Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2013. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 16-05-2024 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-10-2022 t/m heden

Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat regels gesteld worden met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: de Minister van Justitie en Veiligheid;

  • b. het College van Toezicht: het College van Toezicht, bedoeld in artikel 2;

  • c. algemene voorwaarden: voorwaarden als bedoeld in artikel 231, onderdeel a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

  • d. collectieve beheersorganisatie: elke organisatie die in Nederland gevestigd is en die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere overeenkomst door meer dan één rechthebbende is gemachtigd met als hoofddoel auteursrecht of naburige rechten te beheren ten behoeve van één of meer van hen, in het gezamenlijk belang van deze rechthebbenden en die onder zeggenschap staat van zijn leden of is ingericht zonder winstoogmerk;

  • e. onafhankelijke beheersorganisatie: iedere organisatie, niet zijnde een collectieve beheersorganisatie, die in Nederland gevestigd is en die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere overeenkomst door meer dan één rechthebbende is gemachtigd met als hoofddoel auteursrechten of naburige rechten te beheren, ten behoeve van één of meer rechthebbenden, in het gezamenlijk belang van deze rechthebbenden en die direct noch indirect, geheel noch gedeeltelijk onder zeggenschap staat van rechthebbenden en is ingericht met winstoogmerk;

  • f. geschillencommissie: de geschillencommissie, bedoeld in artikel 23;

  • g. de Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

  • h. rechthebbende: elke natuurlijke persoon of organisatie anders dan een collectieve beheersorganisatie die houder is van een auteursrecht of naburig recht, of krachtens een overeenkomst voor de exploitatie van rechten of bij wet aanspraak kan maken op een aandeel in de rechteninkomsten;

  • i. lid: iedere rechthebbende of een organisatie die rechthebbenden vertegenwoordigt, met inbegrip van andere collectieve beheersorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, die voldoet aan de lidmaatschapscriteria van de collectieve beheersorganisatie en door de collectieve beheersorganisatie is toegelaten;

  • j. rechteninkomsten: door een collectieve beheersorganisatie namens rechthebbenden geïnde inkomsten op grond van een exclusief recht of een recht op billijke vergoeding;

  • k. beheerskosten: de bedragen die door een collectieve beheersorganisatie in rekening worden gebracht dan wel op de rechteninkomsten of inkomsten uit belegging van rechteninkomsten ingehouden of verrekend worden om de kosten te dekken van het beheer van auteursrecht en naburige rechten;

  • l. vertegenwoordigingsovereenkomst: iedere overeenkomst tussen collectieve beheersorganisaties waarbij één collectieve beheersorganisatie een andere collectieve beheersorganisatie belast met het beheer van rechten die zij vertegenwoordigt, met inbegrip van overeenkomsten die worden gesloten voor de multiterritoriale licentiëring van online muziekrechten;

  • m. gebruiker: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die handelingen uitvoert waarvoor de toestemming van, of de betaling van een billijke vergoeding aan rechthebbenden vereist is en die niet handelt als consument;

  • n. repertoire: een werk van letterkunde, wetenschap of kunst waarvoor een collectieve of een onafhankelijke beheersorganisatie de rechten beheert;

  • o. multiterritoriale licentie: een licentie die geldt voor het grondgebied van meer dan één lidstaat van de Europese Unie;

  • p. onlinerechten inzake muziekwerken: elk van de rechten van een maker inzake een muziekwerk, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij en die zijn voorgeschreven voor de verstrekking van een onlinemuziekdienst (PbEG 2001, L 167).

Artikel 2

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2013. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Er is een College van Toezicht dat tot taak heeft toezicht uit te oefenen op de inning en de verdeling van rechteninkomsten door de collectieve beheersorganisaties en op onafhankelijke beheersorganisaties voor zover het de in artikel 25d genoemde artikelen betreft. De Kaderwet, met uitzondering van de artikelen 18, 21 en 22, is van toepassing op het College van Toezicht. Onze Minister oefent de bevoegdheden uit, bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, en 23, eerste en tweede lid, van de Kaderwet in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Economische Zaken.

  • 2 Het College ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie voldoende is toegerust om zijn taken naar behoren uit te oefenen en bij de uitoefening van zijn werkzaamheden voldoende rekening houdt met de belangen van betalingsplichtigen.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden vastgesteld betreffende de in de artikelen 2a tot en met 2r gestelde eisen waaraan een collectieve beheersorganisatie moet voldoen. Deze voorschriften kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de inhoud van het jaarlijkse transparantieverslag, de naleving van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gedragscode, het vaststellen van nadere regels ten aanzien van aanwending van gelden voor andere doeleinden dan uitkering aan rechthebbenden, het beheer van de gelden waarvoor geen rechthebbenden zijn gevonden en de wijze waarop de representativiteit dienen te worden aangetoond. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen tevens regels worden vastgesteld over de inrichting en het bestuur van een collectieve beheersorganisatie alsmede over de hoogte en de vorm van de bezoldiging van leden van een adviserend orgaan en het toezicht daarop.

  • 4 De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2a

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat rechthebbenden de rechten hebben, bedoeld in het tweede tot en met het achtste lid, en dat die rechten worden opgenomen in de statuten of lidmaatschapsvoorwaarden van de collectieve beheersorganisatie.

  • 2 Rechthebbenden hebben het recht om de collectieve beheersorganisatie van hun keuze te machtigen de rechten op grond van in de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal te laten beheren voor de grondgebieden van hun keuze, ongeacht nationaliteit, lidstaat van verblijf of vestiging van de rechthebbende. Tenzij de collectieve beheersorganisatie objectief gerechtvaardigde redenen heeft om het beheer te weigeren, beheert zij de rechten op materiaal bedoeld in de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten, mits het beheer daarvan binnen zijn werkterrein valt.

  • 4 Rechthebbenden kunnen de machtiging, als bedoeld in het tweede lid, geheel of gedeeltelijk beëindigen met inachtneming van een redelijke opzegtermijn van ten hoogste zes maanden. De collectieve beheersorganisatie kan besluiten dat een dergelijke beëindiging ingaat op het einde van het boekjaar.

  • 5 Als er aan een rechthebbende bedragen verschuldigd zijn voor exploitatiehandelingen die hebben plaatsgevonden voordat de machtiging is beëindigd, of op grond van een licentie die is verleend voordat de beëindiging van kracht werd, behoudt de rechthebbende zijn rechten op grond van de artikelen 2h, 2i, 2m, 2o, 5f en 22.

  • 6 Een collectieve beheersorganisatie mag de uitoefening van de rechten, bedoeld in het vierde en vijfde lid, niet beperken door te eisen dat het beheer van de rechten op grond van de in de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal die het voorwerp zijn van de beëindiging, wordt toevertrouwd aan een andere collectieve beheersorganisatie.

  • 7 De rechthebbende die een collectieve beheersorganisatie machtigt om zijn rechten te beheren, verleent specifiek en schriftelijk toestemming aan de collectieve beheersorganisatie voor het beheer van ieder op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal.

  • 8 Een collectieve beheersorganisatie informeert rechthebbenden over hun rechten op grond van het tweede tot en met het zevende lid, en over elke voorwaarde die aan het in derde lid bedoelde recht verbonden is, alvorens de machtiging, als bedoeld in het tweede lid, te verkrijgen. Een collectieve beheersorganisatie informeert de rechthebbenden die zijn al hebben gemachtigd, uiterlijk op 10 oktober 2016 over hun rechten op grond van deze bepaling.

Artikel 2b

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat de lidmaatschapsregels van een collectieve beheersorganisatie voldoen aan in het tweede tot en met het zesde lid bepaalde.

  • 2 Een collectieve beheersorganisatie aanvaardt rechthebbenden en organisaties die rechthebbenden vertegenwoordigen, waaronder andere collectieve beheersorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, als leden, wanneer zij voldoen aan de door de collectieve beheersorganisatie gestelde vereisten voor lidmaatschap die gebaseerd zijn op non-discriminatoire, objectieve en transparante criteria. De lidmaatschapsvereisten worden opgenomen in de statuten of de lidmaatschapsreglementen van de collectieve beheersorganisatie.

  • 3 Een collectieve beheersorganisatie verschaft aan een rechthebbende duidelijke uitleg over de gronden waarop zij de beslissing heeft genomen om een aanvraag tot lidmaatschap van een rechthebbende te weigeren.

