Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002

[Regeling vervallen per 31-12-2006.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 26-09-2004 t/m 30-12-2006

Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002

Het Bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft,

gelet op de artikelen 10, 12, 13 en 14 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees 1999-I, en de artikelen 93, 102 en 105 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

op 10 juli 2002 vastgesteld de navolgende

VERORDENING

Artikel 1

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

In deze verordening worden de begripsbepalingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 (Staatscourant 28 december 2001) overgenomen en verstaat daarnaast onder:

1.

productschap:

het Productschap Vee en Vlees;

     

2.

voorzitter:

de voorzitter van het productschap;

     

3.

vaccinatiebon:

een door of namens het Bestuur ter beschikking gesteld document, waarvan het model door het Bestuur is vastgesteld, en dat tenminste betrekking heeft op:

– de persoonsgegevens van de betrokken ondernemer;

– het UBN van de desbetreffende vestiging;

– de datum, alsmede het begin- en eindtijdstip van de vaccinatiewerkzaamheden;

– het aantal gevaccineerde dieren per diersoort;

– de merknaam en het chargenummer van de gebruikte entstof;

– de naam van de betrokken dierenarts.

     

4.

varken:

dier behorende tot de familie der Suidae Gray 1821;

     

5.

onderneming:

een onderneming waarin de varkenshouderij wordt uitgeoefend;

     

6.

ondernemer:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Iedere ondernemer is verplicht de op zijn vestiging aanwezige varkens te doen enten tegen de ziekte van Aujeszky overeenkomstig het voor de betrokken diersoorten en de te onderscheiden gebieden door een door het Bestuur vastgesteld entschema.

  • 2 Iedere ondernemer is verplicht, indien het Bestuur dat in het kader van de controle op het effect van de entingen noodzakelijk acht, de op zijn vestiging aanwezige varkens door middel van een bloedonderzoek door een daartoe door het Bestuur aangewezen dienst te doen onderzoeken op de aanwezigheid van antistoffen tegen de ziekte van Aujeszky.

  • 3 Onverminderd het in het eerste lid bepaalde, is iedere ondernemer die varkens aanwezig heeft in het door het Bestuur aangewezen gebied, verplicht deze dieren te doen enten volgens het door het Bestuur vastgestelde entschema.

  • 4 Iedere ondernemer is verplicht, indien het Bestuur dat in het kader van de bestrijding van een (mogelijke) uitbraak van de Ziekte van Aujeszky noodzakelijk acht, de op zijn vestiging aanwezige varkens door middel van bloedmonsters, enlof neusswabs, en/of klinische inspectie te doen onderzoeken. Het Bestuur stelt bij besluit een draaiboek vast waarin bepaald wordt in welke gevallen een of meerdere specifieke onderzoeken dienen te worden verricht.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Iedere ondernemer is verplicht om terstond nadat de entingen verricht zijn, ervoor zorg te dragen dat de op deze entingen betrekking hebbende vaccinatiebonnen door de betrokken dierenarts in drievoud volledig en naar waarheid worden ingevuld en ondertekend, ten blijke waarvan de ondernemer de desbetreffende vaccinatiebonnen mede van zijn handtekening dient te voorzien.

  • 2 De ondernemer is verplicht het voor hem bestemde exemplaar van de in het eerste lid bedoelde vaccinatiebon gedurende 12 maanden op zijn vestiging te bewaren.

