Regeling eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimer explosieven

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2005

Regeling eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimer explosieven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 1, onderdelen h en i, van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b explosieven: bommen en gevechtsladingen; geleide en ballistische projectielen; munitie voor artillerie, mortieren en klein-kaliberwapens; alle mijnen, torpedo's en dieptebommen; vernielingsladingen; al dan niet pyrotechnische vuurwerken; bundelrekken, moederbommen en dispensers; inrichtingen in werking gesteld door patronen en stuwstoffen; elektrische ontstekingsrichtingen;

  • c opsporing: onderzoeken van een bepaald gebied in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog;

  • d opsporingswerkzaamheden: detecteren (vaststellen van de aanwezigheid van een voorwerp op onder het maaiveld) en lokaliseren (vaststellen van de exacte ligplaats van een voorwerp, dat onder op of onder het maaiveld is gedetecteerd);

  • e ruiming: benaderen, veiligstellen, afvoeren of vernietigen van een explosief, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog, dat in een bepaald gebied is aangetroffen;

  • f ruimingswerkzaamheden: werkzaamheden die verband houden met de ruiming van een aangetroffen explosief dan wel van een voorwerp waarvan de exacte ligplaats bij opsporingswerkzaamheden op of onder het maaiveld is vastgesteld;

  • g EOD: Explosieven Opruimingsdienst;

  • h civiele explosieven opsporingsbedrijven: bedrijven die voldoen aan de op grond van artikel 2 gestelde eisen;

  • i opruimer explosieven: persoon die voldoet aan de op grond van artikel 2 gestelde eisen

Artikel 2

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Civiele explosieven opsporingsbedrijven, het door deze bedrijven gebruikte materieel en een opruimer explosieven dienen te voldoen aan de in bijlage 1 gestelde eisen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Voor de aanvang van de opsporingsactiviteiten wordt een vooronderzoek uitgevoerd en wordt door het civiel explosieven opsporingsbedrijf een plan van aanpak, een kostenraming, een werkplan en een veiligheids-, milieu- en gezondheidsplan opgesteld.

  • 2 Gedurende de opsporingsacitiviteiten wordt de in bijlage 2 beschreven procedure in acht genomen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als Regeling eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimer explosieven.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H. Hessing

Bijlage 1. Eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimers explosieven

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Conform het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 (verder: Bijdragebesluit 1999) kunnen opsporingswerkzaamheden van explosieven zowel door personeel aangewezen door het Ministerie van Defensie (EOD) als door civiele explosieven opsporingsbedrijven worden uitgevoerd.

De werkzaamheden verbonden aan de ruiming van explosieven blijven voorbehouden aan door het ministerie van Defensie als zodanig aangewezen personeel. De ruimingswerkzaamheden door personeel van Defensie maken het voor Defensie noodzakelijk voor dit personeel veilige omstandigheden te waarborgen. Daarom, alsmede in het kader van de openbare orde en veiligheid, dienen aan civiele explosieven opsporingsbedrijven eisen te worden gesteld.

2. Uitvoering

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van opsporings- en ruimingswerkzaamheden ligt op het niveau van de lokale autoriteiten. De burgemeester als verantwoordelijke voor openbare orde en veiligheid dient voor de uitvoering van de opsporing- sen ruimingswerkzaamheden toestemming te verlenen.

Indien is voldaan aan de eisen van deze regeling, kunnen civiele explosieven opsporingsbedrijven met toestemming van de lokale autoriteiten opsporingswerkzaamheden uitvoeren. Deze werkzaamheden zijn vastgelegd in een werkplan.

2.1. Opdrachtverlening

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De opdrachtgever (gemeente) is verantwoordelijk voor het geven van toestemming voor de opsporings- en ruimwerkzaamheden. Binnen de context van het Bijdragebesluit is de ruiming van explosieven voorbehouden aan de EOD.

