Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m 30-06-2017

Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003

Hoofdstuk 1. Organisatie van de Belastingdienst

Artikel 2

  • 1 Er is een rijksbelastingdienst onder de naam Belastingdienst. Deze dienst is belast met de heffing en invordering van rijksbelastingen en met andere bij of krachtens de wet opgedragen taken.

  • 2 De Belastingdienst staat onder het gezag van de Minister van Financiën.

Artikel 3

  • 1 De organisatie van de Belastingdienst bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a. Belastingdienst/Belastingen, bestaande uit:

      • a1.

        • Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar;

        • Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf;

        • Belastingdienst/Grote ondernemingen;

        • Belastingdienst/Semi massale processen, en

      • a2. Belastingdienst/Caribisch Nederland;

    • b1. Belastingdienst/Douane Landelijk Kantoor;

    • b2. Douaneregio’s:

      • Belastingdienst/Douane Amsterdam;

      • Belastingdienst/Douane Eindhoven;

      • Belastingdienst/Douane Groningen;

      • Belastingdienst/Douane Nijmegen;

      • Belastingdienst/Douane Roosendaal;

      • Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven;

      • Belastingdienst/Douane Rotterdam Rijnmond;

      • Belastingdienst/Douane Schiphol Cargo;

      • Belastingdienst/Douane Schiphol Passagiers;

    • c1. Belastingdienst/Centrale administratie (B/CA);

    • c2. Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD);

    • d.

      - Belastingdienst /Centrum voor applicatieontwikkeling en -onderhoud (B/CAO);

      - Belastingdienst/Centrum voor infrastructuur en exploitatie (B/CIE);

      - Belastingdienst/Centrum voor facilitaire dienstverlening (B/CFD);

      - Belastingdienst/Centrum voor kennis en communicatie (B/CKC);

      - Belastingdienst/BelastingTelefoon;

      - Belastingdienst/Central Liaison Office (B/CLO);

    • e.

      - Centrale dienst voor in- en uitvoer (CDIU);

      - Douane informatiecentrum (DIC);

      - Douane Laboratorium;

    • f.

      - Belastingdienst/Toeslagen.

  • 2 De organisatieonderdelen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a1 en a2, zijn belast met de heffing en invordering van rijksbelastingen, andere dan bedoeld in het derde lid en andere dan de motorrijtuigenbelasting en de belasting zware motorrijtuigen, doch met dien verstande dat deze onderdelen wel mede zijn belast met de invordering van de motorrijtuigenbelasting en de belasting zware motorrijtuigen. Deze onderdelen zijn mede belast met de uitvoering van de basisregistratie inkomen.

  • 4 De B/CA is belast met de heffing en invordering van de motorrijtuigenbelasting en de belasting zware motorrijtuigen en is mede belast met de heffing en invordering van overige rijksbelastingen. De B/CA is mede belast met de uitvoering van de basisregistratie inkomen.

Artikel 3a

Artikel 4

  • 1 De Belastingdienst staat onder leiding van de directeur-generaal Belastingdienst, bijgestaan door een managementteam (het managementteam Belastingdienst).

  • 2 De organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a1, staan elk onder leiding van een landelijk directeur.

    De organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2, c1, c2, d en f, staan, met uitzondering van de B/CLO, elk onder leiding van een directeur.

  • 3 Het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, staat onder leiding van de algemeen directeur Belastingen. De organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen b1, b2 en e, staan onder leiding van de algemeen directeur Douane.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing van functionarissen

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

De landelijk directeur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen is inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 54, onderdelen f en g, van de Mijnbouwwet.

Artikel 6a

De bevoegde functionaris, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is:

Artikel 8

De algemeen directeur Belastingen, de landelijk directeuren, de directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2, c1 en c2, en de algemeen directeur Douane oefenen het bestuur van ’s Rijks belastingen uit. De algemeen directeuren, de landelijk directeuren en de directeuren kunnen ambtenaren aanwijzen die namens hen de bevoegdheden van het bestuur van ’s Rijks belastingen uitoefenen.