  • 3 De ondernemer is verplicht, binnen 14 dagen nadat de entingen, bedoeld in artikel 2, verricht zijn, het daartoe bestemde exemplaar van de in het eerste lid bedoelde vaccinatiebon aan de door het Bestuur aangewezen dienst toe te zenden. De ondernemer is gekweten van de in de vorige zin bedoelde verplichting indien de betrokken dierenarts de vaccinatiebon, binnen 14 dagen nadat de entingen, bedoeld in artikel 2, verricht zijn, naar de dienst heeft gezonden.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Als entingen tegen de ziekte van Aujeszky, bedoeld in deze verordening, gelden slechts die entingen, die verricht zijn met bij of krachtens het Besluit Gebruik Sera en Entstoffen (Stb. 1996, 217, zoals dit laatstelijk is gewijzigd) aangewezen entstoffen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het is de ondernemer verboden de op zijn vestiging aanwezige varkens te doen enten tegen de ziekte van Aujeszky op andere wijze dan overeenkomstig de op grond van artikel 2 vastgestelde entschema's, dan wel overeenkomstig aan een verleende ontheffing, als bedoeld in artikel 10, verbonden voorwaarden.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is iedere ondernemer verplicht deel te nemen aan een erkend Ziekte van Aujeszky-vrij certificeringssysteem.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde ondernemers dienen gecertificeerd te zijn volgens een door de voorzitter erkend certificeringssysteem, dat voldoet aan de in de Bijlage opgenomen erkenningscriteria.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Iedere ondernemer is verplicht bij afvoer van een of meer varkens van zijn bedrijf een geldige verklaring van een erkend certificeringssysteem, bedoeld in artikel 6, te hechten aan de in artikel 2 van de Regeling bedrijfscontrole dierziekten 1993 bedoelde verklaring. In de geldige verklaring, bedoeld in de vorige volzin, moet de status van het bedrijf betreffende de Ziekte van Aujeszky worden vermeld en moet worden verklaard dat de varkens afkomstig zijn van een bedrijf van een ondernemer die deelneemt aan een erkend certificeringssysteem, bedoeld in artikel 6.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

De ondernemer is verplicht de daartoe bevoegde ambtenaren alsmede de door of namens de voorzitter aangewezen personen alle medewerking ten behoeve van de uitvoering van deze verordening te verlenen. Deze medewerking kan onder meer beslaan uit het desgevraagd toegang geven tot de vestiging, het ter inzage verstrekken van bescheiden en het verschaffen van inlichtingen.

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Iedere ondernemer is verplicht bij resultaten van onderzoeken, aanvullende onderzoeken en andere bevindingen die wijzen op een (mogelijke) uitbraak van de Ziekte van Aujeszky, hiervan onverwijld melding te doen aan de door het Bestuur aangewezen dienst. Er rust een zware verantwoordelijkheid op de ondernemers om deze melding goed en tijdig aan deze dienst door te geven.

Artikel 8b

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het Bestuur stelt bij besluit een draaiboek vast waarin de te nemen maatregelen bij een (mogelijke) uitbraak van de Ziekte van Aujeszky zijn vastgelegd. Op grond van dit draaiboek kan de voorzitter de volgende maatregelen nemen:

  • In het geval een (mogelijke) uitbraak op een vestiging is geconstateerd, mogen er gedurende een door het Bestuur bepaalde periode geen varkens aangevoerd dan wel afgevoerd worden van deze vestiging.

  • In het geval een (mogelijke) uitbraak op een vestiging is geconstateerd, mogen er gedurende een door het Bestuur bepaalde periode geen varkens aangevoerd dan wel afgevoerd worden van de vestigingen in een straal van 5 kilometer rondom de vestiging waar een (mogelijke) uitbraak is gecontateerd.

  • In het geval dat de uitslag van een onderzoek positief is, maar er nog geen sprake is van een (mogelijke) uitbraak, is er zolang er geen uitslag van aanvullend onderzoek bekend is geen afvoer van varkens vanaf de desbetreffende vestiging toegestaan.

  • Na een periode waarin geen afvoer is toegestaan is zolang een onderneming niet Aujeszky-vrij is verklaard en Aujeszky-vrij is gecertificeerd van de desbetreffende vestiging(en) van de onderneming uitsluitend afvoer van varkens naar het slachthuis toegestaan.

