Vaststellingsregeling soorten biociden

[Regeling vervallen per 17-10-2007.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 29-01-2003 t/m 16-10-2007

Vaststellingsregeling soorten biociden

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 1, vijfde lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 17-10-2007]

Als soorten biociden, bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, worden vastgesteld:

  • 1. Ontsmettingsmiddelen en algemene biociden, waartoe behoren:

    • a. biociden voor menselijke hygiëne;

    • b. desinfecterende middelen voor privé-gebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere biociden, zoals producten voor desinfectie van lucht, oppervlakken, materiaal, uitrusting en meubilair die niet worden gebruikt voor rechtstreekse aanraking met voedingsmiddelen of diervoeders in particuliere, openbare en industriële ruimten, met inbegrip van ziekenhuizen, alsmede als algicide gebruikte producten, welke producten onder meer worden gebruikt in of bij zwembaden, aquaria, bad- en ander water, luchtverversingssystemen, muren en vloeren in medische en andere instellingen, chemische toiletten, afvalwater, ziekenhuisafval, grond of andere substraten van speeltuinen;

    • c. biociden voor veterinaire hygiënedoeleinden, zoals producten voor veterinaire hygiënedoeleinden, met inbegrip van producten die gebruikt worden in ruimten waarin dieren ondergebracht, gehouden of vervoerd worden;

    • d. ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders, zoals producten voor desinfectie van uitrusting, houders, eet- en drinkgerei, oppervlakken of pijpleidingen bij de productie, het vervoer, de opslag of consumptie van voedingsmiddelen, voeder of dranken voor mens en dier, met inbegrip van drinkwater;

    • e. ontsmettingsmiddelen voor drinkwater voor mens en dier.

  • 2. Conserveringsmiddelen, waartoe behoren:

    • a. conserveringsmiddelen in conserven, zoals producten voor conservering van verwerkte producten, met uitzondering van voedingsmiddelen of diervoeders, alsmede conserveringsmiddelen in houders voor het tegengaan van bederf door bacteriën, met het oog op de houdbaarheid;

    • b. filmconserveringsmiddelen, zoals producten voor conservering van films en filmbeschermingslagen om aantasting door bacteriën tegen te gaan ter bescherming van de oorspronkelijke eigenschappen van het oppervlak van materialen of voorwerpen zoals verf, plastic, dichtingsproducten, zelfklevende wandbekleding, bindmiddelen, papier en kunstwerken;

    • c. houtconserveringsmiddelen, zoals producten voor conservering van hout, vanaf en met inbegrip van de zagerijfase, of houtproducten door bestrijding van organismen die hout vernietigen of beschadigen;

    • d. conserveringsmiddelen voor vezels, leer, rubber en gepolymeriseerde materialen, zoals producten voor conservering van vezelhoudende of gepolymeriseerde materialen, zoals leer, rubber, papier of textielproducten en rubber door het tegengaan van microbiologische aantasting;

    • e. conserveringsmiddelen voor metselwerk, zoals producten voor conservering en herstel van metselwerk en andere bouwmaterialen met uitzondering van hout, door het tegengaan van microbiologische afbraak en afbraak door algen;

    • f. conserveringsmiddelen voor vloeistofkoelings- en verwerkingssystemen, zoals producten voor conservering van water of andere vloeistoffen in koel- en verwerkingssystemen door het tegengaan van schadelijke organismen zoals bacteriën, algen en mosselen, voor zover deze producten niet bestemd zijn voor de conservering van drinkwater;

    • g. slijmbestrijdingsmiddelen, zoals producten voor het voorkomen of tegengaan van slijmafzetting op materialen, uitrusting en constructies die in industriële processen gebruikt worden, bijvoorbeeld op hout- en papierpulp en poreuze zandlagen in de oliewinning;

    • h. conserveringsmiddelen voor metaalbewerkingsvloeistoffen, zoals producten voor conservering van metaalbewerkingsvloeistoffen door het tegengaan van bederf door bacteriën.

  • 3. Middelen voor plaagbestrijding, waartoe behoren:

    • a. rodenticiden, zoals producten voor de bestrijding van muizen en ratten;

    • b. aviciden;

    • c. mollusciciden ;

    • d. pisciciden;

    • e. insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen, zoals producten voor de bestrijding insecten, spinachtigen en schaaldieren;

    • f. producten om ongewervelde of gewervelde dieren af te weren of te lokken, met inbegrip van producten die direct of indirect gebruikt worden voor de hygiëne van mens en dier.

  • 4. Andere biociden, waartoe behoren:

    • a. conserveringsmiddelen voor voedingsmiddelen of diervoeders, zoals producten voor conservering van voedingsmiddelen of diervoeders door het tegengaan van schadelijke organismen;

    • b. aangroeiwerende middelen, zoals producten om de groei en afzetting van (bacteriën en hogere vormen van planten- en diersoorten op schepen, aquacultuurinstallaties of andere in het water gebruikte constructies tegen te gaan;

    • c. vloeistoffen voor balsemen en opzetten;

    • d. producten voor de bestrijding van overige, niet elders in deze regeling genoemde, gewervelde dieren.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 17-10-2007]

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van de wet van 20 juni 2002 tot wijziging van de bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie biociden richtlijn) (Stb. 461) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

C. Ross-van Dorp

Naar boven