2.2. Wet Wapens en Munitie

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Het civiele explosieven opsporingsbedrijf respectievelijk de opruimer explosieven dient te beschikken over de voor de opsporingswerkzaamheden verplichte erkenning, ontheffing of verlof, bedoeld in de Wet wapens en munitie.

De Wet Wapens en Munitie geeft het kader waarbinnen men (al dan niet) wapens en munitie voorhanden mag hebben, vervoeren, transformeren, etcetera. Op grond van artikel 3a van deze wet gelden de wettelijke verboden niet voor de krijgsmacht, voorzover de minister van Defensie dit bij regeling heeft bepaald. Die regeling kan ook betrekking hebben op personen die werkzaam zijn voor de krijgsmacht, zonder dat die personen daarvan deel uitmaken.

Explosieven zullen doorgaans worden aangemerkt als wapens van categorie II van artikel 2 van de Wet Wapens en Munitie, ten aanzien waarvan het uitgangspunt is dat zij in beginsel niet in handen van particulieren mogen komen. De minister van Justitie heeft echter de mogelijkheid ontheffing of vrijstelling van wettelijke verboden te verlenen in de in artikel 4 van deze wet genoemde gevallen. Daarnaast kan door de korpschefs in de politieregio een erkenning worden verleend voor de in artikel 9 van de Wet Wapens en Munitie genoemde handelingen met wapens of munitie, onder andere transformeren. Tenslotte biedt artikel 28 van die wet de korpschef de mogelijkheid een 'verlof tot het voorhanden hebben' te verlenen. Die mogelijkheid is echter beperkt tot wapens en munitie van categorie III.

Een bevoegdheidsdocument op grond van de Wet wapens en munitie is niet vereist zolang de wapens of de munitie niet voorhanden worden gehouden. Het begrip 'voorhanden hebben' vereist dat de desbetreffende persoon zich bewust is van het feit dat hij over een (onderdeel van een) wapen of munitie kan beschikken en dat hij een zekere mate van zeggenschap heeft over het wapen of de munitie. Door het uitgraven en het - in afwachting van ruiming door de EOD - beveiligd opslaan van (onderdelen van) explosieven en munitie wordt de feitelijke macht verkregen over deze voorwerpen en heeft men derhalve wapens en / of munitie voorhanden, hetgeen zonder een daartoe strekkende vrijstelling, ontheffing of verlof verboden is.

Mede gelet op het restrictieve uitgangspunt van de wet ten aanzien van het voorhanden hebben van categorie II-wapens en -munitie door particulieren, zal er vooralsnog - vooruitlopend op een fundamenteel onderzoek naar de mogelijke risico's in het kader van de evaluatie van het bijdragebesluit - terughoudend worden omgegaan met het verlenen van vrijstellingen, ontheffingen en verloven voor het voorhanden hebben van (onderdelen van) wapens en munitie ten behoeve van het verrichten van opsporingswerkzaamheden.

2.3. Arbo-wet

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De Arbeidsomstandighedenwet legt iedere werkgever de verplichting op zorg te dragen voor zodanige (arbeids)omstandigheden dat de werkzaamheden (in casu de opsporings- en ruimingswerkzaamheden) voor het betrokken personeel en de omgeving veilig en in goede orde kunnen worden uitgevoerd. Binnen de Arbo-wetgeving zijn de regels duidelijk met betrekking tot het omgaan met gevaarlijke stoffen in het algemeen en met betrekking tot explosieve stoffen in het bijzonder. Deze regels/richtlijnen en wetgeving zijn van toepassing op alle civiele explosieven opsporingsbedrijven

2.4. Vooronderzoek

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Tot het vooronderzoek behoren alle activiteiten ter vaststelling van de noodzaak om tot opsporing of ruiming over te gaan. Het vooronderzoek moet leiden tot een positief dan wel negatief advies. In het kader van het Bijdragebesluit 1999 ligt de beoordeling voor een positief/negatief advies bij de EOD. Indien het vooronderzoek wordt uitgevoerd door een civiel explosieven opsporingsbedrijf dient gedetailleerd te worden aangegeven op grond waarvan men tot een positief/negatief advies is gekomen.

