van het maximumgehalte vrijgesteld, en voor verse vis die voor rechtstreekse voeding van gezelschapsdieren, dierentuindieren en circursdieren wordt gebruikt, geldt een maximumgehalte van 4,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg product. De producten, verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van deze pelsdieren (pelsdieren, gezelschapsdieren, dierentuindieren en circusdieren) mogen niet in de voedselketen komen en het vervoederen ervan aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, is verboden. ^ [76]
  77. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [77]
  78. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [78]
  79. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [79]
  80. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [80]
  81. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [81]
  82. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [82]
  83. Bovengrens concentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [83]
  84. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxine achtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [84]
  85. Corresponderend met een maximumgehalte aan cadmium van 0.50 mg per 1 % fosfor in het diervoeder. ^ [85]
  86. Bovengrensconcentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [86]
  87. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB'S, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [87]
  88. Bovengrensconcentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [88]
  89. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB'S, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [89]
  90. Bovengrensconcentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [90]
  91. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB'S, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [91]
  92. Bovengrensconcentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [92]
  93. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB'S, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [93]
  94. Bovengrensconcentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [94]
  95. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB'S, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [95]
  96. Verse vis die direct wordt geleverd en zonder verdere verwerking voor de productie van voeders voor pelsdieren wordt gebruikt, is van het maximumgehalte vrijgesteld. De producten, verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van deze pelsdieren, mogen niet in de voedselketen komen en het vervoederen ervan aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, is verboden. ^ [96]
  97. Bovengrensconcentraties: bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. ^ [97]
  98. Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB'S, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen uiterlijk 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen. ^ [98]
  99. Als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. ^ [99]
  100. Als gespecificeerd in artikel 4 van Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water. ^ [100]
  101. Als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten. ^ [101]
Naar boven