Artikel 9

Artikel 10

De verplichtingen die ingevolge de artikelen 47, 47a, 48, 49, 50, 53 en 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 58, 59, 60 en 62 van de Invorderingswet 1990 en de artikelen 8.83, 8.84, 8.85, 8.87 en 8.91 van de Belastingwet BES bestaan jegens de inspecteur en de ontvanger, gelden mede jegens de directeur van de FIOD alsmede jegens de door deze directeur aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst.

Hoofdstuk 3. Ressortering onder functionarissen

Artikel 11

  • 1 Natuurlijk personen, lichamen en entiteiten ressorteren:

    • a. met inachtneming van de woonplaats van een natuurlijk persoon dan wel de vestigingsplaats van een lichaam of entiteit, voor de heffing en invordering, bedoeld in:

    • b. voor de heffing en invordering, bedoeld in artikel 3, vierde lid, en voor de uitvoering van de basisregistratie inkomen: onder de directeur van de B/CA; tenzij in dit hoofdstuk dan wel op grond van het derde lid anders is bepaald.

  • 2 De landelijk directeuren, de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a2, en de algemeen directeur Douane kunnen voor de toepassing van deze regeling bepalen dat een natuurlijk persoon of een lichaam al dan niet tezamen met een of meer daarmee direct of indirect in bestuurlijk, financieel, administratief of maatschappelijk opzicht verbonden natuurlijke personen of lichamen als een entiteit wordt beschouwd.

  • 3 De algemeen directeur Belastingen, de algemeen directeur Douane en de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel c1, kunnen nadere richtlijnen geven omtrent het bepaalde in dit hoofdstuk en kunnen afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk.

  • 4 De woonplaats van een natuurlijk persoon en de vestigingsplaats van een lichaam of een entiteit worden naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 5 In afwijking in zoverre van dit hoofdstuk, ressorteert een natuurlijk persoon die, een lichaam dat of een entiteit die belasting- of inhoudingsplichtig is op grond van de Belastingwet BES of de Douane- en Accijnswet BES onder de directeur van de Belastingdienst/Caribisch Nederland.

Artikel 19

  • 1 De onder de NAVO vallende organisaties, met uitzondering van het NATO C3 Agency te Den Haag, alsmede de in Nederland gestationeerde buitenlandse NAVO-militairen, ressorteren onder:

    • a. de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag): met betrekking tot de directe belastingen, de inkomstenbelasting en de omzetbelasting op diensten; en

    • b. onder de algemeen directeur Douane:, met betrekking tot alle andere rijksbelastingen.

  • 2 Onder de landelijk directeur, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, en de algemeen directeur Douane ressorteren de personeelsleden van de daar genoemde organisaties en hun partners als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, kinderen en andere inwonende gezinsleden van deze personeelsleden, alsmede gewezen personeelsleden van deze organisaties, of hun nagelaten betrekkingen die van de desbetreffende organisatie een pensioen ontvangen en gewezen personeelsleden van deze organisaties die van de desbetreffende organisatie geen pensioen ontvangen, indien en zolang een tijdens de actieve periode ontstaan verlies als bedoeld in artikel 3.150 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet is verrekend.

Artikel 20

  • 1 De volgende instellingen of personen die op grond van internationaal recht geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld van belasting, ressorteren onder de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag):

    • a. United Nations:

      • 1°. International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY);

      • 2°. International Criminal Tribunal for Rwanda (ICTR);

      • 3°. International Court of Justice (ICJ);

      • 4°. Maastricht Economic and social Research and training centre on Innovation and Technology (UNU-MERIT);

      • 5°. International institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering, Institute for Water Education (UNESCO-IHE);

      • 6°. Special Tribunal for Lebanon;

      • 7°. Special Court for Sierra Leone;

    • b. International Criminal Court (ICC);

    • c. Permanent Court of Arbitration (PCA);

    • d. Hague Conference on Private International Law (HCCH);

    • e. NATO C3 Agency;

    • f. European Union:

      • 1°. Vertegenwoordiging van de Europese Commissie;

      • 2°. Voorlichtingsbureau van het Europese Parlement;

      • 3°. European Police Office (Europol);

      • 4°. European Union’s Judicial Cooperation Unit (Eurojust);