  • 4 De statuten van een collectieve beheersorganisatie regelen passende en doeltreffende mechanismen voor deelname van de leden aan het besluitvormingsproces van de collectieve beheersorganisatie. De vertegenwoordiging van de verschillende categorieën leden in het besluitvormingsproces is billijk en evenwichtig.

  • 5 Een collectieve beheersorganisatie stelt zijn leden in de gelegenheid op elektronische wijze met haar te communiceren.

  • 6 De collectieve beheersorganisatie houdt een ledenregister bij en actualiseert dat regelmatig.

Artikel 2c

Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie die geen leden heeft, maar wel een rechtstreekse band heeft met rechthebbenden bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere overeenkomst, voldoet aan de artikelen 2b, vijfde lid, artikel 2o, artikel 5g, tweede lid en artikel 22 uit deze wet.

Artikel 2d

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat de algemene ledenvergadering van een collectieve beheersorganisatie met leden wordt gehouden overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met het tiende lid.

  • 2 De algemene vergadering wordt ten minste éénmaal per jaar bijeen geroepen.

  • 3 De algemene vergadering beslist over wijzigingen in de lidmaatschapsvoorwaarden voor zover die voorwaarden niet in de statuten worden geregeld. Wanneer een algemene vergadering vanwege de rechtsvorm ontbreekt, beslist het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent over een statutenwijziging en een wijziging in de lidmaatschapsvoorwaarden.

  • 4 De algemene vergadering beslist over de benoeming of het ontslag van de bestuurders en ziet toe op hun algemene prestaties.

  • 5 De algemene vergadering heeft het recht de bezoldiging van bestuurders en andere emolumenten, zoals geldelijke en niet-geldelijke voordelen, pensioenrechten en -toekenningen, rechten op andere toekenningen en rechten op ontslagvergoedingen, goed te keuren.

  • 6 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2g, 2h en 2i besluit de algemene ledenvergadering ten minste over de volgende zaken:

    • (a) het algemene beleid ten aanzien van de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen;

    • (b) het algemene beleid ten aanzien van onverdeelde bedragen;

    • (c) het algemene beleggingsbeleid ten aanzien van rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten;

    • (d) het algemene beleid ten aanzien van inhoudingen op rechteninkomsten en het gebruik van gelden afkomstig uit de belegging van rechteninkomsten;

    • (e) het gebruik van onverdeelde bedragen;

    • (f) het risicobeheerbeleid;

    • (g) de goedkeuring van iedere verwerving, verkoop of het bezwaren van onroerend goed;

    • (h) de goedkeuring van fusies en samenwerkingsverbanden, de oprichting van dochtermaatschappijen, de overname van andere organisaties en de verwerving van aandelen of rechten in andere organisaties;

    • (i) de goedkeuring voor het opnemen van leningen, het verstrekken van leningen en zekerheden voor leningen;

    • (j) de goedkeuring van het in artikel 2 bedoelde jaarlijkse transparantierapport van de collectieve beheersorganisatie.

  • 7 De algemene vergadering kan de in het vierde, vijfde en zesde lid, onder f, g, h, en i opgesomde bevoegdheden bij besluit of door middel van een bepaling in de statuten delegeren aan het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, ingeval een collectieve beheersorganisatie met leden over een dergelijk orgaan beschikt.

  • 8 Alle leden kunnen deelnemen aan een algemene ledenvergadering en daar hun stemrecht uit oefenen. De toegang tot de algemene ledenvergadering en het stemrecht kan in de statuten of de lidmaatschapsvoorwaarden worden beperkt op grond van ontvangen bedragen of aan een lid verschuldigde bedragen, mits dit criterium wordt vastgesteld en toegepast op een billijke en evenredige wijze.

  • 9 Ieder lid van een collectieve beheersorganisatie kan een andere persoon of organisatie als gevolmachtigde aanwijzen om aan de algemene vergadering deel te nemen en daar te stemmen, tenzij deze persoon of organisatie een tegenstrijdig belang heeft. Een volmacht wordt schriftelijk afgegeven en is slechts geldig ten behoeve van één algemene ledenvergadering. De gevolmachtigde heeft dezelfde rechten als de volmachtgever in de algemene ledenvergadering. De gevolmachtigde brengt zijn stem uit overeenkomstig de instructies van de volmachtgever. Personen die geen lid zijn van een collectieve beheersorganisatie kunnen slechts hun stem uitbrengen voor zover de statuten dit bepalen.

  • 10 In het geval dat een collectieve beheersorganisatie een algemene ledenvergadering heeft, kan deze de in dit artikel beschreven bevoegdheden laten uitoefenen door afgevaardigden die ten minste om de vier jaar worden gekozen door de leden van een collectieve beheersorganisatie. Het College van Toezicht ziet erop toe dat effectieve en passende deelname van de leden in de besluitvorming van de collectieve beheersorganisatie gewaarborgd blijft en dat de vertegenwoordiging van de verschillende categorieën van leden in de vergadering van afgevaardigden billijk en evenwichtig is. Het tweede tot en met het tiende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 11 De bevoegdheden van de algemene ledenvergadering kunnen worden uitgeoefend door het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, ingeval een collectieve beheersorganisatie vanwege zijn rechtsvorm geen algemene ledenvergadering heeft. De in het eerste, tweede lid, en het vierde tot en met het zesde lid vastgestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 12 De bevoegdheden van de algemene ledenvergadering kunnen worden uitgeoefend door een vergadering van die rechthebbenden, ingeval een collectieve beheersorganisatie vanwege zijn rechtsvorm geen algemene ledenvergadering heeft en deze bevoegdheden niet worden uitgeoefend door het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent. De in het eerste, tweede lid, en het vierde tot en met zesde lid vastgestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2e

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat iedere collectieve beheersorganisatie beschikt over een toezichtfunctie die voldoet aan de voorwaarden genoemd in het tweede tot en met het vijfde lid.

  • 2 De verschillende categorieën van leden van de collectieve beheersorganisatie zijn billijk en evenwichtig vertegenwoordigd in het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent.

  • 3 Elk lid van het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, legt aan de algemene ledenvergadering jaarlijks een individuele verklaring af over ieder tegenstrijdige belang als bedoeld in artikel 2f, derde lid.

  • 4 Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, komt periodiek bijeen en heeft ten minste de bevoegdheid om:

    • (a) de bevoegdheden uit te oefenen die door de algemene vergadering zijn gedelegeerd, met inbegrip van de bevoegdheden op grond van artikel 2d, vierde, vijfde en zevende lid;

    • (b) toezicht te houden op de activiteiten en de taakuitvoering van de in artikel 2f bedoelde personen, de uitvoering van de besluiten van de algemene ledenvergadering of het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, en in het bijzonder van de algemene beleidslijnen als bedoeld in artikel 2d, zesde lid, onderdeel a tot en met d.

  • 5 Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, brengt ten minste eenmaal per jaar verslag uit aan de algemene ledenvergadering over de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 2f

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie alle nodige maatregelen neemt zodat de personen die zijn belast met de dagelijkse leiding dit op solide, prudente en passende wijze doen met behulp van goede administratieve en boekhoudkundige procedures en interne controlemechanismen.

  • 2 Het College van Toezicht ziet erop toe dat collectieve beheersorganisaties procedures invoeren en toepassen ter vermijding van belangconflicten en om ieder direct of indirect persoonlijk tegenstrijdig belang te identificeren, te beheren, te bewaken en bekend te maken op een zodanige wijze dat voorkomen wordt dat deze de gezamenlijke belangen schaden van de rechthebbenden die de organisatie vertegenwoordigt.

  • 3 De procedure, bedoeld in het tweede lid, omvat een jaarlijkse individuele verklaring van elk van de in het eerste lid bedoelde personen aan de algemene ledenvergadering, die de volgende informatie bevat:

    • a) ieder belang bij de collectieve beheersorganisatie;

    • b) iedere ontvangen beloning van de collectieve beheersorganisatie in het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de verklaring wordt afgelegd, waaronder pensioenregelingen, voordelen in natura en andersoortige voordelen;

    • c) eventuele bedragen die zij in het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de verklaring wordt afgelegd als rechthebbende van de collectieve beheersorganisatie hebben ontvangen;

    • d) een opgave van ieder direct of indirect persoonlijk belang dat tegenstrijdig is met het belang van de collectieve beheersorganisatie;

Artikel 2g

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie voldoet aan het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid met betrekking tot het beheer van rechteninkomsten.

  • 2 Een collectieve beheersorganisatie int en beheert rechteninkomsten zorgvuldig.