2.5. Opsporingswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Onder opsporingswerkzaamheden worden de activiteiten detecteren (vaststellen van de aanwezigheid van een voorwerp op of onder het maaiveld) en lokaliseren (vaststellen van de exacte ligplaats van een voorwerp, dat op of onder het maaiveld is gedetecteerd) verstaan. Opsporingswerkzaamheden kunnen worden onderverdeeld in oppervlakte- en dieptedetectie.

2.5.1. Oppervlaktedetectie

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Onder oppervlaktedetectie wordt verstaan het met behulp van detectieapparatuur afzoeken van de bovenlaag, waarbij significante uitslagen worden uitgegraven. Door het mogelijk direct in contact komen met aanwezige explosieven, alsmede de noodzaak tot identificatie daarvan, dienen kwalitatief hoge eisen te worden gesteld aan het personeel belast met deze werkzaamheden.

Daar de ruiming van explosieven is voorbehouden aan de EOD dienen de werkzaamheden in het kader van oppervlaktedetectie vooraf te worden aangemeld bij de EOD, waarna in overleg de procedure wordt vastgesteld om aangetroffen explosieven te ruimen.

2.5.2. Dieptedetectie

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Onder dieptedetectie wordt verstaan het met behulp van dieptedetectieapparatuur volgens een vooraf vastgesteld plan vaststellen of zich onder het maaiveld (vermoedelijk) explosieven bevinden.

Daar de ruiming van explosieven is voorbehouden aan de EOD worden de uitkomsten van de opsporing vastgelegd in een opleveringsprotocol dat wordt overhandigd aan de EOD.

Indien een (vermoedelijk) explosief is gelokaliseerd kan de benadering, onder toezicht van de EOD, met ondersteuning van civieltechnische bedrijven worden uitgevoerd.

2.6. Ruimingswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Onder ruimingswerkzaamheden wordt verstaan het (nadat tijdens opsporingswerkzaamheden een (vermoedelijk) explosief is aangetroffen), benaderen, identificeren, veiligstellen (demonteren,) en afvoeren c.q. vernietigen van een aangetroffen explosief. De ruimingswerkzaamheden zijn voorbehouden aan de EOD van het ministerie van Defensie.

Schematische onderverdeling uitvoering:

Actie

Activiteiten

Actoren

Opmerking

Vooronderzoek

(Historisch) vooronderzoek

EOD;

 
 

Projectvoorbereiding

Civiele explosieven opsporingsbedrijven

 
 

Plan van Aanpak

   
 

VMG-projectplan

   
 

Werkplan

   

Opsporen

Detecteren

EOD;

Vooraf overleg met EOD

Oppervlaktedetectie

Uitgraven

Civiele explosieven opsporingsbedrijven

 
 

Identificeren

   

Dieptedetectie

Lokaliseren

EOD;

Overdracht opsporingswerkzaamheden via overdrachtsprotocol

   

Civiele explosieven opsporingsbedrijven

 
       

Ruimen

Benaderen

EOD

Eventueel met civieltechnische ondersteuning

 

(Nader) identificeren

   
 

Veiligstellen

   
 

Demonteren

   
 

Afvoeren

   
 

Vernietigen

   

2.7. Te stellen eisen aan de opsporingswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In verband met de veiligheid van het uitvoerend personeel en de Openbare Orde en Veiligheid worden de volgende eisen gesteld:

  • - Uitvoering volgens vastgestelde normen en eisen (paragraaf 3)

  • - Vakbekwaamheid (paragraaf 4)

  • - Instrumentarium (paragraaf 5)

  • - Overleg ( paragraaf 6)

