Schoolbudget, meer vrijheid voor eigen personeelsbeleid

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 21-05-2003 t/m heden

Schoolbudget, meer vrijheid voor eigen personeelsbeleid

Schoolbudget

Meer vrijheid voor eigen personeelsbeleid

Met de invoering van het schoolbudget in 2001 hebben scholen en schoolbesturen de financiële middelen gekregen om een eigentijds personeelsbeleid te voeren. Een van de belangrijkste kenmerken van een dergelijk beleid is flexibiliteit. Elke school is anders, heeft te maken met andere knelpunten en wil oplossingen kiezen naar eigen inzicht, passend bij de eigen omstandigheden en wensen. De personele bekostiging volgens het formatiebudgetsysteem biedt daartoe slechts in geringe mate mogelijkheden. Het schoolbudget geeft die ruimte wel.

Uit onderzoek is gebleken, dat onder andere door gebrek aan informatie relatief weinig schoolbesturen beleid ontwikkelen voor de besteding van het schoolbudget. Ook bestaat onduidelijkheid over de exacte scheiding tussen het formatiebudget en het schoolbudget. Vooral het ontwikkelen van beleid is van groot belang, omdat het schoolbudget de opmaat vormt naar de in 2005 in te voerenlumpsumfinanciering. In deze brochure worden daarom nog eens alle feiten over het schoolbudget op een rij gezet.

Voordelen van het schoolbudget:

  • minimale beperkingen en maximale bestedingsvrijheid;

  • eenvoudig en overzichtelijk beheer door uitkering in geld en niet in fre’s;

  • reserveren is mogelijk om daarmee toekomstige knelpunten op te kunnen vangen.

Onderscheid formatiebudget en schoolbudget

De reguliere bekostiging van het primair onderwijs kent twee categorieën: de personele vergoeding en de vergoeding voor materiële instandhouding. Voor de personele vergoeding krijgen de scholen formatieruimte toegekend in de vorm van formatierekeneenheden. Elke functie in de school wordt uitgedrukt in een aantal fre’s. Wat een leraar of een directeur verdient, doet niet ter zake. Niet het salaris, maar de maximale schaal van de functie bepaalt het fre-verbruik. De daarbij behorende salariskosten kunnen vervolgens bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden gedeclareerd.

In principe is de school vrij in de besteding van de fre’s, mits het onderwijs wordt gegeven door bevoegde leraren. Zo kan een school besluiten de groepen zo klein mogelijk te maken. Andere scholen besluiten leraren vrij te maken voor het geven van remedial teaching, of voor het aanstellen van een of meer onderwijsassistenten.

Formatierekeneenheden kunnen niet worden gespaard voor volgende schooljaren. Het is wel mogelijk ze te verzilveren tegen een bedrag dat jaarlijks wordt vastgesteld. Een school kan fre’s overhouden, bijvoorbeeld als een vacature niet kan worden vervuld. Na verzilvering beschikt de school over een geldbedrag. In tegenstelling tot de fre’s mag dit geld wel worden gereserveerd.

Het schoolbudget wordt uitgekeerd in geld. Zodra er uit dit budget personeel wordt aangesteld, is de hoogte van het salaris wel degelijk van belang. De school zal dus een afweging moeten maken: kiezen voor lage kosten van een onervaren iemand, of voor hogere kosten voor het aanstellen van een ervaren werknemer. De school is echter geheel vrij om te kiezen welke functies vanuit het schoolbudget worden bekostigd. Het is bijvoorbeeld mogelijk om twaalf leraren te bekostigen uit het formatiebudget en een extra leraar uit het schoolbudget.

Budget

Uitkering in

Doel

Besteding

Reserveren

Formatiebudget

Formatierekeneenheden

Salaris personeel

Salaris directie, leraren, onderwijsondersteunend personeel

Alleen na verzilvering

Budget materiële instandhouding

Geld

Gebruik en verbruik van materiaal en onderhoud daarvan

Leermiddelen, meubilair, schoonmaak, onderhoud, medezeggenschap

Ja

Schoolbudget

Geld

Personeelsgebonden kosten in ruime zin

Alle kosten die betrekking hebben op ontwikkeling en uitvoering van personeelsbeleid

Ja

Waarvoor is het schoolbudget bedoeld?