  • In het geval van een (mogelijke) uitbraak is de ondernemer verplicht de varkens op diens vestiging(en) waar een (mogelijke) uitbraak is geconstateerd (aanvullend) te doen vaccineren volgens een door het Bestuur vastgesteld schema.

  • In het geval er een (mogelijke) uitbraak is geconstateerd is de ondernemer verplicht de varkens op diens vestiging(en) binnen het gebied met een straal van 5 kilometer rond een (mogelijke) uitbraak te doen vaccineren volgens een door het Bestuur vastgesteld schema.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 De in deze verordening met betrekking tot ondernemers gestelde regelen zijn mede bindend voor natuurlijke en rechtspersonen, die één of meer varkens aanwezig hebben anders dan in een onderneming.

  • 2 Waar in deze verordening wordt gesproken van ondernemers onderscheidenlijk ondernemingen, worden daaronder mede begrepen de in lid 1 bedoelde personen, onderscheidenlijk de grond, het erf en de gebouwen waarop en waarin de in lid 1 bedoelde varkens aanwezig zijn.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Van de bij of krachtens deze verordening opgelegde verplichtingen kan door de voorzitter op grond van door het Bestuur vastgestelde richtlijnen in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend. De ontheffing kan voor bepaalde tijd worden verleend en aan de ontheffing kunnen beperkingen, nadere voorwaarden en/of voorschriften worden verbonden.

  • 2 Het Bestuur kan vrijstelling verlenen van de bij of krachtens deze verordening opgelegde verplichtingen. Aan een vrijstelling kunnen beperkingen, nadere voorwaarden en/of voorschriften worden verbonden.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Het Bestuur kan een dienst aanwijzen die belast is met de uitvoering van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

  • 2 Het Bestuur kan de dienst opdragen namens hem besluiten te nemen ter uitvoering van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

  • 3 Het Bestuur kan personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 11a

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens omtrent ondernemingen worden in handen gesteld van de voorzitter. Deze gegevens worden, behoudens aan personeelsleden van het secretariaat van het productschap en personen belast met het toezicht en de handhaving van het bepaalde in deze verordening, niet bekendgemaakt.

  • 2 De dienst of personen als bedoeld in artikel 11, zijn gehouden de uit hoofde van hun wettelijke taak verkregen gegevens vertrouwelijk te behandelen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Degene, die op het tijdstip van inwerkingtreden van deze verordening in het bezit is van een geldige ontheffing of vrijstelling als bedoeld in de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 1993 van het Landbouwschap, of als bedoeld in de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2000, wordt geacht een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in artikel 10, te hebben, doch uitsluitend voor datgene waarvoor de ontheffing gold en onder de daaraan verbonden voorwaarden.

  • 2 Elke verwijzing in de regelgeving van het productschap naar de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 1993 van het Landbouwschap of naar de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2000, wordt geacht te verwijzen naar deze verordening.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld.

  • 2 De tuchtrechtelijke maatregelen bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a. een berisping;

    • b. een geldboete;

    • c. openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene;

    • d. het onder verscherpte controle stellen van het bedrijf van de betrokkene op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

De Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2000 wordt ingetrokken.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van haar afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Voor het Bestuur,

J.J. Ramekers

voorzitter

S.B.M. Jongerius

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 29 augustus 2002 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 10 november 2002, nr. TRCJZ/2002/8076.

Bijlage

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Een certificeringssysteem dat erkend wil worden in het kader van deze verordening dient te voldoen aan de volgende criteria.