  • - Opsporings- en ruimprotocollen (opgenomen in bijlage 2)

3. Uitvoering volgens vastgestelde normen en eisen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Momenteel kunnen bedrijven gecertificeerd worden op verschillende gebieden zoals kwaliteitszorg (ISO 9001; ISO 9002), veiligheidszorg (ISRS) en veiligheidsbeheerssysteem (VCA*; VCA Certificering vindt plaats na evaluatie door een auditor van een onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld door DNV (Det Norske Veritas), Lloyds, Veritas of Kema. Voor civiele explosieven opsporingsbedrijven die opsporingswerkzaamheden verrichten geldt dat zij minimaal dienen te voldoen aan de Veiligheids Checklist Aannemers** (VCA**) ongeacht de grootte van het bedrijf. De algemene certificering (twee sterren) geeft aan dat het bedrijf voldoet aan een aantal onderwerpen die de structurele opzet van een veiligheidsorganisatie binnen een onderneming garanderen. Binnen het Ministerie van Defensie wordt het ISRS (International Safety and Rating System) toegepast voor munitie verwerkende bedrijven. Niveau 7 binnen het ISRS garandeert eveneens een structurele opzet van een veiligheidszorg systeem.

4. Vakbekwaamheid

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In internationaal verband wordt gewerkt met minimale eisen waaraan personeel moet voldoen dat werkzaam is op het gebied van de opsporing en ruiming van explosieven. Deze minimale eisen zijn neergelegd in STANAG 2389 (Minimum Standards of Proficiency for Trained Explosive Ordnance Disposal Personnel). In aansluiting op deze basisvaardigheden worden aanvullende cursussen gevolgd. Omdat de STANAG vrij algemene eisen stelt zijn deze voor de Koninklijke Landmacht vertaald in concrete eindleerdoelen voor de volgende functionarissen:

  • - de zoeker explosieven

  • - de assistent opruimer explosieven

  • - de opruimer explosieven.

De zoeker explosieven is na een opleidingsperiode van circa 2 weken in staat om computerondersteunde dieptedetectie uit te voeren. Ook kan betrokkene de verkregen meetgegevens bewerken.

De assistent opruimer explosieven, die een basis opleiding heeft als munitietechnicus (circa 9 maanden), is na een opleidingsperiode van circa 6 maanden als assistent opruimer explosieven, in staat om als 2e man in een ruimingsploeg explosieven te detecteren, te lokaliseren, te benaderen, te identificeren, veilig te stellen of te vernietigen.

De opruimer explosieven, die een ervaringsopbouw heeft van tenminste 4 jaren als assistent opruimer explosieven, is in staat om als 1e man leiding te geven aan een ruimploeg en alle voorkomende werkzaamheden als ruimploeg uit te voeren.

Vooralsnog worden voor civiele explosieven opsporingsbedrijven twee verschillende opleidingsniveaus onderkend en gehanteerd. Het hoogste niveau is een functionaris die in staat moet zijn om verkenning uit te voeren en, aan de hand van de verkregen meetresultaten, in staat moet zijn om de gemeente te adviseren wat eventuele vervolgactiviteiten zouden kunnen zijn. Hij dient tevens in staat te zijn om middels een opleveringsprotocol de opsporingswerkzaamheden over te dragen aan de EOD voor het uitvoeren van de ruimingswerkzaamheden. Daarnaast moet hij in staat zijn om oppervlaktedetectie uit te voeren, significante uitslagen uit te graven en vast te stellen om welk explosief het gaat. Tevens moet hij in staat zijn de noodzakelijke maatregelen te treffen in afwachting van de ruiming door EOD. Hiervoor dienen alleen functionarissen aangewezen te worden die het opleidingsniveau opruimer explosieven hebben.

Het tweede opleidingsniveau is het niveau voor een uitvoerende functionaris. De functionaris moet in staat zijn de hem opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Hiervoor wordt het opleidingsniveau zoeker explosieven gehanteerd.