Het schoolbudget is bedoeld voor personeelsgebonden kosten in de ruimste zin van het woord en daarmee zijn tevens de mogelijkheden en de grenzen van de besteding bepaald. Personeelsgebonden kosten zijn alle kosten die voor het personeel worden gemaakt: opleiding, een goede bureaustoel, extra reiskostenvergoeding enzovoort. De enige voorwaarde is dat de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad met de uitgaven instemt. De overheid schrijft dus niet voor hoe en waarvoor het schoolbudget moet worden ingezet. Die keuze is aan de school of het schoolbestuur. De invoering van het schoolbudget is daarmee een eerste stap naar de invoering van lumpsumbekostiging (gepland in 2005).

In onderstaande tabel wordt aangegeven welke personeelsgebonden kosten moeten dan wel kunnen worden betaald uit het formatiebudget of uit overige middelen: het schoolbudget, de vergoeding voor materiële instandhouding, geld van verzilverde fre’s of eigen middelen.

Als er een kruisje staat in meer dan één kolom, kunnen de kosten uit verschillende budgetten worden betaald. Bijvoorbeeld: het schoolbudget is onder andere bedoeld om de extra salariskosten van hoger ingeschaald personeel te kunnen betalen. Als het schoolbudget niet toereikend is, kan hiervoor het formatiebudget of geld uit bijvoorbeeld de vergoeding voor de materiële instandhouding worden gebruikt.

Overzicht personeelsgebonden kosten

Formatiebudget

Schoolbudget, materiële instandhouding, verzilvering van fre’s, eigen middelen

Kosten ondersteunende functionarissen

X

X

Kosten voor LIO’s en hun begeleiders

X

X

Extra salariskosten van hoger ingeschaald personeel

X

X

Toelagen, gratificaties en extra periodieke verhogingen

 

X

Salariskosten in verband met betaald ouderschapsverlof

 

X

Kosten van nascholing en deskundigheidsbevordering van personeel en management

 

X

Kosten van arbeidsmarktbeleid

 

X

Integraal personeelsbeleid

 

X

Met de invoering van het schoolbudget is een aantal uitkeringen samengevoegd in één budget. Het gaat om:

  • nascholingsgelden;

  • schoolprofielbudget;

  • schoolbudget voor management, ondersteuning en arbeidsmarktomstandigheden (MOA-budget);

  • nascholing management primair onderwijs voor voorbereiding op integraal personeelsbeleid;

  • vergoeding voor schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening.

Regelingen waarop deze uitkeringen zijn gebaseerd, vervallen met de invoering van het schoolbudget. Langlopende verplichtingen die op basis van deze regelingen zijn aangegaan, moeten uiteraard wel worden bekostigd uit het schoolbudget. Als dit niet toereikend is, kan geld uit de vergoeding voor materiële instandhouding, uit verzilverde fre’s, of uit eigen middelen worden gebruikt.

Daarnaast is het schoolbudget verhoogd met extra investeringen in het kader van het ’Rapport van Rijn’, bijvoorbeeld voor functiedifferentiatie.

Optimaal profijt van het schoolbudget door meerjarig beleid

Om optimaal te profiteren van de vrijheid en de mogelijkheden die het schoolbudget biedt, is het noodzakelijk om een meerjarig (personeels)beleid te ontwikkelen. Dit beleid is afhankelijk van de specifieke situatie van de school. De volgende factoren kunnen een rol spelen:

  • verplichte uitgaven, bijvoorbeeld volgens de CAO of andere regelgeving;

  • bovenschools in te zetten deel van het schoolbudget;

  • continuering van bestaand beleid, bijvoorbeeld op het gebied van nascholing en (management)ondersteuning;

  • bestaande knelpunten in de personeelsbezetting;

  • reservering voor te verwachten knelpunten in de personeelsvoorziening;

  • nieuw beleid, waarbij gekeken wordt naar een integrale onderwijskundige en personele ontwikkeling;

  • nieuw beleid op het gebied van personeelsbeleid: inzet personeel, functie- en beloningsdifferentiatie.