  • 3 Een collectieve beheersorganisatie administreert in zijn boekhouding gescheiden:

    • a) rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten; en

    • b) eventuele eigenvermogensbestanddelen en inkomsten uit dergelijke vermogensbestanddelen, uit beheerskosten of uit overige activiteiten.

  • 4 Het is een collectieve beheersorganisatie niet toegestaan om de rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten te gebruiken voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden, tenzij de collectieve beheersorganisatie toestemming heeft om beheerskosten in te houden of te compenseren in overeenstemming met een besluit genomen overeenkomstig artikel 2d, zesde lid, onderdeel d, of zij deze rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten mag gebruiken in overeenstemming met een besluit, als bedoeld in artikel 2d, zesde lid.

  • 5 Wanneer een collectieve beheersorganisatie rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten belegt, doet zij dat in het belang van de rechthebbenden wiens rechten zij vertegenwoordigt, in overeenstemming met het in artikel 2d, zesde lid, onderdelen c en f, bedoelde algemene beleggings- en risicobeheerbeleid en rekening houdend met de volgende bepalingen:

    • a) wanneer er een potentieel belangenconflict bestaat, ziet de collectieve beheersorganisatie erop toe dat de belegging uitsluitend in het belang van die rechthebbenden wordt uitgevoerd;

    • b) de bedragen worden belegd met het oogmerk om de zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid van de portefeuille als geheel te waarborgen;

    • c) de beleggingen worden deugdelijk gediversifieerd om buitensporige afhankelijkheid van één belegging en de accumulatie van risico in de portefeuille als geheel te vermijden.

Artikel 2h

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat inhoudingen op rechteninkomsten en inkomsten uit beleggingen van rechtenkomsten door een collectieve beheersorganisatie in overeenstemming plaatsvinden met het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid.

  • 2 De collectieve beheersorganisatie informeert de rechthebbende over beheerskosten, andere inhoudingen op de rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten, alvorens de rechthebbende de collectieve beheersorganisatie toestemming geeft.

  • 3 Inhoudingen op rechteninkomsten zijn redelijk, staan in verhouding tot de door de collectieve beheersorganisatie aan de rechthebbenden verleende diensten, ook tot de in het vijfde lid bedoelde diensten, en worden vastgesteld op basis van objectieve criteria.

  • 4 Het College van Toezicht ziet erop toe dat de beheerskosten niet hoger zijn dan de gerechtvaardigde en gedocumenteerde kosten voor het beheren van auteursrechten en naburige rechten.

  • 5 Wanneer een collectieve beheersorganisatie sociale, culturele of educatieve diensten verleent die worden gefinancierd uit inhoudingen op de rechteninkomsten of uit andere inkomsten die voortvloeien uit de belegging van rechteninkomsten, worden dergelijke diensten geleverd op grond van billijke criteria.

Artikel 2i

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 2k, vierde en vijfde lid en artikel 5f ziet het College van Toezicht erop toe dat elke collectieve beheersorganisatie bij de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen de in het tweede tot en met tiende lid vastgestelde regels naleeft.

  • 2 Elke collectieve beheersorganisatie verdeelt regelmatig, zorgvuldig en correct de verschuldigde bedragen en betaalt deze bedragen aan rechthebbenden, in overeenstemming met het algemene beleid inzake de verdeling, bedoeld in artikel 2d, zesde lid, onderdeel a.

  • 3 Collectieve beheersorganisaties of hun leden die organisaties zijn die rechthebbenden vertegenwoordigen, verdelen en betalen deze bedragen zo snel mogelijk aan rechthebbenden. Betaling en verdeling vindt in ieder geval uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar plaats waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, tenzij objectieve redenen de collectieve beheersorganisatie of, in voorkomend geval, zijn leden ervan weerhouden deze uiterste termijn te eerbiedigen.

  • 4 Verschuldigde bedragen die niet binnen de termijn gegeven in het derde lid onder rechthebbenden kunnen worden verdeeld, omdat de betrokken rechthebbenden niet geïdentificeerd of gelokaliseerd kunnen worden, worden apart geregistreerd in de boekhouding van de collectieve beheersorganisatie, tenzij de uitzondering op de termijn uit het derde lid van toepassing is.

  • 5 De collectieve beheersorganisatie treft de nodige maatregelen, in overeenstemming met het tweede en derde lid, om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren. De collectieve beheersorganisatie maakt, in ieder geval, uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de in het derde lid vermelde termijn, informatie bekend over op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal waarvoor één of meer rechthebbenden niet zijn geïdentificeerd of gelokaliseerd aan:

    • a) de rechthebbenden die zij vertegenwoordigt of de organisaties die rechthebbenden vertegenwoordigen, wanneer die organisaties lid zijn van de collectieve beheersorganisatie; en

    • b) alle collectieve beheersorganisaties waarmee ze vertegenwoordigingsovereenkomsten heeft gesloten.

  • 6 Voor zover beschikbaar, omvat de informatie uit het vijfde lid, het volgende:

    • a) de titel van het op grond de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal;

    • b) de naam van de rechthebbende;

    • c) de naam van de betrokken uitgever of producent; en

    • d) alle overige ter zake dienende beschikbare informatie die kan helpen om de rechthebbende te identificeren.

  • 7 De collectieve beheersorganisatie controleert het in artikel 2b, zesde lid, bedoelde register en andere gemakkelijk beschikbare registers. Indien deze controle geen resultaat oplevert, maakt de collectieve beheersorganisatie de informatie, bedoeld in het zesde lid, uiterlijk één jaar na het verstrijken van de periode van drie maanden openbaar op zijn internetpagina.

  • 8 Verschuldigde bedragen aan rechthebbenden worden als onverdeeld beschouwd, indien deze bedragen drie jaar na afloop van het boekjaar waarin de inning van de rechteninkomsten heeft plaatsgevonden nog niet kunnen worden verdeeld en de collectieve beheersorganisatie alle nodige maatregelen heeft getroffen om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren, als bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid.

  • 9 De algemene ledenvergadering van een collectieve beheersorganisatie besluit over het gebruik van de onverdeelde bedragen overeenkomstig artikel 2d, zesde lid onderdeel b, onverminderd het recht van rechthebbenden om dergelijke bedragen van de collectieve beheersorganisatie te vorderen.

  • 10 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over het gebruik van onverdeelde gelden.

Artikel 2j

Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie niet discrimineert jegens een rechthebbende wiens rechten zij beheert krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst.

Artikel 2k

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie handelt overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid, bij de inhoudingen en betalingen op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst.

  • 2 Een collectieve beheersorganisatie houdt uitsluitend kosten in voor het beheer op de rechteninkomsten, of op inkomsten uit de belegging van die rechteninkomsten, die voortvloeien uit de rechten die zij beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, tenzij de andere collectieve beheersorganisatie die partij is bij de vertegenwoordigingsovereenkomst uitdrukkelijk met andere inhoudingen instemt.

  • 3 De collectieve beheersorganisatie verdeelt en betaalt de aan andere collectieve beheersorganisaties verschuldigde bedragen op regelmatige, zorgvuldige en correcte wijze.

  • 4 De collectieve beheersorganisatie verricht de verdeling en betalingen aan de andere collectieve beheersorganisatie zo snel mogelijk maar uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, tenzij objectieve redenen de collectieve beheersorganisatie ervan weerhouden deze termijn na te leven.

  • 5 De vertegenwoordigde collectieve beheersorganisatie of zijn leden, die rechthebbenden vertegenwoordigen, verdelen en betalen de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen uiterlijk zes maanden na ontvangst van deze bedragen, tenzij objectieve redenen de collectieve beheersorganisatie of, in voorkomend geval, zijn leden ervan weerhouden deze termijn na te leven.

Artikel 2l

  • 1 Collectieve beheersorganisaties en gebruikers van collectieve beheersorganisaties voeren in goed vertrouwen onderhandelingen over de licentieverlening voor rechten. Collectieve beheersorganisaties en gebruikers verschaffen elkaar alle noodzakelijke informatie.

  • 2 Licentievoorwaarden zijn gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. Een collectieve beheersorganisatie is niet verplicht licentievoorwaarden die zijn overeengekomen met een gebruiker die een online dienst aanbiedt, als precedent te gebruiken voor andere onlinediensten, indien deze onlinedienst nog geen drie jaar voor het publiek in de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte beschikbaar is. Rechthebbenden ontvangen een passende vergoeding voor het gebruik van de rechten. Tarieven voor exclusieve rechten en rechten op vergoeding zijn billijk in verhouding tot onder meer de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, gelet op de aard en reikwijdte van het gebruik van op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal, en in verhouding tot de economische waarde van de door de collectieve beheersorganisatie verstrekte dienst. Collectieve beheersorganisaties stellen de betrokken gebruiker in kennis van de criteria die voor het bepalen van die tarieven zijn gebruikt.