5. Instrumentarium

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De detectieapparatuur moet voldoen aan de huidige stand van de techniek en aan internationaal gehanteerde technische eisen. Aan de hand van een technische beschrijving van de detectieapparatuur moeten de maximaal haalbare meetresultaten worden onderbouwd. Bovendien dient registratie plaats te vinden van de instellingen en het gebruik van de detectieapparatuur.

5.2. Overige algemene kwaliteitseisen voor de inzet van detectieapparatuur

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • a. Controle op de juiste instellingen en werking van het systeem en registratie hiervan: voor, tijdens en na gebruik.

  • b. Minimaal een onderhouds- en inspectieregistratie op geschiktheid van de apparatuur.

  • c. Minimaal aanwezig een calibratiecertificaat (met einde duur geldigheid calibratie).

Overige apparatuur die wordt ingezet voor de opsporing van explosieven moet aan de bovenvermelde eisen voldoen. Daarnaast dienen maatregelen te zijn genomen ter beveiliging van machines waarvan gebruik wordt gemaakt voor bijvoorbeeld grondverzet of het plaatsen van meetbuizen in de directe omgeving van een vermoedelijk aanwezig explosief.

5.3. Gebruik van machines

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De beveiliging van deze machines omvat 3 categorieën:

5.3.1. Niet beveiligde machines

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Deze categorie omvat normale handelsmachines waarop geen wijzigingen of aanvullingen ter beveiliging zijn aangebracht.

5.3.2. Bouwmachines Categorie I

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • a. Machines voor het zogenaamd blind werken als er grote kans bestaat op het exploderen van een niet ingesloten explosief met een hoeveelheid springstof groter dan 1 kg.

  • b. De beveiliging bestaat uit:

    • - De cabine is voorzien van maximaal twee, zo klein mogelijke ruitopeningen voorzien van ten minste 33 mm Lexguard materiaal.

    • - De cabine is vervaardigd van of wordt beschermd door staalplaat met een minimale dikte van 7 mm met daarop 40 mm multiplex watervaste bouwplaat.

    • - De cabine is voorzien van oplegdeuren.

    • - De cabine is verankerd op de machine.

    • - De eventuele graafbak is omgekeerd gemonteerd als hooglepelbak.

5.3.3. Bouwmachines Categorie II

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • a. Machines voor het werken op aanwijzingen van een opruimer explosieven als er kans bestaat op het exploderen van een niet ingesloten explosief met een hoeveelheid springstof groter dan 1 kg en een gerede kans op scherfwerking.

  • b. De beveiliging bestaat uit:

    • - De naar de graafbak gerichte ruiten zijn voorzien van 33 mm Lexguard materiaal. Deze voorziening kan zijn aangebracht door de ruiten te vervangen of door het aanbrengen van een voorzetruit. Indien voorzetruiten worden toegepast, dienen de originele ruiten te zijn vervangen door 8 mm Lexan materiaal.

    • - De overige ruiten zijn vervangen door 8 mm Lexan materiaal.

    • - Het dak van de machine is bekleed met 40 mm multiplex watervaste bouwplaat.

    • - De staalvlakken die naar de graafbak zijn gericht, zijn voorzien van 7 mm staalplaat en 40 mm multiplex watervaste bouwplaat.

    • - De cabine is vervaardigd van of wordt beschermd door staalplaat met een minimale dikte van 7 mm met daarop 40 mm multiplex watervaste bouwplaat.

    • - De cabine is voorzien van opdekdeuren.

    • - De cabine is verankerd op de machine.

6. Overleg

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Het voorgaande geeft het kader waarin civiele explosieven opsporingsbedrijven kunnen opereren. De gemeenten en betrokken andere partijen zoals de EOD en de civiele explosieven opsporingsbedrijven, overleggen regelmatig over werkwijzen en knelpunten in de opsporings- en ruimingswerkzaamheden.