Bij het ontwikkelen van beleid speelt altijd de vraag naar de prioriteiten. Voor een school met onvervulde vacatures liggen die anders dan voor een school zonder dergelijke personele problemen. In het eerste geval zal de normale voortgang van het onderwijs een hoge prioriteit hebben en extra uitgaven om de instroom van nieuw personeel te bevorderen (bijvoorbeeld reiskostenvergoeding of vergoeding voor kinderopvang) zullen een relatief hoog beslag leggen op het schoolbudget. Een school met ernstige onderwijskundige knelpunten zal de inzet van personeelallereerst relateren aan het bestrijden van die knelpunten. Zo kan de noodzaak om goed taalbeleid te implementeren leiden tot relatief hoge uitgaven voor de deskundigheidsbevordering van de leraren. Kortom, elke school heeft te maken met omstandigheden die de beleidskeuzes bepalen bij de inzet van het schoolbudget.

Welke kosten horen bij het schoolbudget?

De omschrijvingen van de personeelsgebonden kosten die vanuit het schoolbudget kunnen worden bekostigd zijn met opzet ruim gesteld. Dit biedt de scholen de gelegenheid de besteding zoveel mogelijk toe te snijden op de eigen wensen en mogelijkheden. Hierna volgt een toelichting per categorie.

Kosten van ondersteunende functionarissen

Het onderscheid tussen ondersteuning van leraren (bijvoorbeeld onderwijsassistenten of lerarenondersteuners) en de schoolleiders (bijvoorbeeld administratieve ondersteuning) wordt niet gemaakt. Het hangt er dus van af waar de school de prioriteiten legt. Overigens kunnen ondersteunende functionarissen ook op bovenschools niveau worden ingezet, dus onder verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Hierbij kan gedacht worden aan ondersteuning van het bovenschools management.

Voorbeelden:

  • administratieve ondersteuning van het management;

  • administratieve ondersteuning bij het gebruik van het leerlingvolgsysteem;

  • onderwijsassistenten;

  • eigen bijdrage in de kosten van instroombanen;

  • verruiming van de managementtijd van de schoolleiding.

Let op: Het in dienst nemen van eigen personeel leidt vrijwel altijd tot langlopende verplichtingen.

Voor personeel dat wordt bekostigd met geld uit het schoolbudget of uit eigen middelen is de aansluiting bij het Vervangingsfonds op vrijwillige basis. Is een bevoegd gezag aangesloten voor één personeelslid dat zo wordt bekostigd, dan geldt dit meteen voor al het personeel. Voor personeel dat wordt bekostigd met fre’s is het bevoegd gezag verplicht aangesloten bij het Vervangingsfonds.

Kosten voor lio’s en hun begeleiders

Een leraar in opleiding mag in het vierde jaar van zijn opleiding vijf maanden zelfstandig lesgeven. De student doet hiermee ervaring op en bovendien heeft het voor de school voordelen, bijvoorbeeld als er niet-vervulde vacatures zijn. Voor veel scholen is het in dienst nemen van een lio ook een manier om geschikt personeel te selecteren. De kwaliteiten van de leraar in opleiding zullen immers in vijf maanden tijd ruimschoots duidelijk worden. Vaak wordt de begeleiding van een leraar in opleiding toevertrouwd aan een ervaren leraar. Deze kan daarvoor vanuit het schoolbudget een toelage ontvangen, of vrije tijd toegemeten krijgen.

Let op: Leraren in opleiding kunnen bekostigd worden uit het formatiebudget als er voldoende fre’s beschikbaar zijn. In de bekostiging vanuit het schoolbudget is de school geheel vrij. Het aanstellen van een leraar in opleiding leidt niet tot langlopende verplichtingen.