I. Voorschriften met betrekking tot de afwezigheid van Ziekte van Aujeszky

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het certificeringssysteem schrijft voor dat:

  • 1. een ondernemer kan deelnemen aan het certificeringssysteem door middel van het indienen van een aanvraagformulier bij de eigenaar van het certificeringssysteem;

  • 2. een ondernemer alleen wordt toegelaten indien is aangetoond door middel van voorgeschreven onderzoeksmethoden dat zijn bedrijf vrij is van de Ziekte van Aujeszky en dat hij een jaar voor de datum van de aanvraag tot deelname niet heeft deelgenomen aan een ander certificeringssysteem;

  • 3. een ondernemer na toelating tot het systeem zich er tenminste toe verbindt dat;

    • a. hij de aangewezen controle-instelling(en) en/of personen te allen tijde toegang geeft of doet geven tot zijn bedrijfsruimten;

    • b. hij toestaat dat controleurs van de aangewezen controle-instelling(en) monsters nemen en alsdan de gevorderde medewerking overeenkomstig de aanwijzingen en onder toezicht van die controleurs verleent;

    • c. hij toestaat dat de in onderdeel b. bedoelde monsters door een laboratorium worden geanalyseerd;

    • d. hij toestaat dat de in onderdeel b. bedoelde monsters kunnen worden afgegeven aan de Algemene Inspectiedienst ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek.

  • 4. een ondernemer zich ertoe verbindt zich te houden aan de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002 en de vigerende regelgeving met betrekking tot de identificatie en registratie van varkens;

  • 5. een deelnemer verplicht is bij verdenking van de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky op zijn bedrijf binnen een werkdag de eigenaar of beheerder van het certificeringssysteem in te lichten;

  • 6. een deelnemer slechts is toegestaan varkens te ontvangen die afkomstig zijn:

    • a. van een bedrijf met een Aujeszky-vrije status, of

    • b. van een bedrijf dat tenminste deze status bereikt voor of gelijktijdig met het bedrijf van de deelnemer, of

    • c. van een bedrijf dat niet voldoet aan het gestelde in a of b, op voorwaarde dat de aanvoer plaatsvindt via een invoegstal, waarbij strikte all in - all out wordt toegepast en alle varkens voor aanvoer en na tenminste 21 dagen verblijf in de toevoegstal gE-sero-negatief bevonden zijn, of

    • d. van een bedrijf uit een lidstaat of een derde land.

II. Criteria met betrekking tot de minimale controle-frequentie

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

De controle op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky dient minimaal plaats te vinden volgens het volgende bemonsteringsschema:

1. Het onderzoek op (sub)fokbedrijven, vermeerderingsbedrijven en K.I.-stations.

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

1.1. Screeningsonderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het aantal te onderzoeken monsters is afhankelijk van de bedrijfsgrootte en is aangegeven in tabel 1. Het screeningsonderzoek kan op de volgende manieren plaatsvinden.

1.1.a. Steekproefsgewijs

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het onderzoek van biestmonsters, serum of volbloed dat wordt uitgevoerd, nadat het bedrijf kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor het Aujeszky-vrij certificaat gebeurt steekproefsgewijs. De monsters worden onderzocht op de aanwezigheid van antilichamen tegen gE door middel van een gevalideerde test door een Ster-in, of gelijkwaardig systeem, erkend laboratorium. In een periode van 8 maanden volgend op de acceptatie van de aanvraag worden met intervallen van 4 maanden drie steekproeven van de populatie zeugen en/of beren genomen.

1.1.b. Continue biestbemonstering

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Een andere mogelijkheid is continue biestbemonstering van alle kraamzeugen van kleinere bedrijven. Dit dient gedurende 8 maanden plaats te vinden, tenzij tenminste 3 maanden voor de start van de biestbemonsteringen een steekproef zoals vermeld in tabel 2 heeft plaatsgevonden. In het laatste geval kan volstaan worden met éénmalig van alle zeugen een biestmonster te onderzoeken.

1.1.c. Totaal onderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Alle zeugen (na 1ste dekking) en/of alle beren worden gelijktijdig of met een tussenperiode van maximaal 1 maand onderzocht.