  • 3 Collectieve beheersorganisaties beantwoorden aanvragen van gebruikers zonder onnodige vertraging en geven daarbij onder meer op welke informatie gebruikers nodig hebben om een licentie aan te bieden. Nadat een collectieve beheersorganisatie alle relevante informatie van de gebruiker heeft ontvangen, biedt de collectieve beheersorganisatie zonder onnodige vertraging een licentie aan, of verschaft zij de gebruiker een gemotiveerde verklaring waarom zij geen licentie verleent voor een bepaalde dienst.

Artikel 2m

  • 1 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, artikel 2n en artikel 5f, tweede lid, ziet het College van Toezicht erop toe dat een collectieve beheersorganisatie minimaal eenmaal per jaar ten minste de volgende informatie bekendmaakt aan iedere rechthebbende aan wie zij rechteninkomsten heeft toegewezen of betalingen heeft gedaan, voor de periode waarop de informatie betrekking heeft:

    • a) de contactgegevens van de rechthebbende;

    • b) de aan de rechthebbende toegewezen rechteninkomsten;

    • c) de door de collectieve beheersorganisatie aan de rechthebbende betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik;

    • d) de periode waarin het gebruik heeft plaatsgevonden waarvoor bedragen zijn toegewezen en betaald aan de rechthebbende, tenzij de collectieve beheersorganisatie vanwege objectieve redenen, niet over deze gegevens kan beschikken;

    • e) bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerskosten;

    • f) bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerskosten;

    • g) rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven.

  • 2 Wanneer een collectieve beheersorganisatie rechteninkomsten toewijst en als leden organisaties heeft, die verantwoordelijk zijn voor de uitkering van rechteninkomsten aan rechthebbenden, verstrekt de collectieve beheersorganisatie de opgesomde informatie, bedoeld in het eerste lid, aan deze organisaties, tenzij de collectieve beheersorganisatie deze informatie niet in zijn bezit heeft. Het College ziet erop toe dat deze organisaties ten minste éénmaal per jaar, minimaal de informatie bedoeld in het eerste lid, bekendmaken aan elke rechthebbende aan wie zij inkomsten uit rechten hebben toegewezen of betalingen hebben gedaan in de periode waarop de informatie betrekking heeft.

Artikel 2n

Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie aan collectieve beheersorganisaties namens wie zij rechten beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, tenminste eenmaal per jaar, op elektronische wijze, voor de periode waarop de informatie betrekking heeft, minimaal de volgende informatie bekendmaakt:

  • a) de toegewezen rechteninkomsten, de door de collectieve beheersorganisatie betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en soort gebruik voor de rechten die zij beheert op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst, en rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven;

  • b) bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerskosten;

  • c) de bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerskosten, als bedoeld in artikel 2k;

  • d) informatie over iedere verleende of geweigerde licentie met betrekking tot op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal die wordt bestreken door de vertegenwoordigingsovereenkomst;

  • e) door de algemene ledenvergadering genomen besluiten voor zover deze besluiten relevant zijn voor het beheer van de rechten op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst.

Artikel 2o

Onverminderd het bepaalde in artikel 5c, ziet het College van Toezicht erop toe dat een collectieve beheersorganisatie, na een gemotiveerd verzoek, op elektronische wijze en zonder onnodige vertraging, op zijn minst de volgende informatie bekendmaakt aan iedere rechthebbende of gebruiker of aan de collectieve beheersorganisatie wiens rechten zij beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst:

  • a) het op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal dat zij beheert, de rechten die zij direct of krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst beheert en het grondgebied dat zij bestrijkt, of

  • b) wanneer wegens de reikwijdte van de activiteiten van de collectieve beheersorganisatie dergelijke soorten van op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal niet kunnen worden vastgesteld, de soorten op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal die zij vertegenwoordigt, de rechten die zij beheert en de grondgebieden die zij bestrijkt.

Artikel 2p

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie ten minste de volgende informatie openbaar maakt:

    • a) zijn statuten;

    • b) zijn lidmaatschapsvoorwaarden en de voorwaarden voor beëindiging van de machtiging tot beheer van rechten, indien deze niet zijn opgenomen in de statuten;

    • c) standaardlicentieovereenkomsten en normaal toepasselijke tarieven, inclusief kortingen;

    • d) de lijst met personen bedoeld in artikel 2f en de nevenactiviteiten die door hen worden uitgeoefend;

    • e) zijn algemene beleid inzake verdeling van de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen;

    • f) zijn algemene beleid inzake beheerskosten;

    • g) zijn algemene beleid inzake inhoudingen, voor andere doeleinden dan beheerskosten, op rechteninkomsten en op enig ander inkomen voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten, met inbegrip van inhoudingen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten;

    • h) een lijst met door zijn gesloten vertegenwoordigingsovereenkomsten, en de namen van de collectieve beheersorganisaties waarmee deze vertegenwoordigingsovereenkomsten zijn gesloten;

    • i) het algemene beleid inzake het gebruik van onverdeelde bedragen;

    • j) de overeenkomstig de artikelen 22 en 23 beschikbare procedures voor klachtenafhandeling en geschillenbeslechting;

    • l) de wijze waarop wel of geen vrijwaring wordt gegeven voor claims van niet-vertegenwoordigde rechthebbenden.

  • 2 De collectieve beheersorganisatie maakt de in eerste lid bedoelde informatie op zijn publieke internetpagina bekend en houdt deze actueel.

Artikel 2q

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie uiterlijk acht maanden na afloop van een boekjaar een transparantieverslag van dat boekjaar opstelt en openbaar maakt op zijn internetpagina.

  • 2 De collectieve beheersorganisatie houdt het jaarlijkse transparantieverslag op zijn internetpagina algemeen beschikbaar voor het publiek voor een periode van ten minste vijf jaar.

  • 3 Het jaarlijkse transparantieverslag bevat een jaarrekening en jaarverslag, die worden opgesteld en openbaar gemaakt overeenkomstig Titel 9 van Boek van het Burgerlijk Wetboek, en eveneens de bij algemene maatregel van bestuur voorgeschreven informatie.

  • 4 Onderdeel van het jaarlijkse transparantieverslag is een speciaal verslag, betreffende het gebruik van de ingehouden bedragen ten behoeve van sociale, culturele, en educatieve diensten, waarin de bij algemene maatregel van bestuur voorgeschreven informatie is opgenomen.

  • 5 De in het jaarlijks transparantieverslag opgenomen boekhoudkundige informatie wordt gecontroleerd door één of meer accountants als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het auditverslag, met inbegrip van alle voorbehouden, wordt volledig opgenomen in het jaarlijks transparantieverslag.

Artikel 2r

Een collectieve beheersorganisatie stelt met alle collectieve beheersorganisaties aan wie een betalingsplichtige een vergoeding verschuldigd is een gezamenlijke jaarlijkse factuur op en reikt deze uit aan die betalingsplichtige.

Artikel 3

  • 1 De volgende besluiten van een collectieve beheersorganisatie behoeven de voorafgaande schriftelijke instemming van het College van Toezicht:

    • a. een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de collectieve beheersorganisatie;

    • b. een besluit tot vaststelling of wijziging van reglementen of algemene voorwaarden betreffende de uitoefening en handhaving van auteursrechten of naburige rechten;

    • c. een besluit tot de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik of tot verhoging van de tarieven, inclusief het vervallen van een korting, anders dan ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen indexering, overeenkomsten daaromtrent met representatieve organisaties van betalingsplichtigen of toegenomen gebruik van beschermde werken;

    • d. een besluit tot vaststelling van het format waarop en het tijdsbestek waarbinnen gebruikers van een collectieve beheersorganisatie relevante informatie over het gebruik van de door de collectieve beheersorganisatie vertegenwoordigde rechten dienen te verstrekken voor de inning van de rechteninkomsten en de verdeling en uitbetaling daarvan aan rechthebbenden. Voor het vaststellen van dit besluit nemen de collectieve beheersorganisaties en de gebruikers voor zover mogelijk de vrijwillige normen van de industrie in acht.