Extra salariskosten van hoger ingeschaald personeel (functiedifferentiatie)

Functiedifferentiatie wordt gezien als een van de mogelijkheden om werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken. Als er verschillende functies zijn, ontstaat er voor de leraren een carrièreperspectief met daaraan gekoppelde differentiatie in beloning. Functiedifferentiatie is een ingrijpend proces dat alleen goed uit de verf kan komen als er zorgvuldig beleid op wordt ontwikkeld. Op landelijk niveau zijn door de CAO-partners voorbeeldfuncties ontwikkeld en gewaardeerd:

  • lerarenondersteuner basisonderwijs (schaal 7);

  • lerarenondersteuner SBO/WEC (schaal 7);

  • leraar basisonderwijs (schaal LA);

  • senior leraar basisonderwijs (schaal LB);

  • leraar SBO/WEC (schaal LB);

  • senior leraar SBO/WEC (schaal LB + toelage).

Bij de toepassing van functiedifferentiatie kan het bevoegd gezag ervoor kiezen om de functie geheel ten laste te laten komen van het schoolbudget, of gedeeltelijk van het schoolbudget en het formatiebudget, of geheel van het formatiebudget. In het laatste geval geldt het fre-verbruik van de maximumschaal van de functie.

Let op: Functiedifferentiatie met beloningsdifferentiatie vraagt om een intensief personeelsbeleid en heeft altijd gevolgen op de lange termijn.

Toelagen, gratificaties en extra periodieke verhogingen

De school kan besluiten één of meer leraren extra te belonen vanwege het uitvoeren van bepaalde extra werkzaamheden, of wegens bijzondere inzet of kwaliteiten. Het verstrekken van een gratificatie is over het algemeen eenmalig. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een leraar een bepaalde extra taak heeft afgerond, of een studie heeft voltooid. Toelagen hebben een meer structureel karakter, bijvoorbeeld als een leraar voor een langere tijd met een bepaalde extra taak wordt belast. Een extra periodieke verhoging heeft een structureel karakter en wordt toegekend als een leraar door zijn kwaliteiten bijzonder waardevol is voor de school.

Let op:

  • Het toekennen van een extra periodieke verhoging geeft altijd lange termijn verplichtingen, omdat deze periodiek deel uitmaakt van het salaris. Bij een nieuwe betrekking blijven extra periodieken onder het schoolbudget vallen.

  • Het toekennen van extra periodieken heeft tot gevolg dat een personeelslid eerder in aanmerking komt voor een bindingstoelage. De bindingstoelage kan worden gedeclareerd uit het formatiebudget. De extra periodieken blijven echter ten laste van het schoolbudget tot het moment dat het personeelslid de hoogste trede van de maximumschaal zou bereiken zonder de extra periodieken.

Extra salariskosten in verband met betaald ouderschapsverlof

Elke werknemer heeft recht op ouderschapsverlof. Het schoolbestuur is verplicht dit verlof toe te kennen en gedurende die periode 75 procent van het salaris door te betalen over het aantal verlofuren. Het schoolbestuur moet de totale loonkosten van de omvang van ouderschapsverlof betalen. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de pensioenpremies en ZKOO-tegemoetkoming over de volledige betrekkingsomvang van het betrokken personeelslid.

Let op: Het betalen van de salariskosten voor ouderschapsverlof is verplicht. Het is dan ook aan te bevelen hiervoor enige reserve aan te leggen. Hoe hoog die reserve moet zijn hangt af van de opbouw van het personeelsbestand. Bij gebruikmaking van het ouderschapsverlof komen de salariskosten voor rekening van het schoolbudget, echter het fre-verbruik van de verlofganger blijft doorlopen (declaratiecode 01).

Kosten van nascholing en deskundigheidsbevordering van het personeel en management

Nascholing en deskundigheidsbevordering zijn dermate in het onderwijs ingeburgerd dat vrijwel elke school een deel van het schoolbudget hieraan zal willen besteden. Verplicht is dat echter niet en de hoogte van de uitgaven kan per jaar fluctueren.

Let op: De kosten van scholing zijn over het algemeen vooraf duidelijk. Soms kan een meerjarig contract met een scholingsaanbieder voordelig zijn, maar dat brengt ook langlopende verplichtingen met zich mee.

Deze kosten moeten altijd worden betaald uit het schoolbudget, de vergoeding voor materiële instandhouding, verzilverde fre’s en/of eigen middelen.

