Verordening PT bestemmingsheffing handel groenten en fruit 2003

[Regeling materieel uitgewerkt per 02-10-2005.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 17-05-2003 t/m heden

Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 3 juli 2002, houdende de vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van de handel in groenten en fruit voor het jaar 2003 (Verordening PT bestemmingsheffing handel groenten en fruit 2003)

HET BESTUUR VAN HET PRODUCTSCHAP TUINBOUW ,

gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en

gelet op de artikelen 14, 15 en 19 van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998;

gehoord de sectorcommissie Groenten en Fruit, d.d. 20 juni 2002;

BESLUIT:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden overgenomen de begripsbepalingen van de artikelen 1 en 2 van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998.

  • 2 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a.

    de voorzitter

    :

    de voorzitter van het Productschap Tuinbouw;

    b.

    het bestuur

    :

    het bestuur van het Productschap Tuinbouw;

    c.

    de handel

    :

    het aankopen en verkopen van producten aan anderen dan consumenten voor hun persoonlijke behoeften;

    d.

    het bewerken

    :

    alle handelingen waarbij van groenten en fruit gebruiksklare artikelen worden gemaakt, zoals schonen, schillen, schrappen, snijden, mengen, wassen en centrifugeren;

    e.

    de ondernemer

    :

    de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waar de handel wordt uitgeoefend in de verse of bewerkte producten:

    1e fruit, met uitzondering van slaggrondnoten en kopra;

    2e groenten, met uitzondering van zaden van groenten;

    f.

    de aankoopwaarde handel

    :

    het bedrag van de door de ondernemer, al dan niet via een afzetorganisatie, gedurende een kalenderjaar aangekochte in Nederland geteelde groenten en fruitproducten;

    g

    de heffingsplichtige

    :

    de ondernemer die ingevolge deze verordening heffing verschuldigd is;

    h.

    een afzetorganisatie

    :

    de natuurlijke of rechtspersoon die in opdracht van of ten behoeve van telers de door hen geteelde producten verkoopt;

    i.

    uien

    :

    alle uien met uitzondering van zilveruien.

  • 3 Met de ondernemer als bedoeld in het tweede lid, onder e, wordt gelijk gesteld de natuurlijke of rechtspersoon die groenten en fruit van telers aankoopt en deze zonder tussenkomst van andere handelaren verkoopt aan consumenten. Voor de aankoopwaarde handel wordt in dat geval uitsluitend in aanmerking genomen hetgeen van telers op deze wijze is aangekocht.

  • 4 Met de ondernemer als bedoeld in het tweede lid, onder e, wordt ook gelijkgesteld de telersvereniging of afzetorganisatie die producten van telers aankoopt en deze vervolgens verkoopt aan anderen dan consumenten voor hun persoonlijke behoeften.

§ 2. Heffingsplicht

Artikel 2

  • 1 De ondernemer is jaarlijks aan het Productschap Tuinbouw een heffing verschuldigd ten behoeve van aangelegenheden als milieuprojecten, kwaliteitscontrole, onderzoek en afzetbevordering.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd door de voorzitter, met inachtneming van de volgende artikelen.

§ 3. Grondslag en hoogte

Artikel 3

  • 1 De heffing die de ondernemer is verschuldigd, wordt opgelegd naar de grondslag aankoopwaarde handel over het kalenderjaar 2003.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, wordt de heffing voor de handel in uien opgelegd over het aantal aangekochte netto kilogrammen.

  • 3 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een percentage van de aankoopwaarde en bedraagt ten hoogste voor

    a.

    groenten

    :

    0,14%;

    b.

    fruit

    :

    0,14%, of

    c.

    champignons

    :

    0,16%.

  • 4 De heffing als bedoeld in het tweede lid, wordt uitgedrukt in centen per aantal gekochte kilogrammen en bedraagt ten hoogste: € 68,00 per 100 ton.

  • 5 De hoogte van de heffing als bedoeld in het derde en vierde lid, wordt door middel van een besluit van het bestuur vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de verschillende hoogten van de aankoopwaarde, onderscheidenlijk het aantal aangekochte kilogrammen, verschillende percentages respectievelijk bedragen.