1.2. Controle-onderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het controle-onderzoek wordt uitgevoerd nadat de Aujeszky-vrij status is bereikt. Het aantal te onderzoeken monsters is afhankelijk van de bedrijfsgrootte en is aangegeven in tabel 1.

Met intervallen van 4 maanden wordt een steekproef van de populatie zeugen en beren onderzocht.

Een andere mogelijkheid voor kleinere bedrijven is continue biestbemonstering van de helft van alle kraamzeugen. De monsters worden onderzocht op een Ster-in, of gelijkwaardig systeem, erkend laboratorium.

Tabel 1 Aantal te verzamelen monsters bij (sub)fokbedrijven, vermeerderingsbedrijven en K.I.-stations bij diverse bedrijfsgrootten tijdens screenings- en controle-onderzoeken.

aantal zeugen en beren

Screeningsonderzoek

controle-onderzoek

tot 80

alle tot 40

tot. 120 zeugen het

81 tot 150

50

schema volgens tabel 2.

151 tot 1200

60

Daarboven maximaal 12 monsters per 4 maanden

meer dan 1200

5%

 
Tabel 2 Minimale steekproef hij eerste bemonstering

aantal zeugen en beren

aantal bloedmonsters

tot 10

alle dieren tot max. 7

11-30

9

31-120

10

>120

12

2. Het onderzoek op bedrijven met opfokvarkens

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

2.1. Screeningsonderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het onderzoek van serum en/of volbloedmonsters dat wordt uitgevoerd nadat het opfokbedrijf, of gecombineerde (sub)fok-/opfokbedrijf heeft kenbaar gemaakt in aanmerking te willen komen voor het Aujeczky-vrij (overgangs-)certificaat ten behoeve van de af te leveren fokvarkens.

2.1.1. Het screeningsonderzoek van opfokvarkens afkomstig van bedrijven welke bij de start nog niet deelnemen aan een Aujeszky-vrij certificaat-regeling (=overgangsregeling ).

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Gedurende een tijdvak van tenminste 8 maanden doch maximaal 1 jaar worden elke maand opeenvolgende leeftijdsgroepen opfokvarkens aan het eind van de opfok onderzocht. Het onderzoek vindt plaats minimaal 2 weken en maximaal 6 weken voor afleveren.

Bij toepassing van bedrijfs all in - all out dient het onderzoek minimaal 3 keer uitgevoerd te worden. Per monstername dient 20% van de opfokvarkens in de betreffende leeftijdsklasse bemonsterd te worden, doch minimaal 20 en maximaal 60 varkens. De monsters worden onderzocht op de aanwezigheid van antilichamen tegen gE.

2.1.2. Het screeningsonderzoek van opfokvarkens afkomstig van bedrijven welke deel nemen aan een Aujeszky-vrij certificaat-regeling.

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

a. Screeningsonderzoek steekproefsgewijs

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Binnen een tijdvak van maximaal een jaar, volgend op de acceptatie van de aanvraag, wordt in elk van 3 perioden van 4 maanden een steekproef van de totale groep opfokvarkens genomen. Van elke afdeling worden 5 dieren bemonsterd. De monsters worden onderzocht op de aanwezigheid van antilichamen tegen gE.

Het minimum aantal monsters wordt bepaald volgens tabel 3.

Tabel 3 Minimale steekproefgrootte

Aantal dieren

aantal bloedmonsters

tot.10

alle dieren tot max. 7

11-30

9

31-120

10

>120

12

b. Screeningsonderzoek van alle opfokdieren gelijktijdig

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Op kleinere bedrijven met opfokvarkens kunnen alle dieren gelijktijdig onderzocht worden.

2.1.3. Het screeningsonderzoek van opfokvarkens van bedrijven die bedrijfs all-in/all-out toepassen en daarbij dieren ontvangen van bedrijven die in het bezit zijn van een Aujeszky-vrij certificaat.