Bijlage 2. Hoe te handelen bij het aantreffen van explosieven

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1. Gezien de aard van het werkplan moet er van uit worden gegaan dat explosieven kunnen worden aangetroffen op elk willekeurig moment tijdens de uitvoering van werkzaamheden. Het ruimen van deze aangetroffen explosieven is exclusief voorbehouden aan één van de Explosieven Opruimingsdiensten van het ministerie van Defensie (EOD).

  • 2. In afwachting van de daadwerkelijke ruiming van aangetroffen explosieven, blijft de veiligheid van levende have en infrastructuur binnen de uitwerkingssfeer van het explosief, primair de verantwoordelijkheid van de burgemeester van de betreffende gemeente.

  • 3. Het werkplan zal ruim voor aanvang van de werkzaamheden worden besproken door functionarissen van de EOD en het betrokken civiel explosieven opsporingsbedrijf. Uitgangspunt dient te zijn dat aan te treffen explosieven op een zo veilig mogelijke manier worden behandeld en/of opgeslagen in afwachting van ruiming door de EOD.

  • 4. Door de opruimer explosieven ter plaatse, worden vóór aanvang van het project, werkafspraken gemaakt met het bedrijfsbureau van de EOD met betrekking tot het periodiek ruimen van aangetroffen explosieven.

  • 5. De frequentie en het tijdstip van de periodieke ruiming zoals bedoeld onder 4 zijn mede afhankelijk van soort, aantal en toestand van de aangetroffen explosieven en de beschikbare ruimcapaciteit van de EOD.

  • 6. Aangetroffen explosieven, die naar inschatting van de opruimer explosieven ter plaatse geen directe bedreiging vormen voor openbare orde en veiligheid, zullen door zorg van de uitvoerder van de werkzaamheden beveiligd worden opgeslagen, in afwachting van ruiming door de EOD.

  • 7. Door de gemeente wordt in overleg met het civiele explosieven opsporingsbedrijf en de EOD, gezorgd voor het beschikbaar hebben van een geschikt vernietigingsterrein binnen de betreffende gemeente.

  • 8. De plaatselijke overheid zorgt, in samenwerking met de opruimer explosieven, voor de aanwezigheid van politie tijdens de vernietiging van aangetroffen explosieven.

  • 9. Voor de ruiming wordt door de opruimer explosieven ter plaatse opgave gedaan aan het bedrijfsbureau van de EOD met betrekking tot aantallen, soort, sub-soort en algemene toestand van de aanwezige explosieven.

  • 10. De aangetroffen explosieven worden onder minimale vermelding van aantal, soort, sub-soort en algemene toestand, via een schriftelijk protocol overgedragen aan de ruimploeg van de EOD.

  • 11. Bij het aantreffen van explosieven die naar inschatting van de opruimer explosieven ter plaatse een direct en verhoogd gevaar opleveren voor openbare orde en veiligheid, wordt onverwijld de politie geïnformeerd, die vervolgens melding doet aan het EOD.

  • 12. Een melding zoals in voorgaand punt bedoeld wordt binnen het EOD van een verhoogde prioriteit voorzien en zal op zo kort mogelijke termijn worden geruimd, een en ander gerelateerd aan de verhoogde prioriteit.

  • 13. Strategisch schroot (schroot herkenbaar als onderdelen van munitie en wapens) wordt beveiligd opgeslagen in afwachting van ruiming door de EOD. Gewoon schroot wordt zonder tussenkomst van de EOD afgevoerd door het civiele explosieven opsporingsbedrijf naar een erkend schrootverwerkingsbedrijf.

  • 14. Het civiele explosieven opsporingsbedrijf meldt namens de gemeente de datum van beëindiging van de opsporingswerkzaamheden schriftelijk aan het bedrijfsbureau van de EOD.

Naar boven