Kosten in verband met arbeidsomstandigheden en arbo-zorg

Elke school is verplicht een arbo-contract af te sluiten. De kosten hiervan zijn afhankelijk van het pakket dat de school inkoopt. Daarnaast kan de school besluiten extra voorzieningen te treffen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, zoals een goede bureaustoel of een zonwering. Het gaat hier om alle kosten die het personeel ten goede komen.

Voorbeelden:

  • maatregelen ter vermindering van het ziekteverzuim;

  • maatregelen ter beperking WAO-instroom.

Let op: Het afsluiten van een arbo-contract is een jaarlijks terugkerende verplichting.

Deze kosten moeten altijd worden betaald uit het schoolbudget, de vergoeding voor materiële instandhouding, verzilverde fre’s en/of eigen middelen.

Kosten van arbeidsmarktbeleid

Sommige scholen hebben relatief veel moeite om vacatures te vervullen en personeel aan zich te binden. Vanuit het schoolbudget kunnen vergoedingen worden verstrekt om het werken aan die betreffende scholen extra aantrekkelijk te maken.

Voorbeelden:

  • tegemoetkoming in hogere woonlasten;

  • extra tegemoetkoming in de reiskosten;

  • tegemoetkoming voor kinderopvang;

  • verstrekken van een extra toelage;

  • toelagen voor vervangers;

  • extra toelagen voor herintreders (bovenop de verplichte inhaalslag - voor deze verplichte inhaalslag hebben de scholen in 2001-2002 een eenmalige extra verhoging van het schoolbudget ontvangen).

Integraal personeelsbeleid

Om ervoor te zorgen dat scholen zich ontwikkelen tot volwaardige en moderne arbeidsorganisaties wordt gestreefd naar de invoering van integraal personeelsbeleid. Het is een beleid waarbij schoolontwikkeling, het scholingsbeleid en de loopbaanontwikkeling van het personeel in onderlinge samenhang worden aangepakt. Functiedifferentiatie en beloningsdifferentiatie kunnen bijvoorbeeld een onderdeel zijn van integraal personeelsbeleid.

Het schoolbudget kan worden gebruikt voor het uitvoeren van dit beleid.

Bovenschoolse inzet van het schoolbudget

Het schoolbudget kan ook gebruikt worden voor bovenschoolse voorzieningen, zoals salariskosten van bovenschools management. In dat geval moet de personeelsgeleding van alle afzonderlijke medezeggenschapsraden daarmee instemmen. Indien er een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) is, dan is de instemming van de personeelsgeleding van deze GMR noodzakelijk. De afzonderlijke medezeggenschapsraden moeten dan hebben ingestemd met de overdracht van deze bevoegdheid aan de GMR.

Inkopen van diensten

De school of het schoolbestuur is vrij in de wijze waarop diensten worden ingekocht. Er zijn daarbij talloze mogelijkheden, van een arbeidscontract tot het tegen een vaste prijs inkopen van diensten. In het laatste geval ontstaan geen andere verplichtingen dan tussen beide partijen zijn overeengekomen. Er ontstaan geen verplichtingen tot afdracht van loonbelasting en sociale premies. Wel kan over de geleverde diensten 6 of 19 procent btw verschuldigd zijn. Toch is er enige voorzichtigheid geboden. Niet alle zelfstandigen worden door de belastingdienst en/of uitkeringsinstanties als zodanig erkend. In een dergelijk geval kan uw zakelijke overeenkomst later worden aangemerkt als een loondienstverhouding met alle verplichtingen die daaruit voorvloeien.

Hetzelfde geldt voor freelance werkzaamheden die mensen in loondienst naast hun dienstbetrekking verrichten. Deze worden beschouwd als nevenwerkzaamheden. In principe hoeven daarover geen loonbelasting en sociale premies te worden afgedragen. De belastingdienst stelt wel strikte eisen ten aanzien van de vraag of er sprake is van nevenwerkzaamheden dan wel van een dienstverband.

De op deze wijze ingekochte diensten moeten altijd worden betaald uit het schoolbudget, de vergoeding voor materiële instandhouding, verzilverde fre’s en/of eigen middelen.