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het onderzoek vermeld onder 2.1.2. wordt uitgevoerd met dien verstande dat na de eerste bemonstering (alle monsters gE-negatief) een Aujeszky-vrij certificaat toegekend kan worden.

2.2. Controle-onderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

2.2.1. Het controle-onderzoek van opfokvarkens afkomstig van bedrijven die aanvoeren van die niet in het bezit zijn van een Aujezsky-vrij certificaat (overgangsregeling).

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het controle-onderzoek vindt elke maand plaats zoals vermeld onder 2.1.1.

2.2.2. Het controle-onderzoek van opfokvarkens afkomstig van bedrijven die aanvoeren van fokbedrijven die in het bezit zijn van een Aujezky-vrij certificaat.

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het controle-onderzoek vindt éénmaal per periode van 4 maanden plaats. Van elke afdeling worden 5 varkens bemonsterd, met een maximum van 4 afdelingen. De afdelingen met de oudste dieren worden bemonsterd.

Het onderzoek op bedrijven met vleesvarkens

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Deelname aan een Aujeszky-vrij certificaatregeling is alleen mogelijk voor bedrijven die uitsluitend biggen opleggen afkomstig van bedrijven die beschikken over een Aujeszky-vrij certificaat.

3.1. Screeningsonderzoek.

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

  • a. Het screeningsonderzoek wordt uitgevoerd nadat het bedrijf kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor een Aujeszky-vrij certificaat. Gedurende een periode van maximaal 12 maanden worden een drietal onderzoeken uitgevoerd.

    Het aantal serum en/of volbloedmonsters komt overeen met het aantal monsters volgens het schema van tabel 4. Het eerste en tweede onderzoek moet indien mogelijk in meerdere afdelingen worden uitgevoerd. De tussentijd tussen het tweede en derde onderzoek is minimaal 1 maand. Het derde onderzoek wordt uitgevoerd in alle afdelingen met vleesvarkens ouder dan 15 weken. Van iedere afdeling worden 5 dieren bemonsterd (met een minimum volgens tabel 4, indien sprake is van slechts 1 afdeling). Alle monsters worden onderzocht op antilichamen tegen gE.

    Indien bedrijfs all-in/all-out uitgevoerd wordt kan na éénmalige bemonstering van 5 dieren per afdeling dieren (ouder dan 15 weken) met een minimum aantal dieren volgens tabel 4, het bedrijf in aanmerking komen voor een Aujeszky-vrij certificaat.

    Tabel 4. Minimale steekproefgrootte

    aantal dieren

    aantal bloedmonsters

    tot 10

    alle dieren tot max. 7

    11-30

    9

    31-120

    10

    >120

    12

  • b. Voor bedrijven die gedurende ten minste 12 maanden uitsluitend dieren hebben aangevoerd afkomstig van gecertificeerd-vrije bedrijven, en dit ten genoege van de beheerder van het certificeringssysteem aantonen, kan direct worden uitgegaan van de bemonstering zoals hierna vermeld onder 3.2, op voorwaarde dat het Aujeszky onderzoek op de laatste 2 series RBD monsters van het vleesvarkens bedrijf negatief was.

3.2. Controle-onderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het controle-onderzoek vindt één maal per 4 maanden volgens de systematiek van tabel 5 plaats.

Tabel 5 Steekproefgrootte

aantal dieren

aantal bloedmonsters

tot 10

all dieren tot max. 7

11-30

9

31-120

10

>120

12

4. Het onderzoek op bedrijven met meerdere categorieën varkens.

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

4.1. Screeningsonderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Voor bedrijven waar zeugen, opfokdieren en vleesvarkens dan wel een combinatie van deze categorieën worden gehouden geldt dat alle categorieën in de bemonstering worden betrokken. Voor bedrijven met zeugen en opfokdieren of voor bedrijven met zeugen en vleesvarkens, en voor bedrijven met alle drie de categorieën geldt dat de aantallen monsters in het screeningsonderzoek worden opgeteld.