  • 2 Het College van Toezicht kan over besluiten als bedoeld in het eerste lid een collectieve beheersorganisatie van advies dienen. Brengt het College van Toezicht binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om schriftelijke instemming geen advies uit, dan wordt het besluit, bedoeld in het eerste lid, geacht te zijn goedgekeurd. Het College van Toezicht kan de termijn vanwege bijzondere omstandigheden verlengen met ten hoogste vier weken.

  • 3 Het College van Toezicht kan slechts zijn schriftelijke instemming aan een besluit onthouden indien de collectieve beheersorganisatie binnen een door het college te bepalen periode na ontvangst van een voorafgaand advies van het college het advies niet opvolgt.

  • 4 Het College van Toezicht onthoudt zijn goedkeuring aan een besluit tot de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik of tot verhoging van de tarieven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, indien het tarief of de verhoging, gelet op de in artikel 2, tweede lid, vermelde eisen, buitensporig is. Het College van Toezicht onthoudt zijn goedkeuring niet dan nadat de geschillencommissie hieromtrent advies heeft uitgebracht.

Artikel 4

Het College van Toezicht houdt geen toezicht op collectieve beheersorganisaties voor zover toezicht op grond van de Mededingingswet wordt uitgeoefend door de Autoriteit Consument en Markt.

Artikel 5

  • 1 Een collectieve beheersorganisatie is gehouden het College van Toezicht vooraf schriftelijk te informeren over te nemen besluiten die van wezenlijke invloed zijn op de uitoefening door de collectieve beheersorganisatie van haar taken of het verlenen van bemiddeling als bedoeld in artikel 30a van de Auteurswet, waaronder:

    • a. investeringen die een door het College van Toezicht bij reglement vast te stellen bedrag te boven gaan;

    • b. het oprichten of mede-oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon of het deelnemen in een vennootschap;

    • c. de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik;

    • d. de wijziging van een door een of meer betalingsplichtigen te betalen tarief, inclusief korting, anders dan bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c;

    • e. de vaststelling of wijziging van overeenkomsten met representatieve organisaties van gebruikers;

    • f. de benoeming van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 De leden van het College van Toezicht hebben toegang tot de kantoren van een collectieve beheersorganisatie en kunnen de algemene ledenvergadering, de vergadering van aangeslotenen en de vergaderingen van het bestuur van de collectieve beheersorganisatie bijwonen. De leden van het College hebben inzage in boeken en bescheiden en andere informatiedragers van een collectieve beheersorganisatie een en ander voor zover kennisneming daarvan noodzakelijk is voor de uitoefening van het toezicht.

  • 3 Het College houdt toezicht op organisaties, die direct of indirect eigendom zijn van, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van een collectieve beheersorganisatie, mits dergelijke organisaties een activiteit verrichten die, indien ze werd verricht door de collectieve beheersorganisatie, onderworpen zou zijn aan het toezicht van het College.

  • 4 Indien een collectieve beheersorganisatie samenwerkt met of werkzaamheden laat verrichten door een derde, verband houdende met de inning en de verdeling van vergoedingen op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten, blijft zij verantwoordelijk voor de uitoefening van deze taken. Zij draagt in dat geval zorg voor de beschikbaarheid voor het College van Toezicht van de financiële gegevens die relevant kunnen zijn voor de taakuitoefening van het College.

  • 5 Gegevens of inlichtingen omtrent een collectieve beheersorganisatie of een derde als bedoeld in artikel 16, die in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet, de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten worden gebruikt.

Artikel 5aa

  • 1 Het College van Toezicht kan vaststellen of de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon die bij een collectieve beheersorganisatie is of wordt belast met taken als bedoeld in de artikelen 2e, eerste lid, of 2f, eerste lid, buiten twijfel staat, op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten, wanneer het geïnde bedrag aan vergoedingen van een collectieve beheersorganisatie in een bepaald kalenderjaar meer bedraagt dan € 50.000.000.

  • 2 Indien onderzoek benodigd is ten behoeve van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, komen de kosten van het onderzoek voor rekening van de collectieve beheersorganisatie.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften vastgesteld over de wijze waarop de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon, als bedoeld in het eerste lid, kan worden vastgesteld.

Artikel 5a

Onverminderd het bepaalde in artikel 30a Auteurswet, ziet het College van Toezicht erop toe dat in Nederland gevestigde collectieve beheersorganisaties zich aan de voorschriften uit de artikelen 5b tot en met 5j houden bij de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken.

Artikel 5b

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, over voldoende capaciteit beschikt om elektronisch op doelmatige en transparante wijze de gegevens te verwerken die nodig zijn voor het beheer van dergelijke licenties.

  • 2 Voor de doeleinden van het eerste lid voldoet een collectieve beheersorganisatie ten minste aan de volgende eisen:

    • a) de collectieve beheersorganisatie kan de muziekwerken waarvoor zij bevoegd is tot vertegenwoordiging nauwkeurig identificeren in zijn geheel of in onderdelen;

    • b) de collectieve beheersorganisatie kan voor elk betrokken grondgebied in de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte de rechten en de respectievelijke rechthebbenden nauwkeurig identificeren in zijn geheel of in onderdelen, voor elk muziekwerk of aandeel daarin waarvoor de collectieve beheersorganisatie is gemachtigd tot vertegenwoordiging;

    • c) de collectieve beheersorganisatie gebruikt unieke identificatiemiddelen om rechthebbenden en muziekwerken te identificeren, voor zover mogelijk rekening houdend met vrijwillige industriële normen en praktijken die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie;

    • d) de collectieve beheersorganisatie gebruikt gepaste middelen om tijdig en doeltreffend tegenstrijdigheden te constateren en weg te nemen in gegevens van andere collectieve beheersorganisaties die multiterritoriale licenties voor rechten van onlinegebruik van muziekwerken verlenen.

Artikel 5c

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verstrekt, aan aanbieders van onlinediensten, aan rechthebbenden van wie zij de rechten vertegenwoordigt en aan andere collectieve beheersorganisaties op elektronische wijze, na een gemotiveerd verzoek, actuele informatie verstrekt die de identificatie van het door zijn vertegenwoordigde onlinemuziekrepertoire mogelijk maakt. Deze informatie omvat:

    • a) de vertegenwoordigde muziekwerken;

    • b) de geheel of gedeeltelijk vertegenwoordigde rechten, en

    • c) de bestreken grondgebieden.

  • 2 De collectieve beheersorganisatie kan zo nodig redelijke maatregelen treffen om de juistheid en integriteit van de gegevens te beschermen, hun hergebruik te beheren en commercieel gevoelige informatie te beschermen.

Artikel 5d

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, beschikt over een regeling waarmee rechthebbenden, andere collectieve beheersorganisaties en aanbieders van onlinediensten kunnen vragen om rectificatie van de gegevens, bedoeld in de lijst van voorwaarden in artikel 5b, tweede lid, of de op grond van artikel 5c verstrekte informatie. Een verzoek tot rectificatie gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit redelijkerwijs blijkt dat de gegevens met betrekking tot hun onlinerechten inzake muziekwerken onjuist zijn. De collectieve beheersorganisatie draagt zorg voor rectificatie zonder onnodige vertraging, indien het verzoek voldoende is onderbouwd.

  • 2 De collectieve beheersorganisatie stelt rechthebbenden van wie muziekwerken in zijn eigen muziekrepertoire zijn opgenomen, of die zij overeenkomstig artikel 5i vertegenwoordigt, in staat om in elektronische vorm informatie in te dienen over hun muziekwerken, hun rechten op deze werken en de grondgebieden waarvoor zij de collectieve beheersorganisatie machtigen. Daarbij houden de collectieve beheersorganisatie en de rechthebbenden voor zover mogelijk rekening met vrijwillige industriële normen of praktijken met betrekking tot gegevensuitwisseling die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie, waardoor de rechthebbenden het muziekwerk geheel of gedeeltelijk, de onlinerechten geheel of gedeeltelijk en de grondgebieden waarvoor zij de organisatie machtigen, kunnen specificeren.

  • 3 Een collectieve beheersorganisatie die door een andere collectieve beheersorganisatie overeenkomstig artikel 5g en 5h is belast met de uitgifte van multiterritoriale licenties past het tweede lid ook toe met betrekking tot de rechthebbenden van lastgevende collectieve beheersorganisaties, tenzij de collectieve beheersorganisaties anders overeenkomen.