Declaratie en verantwoording

De bestedingen van het schoolbudget moeten worden verantwoord in CASO. Daarvoor is in CASO de aparte declaratiecode 02 beschikbaar. Uitgaven ten laste van het formatiebudget vallen onder declaratiecode 01. De uitgaven ten laste van het schoolbudget en het formatiebudget moeten dus apart worden geadministreerd. Over het administreren van het schoolbudget binnen CASO zijn de gebruikers uitvoerig geïnformeerd door PinkRoccade.

Indien salariskosten ten onrechte ten laste zijn gebracht van het formatiebudget die betaald moeten worden uit het schoolbudget, de vergoeding voor materiële instandhouding, verzilverde fre’s en/of eigen middelen, dan moet dit worden gecorrigeerd bij het invullen van de Aanvraag vaststelling rijksvergoeding (AVR).

Positie van de medezeggenschapsraad

De personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad heeft instemmingsbevoegdheid ten aanzien van de vast­stelling of wijziging van de inzet van het schoolbudget. De ouder-/leerlinggeleding heeft een adviesbevoegdheid. Dit wordt geregeld in een wetsvoorstel met daarin onder andere een wijziging van de Wet medezeggenschap onderwijs dat inmiddels is ingediend bij de Tweede Kamer.

Het schoolbestuur is verplicht de medezeggenschapsraad te informeren over de hoogte van het jaarlijks beschikbare schoolbudget.

De

hoofddirecteur centrale financiën instellingen

,

mr. H.G.M. van Oldeniel

Bijlage Berekening van het schoolbudget

De berekening van het schoolbudget volgt in grote lijnen dezelfde systematiek die geldt voor de berekening van het formatiebudget. Aangezien bij de besteding van het schoolbudget de school in een aantal gevallen meerjarige verplichtingen aan zal gaan, is het van groot belang om de hoogte ervan voor een aantal jaren vooruit te berekenen.

Hieronder volgt een overzicht van de berekeningssystematiek (de bedragen zijn van toepassing voor het schooljaar 2003-2004). De bepaling van het aantal leerlingen geschiedt op basis van het aantal leerlingen dat de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar bezocht.

 

Basisschool

Speciale scholen voor basisonderwijs

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Leerlingaantal

Totaal aantal leerlingen x € 202,42

Totaal aantal leerlingen x € 331,36

Totaal aantal leerlingen x (bedrag verschilt per schoolsoort

Zorgleerlingen 1

Schoolgewicht x € 202,42

Aantal cumi-leerlingen x € 123,04

Aantal ambulant begeleide leerlingen x € 134,81

Aantal cumi-leerlingen x € 96,11

Meer dan 70% 0.9-leerlingen op 1 oktober 2001 2

Totaal aantal leerlingen x € 92,25 + schoolgewicht x € 114,42

   

Meer dan 50% cumi-leerlingen op 1 oktober 2001 3

 

Totaal aantal leerlingen x € 167,22 + het aantal cumi-leerlingen x € 191,47

Totaal aantal leerlingen x (bedrag verschilt per schoolsoort 4 ) + aantal cumi-leerlingen x € 319,14 + aantal ambulant begeleide leerlingen x € 69,16

Kleine scholentoeslag 5

€ 3.894,19 - € 26,86 x het totaal aantal leerlingen

   

Uitbetaling schoolbudget

Het schoolbudget heeft betrekking op een schooljaar en wordt in het schooljaar 2003 - 2004 in twee termijnen uitbetaald:

  • 43 procent in oktober en

  • 57 procent in januari.

De uitkering van het schoolbudget hoeft niet te worden aangevraagd. Het budget wordt automatisch door CFI toegekend.

De

hoofddirecteur centrale financiën instellingen

,

mr. H.G.M. van Oldeniel

  1. Indien van toepassing. ^ [1]
  2. Indien van toepassing. ^ [2]
  3. Indien van toepassing. ^ [3]
  4. Zie de bedragen in de regeling "Schoolbudget voor het schooljaar 2003-2004", kenmerk PO/PJ-2003/7769 in Uitleg gele katern nummer 9 van 2003. ^ [4]
  5. Indien van toepassing. ^ [5]
Naar boven