4.2. Controle-onderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Voor bedrijven met zeugen en opfokdieren danwel met zeugen en vleesvarkens gelden bij het controle-onderzoek in principe de bemonsteringsschema’s voor de individuele diercategorieën tot een maximum van 20 monsters per bedrijf. Indien het gestelde maximum dient te worden bemonsterd, is het bemonsteringsschema voor de vleesvarkens danwel dat van de opfokvarkens leidend tot een maximum van 12 monsters voor de betreffende diercategorie, hetgeen verder wordt aangevuld met monsters van de zeugen.

Voor bedrijven met alle drie de diercategorieën gelden bij het controle-onderzoek in principe de bemonsteringsschema’s voor de individuele diercategorieën tot een maximum van 24 monsters per bedrijf. Indien het gestelde maximum dient te worden bemonsterd, is het bemonsteringsschema voor de vleesvarkens leidend tot een maximum van 12 monsters voor deze diercategorie, waarbij het resterend aantal monsters naar rato wordt verdeeld over de zeugen en opfokdieren.

5. Overtesten

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het opnieuw testen van bepaalde monsters. Dit dient plaats te vinden indien bij controle-onderzoek positieve uitslagen worden vastgesteld. De uitslag hiervan wordt als einduitslag genomen.

6. Verificatie-onderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het onderzoeken van een steekproef van de varkenspopulatie nadat twijfel is gerezen ten aanzien van de Aujeszky-vrij status van het bedrijf.

Van twijfel is sprake als:

  • a. één of meer varkens bij screenings- resp. controle-onderzoek en bij overtesten gE-seropositief zijn bevonden;

  • b. wildvirus van de ziekte van Aujeszky is geïsoleerd uit sectiemateriaal afkomstig van een deelnemend bedrijf;

De steekproefgrootte is gelijk aan die bij het screeningsonderzoek, zoals vermeld in de punten 1 en 2 van deze bijlage. Het onderzoek vindt steeds plaats op serummonsters.

7. Het borgingsonderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

In het kader van de borging dient bij aanmelding ter verkrijging van het certificaat, bij de formele afgifte van het certificaat, steekproefsgewijs een bedrijfsbezoek plaatsvinden, Hierbij vindt een controle plaats van de technische administratie. Verder vindt op alle bedrijven genoemd onder punt 1 van deze bijlage een controle plaats van de gE-status van 12 varkens.

Tevens vindt controle van de ingestuurde monsters op de correctheid van de monstername plaats door middel van aanvullende werkvoorschriften.

8. Bewaken van de gE-status van een toeleverend bedrijf naar een opfokbedrijf dat aan de overgangsregeling deelneemt.

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het, in het kader van het uitvoeren van een Aujeszky-bedrijfssaneringsprogramma, regelmatig bepalen van de gE-status van een bedrijf door middel van het gelijktijdig met de RBD-onderzoeken uitvoeren van het Aujeszky onderzoek. Het aantal te onderzoeken monsters is afhankelijk van de grootte van de zeugenpopulatie en is aangegeven in tabel 2.

III. Voorschriften met betrekking tot de administratie

[Regeling vervallen per 31-12-2006]

Het certificeringssysteem schrijft voor dat een deelnemer een deugdelijke administratie dient bij te houden waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

  • 1. vaststelling van identificatienummers, werpdata, data monstername en uitslagen gE-onderzoek;

  • 2. per varken: de oplegdatum, leeftijd bij opleg, data waarop is geënt tegen de Ziekte van Aujeszky en de ligplaats op het bedrijf;

  • 3. de overeenkomst of bevestiging van de erkenning en/of het certificaat van deelname aan het certificeringssysteem;

  • 4. de geldige verklaring bedoeld in artikel 2 van de Regeling bedrijfscontrole dierziekten 1993 en de geldige verklaring als bedoeld in artikel 7 van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002.

Naar boven