  • 6 Indien de ondernemer handelt in producten die op contract voor de groenten en fruit verwerkende industrie zijn geteeld, is geen heffing verschuldigd voor zover het kwaliteitscontrole betreft; tegelijk met de jaarlijkse vaststelling van de percentages als bedoeld in het vijfde lid, stelt het bestuur het percentage vast waarmee de heffing in dat geval wordt verlaagd.

  • 7 Het zesde lid is niet van toepassing op de ondernemer die champignons verhandelt.

§ 4. Oplegging en inning

Artikel 4

Indien de heffingsplichtige de gegevens die hem krachtens de Verordening PT algemene bepalingen, ten behoeve van de onderhavige verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan door de voorzitter te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, in welk geval de heffing met € 40 wordt verhoogd in verband met administratiekosten.

Artikel 5

  • 1 De oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing vindt plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt door de voorzitter door middel van toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 Iedere heffingsnota is gedagtekend en bevat ten minste:

    • a naam en adres van de heffingsplichtige;

    • b een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend, en

    • c het totaal van de heffing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, kan de voorzitter de heffingsplichtige een voorlopige heffing opleggen tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

  • 4 De heffingsplichtige kan bij wijze van voorschot de heffing ingeval van transacties via een afzetorganisatie in gedeelten voldoen. In dat geval houdt de afzetorganisaties per transactie in het door het bestuur vastgestelde percentage of vastgesteld tarief als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 5 Voorschotten als bedoeld in het vierde lid, worden verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 6

De voorzitter kan, indien hem uit te zijner beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming als bedoeld in artikel 4, niet in overeenstemming blijkt met de werkelijkheid, een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens herzien en opnieuw opleggen.

Artikel 7

  • 1 Betaling geschiedt binnen 30 dagen na dagtekening van de heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de nota terstond invorderbaar:

    • a zodra het faillissement van de heffingsplichtige is aangevraagd

    • b zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt, of

    • c zodra de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt.

Artikel 8

Aan de heffingsplichtige, die niet of niet geheel binnen de in artikel 7 bedoelde termijn heeft betaald, kunnen de daaruit voortvloeiende extra kosten van € 22,50 in rekening worden gebracht, alsmede de wettelijke interest over het niet betaalde bedrag, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling diende te zijn verricht ingevolge de aanmaning als bedoeld in artikel 127, tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 9

  • 1 Het bestuur van het Productschap Tuinbouw is belast met de uitvoering van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en is in verband daarmee bevoegd omtrent de bij of krachtens deze verordening geregelde onderwerpen nadere uitvoeringsvoorschriften te geven.

  • 2 Het bestuur van het Productschap Tuinbouw is bevoegd van het bij of krachtens deze verordening bepaalde gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen en aan zodanige ontheffing voorschriften te verbinden, bij welker niet, niet tijdig of niet behoorlijke nakoming de desbetreffende ontheffing geacht wordt niet te zijn verleend

Artikel 10

De invorderingskosten voortvloeiend uit het niet betalen binnen de termijn als bedoeld in artikel 7 en 8, zijn voor rekening en risico van de ondernemer.

Artikel 11

De voorzitter is belast met de opleggingen inning van de heffing en de daarmee samenhangende kosten als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 10.

Artikel 12

  • 1 De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze verordening dienen in handen van de voorzitter of door deze aan te wijzen personen van het secretariaat van het productschap te worden gesteld.

  • 2 Deze gegevens mogen slechts worden gebezigd voor de vervulling van de taak van het productschap.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 13

  • 1 Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2003.

  • 2 Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2002 treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2003.

Artikel 14

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PT bestemmingsheffing handel groenten en fruit 2003.

De verordening en de daarbij behorende toelichting worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Zoetermeer, 3 juli 2002

J. van der Veen

voorzitter

C . Kuijvenhoven

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 2 mei 2003 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 6 januari 2003, nr. TRCJZ/2002/12135.

Naar boven