      • 5°. Institute for Energy and Transport;

    • g. Office of the High Commissioner on National Minorities of the Organisation for Security and Cooperation in Europe (HCNM/OSCE);

    • h. European Organisation for the Safety of Air Navigation (Eurocontrol);

    • i. European Space Agency / European Space Research and Technology Center (ESA/ESTEC);

    • j. European Patent Organisation (EPO);

    • k. Technical Centre for Agriculture and Rural Cooperation (CTA);

    • l. Iran-United States Claims Tribunal;

    • m. African Management Services Company B.V. (AMSCO);

    • n. International Organisation for Migration (IOM);

    • o. Common Fund for Commodities (CFC);

    • p. Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW);

    • q. het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba;

    • r. het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Curaçao;

    • s. het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten;

    • t. diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen.

  • 2 De volgende instellingen ressorteren voor de heffing en invordering van omzetbelasting onder de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag):

    • a. de Nederlandse Taalunie;

    • b. Benelux Office for Intellectual Property;

    • c. de Volksbund Deutsche Kriegsgräber Fürsorge;

    • d. de Amerikaanse Militaire Begraafplaats te Margraten.

  • 3 De volgende instellingen ressorteren voor de heffing en invordering van omzetbelasting en van de in artikel 3, derde lid, bedoelde rijksbelastingen onder de landelijk directeur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar (kantoor Den Haag):

    • a. internationale organisaties en NAVO-onderdelen gevestigd, dan wel gelegerd in andere lidstaten van de Europese Unie, alsmede de daaraan verbonden personeelsleden;

    • b. internationale organisaties gevestigd buiten het grondgebied van de Europese Unie.

  • 4 Onder de landelijk directeur, genoemd in het eerste en derde lid, ressorteren de personeelsleden van de daar genoemde organisaties en hun partners als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, kinderen en andere inwonende gezinsleden van deze personeelsleden, alsmede gewezen personeelsleden van deze organisaties, of hun nagelaten betrekkingen die van de desbetreffende organisatie een pensioen ontvangen en personeelsleden van in Nederland gevestigde diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen, met uitzondering van honoraire consuls, alsmede personeelsleden van de in het tweede lid genoemde instellingen voorzover zij in aanmerking komen voor diplomatieke vrijstellingen van belastingen.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27

  • 1 Een functionaris die na inwerkingtreding of wijziging van deze regeling is aangewezen als directeur, inspecteur of ontvanger, treedt in de plaats van de functionaris die als zodanig vóór inwerkingtreding of wijziging van deze regeling was aangewezen of zonder inwerkingtreding of wijziging van deze regeling aangewezen zou zijn geweest. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een ambtenaar die is aangewezen om het bestuur van ‘s Rijks belastingen uit te oefenen, alsmede met betrekking tot een functionaris die na inwerkingtreding of wijziging van deze regeling is belast met de leiding van het organisatieonderdeel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f. Onder functionaris of ambtenaar wordt mede verstaan een groep van functionarissen of ambtenaren.

  • 2 Beslissingen die zijn of worden genomen door de directeur, inspecteur of ontvanger die als zodanig vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van deze regeling bevoegd was dan wel zonder inwerkingtreding of wijziging van deze regeling bevoegd zou zijn geweest, worden geacht te zijn genomen door de directeur, inspecteur of ontvanger die als zodanig op grond van deze regeling bevoegd is. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot beslissingen van een ambtenaar die vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van deze regeling bevoegd was dan wel zonder inwerkingtreding van deze regeling bevoegd zou zijn geweest om het bestuur van ‘s Rijks belastingen uit te oefenen.

  • 3 Verplichtingen die na inwerkingtreding of wijziging van deze regeling jegens een andere functionaris gelden dan vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van deze regeling, gelden mede jegens de functionaris jegens wie de verplichtingen golden tot inwerkingtreding of wijziging van deze regeling alsmede jegens de door die functionaris aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst.

Artikel 29

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

,

De Staatssecretaris van Financiën,

S.R.A. van Eijck

Bijlage Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003

[Vervallen per 12-03-2013]

Naar boven