Artikel 5e

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie toezicht houdt op het gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken die zij geheel of gedeeltelijk beheert, door aanbieders van onlinediensten aan wie zij een multiterritoriale licentie voor die rechten heeft verleend.

  • 2 De collectieve beheersorganisatie biedt aanbieders van onlinediensten de mogelijkheid om op elektronische wijze verslag te doen van het feitelijke gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken.

  • 3 Aanbieders van onlinediensten doen nauwkeurig verslag van het feitelijke gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken.

  • 4 De collectieve beheersorganisatie biedt het gebruik van ten minste één verslagmethode aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie zijn ontwikkeld voor de elektronische uitwisseling van dergelijke gegevens. Als de collectieve beheersorganisatie voorziet in verslaglegging volgens een industriële norm voor de elektronische gegevensuitwisseling, kan zij weigeren verslagen van de aanbieder van onlinediensten in een eigen indeling te aanvaarden.

  • 5 De collectieve beheersorganisatie verzendt facturen aan de aanbieder van onlinediensten op elektronische wijze. De collectieve beheersorganisatie biedt het gebruik van ten minste één indeling aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Unie zijn ontwikkeld. Op de factuur worden de muziekwerken en rechten geïdentificeerd die geheel of gedeeltelijk in licentie zijn gegeven op grond van de gegevens, als bedoeld in artikel 5b, tweede lid en het dienovereenkomstige feitelijke gebruik, voor zover mogelijk op grond van de door de aanbieder van onlinediensten verstrekte informatie en de indeling die is gebruikt om die informatie te verstrekken. Als de collectieve beheersorganisatie een industriële norm hanteert, kan de aanbieder van onlinediensten de factuur niet weigeren vanwege de indeling.

  • 6 Nadat het feitelijke gebruik van de onlinerechten van een muziekwerk is gemeld, factureert de collectieve beheersorganisatie, de onlinediensten zorgvuldig en zonder vertraging aan de aanbieder, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.

  • 7 De collectieve beheersorganisatie stelt de aanbieder van onlinediensten in staat om de juistheid van de factuur te betwisten, ook wanneer de aanbieder van onlinediensten van één of meer collectieve beheersorganisaties facturen ontvangt voor dezelfde onlinerechten inzake hetzelfde muziekwerk.

Artikel 5f

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, aan rechthebbenden verschuldigde bedragen die voortvloeien uit dergelijke licenties nauwkeurig en zonder vertraging verdeelt nadat het feitelijke gebruik van het werk is gemeld, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.

  • 2 De collectieve beheersorganisatie verstrekt samen met elke betaling die zij doet op grond van het eerste lid, ten minste de volgende informatie aan rechthebbenden:

    • a) de periode waarin en de gebieden waar het gebruik waarvoor bedragen aan rechthebbenden verschuldigd zijn, heeft plaatsgevonden;

    • b) de geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de collectieve beheersorganisatie zijn verdeeld voor ieder recht voor online gebruik van een muziekwerk waarvoor de rechthebbenden de collectieve beheersorganisatie hebben gemachtigd om hen geheel of gedeeltelijk te vertegenwoordigen;

    • c) de voor de rechthebbenden geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de collectieve beheersorganisatie zijn verdeeld met betrekking tot iedere aanbieder van onlinediensten.

  • 3 Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet wanneer een collectieve beheersorganisatie een andere collectieve beheersorganisatie heeft belast met multiterritoriale licentieverlening voor de onlinerechten inzake muziekwerken op grond van de artikelen 5g en 5h. In dat geval verdeelt de lastnemende collectieve beheersorganisatie de bedragen, bedoeld in het eerste lid, nauwkeurig en zonder vertraging, en verstrekt zij de informatie, als bedoeld in het tweede lid aan de lastgevende collectieve beheersorganisatie. De lastgevende collectieve beheersorganisatie is verantwoordelijk voor de verdeling van die bedragen en de verstrekking van die informatie aan de rechthebbenden, tenzij de collectieve beheersorganisaties anders overeenkomen.

Artikel 5g

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat iedere vertegenwoordigingsovereenkomst tussen collectieve beheersorganisaties waarbij een collectieve beheersorganisatie een andere collectieve beheersorganisatie belast met de verlening van multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken in zijn eigen muziekrepertoire, van niet-exclusieve aard is. De lastnemende collectieve beheersorganisatie beheert die onlinerechten op niet-discriminerende wijze.

  • 2 De lastgevende collectieve beheersorganisatie informeert zijn leden over de belangrijkste bepalingen van de overeenkomst, met inbegrip van de duur ervan en de kosten van de door de lastnemende collectieve beheersorganisatie geleverde diensten.

  • 3 De lastnemende collectieve beheersorganisatie informeert de lastgevende collectieve beheersorganisatie over de belangrijkste voorwaarden waar de rechten van deze laatste in licentie worden gegeven, met inbegrip van de aard van de exploitatie, alle bepalingen die betrekking hebben of van invloed zijn op de licentiekosten, de duur van de licentie, de boekperioden en de bestreken grondgebieden.

Artikel 5h

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat een collectieve beheersorganisatie instemt met een verzoek van een andere collectieve beheersorganisatie om een vertegenwoordigingsovereenkomst te sluiten om multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken te verlenen voor het repertoire van de verzoekende organisatie, indien deze organisatie niet zelf deze licenties verleent en de aangezochte organisatie al multiterritoriale licenties voor dezelfde categorie onlinerechten inzake muziekwerken in het repertoire van één of meer andere collectieve beheersorganisaties verleent.

  • 2 De aangezochte collectieve beheersorganisatie beantwoordt het verzoek van de verzoekende collectieve beheersorganisatie schriftelijk en zonder onnodige vertraging.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het vijfde en het zesde lid, beheert de aangezochte collectieve beheersorganisatie het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende collectieve beheersorganisatie onder dezelfde voorwaarden als zijn eigen repertoire.

  • 4 De aangezochte collectieve beheersorganisatie neemt het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende collectieve beheersorganisatie op in alle aanbiedingen die zij doet aan aanbieders van onlinediensten.

  • 5 De beheerskosten voor de dienst die door de aangezochte collectieve beheersorganisatie wordt verleend aan de verzoekende organisatie overstijgen niet de kosten die door de aangezochte collectieve beheersorganisatie redelijkerwijs zijn gemaakt.

  • 6 De verzoekende collectieve beheersorganisatie verstrekt de aangezochte collectieve beheersorganisatie de informatie over zijn eigen muziekrepertoire die noodzakelijk is voor de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken. De aangezochte collectieve beheersorganisatie kan de kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt, teneinde muziekwerken waarvoor informatie ontoereikend of onbruikbaar is, uit te sluiten of om aan de vereisten te voldoen, in rekening brengen bij de verzoekende collectieve beheersorganisatie, indien de verstrekte informatie ontoereikend is of in een vorm is verstrekt die de aangezochte collectieve beheersorganisatie niet in staat stelt aan de vereisten van de artikel 5a tot en met 5j te voldoen.

Artikel 5i

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat rechthebbenden, die een collectieve beheersorganisatie hebben gemachtigd om hun onlinerechten inzake muziekwerken te beheren, de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van multiterritoriale licentieverlening voor alle grondgebieden uit die collectieve beheersorganisatie kunnen terugtrekken zonder de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van monoterritoriale licentieverlening te hoeven terugtrekken, wanneer een collectieve beheersorganisatie uiterlijk op 10 april 2017 geen multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent of aanbiedt en geen andere collectieve beheersorganisatie toestaat die rechten voor een dergelijk doel te beheren. Deze rechthebbenden kunnen vervolgens zelf of via enige andere partij die zij machtigen of via een collectieve beheersorganisatie die wel voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 5a tot en met 5j, multiterritoriale licenties voor hun onlinerechten inzake muziekwerken verlenen.

Artikel 5j

De artikelen 5a tot en met 5i zijn niet van toepassing op collectieve beheersorganisaties die op grond van de vrijwillige samenvoeging van de vereiste rechten overeenkomstig de mededingingsregels krachtens de artikelen 101 en 102 VWEU, een multiterritoriale licentie verlenen voor de onlinerechten inzake muziekwerken die vereist zijn voor een omroep die zijn radio- of televisieprogramma’s gelijktijdig met of na de oorspronkelijke uitzending wil meedelen of openbaar wil maken.

Artikel 6

  • 1 Het College van Toezicht kan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie van advies dienen.

  • 2 Het College van Toezicht kan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van haar taken of het verlenen van bemiddeling als bedoeld in artikel 30a van de Auteurswet. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie is gehouden overeenkomstig de aanwijzingen te handelen.

Artikel 7

  • 1 Het College van Toezicht bestaat uit drie of meer personen. Het aantal leden van het College, de voorzitter daaronder begrepen, is steeds oneven.

  • 2 De leden van het College van Toezicht kunnen de taken onderling verdelen. Het College blijft verantwoordelijk voor de uitoefening van deze taken.

  • 3 Onze Minister wijst de voorzitter aan.

  • 4 De leden van het College van Toezicht worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend eenmaal opnieuw worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren.

  • 5 Het College van Toezicht blijft ook in geval van een of meer vacatures bevoegd tot hetgeen hem is opgedragen.

  • 6 Het College van Toezicht kent zoveel plaatsvervangende leden als Onze Minister nodig acht. Het vierde lid en artikel 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

  • 1 Nevenfuncties van een lid van het College van Toezicht worden openbaar gemaakt door vermelding op de website van het College van Toezicht.

  • 2 Een lid van het College van Toezicht heeft geen financiële of andere belangen bij ondernemingen, instellingen of andere organisaties waardoor zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 9

  • 1 Het lidmaatschap van het College van Toezicht eindigt:

    • a. door het verstrijken van de periode waarvoor het lid is benoemd;

    • b. door ontslag, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Kaderwet;

    • c. door ondercuratelestelling of overlijden van het lid;

    • d. indien het faillissement of de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van het lid wordt uitgesproken;

    • e. door een veroordeling wegens een misdrijf.

  • 2 Een besluit tot schorsing van de leden van het College van Toezicht regelt de gevolgen van de schorsing.

Artikel 12

  • 1 De kosten die het College van Toezicht maakt, worden vergoed door Onze Minister.

  • 2 Onze Minister brengt jaarlijks vijftig procent van de kosten, bedoeld in het eerste lid, in rekening aan de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de systematiek op basis waarvan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, over de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties wordt verdeeld en de bijdrage van een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie die een deel van het kalenderjaar onder het toezicht van het College van Toezicht valt.

  • 4 Het College van Toezicht organiseert jaarlijks een overleg met de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties. Ambtenaren kunnen het overleg bijwonen namens Onze Minister. Het College van Toezicht maakt het verslag van het overleg binnen een redelijke termijn na het overleg openbaar.

Artikel 13

  • 1 Het College van Toezicht vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo vaak als door de voorzitter of ten minste twee andere leden van het College wenselijk wordt geoordeeld.

  • 2 Het College van Toezicht besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen. Elk lid heeft één stem. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 3 Het College van Toezicht kan bij bestuursreglement nadere regels vaststellen omtrent zijn vergadering en besluitvorming.

Artikel 14

Het College van Toezicht kan vertegenwoordigers van betalingsplichtigen of andere belanghebbenden in de gelegenheid stellen te worden gehoord.

Artikel 15

  • 1 Het College van Toezicht stelt jaarlijks voor 1 oktober een jaarverslag en een toezichtsrapport op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg.

  • 2 Het College van Toezicht zendt het jaarverslag en het toezichtsrapport aan Onze Minister en beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 16

  • 1 Indien een collectieve beheersorganisatie samenwerkt met of werkzaamheden laat verrichten door een in Nederland gevestigde derde, verband houdende met de inning of de verdeling van vergoedingen op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten, is deze derde, onverminderd het bepaalde in artikel 5, derde lid, gehouden het College van Toezicht op zijn verzoek onverwijld alle inlichtingen te verschaffen die het college nodig acht voor zijn taakuitoefening.

Artikel 17

Het College van Toezicht stelt de Europese Commissie uiterlijk op 10 april 2016 een lijst met collectieve beheersorganisaties die onder haar toezicht staan ter beschikking. Het College stelt de Europese Commissie zonder onnodige vertraging in kennis van elke wijziging in de lijst.

Artikel 17a

  • 1 Onverminderd artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid van het College van Toezicht tot het opleggen van een bestuurlijke boete of last onder dwangsom aan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie, indien het College van Toezicht op aanvraag van die collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie besluit tot het bindend verklaren van een door die collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie gedane toezegging.

  • 2 Het College van Toezicht kan een besluit nemen als bedoeld in het eerste lid, indien het:

    • a. aannemelijk acht dat het naleven van de toezegging leidt tot het beëindigen of voorkomen van een overtreding,

    • b. in staat is het naleven van de toezegging te controleren, en

    • c. het bindend verklaren van een toezegging doelmatiger acht dan het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

  • 3 De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie dient de aanvraag voor het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid in, voordat het College van Toezicht een besluit omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom heeft genomen.

  • 5 De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie gedraagt zich overeenkomstig het besluit, bedoeld in het eerste lid.

  • 6 Het College van Toezicht bepaalt gedurende welke periode het besluit, bedoeld in het eerste lid, geldt en kan deze periode telkens verlengen.

  • 7 Het College van Toezicht kan een besluit als bedoeld in het eerste lid of een besluit tot verlenging als bedoeld in het zesde lid, wijzigen of intrekken indien:

    • a. er een wezenlijke verandering is opgetreden in de feiten waarop het besluit berust;

    • b. het besluit berust op door de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie verstrekte onvolledige, onjuiste of misleidende gegevens;

    • c. de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie in strijd met het vijfde lid handelt.

Artikel 17b

  • 1 Een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie is op verzoek van het College van Toezicht gehouden om onderzoek te laten uitvoeren naar de uitoefening van haar taken of om een verbeterplan in te dienen. De kosten van dit onderzoek of verbeterplan komen voor rekening van de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie.

  • 2 Het College van Toezicht kan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie uitsluitend verzoeken een onderzoek te laten uitvoeren of verbeterplan in te dienen wanneer het College signalen ontvangt waaruit blijkt van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid van of juiste gang van zaken.

  • 3 De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie dient binnen zes weken na ontvangst van het verzoek van het College van Toezicht een onderzoeksopdracht of verbeterplan, voorzien van de goedkeuring van het orgaan dat de interne toezichtfunctie uitoefent, in bij het College van Toezicht.

  • 4 De onderzoeksopdracht en het verbeterplan behoeven de schriftelijke instemming van het College van Toezicht. Het College van Toezicht bericht binnen vier weken na ontvangst van de onderzoeksopdracht of het verbeterplan of het zijn instemming aan de onderzoeksopdracht of het verbeterplan verleent.

  • 5 De termijn, bedoeld in het vierde lid, wordt opgeschort:

    • a. met ingang van de dag na die waarop het College van Toezicht de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie uitnodigt de onderzoeksopdracht of het verbeterplan aan te vullen, tot de dag waarop de onderzoeksopdracht of het verbeterplan is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken,

    • b. gedurende de termijn waarvoor de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie schriftelijk met uitstel heeft ingestemd,

    • c. zolang de vertraging aan de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie kan worden toegerekend, of

    • d. zolang het College van Toezicht door overmacht niet in staat is instemming te verlenen.

  • 6 Het College van Toezicht bepaalt bij zijn instemming met het verbeterplan voor welke termijn het verbeterplan geldt. De termijn bedraagt ten hoogste zes maanden. Het College van Toezicht kan de termijn met ten hoogste zes maanden verlengen.

  • 7 Het College van Toezicht vermeldt zijn instemming met een onderzoeksopdracht of verbeterplan op zijn website.

  • 8 De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie is op verzoek van het College van Toezicht gehouden om de uitvoering van het verbeterplan te bespreken met het College van Toezicht.

  • 9 De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie brengt op verzoek van het College van Toezicht verslag uit over de uitvoering van het verbeterplan na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het zesde lid.

Artikel 18

  • 1 Het College van Toezicht kan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie aan wie de overtreding kan worden toegerekend een bestuurlijke boete opleggen:

    • a. van ten hoogste € 225.000 per overtreding, of, indien dat meer is, 5% van het totaal van de door een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie in het aan de beschikking voorafgaande boekjaar geïnde of voor verdeling beschikbare vergoedingen

      • 1°. bij niet-naleving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid,

      • 2°. wegens het niet of niet behoorlijk naleven van de voor de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie geldende verplichtingen op grond van deze wet, indien binnen een tijdvak van vijf jaren voorafgaand aan de dag van overtreding een bestuurlijke boete is opgelegd en onherroepelijk geworden wegens niet-naleving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, die betrekking had op een zelfde gedraging, of

      • 3°. bij overtreding van artikel 17a, vijfde lid;

    • b. bij overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in afwijking van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, van ten hoogste € 35.000 per overtreding, of, indien dat meer is, 1% van het totaal van de door een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie in het aan de beschikking voorafgaande boekjaar geïnde of voor verdeling beschikbare vergoedingen.

  • 2 Het College van Toezicht legt geen boete op indien de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie aan wie de overtreding kan worden toegerekend aannemelijk maakt dat haar van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3 Bij de vaststelling van de hoogte van de boete houdt het College van Toezicht rekening met de ernst en de duur van de overtreding. Bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°. en 3°., vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een boete drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan. Bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een boete een jaar na de dag waarop de overtreding is begaan.

  • 4 Het College van Toezicht draagt de opbrengst van de bestuurlijke boeten af aan Onze Minister. De afgedragen opbrengst dient ter aanwending voor door Onze Minister te bepalen doeleinden van auteursrechtbeleid in brede zin.

Artikel 19

  • 1 Het College van Toezicht kan een last onder dwangsom opleggen wegens niet-naleving van een advies als bedoeld in artikel 6, eerste lid, en van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 2 Aan een last kunnen voorschriften worden verbonden betreffende de in artikel 2, tweede lid, aan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie gestelde eisen.

  • 3 Een last geldt voor een door het College van Toezicht te bepalen termijn van ten hoogste twee jaren.

  • 4 Een boete, als bedoeld in artikel 18, en een last onder dwangsom kunnen samen worden opgelegd.

Artikel 20

Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van deze wet is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, in eerste aanleg uitsluitend de rechtbank Den Haag bevoegd.

Artikel 21

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 22

  • 1 Het College van Toezicht ziet erop toe dat collectieve beheersorganisaties ten behoeve van collectieve beheersorganisaties namens wie zij rechten beheren op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst en hun leden, procedures beschikbaar stellen voor de doeltreffende en tijdige behandeling van klachten en geschillen.

  • 2 Collectieve beheersorganisaties beantwoorden klachten en beoordelen geschillen, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk. Ingeval de collectieve beheersorganisatie de klacht of het geschil afwijst, motiveert zij de afwijzing.

Artikel 23

  • 1 Onze Minister wijst een geschillencommissie aan voor de beslechting van geschillen tussen in Nederland gevestigde collectieve beheersorganisaties die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken aanbieden of verlenen en:

    • a. feitelijke en potentiële aanbieders van onlinediensten betreffende de toepassing van de artikelen 2l, 5c, 5d en 5e;

    • b. geschillen met één of meer rechthebbenden betreffende de toepassing van de artikelen 5c tot en met 5i;

    • c. geschillen met een andere collectieve beheersorganisatie betreffende de toepassing van de artikelen 5c tot en met 5h.

  • 2 Onze Minister kan een geschillencommissie aanwijzen, voor de beslechting van geschillen, anders dan de in het eerste lid genoemde, tussen collectieve beheersorganisaties en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen, met uitzondering van geschillen over de hoogte van de in de artikelen 15c, 16c en 16h van de Auteurswet bedoelde vergoedingen.

  • 3 Bij de aanwijzing van de geschillencommissie kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de samenstelling, inrichting, procedures, bekostiging, werkwijze van en toezicht op de geschillencommissie. De leden van de geschillencommissie zijn onafhankelijk en deskundig op het gebied van het tot stand komen, toepassen en de billijkheid van door collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen voor gebruik van werken van letterkunde, wetenschap of kunst en ander materiaal.

  • 4 De betalingsplichtige, rechthebbenden of de collectieve beheersorganisatie kunnen de geschillencommissie binnen een, bij de aanwijzing, bedoeld in het derde lid, te bepalen termijn verzoeken een uitspraak te doen over een geschil als bedoeld in het eerste en het tweede lid.

  • 5 Wordt het geschil niet binnen drie maanden nadat het afschrift van de uitspraak van de geschillencommissie aan partijen werd verzonden bij de rechter aanhangig gemaakt, dan wordt hetgeen in de uitspraak is vastgesteld na het verstrijken van deze termijn geacht te zijn overeengekomen tussen partijen.

Artikel 24

De rechter beslist omtrent een geschil als bedoeld in artikel 23, tweede lid, niet dan nadat de geschillencommissie in de gelegenheid is gesteld om hieromtrent advies uit te brengen, tenzij de geschillencommissie hierover reeds uitspraak heeft gedaan of de rechter ook zonder advies aanstonds kan beslissen.

Artikel 25

De geschillencommissie toetst bij de beoordeling of de hoogte en de toepassing van een in rekening gebrachte vergoeding billijk zijn in ieder geval aan de criteria van artikel 2l, tweede lid.

Artikel 25a

  • 1 De paragrafen 1, 2, 4 en 5 alsmede de artikelen 7.3, eerste, derde en vijfde tot en met tiende lid, 7.3a, 7.3b en 7.5 van de Wet normering topinkomens en de daarop berustende algemene maatregelen van bestuur alsmede de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 1.9 van die wet, zijn van overeenkomstige toepassing op collectieve beheersorganisaties, met dien verstande dat:

    • a. wordt verstaan onder topfunctionaris: de leden van de uitvoerende, adviserende en toezichthoudende organen van een collectieve beheersorganisatie alsmede de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan en degene of degenen die is of zijn belast met de dagelijkse leiding van een collectieve beheersorganisatie.

    • b. de op grond van artikel 5.5, eerste lid, van die wet opgeëiste bedragen beschikbaar komen voor verdeling aan rechthebbenden, en

    • c. voor artikel 7.3, elfde lid van die wet wordt gelezen: Voor de toepassing van dit artikel blijft buiten beschouwing iedere wijziging in de bezoldiging of de duur van het dienstverband die is of wordt overeengekomen tussen 18 januari 2012 en het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.

Artikel 25b

Het College van Toezicht zorgt voor de inrichting van een procedure waarmee belanghebbenden het College in kennis kunnen stellen van signalen die volgens hen een inbreuk vormen op de bepalingen uit deze wet. Het College maakt deze procedure openbaar op zijn internetpagina.

Artikel 25c

  • 1 Het College van Toezicht beantwoordt een verzoek om informatie dat wordt ontvangen van een daartoe aangewezen bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte aangaande de toepassing van de in richtlijn 2014/26/EU van het Europese Parlement en de Raad relevante zaken en in het bijzonder met betrekking tot de activiteiten van op het grondgebied van een in Nederland gevestigde collectieve beheersorganisatie, onverwijld, mits het verzoek naar behoren gemotiveerd is.

  • 2 Het College van Toezicht geeft binnen drie maanden een met redenen omkleed antwoord op een verzoek tot het nemen van passende maatregelen van een daartoe aangewezen bevoegde instantie uit een andere lidstaat die van oordeel is dat een collectieve beheersorganisatie die in Nederland is gevestigd maar op zijn grondgebied actief is, mogelijkerwijs niet voldoet aan de bepalingen uit de Wet toezicht, die zijn vastgesteld op grond van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad, op voorwaarde dat de aangewezen bevoegde instantie alle relevante informatie heeft doorgegeven aan het College, vergezeld van een verzoek tot handhaving.

  • 3 Het College van Toezicht kan, wanneer hij van oordeel is dat een collectieve beheersorganisatie die in een andere lidstaat gevestigd is maar op Nederlands grondgebied actief is, mogelijkerwijs niet voldoet aan de bepalingen in het nationale recht van deze lidstaat, die zijn vastgesteld op grond van de voorschriften van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad, de bevoegde instantie van de lidstaat waar de collectieve beheersorganisatie gevestigd is, verzoeken om onder haar bevoegdheid vallende passende maatregelen te nemen, indien dit verzoek vergezeld gaat van alle relevante informatie.

  • 4 Het College van Toezicht kan een verzoek dat bij een aangewezen bevoegde instantie uit een andere lidstaat kan worden ingediend omdat een collectieve beheersorganisatie gevestigd in de andere lidstaat in Nederland actief is, maar mogelijk niet voldoet aan de bepalingen die in de lidstaat van herkomst zijn vastgelegd ter implementatie van richtlijn 2014/26/EU, eveneens indienen bij de groep met deskundigen als bedoeld in artikel 41 van die richtlijn, bestaande uit vertegenwoordigers van de bevoegde instanties van de lidstaten.

Artikel 28

Deze wet wordt aangehaald als: Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

Artikel 29

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 maart 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twintigste maart 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner