Bijlage
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Dit is de nieuwe integrale tekst van de beschrijving van de Oret/Miliev-regeling.
De regeling werd voor het eerst gepubliceerd in de Staatscourant 199, nr. 139, dd.
9 juli 1999. Sindsdien is de regeling meermaals geamendeerd (februari 2000, december
2000 en juli 2001). Met de publicatie van deze tekst komen eerdere ORET/MILIEV-regelingen
te vervallen.
Kenmerken van Oret/Miliev
1.1. Stimuleren van werkgelegenheid, verbeteren van het milieu
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het ORET-programma ontstond in 1983 als een samenvoeging van programma's van Economische
Zaken en van Ontwikkelingssamenwerking, ter ondersteuning van Ontwikkelingsrelevante
Export Transacties door Nederlandse ondernemingen. Oorspronkelijk werden aan ontwikkelingslanden
zachte leningen ter beschikking gesteld om die transacties te financieren. In 1991
kreeg het programma zijn huidige vorm, toen de financiering op leningbasis werd omgezet
in een gedeeltelijke schenking van het transactiebedrag. Naast ORET werd in 1993 het
MILIEV-programma (Milieu en Economische Verzelfstandiging) opgezet, ter bevordering
van milieuprojecten. Dit programma kende hogere schenkingspercentages, maar was verder
identiek aan ORET.
Met ingang van 1998 zijn de programma's samengevoegd tot het Oret/Miliev-programma,
dat niet langer aparte criteria voor milieuprojecten kent. Doel van het programma
is het bevorderen van de werkgelegenheid en van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden
en de verbetering van het milieu. Het Oret/Miliev-programma verlaagt voor het ontwikkelingsland
de kosten van projecten die binnen de doelstellingen passen, door middel van een schenking
ten behoeve van de aankoop in Nederland van kapitaalgoederen, diensten of werken.
Oret/Miliev is een subsidieregeling van Ontwikkelingssamenwerking die in overleg met
het ministerie van Economische Zaken vanaf 14 februari 2002 onder mandaat wordt uitgevoerd
en beheerd door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelinglanden NV (NIO).
NIO is een volle dochter van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
NV (FMO).
Een schenking moet worden aangevraagd door de Nederlandse onderneming die zo'n project
wil uitvoeren. Bij positief besluit over de ingediende aanvraag kent de NIO een schenking
toe aan het ontwikkelingsland. De schenkingsovereenkomst bevat een bepaling waarmee
het ontwikkelingsland de NIO machtigt uit de schenking rechtstreeks betalingen te
doen aan de leverancier. De schenking wordt als subsidie aan het ontwikkelingsland
aangeboden, maar feitelijk benut voor rechtstreekse betalingen aan de leverancier.
Het toekennen van een aanvraag - in de vorm van een beschikking - vestigt voor de
aanvrager een aanspraak op de beschikbaarstelling van financiële middelen door de
Nederlandse overheid en geldt daardoor als subsidie in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb). De Nederlandse onderneming, die een aan een ontwikkelingsland
toe te kennen schenking aanvraagt, is daarmee een aanvrager in de zin van de Awb.
In deze beschrijving van de Oret/Miliev-regeling worden de begrippen `aanvrager',
`leverancier' en `exporteur' dan ook door elkaar gebruikt.
De Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken (gepubliceerd in Staatscourant
1998, nr 249) (hierna: de Subsidieregeling) bevat in artikel 2.7.4, onderdeel h, de
juridische grondslag voor Oret/Miliev. Hoe de minister voor Ontwikkelingssamenwerking
(OS), uit wiens budget de Oret/Miliev-regeling wordt gefinancierd, uitvoering zal
geven aan zijn bevoegdheid in deze, wordt hieronder uiteengezet.
De Oret/Miliev-regeling is onderworpen aan enkele internationale regels en afspraken.
Omdat de schenking gebonden is aan leveringen uit Nederland, wordt Oret/Miliev aangemerkt
als gebonden hulp, die valt onder de afspraken die Westerse landen hebben gemaakt
over het beteugelen van overheidssteun onder toezicht van de in Parijs gevestigde
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de zogenaamde Consensus,
en onder de richtlijnen van de Europese Unie (EU). Deze zijn niet van toepassing op
de export van landbouwprodukten en militaire goederen en stellen aanzienlijke beperkingen
aan kernenergieprojecten en de levering van vliegtuigen. Andere projecten kunnen slechts
onder voorwaarden worden gesteund (zie verder paragraaf 4.1).
1.2. De landenlijst
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De lijst van ontwikkelingslanden, waarvoor een Oret/Miliev schenking kan worden aangevraagd,
wordt vastgesteld mede in aanmerking nemende de internationale afspraken in OESO verband.
De OESO lidstaten zijn onlangs overeengekomen per 1 januari 2002 over te gaan tot
ontbinding van hun gebonden hulp aan de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs). De Minister
voor Ontwikkelingssamenwerking heeft daarop besloten dat de Oret/Miliev-regeling met
ingang van 1 oktober 2001 niet langer openstaat voor MOL's. De landenlijst bestaat
uit twee delen, zie bijlagen 2A en 2B van deze beschrijving.
Bijlage 2A bevat de ontwikkelingslanden waarvoor zonder meer Oret /Miliev-steun kan
worden aangevraagd. Dit is de actieve landenlijst. Bijlage 2B bevat de passieve landenlijst.
Voor projecten in deze - passieve - landen kunnen alleen aanvragen worden ingediend
indien de Nederlandse aanvrager op een voor de NIO acceptabele manier aantoont dat
buitenlandse bedrijven meedingen naar de order die daarbij gebruik maken van concessionele
hulp van hun overheid. Voor het bewijs van deze overheidsgesteunde concurrentie, bijvoorbeeld
door overlegging van terzake doende officiële documenten, kan het Nederlandse bedrijf
gebruik maken van de diensten van de Nederlandse Ambassade ter plaatse. Voor projecten
in landen op de passieve lijst gelden voorts dezelfde beoordelingscriteria als projecten
in landen op de actieve lijst.
Deze landenlijst kan worden gewijzigd. Tekst en wijzigingen worden in de Staatscourant
gepubliceerd. De actuele lijst is, evenals de actuele tekst van de Oret/Miliev-regeling
en de bijlagen, rechtstreeks via het Internet te raadplegen (zie hoofdstuk 8).
1.3. Het budget
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Voor uitvoering van de Oret/Miliev-regeling is op jaarbasis € 104,369 miljoen beschikbaar.
Wijzigingen in het budget worden gepubliceerd in de Staatscourant. Een deel van het
budget is nodig voor lopende en reeds toegezegde projecten. Nieuwe projecten kunnen
slechts worden goedgekeurd indien voldoende budgetruimte beschikbaar is in elk jaar
waarin schenkingsuitgaven zullen plaatsvinden.
Het totaal van de schenkingsbedragen dat per jaar wordt toegekend op aanvraag van
één onderneming of groep van ondernemingen is beperkt tot 20% van het jaarlijks beschikbare
Oret/Milievbudget. Dezelfde limiet geldt voor het totaal van de schenkingen aan één
land; met China zijn afwijkende afspraken gemaakt. Daarnaast geldt een maximum transactie-omvang
van € 45 miljoen (zie ook paragraaf 1.8).
1.4. De schenking
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De Oret/Miliev-schenking bedraagt standaard 35% en voor de onder het akkoord over
exportkrediet ten behoeve van zeegaande schepen 25% van het transactiebedrag, berekend
volgens de vigerende internationale regels. De schenking wordt aangeboden aan de (centrale)
overheid van het ontwikkelingsland waar het project wordt uitgevoerd.
De schenking kan in diverse vormen en combinaties worden aangeboden (als regelrechte
schenking, als rentesubsidie of ter verzachting van lease-overeenkomsten).
Schenkingen worden gedaan in euro's, bij voorkeur voor een contract dat luidt in euro's.
Indien het contract voor een project luidt in andere valuta, dan wordt als omrekenkoers
naar de euro genomen de wisselkoers op de dag van projectgoedkeuring door NIO.
Het is aan de ontvangende overheid om te bepalen of de schenking wordt doorgegeven
aan de `eigenaar' van het project en, zo ja, hoe: als schenking of als (zachte) lening.
In de regel geeft de overheid aan afnemers-overheidsinstellingen de schenking volledig
als schenking door, maar aan een particuliere afnemer als min of meer marktconforme
lening, waarbij de overheid er op let dat deze niet bevoordeeld wordt ten opzichte
van andere private ondernemers. Het is van belang tijdig na te gaan wat de lokale
overheid van de eindafnemer vraagt in verband met de berekening van de financiële
haalbaarheid van een project. De (lokale) overheid wordt geacht over Oret/Miliev-gesteunde
transacties geen enkele vorm van belasting te heffen.
De schenking wordt namens de Nederlandse overheid ter beschikking gesteld door NIO.
NIO zal de afspraken hierover vastleggen in een schenkingsovereenkomst met de overheid
van het ontwikkelingsland.
De restfinanciering kan afkomstig zijn uit eigen middelen van de afnemer, een banklening,
leverancierskrediet of een lease-overeenkomst, eventueel zelfs uit zachte leningen
of schenkingen van andere donoren. De restfinanciering moet veilig gesteld worden,
via een documentair krediet (Letter of Credit), met gebruik van wissels, of anderszins,
maar altijd op een vooraf door NIO uit hoofde van haar bankiersfunctie goed te keuren
wijze. Leasecontracten (of soortgelijke structuren) zijn alleen toegestaan indien
de eigendom van de goederen na de laatste leasetermijn op de lessee overgaat (koopverplichting).
1.5. De transactie-inhoud
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De transactie betreft dat deel van het project waaraan de Nederlandse leverancier
verbonden is door middel van een contract met de afnemer. Daarbij kan het gaan om
leveringen uit Nederland en uit andere landen, inclusief het betreffende ontwikkelingsland
zelf. Voor Oret/Miliev-steun komt in aanmerking de levering van kapitaalgoederen,
diensten of werken, zelfstandige dienstencontracten dan wel een combinatie hiervan.
Wel moet de transactie zoveel componenten bevatten, zoals technische assistentie,
de levering van reserveonderdelen gedurende een redelijk aantal jaren of afspraken
over verdere samenwerking bij exploitatie, dat het beoogde duurzame effect wordt gewaarborgd.
De aanvraag moet een helder beeld van de verschillende transactiecomponenten geven.
Zie ook de uitgebreide toelichting in het aanvraagformulier.
1.6. Transactiekosten, voorzieningen en winst
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het transactiebedrag is de prijs van de transactie die contractueel tussen leverancier
en afnemer is overeengekomen. In dit transactiebedrag kunnen kosten zijn opgenomen
die ter voorbereiding (haalbaarheidsonderzoeken) of verkrijging van de opdracht (acquisitiekosten)
zijn gemaakt. Deze kunnen niet worden meegefinancierd uit een Oret/Miliev-schenking,
aangezien `achteraf-financiering' met ontwikkelingsgeld niet is toegestaan. Hierop
kan een uitzondering worden gemaakt indien de leverancier kan aantonen dat hij de
integrale standaardkostprijsberekening hanteert en hij in de standaardkostprijs een
vaste opslag voor deze kosten heeft opgenomen.
Overigens komen ook losstaande haalbaarheidsonderzoeken niet in aanmerking, omdat
daar reeds andere subsidiemogelijkheden voor bestaan (bijvoorbeeld het Programma Economische
Samenwerkings Projecten, PESP).
Hetzelfde geldt voor commissiekosten; deze komen niet in aanmerking voor meefinanciering
uit een schenking.
Agentkosten komen slechts in aanmerking voor meefinanciering uit de schenking als
de (lokale) agent werk verricht tijdens de implementatie van de transactie. Deze kosten
kunnen dan onder de locale kosten worden gespecificeerd.
Financieringskosten die in het transactiebedrag zijn opgenomen kunnen uit de schenking
worden meegefinancierd, voorzover zij daadwerkelijk worden gemaakt.
De post voor risico-opslag moet samen met de winst in redelijke verhouding staan tot
de rest van het project.
Dat geldt ook voor de post meer-en-minder-werk. Oret/Miliev-steun voor die post kan
pas worden verkregen nadat NIO de uitleg voor beroep op die post heeft geaccepteerd.
Door het ontwikkelingsland opgelegde belastingen, invoerrechten en andere heffingen
mogen niet in de transactie worden opgenomen. Lokale uitgaven voor de aankoop van
grond of als compensatie wegens onteigening van grond mogen geen deel van de transactie
uitmaken.
1.7. Nederlands aandeel
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het aandeel van leveringen uit Nederland in de transactie (Nederlands aandeel) bedraagt
ten minste 60% van het transactiebedrag.
Omdat het gebruik maken van diensten en produkten uit het ontwikkelingsland zelf de
kans vergroot dat de afnemer de activiteit met eigen middelen voortzet en ook voor
dat land gunstig is, kan het Nederlands aandeel in twee gevallen lager zijn:
- ten minste 50%, indien de produkten en diensten die in het ontwikkelingsland zelf
zijn voortgebracht 10% of meer van het transactiebedrag uitmaken.
- ten minste 40%, indien sprake is van een dienstencontract waarbij in aanzienlijke
mate lokale deskundigen worden ingezet. Hierbij is ook in aanmerking genomen dat dienstencontracten
tot vervolgopdrachten aan Nederlandse ondernemingen kunnen leiden.
Zie ook paragraaf 3.3.
1.8. De transactie-omvang
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De transactie mag niet groter zijn dan € 45 miljoen. Indien sprake is van twee elkaar
aanvullende transacties voor een zelfde project, zoals een groot aannemingswerk en
het onafhankelijke toezicht daarop, geldt de limiet voor beide transacties tezamen.
1.9. De aanvrager
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Uitsluitend in Nederland gevestigde en werkzame ondernemingen kunnen aanvragen indienen
voor een Oret/Miliev-schenking. De onderneming moet bovendien voldoende exportervaring
hebben, aantonen technisch, organisatorisch en financieel in staat te zijn om de transactie
tot een goed einde te brengen en in het algemeen bijdragen aan een duurzame economische
relatie met het ontwikkelingsland. De aanvrager moet eventueel garanties kunnen stellen.
Het komt voor dat (ondernemingen in) ontwikkelingslanden vragen om leveringen uit
Nederland met Oret/Miliev-steun, zonder aan te geven aan welke leveranciers men denkt.
Ook in die gevallen wordt Oret/Miliev-steun pas in overweging genomen indien formeel
een aanvraag is gedaan door een Nederlandse onderneming. De afspraken die met China
zijn gemaakt schrijven voor dat een aanvrager zich er eerst van moet vergewissen of
het door hem bedoelde project voorkomt op de lijst die in overleg tussen de Nederlandse
en de Chinese overheid wordt vastgesteld. NIO kan hierover informatie verschaffen.
1.10. De opdrachtgever/afnemer
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De schenkingsovereenkomst wordt gesloten met de centrale overheid van het ontwikkelingsland,
meestal het ministerie van Financiën of het ministerie van Planning. De feitelijke
opdrachtgever, contractpartij en afnemer van de goederen, diensten of aannemingswerken
is vaak een ander onderdeel van deze centrale overheid of een lagere overheid, maar
kan ook een particuliere onderneming zijn. Doorgaans zal de overheid niet bereid zijn
een schenking zomaar aan een particuliere onderneming door te geven en deze te bevoordelen
boven andere ondernemingen. Daarom dient een particuliere afnemer hierover duidelijke
afspraken met zijn overheid gemaakt te hebben.
Het wordt toegejuicht als de leverancier zich inspant tot het verbeteren van de capaciteit
van de afnemer om het project tot een goed einde te brengen en eventueel uit te bouwen.
Dit kan uitmonden in een samenwerkingsovereenkomst, bezegeld met een belang in het
bedrijf van de afnemer, investeringen in een gezamenlijke nieuwe onderneming, of anderszins.
Op haar beurt kan een levering ook voortkomen uit een dergelijke samenwerking. Op
het moment van de aanvraag mag de leverancier/aanvrager echter geen controlerend belang
hebben in het bedrijf van de afnemer.
Bij een levering van roerende (en dus doorverkoopbare) kapitaalgoederen dient de afnemer
garanties te geven dat deze gebruikt blijven worden voor het project van het ontwikkelingsland.
Dit zal worden opgenomen in de schenkingsovereenkomst aan het betrokken land.
1.11. Onderhandelingen en concurrenten
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het is aan het ontwikkelingsland om te bepalen hoe een opdracht wordt gegund, via
een internationale openbare aanbesteding (tender) dan wel via directe onderhandelingen
met een of meerdere bedrijven. In elk geval moet de prijsstelling voor NIO transparant
zijn en toetsbaar op marktconformiteit.
Het is ook aan het ontwikkelingsland om te bepalen aan wie een opdracht wordt gegund,
ook in het geval meer Nederlandse bedrijven Oret/Miliev-steun aanvragen voor dezelfde
transactie. In geen geval maakt NIO openbaar welke Nederlandse ondernemingen een aanvraag
hebben ingediend. Alleen in geval van een Oret/Miliev-aanvraag voor de aankoop van
zeeschepen is het noodzakelijk - volgens regels van de Europese Commissie - dat de
hoofdgegevens van de transactie bekend worden gemaakt aan andere Nederlandse bouwers
van zeeschepen. (zie ook paragraaf 3.1)
Oret/Miliev-steun is gebonden aan een project en aan een specifiek Nederlands bedrijf
(de Oret/Miliev-aanvrager). Als een afnemer in een ontwikkelingsland de Oret/Miliev-steun
toch wil inzetten via een ander Nederlands bedrijf, dan zal dat bedrijf een complete
Oret/Miliev-aanvraag moeten indienen, opdat kan worden beoordeeld of ook zijn projectinvulling
(prijs, kwaliteit, etc) voldoet aan de Oret/Miliev-regels.
Ter bescherming van ondernemers die tijd en energie hebben gestoken in een grondige
specificatie van een offerte worden aanvragen voor eenzelfde project slechts in behandeling
genomen gedurende (lees: binnen) twee maanden nadat een eerste aanvraag voor behandeling
is geaccepteerd.
De om die reden afgewezen aanvrager kan later, indien hij de opdracht krijgt en een
reeds door de opdrachtgever getekend contract kan overleggen waarin het niet afkomen
van Oret/Miliev-financiering als ontbindende voorwaarde is opgenomen, alsnog een aanvraag
indienen, die dan versneld zal worden beoordeeld. Desgevraagd zal de nieuwe aanvrager
moeten toelichten waarom het ontwikkelingsland alsnog voor hem koos.
In het geval van een openbare aanbesteding door het ontwikkelingsland, waarin een
termijn wordt voorgeschreven langer of korter dan de genoemde twee maanden, geldt
die termijn.
1.12. Besluitvorming en beschikking
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Maximaal zes maanden na de ontvangstbevestiging van de aanvraag krijgt de Nederlandse
onderneming die de aanvraag heeft ingediend bericht - in de vorm van een beschikking
- of de aanvraag wordt gehonoreerd, al dan niet onder door de betrokken onderneming
en/of het ontwikkelingsland te vervullen voorwaarden.
De tijd die de aanvrager nodig heeft om aanvullende informatie te verstrekken of vragen
te beantwoorden telt niet mee in de berekening van deze termijn.
2. Vereisten
Een Oret/Miliev-aanvraag moet tenminste een drietal documenten omvatten: een juist
en volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, een verklaring van de centrale
overheid van het ontwikkelingsland en een haalbaarheidsstudie van het gehele project
waarin de transactie een rol speelt. In deze documenten moet de aanvrager aannemelijk
maken dat zijn aanvraag aan de criteria voldoet (zie hoofdstuk 3).
De aanvraag moet in tweevoud bij NIO worden ingediend, dus met complete kopie van
de drie basisdocumenten en van eventuele andere bijlagen. De aanvraag en alle bijlagen
dienen gesteld te zijn in het Nederlands of het Engels.
De onderneming die een aanvraag wil indienen moet derhalve veel voorwerk verrichten,
in veel gevallen met behulp van de afnemer. In bepaalde gevallen kan hij daarbij een
beroep doen op de fondsen voor projectstudies die beschikbaar zijn bij Senter en FMO.
Het zal de opdrachtgever/afnemer niet altijd duidelijk zijn dat ook hij inzage moet
geven in het reilen en zeilen van de organisatie of het bedrijf waar het project onder
valt. De eisen van de OESO-Consensus (zie paragraaf 4.1) maken dat echter noodzakelijk.
Eventueel kan de Nederlandse ambassade worden ingeschakeld om bij de betrokken overheid
te onderstrepen dat de gevraagde informatie van essentieel belang is voor een beslissing
over het verstrekken van een schenking.
Alleen volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulieren die vergezeld zijn van
de genoemde documenten, worden in behandeling genomen. Zodra NIO een aanvraag in behandeling
neemt, dan worden de Nederlandse aanvrager en de potentiële afnemer in het ontwikkelingsland
hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
1. Aanvraagformulier
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het aanvraagformulier is te verkrijgen bij NIO. Eerste vereiste voor het in behandeling
nemen van een aanvraag is een juist en volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.
Met het ondertekenen van het aanvraagformulier zal een aanvrager tevens verklaren
dat hij kennis heeft genomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
en dat hij zich zal inspannen deze naar vermogen in zijn onderneming toe te passen.
Deze verklaring is gebaseerd op het beleid van de Nederlandse overheid om Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen te bevorderen: bij alle subsidies van de Nederlandse overheid
in het kader van export- en investeringsbevordering wordt om een dergelijke inspanningsverplichting
gevraagd. Bij het aanvraagformulier worden de OESO-richtlijnen door NIO verstrekt.
Daarnaast zijn ze te vinden op www.oesorichtlijnen.nl .
2. Verklaring van de centrale overheid van het ontwikkelingsland
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De tweede vereiste bij een aanvraag is een verklaring van de centrale overheid van
het ontwikkelingsland waarin deze aangeeft welk belang het project voor haar heeft,
op welke wijze zij het project - met inbegrip van een donorbijdrage - zal financieren,
en bij voorkeur ook welke verwervingsprocedure zij verkiest (tender of directe onderhandelingen).
Er moet een duidelijke indicatie zijn dat de financiering rond komt (bijvoorbeeld
door middel van een budgettoezegging door deze overheid of een voor NIO acceptabele
bereidheidsverklaring van een bank tot het verschaffen van het benodigd krediet).
3. Haalbaarheidsstudie
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De derde vereiste bij iedere aanvraag is een haalbaarheidsstudie van het gehele project
waarin de transactie een rol speelt. De haalbaarheidsstudie moet van voldoende niveau
zijn en alle voor de beoordeling benodigde informatie over project en transactie (inclusief
cijfermateriaal en berekeningen), de afnemer en de leverancier bevatten. Zie hiertoe
ook de checklist in bijlage 3. De haalbaarheidsstudie moet een goed inzicht in de
cash flow van het project geven.
Beoordelingscriteria
De subsidieaanvraag moet aan de volgende beoordelingscriteria voldoen:
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
-
1. het project is volgens de richtlijnen van de OESO niet commercieel haalbaar, of niet
financierbaar (twee `key tests');
-
2. het project is ontwikkelingsrelevant;
-
3. de transactie draagt bij aan een duurzame economische relatie van Nederland met het
ontwikkelingsland;
-
4. niet commercieel haalbaar.
In OESO-verband (zie paragraaf 1.1) is afgesproken dat gebonden hulp alleen mag gaan
naar projecten die bij financiering op marktvoorwaarden (`commercieel') niet haalbaar
zijn. Aangenomen wordt dat een project commercieel niet haalbaar is als het bij normale
marktprijzen binnen 10 jaar onvoldoende opbrengt om de investering en de lopende (operationele
en financierings-) kosten te dekken. Indien dit wel het geval is, maar geen bonafide
bank bereid blijkt voor dat project commercieel krediet te verschaffen, dan wordt
het geacht niet financierbaar te zijn.
De berekening van (niet) commerciële haalbaarheid speelt een sleutelrol in menige
aanvraag. Het gaat om een cash flow analyse die uitmondt in een berekening van de
geaccumuleerde cash flow in jaar tien (met zicht op wat gebeurt in jaar 11 en 12)
waarbij aan buitenlandse leningen een rente toegerekend wordt ter hoogte van de door
de OESO vastgestelde commerciële referentierente (CIRR). De berekening wordt gemaakt
over het project in zijn geheel en niet over de afzonderlijke transactie (die meestal
onderdeel van een project is) of over een project waar bepaalde activiteiten uit zijn
weggelaten. Een goede projectdefinitie is dus van groot belang (zie daarover paragraaf
4.2). Voorts moet bij de waardering van de opbrengsten van het project gerekend worden
met redelijke en verantwoorde prijzen: marktprijzen dus. Als de lokale overheid de
prijzen kunstmatig laag houdt met subsidies, moet gerekend worden met een opslag tot
wereldmarktniveau, met enige tolerantie voor het ontwikkelingsland dat de tarieven
tot dit niveau wil verhogen.
Het is de bedoeling dat de Consensus op korte termijn onverkort van toepassing wordt
voor schepen, maar op dit moment is dat slechts voor bepaalde schepen (kleine zeeschepen
en binnenvaartschepen) het geval. Schepen die vallen onder de `Sector Understanding
on Export Credits for Ships' (in het algemeen nieuwe zichzelf voortstuwende zeegaande
schepen groter dan 100 BRT) behoeven in Consensusverband niet te worden getoetst op
commerciële niet-haalbaarheid.
Ontwikkelingshulp welke door een EU-lidstaat wordt verstrekt voor orders van zeegaande
schepen moet aan de EU worden gemeld en dient ingevolge Europese Verordering (EG)
nr 1540/98 van 29 juni 1998 (Pb L 202) door de Europese Commissie te worden goedgekeurd.
Hierbij onderzoekt de Commissie onder meer of `de steun open heeft gestaan voor offertes
van verschillende werven'. De Europese Commissie hanteert daarbij als voorwaarde dat
de Nederlandse werven minimaal één maand voor indiening van de Oret/Miliev-aanvraag
door middel van een kennisgevingsbrief over de potentiële scheepsbouwtransactie zijn
geïnformeerd.
5. Ontwikkelingsrelevantie
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De aanvraag moet passen in de plannen van het ontwikkelingsland en mag samenwerkingsafspraken
van Nederland met dat land niet doorkruisen.
Hoewel armoedebestrijding het hoofddoel is van OS, hoeft het voorgestelde project
niet zelf directe positieve gevolgen te hebben voor de armen. Het mag de belangen
van de armen echter niet schaden, noch nadelige effecten hebben voor achtergestelde
groepen en/of vrouwen. Het project moet voldoen aan de lokale wetgeving of, als deze
aantoonbaar tekortschiet, aan de internationale normen. De indiener van een aanvraag
kan hierbij desgewenst gebruik maken van de richtlijnen voor projectbeoordeling van
de OESO (Aid Quality Assessment).
Oret/Miliev-schenkingen moeten investeringen in ontwikkelingslanden stimuleren die
een positieve bijdrage leveren aan de duurzame economische, ecologische en sociale
ontwikkeling van hun omgeving. Aanvragen worden getoetst op hun effecten op deze drie
terreinen. Op elk van deze terreinen hiervan moet een project - op termijn - een positief
effect hebben om voor subsidie in aanmerking te komen. Een project moet bijdragen
aan het scheppen van duurzame werkgelegenheid in het ontwikkelingsland en een voldoende
groot `over all' economisch effect hebben. Om dit te bepalen wordt het project getoetst
op (I) financieel-economische effecten (II) milieu effecten en (III) sociale effecten:
Ad (I) Financieel-economische effecten
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De financieel-economische aspecten worden zo realistisch mogelijk ingeschat door te
kijken naar (a) economische aspecten en (b) financiële aspecten. Daarnaast hangen
(c) institutionele en (d) technische aspecten hier nauw mee samen.
Ad (a) Economische duurzaamheid
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Hier wordt gekeken naar de economische baten die direct voortvloeien uit het project
en terecht komen in het ontvangende land. Deze opbrengsten kunnen dus ook terechtkomen
bij andere partijen dan de directe afnemers van het Oret/Miliev-project. Te denken
valt hierbij aan de bijdrage aan de lokale economie, aan overheidsinkomsten en aan
het voorziene effect op de betalingsbalans. Het totaaleffect moet ruim positief zijn.
Voor de inschatting zal onder meer gebruik worden gemaakt van de Economische Interne
Rentevoet (EIRR).
Ad (b) Financiële duurzaamheid
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het project moet tijdens zijn levensduur voldoende inkomsten opbrengen om de kosten
van kapitaal (afgezien van de Oret/Miliev-schenking) en de kosten van de bedrijfsvoering
plus vervangingen te financieren. Ook wordt vastgesteld of tegen de reële rente (of
een benadering daarvan) de netto contante waarde van de cash-flow positief is. Indien
een project geen of onvoldoende inkomsten oplevert kan een overheidsgarantie, met
betrekking tot de dekking van operationele uitgaven en vervangingsinvesteringen, uitkomst
bieden. Het verdient de voorkeur dat het project is ondergebracht in een bedrijfsmatig
werkende (project-)organisatie. Er moet zekerheid bestaan dat een project efficiënt
(kosteneffectief) is opgezet. Voor de toets zal onder meer gebruik worden gemaakt
van de Financiële Interne Rentevoet (FIRR).
Ad (c) Institutionele duurzaamheid
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De voor het project verantwoordelijke organisatie moet in alle opzichten (organisatie,
bemanning, financieel, technisch) in staat zijn het project te beheren en zelfstandig
voort te zetten. Dit blijkt onder andere uit de kennis en ervaring, personele, financiële
en technische capaciteit van het management en aandeelhouders, en uit de toepassing
van de principes die gevat worden onder de term `maatschappelijk verantwoord ondernemen'.
Trainingen in management, financieel beheer en planning kunnen deze capaciteit versterken,
maar in de regel niet van de grond af aan opbouwen. Aanvragen die dit aspect onvoldoende
toelichten of hierover twijfel laten bestaan, hebben geen kans op financiering uit
Oret/Miliev.
Ad (d) Technische duurzaamheid
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De in het kader van de transactie geleverde goederen, diensten en/of werken moeten
van zodanige technische kwaliteit zijn, dat de afnemende organisatie deze zelfstandig
in stand kan blijven houden. Als lokaal personeel daarvoor technische training nodig
heeft, moet het project hierin voorzien. Als een ontwikkelingsland standaarden hanteert
of naar standaardisatie streeft, moeten de geleverde goederen hieraan voldoen. De
transactie moet voorzien in de (na)levering van voldoende reserve-onderdelen en in
andere nazorg.
Het komt voor dat de inhoud en het totaalbedrag van een voorgestelde transactie op
grond van de beoordeling moeten worden aangepast. Deze aanpassing kan een inkrimping/verlaging
zijn, maar ook een uitbreiding/verhoging, wanneer NIO bijvoorbeeld als voorwaarde
stelt extra trainingen of andere voorzieningen in de transactie op te nemen. Zowel
aanvrager als afnemer dienen zich er van bewust te zijn dat in dat geval het contract
en de financiering moet worden aangepast, tenzij men van Oret/Miliev-steun afziet.
Ad (II) Milieu effecten
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het voorgestelde project mag niet per saldo schadelijk zijn voor het milieu. Uitgangspunt
bij de toetsing zijn de normen op milieu en veiligheidsgebied zoals geformuleerd door
de Wereldbank, of de lokale normen van het betreffende ontwikkelingsland, indien deze
laatste strenger zijn. Een adequate milieueffectrapportage zal in ieder geval deel
uitmaken van aanvragen op grote infrastructurele projecten en projecten in milieugevoelige
gebieden. Bij elke Oret/Miliev-aanvraag dient naar voren te komen welk beleid de afnemer
heeft of aan het ontwikkelen is ten aanzien van het milieu, of zij er systematisch
naar kijkt en wat de resultaten zijn.
Projecten die een positief effect (bedoelen te) hebben op het milieu worden geregistreerd
als Miliev projecten.
Ad (III) Sociale effecten
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Het project waarop de aanvraag zich richt zal (binnen een nader over een te komen
termijn) moeten voldoen aan internationaal gestelde normen op sociaal gebied. Bij
toetsing op dit terrein wordt uitgegaan van de formuleringen op dit gebied van de
ILO en de Wereldbank. Het project moet bijdragen aan het scheppen van duurzame werkgelegenheid
in het ontwikkelingsland. Dit effect kan direct of indirect zijn, bijvoorbeeld door
verbetering van de infrastructuur.
6. Duurzame economische relatie
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De indiener van een aanvraag moet aannemelijk maken dat hij door middel van het project
bouwt aan de samenwerking met ondernemingen in het ontwikkelingsland, met mogelijk
uitstralingseffecten op andere Nederlandse en lokale ondernemingen. Het project moet
een katalyserende werking hebben, doordat het leidt tot vervolgopdrachten en/of investeringen
van hemzelf en/of anderen.
De aanvrager moet een bonafide (zie ook artikel 1.1.4 van de Subsidieregeling) onderneming
zijn, met een gezonde balans en resultatenrekening, kwalitatief en qua omvang voldoende
sterk om de transactie zonder problemen tot een goed einde te brengen.
De voorgestelde transactie moet in elk geval herkenbaar Nederlands zijn. Dit is het
geval als de waarde van het transactiebedrag voor tenminste 60% in Nederland voortgebracht
is. Dit moet, zo nodig, voor elke transactiecomponent afzonderlijk worden vastgesteld.
Daarbij mogen componenten die voor meer dan 50% in Nederland worden voortgebracht
als 100% Nederlands worden beschouwd (zie ook het aanvraagformulier). Producten kunnen
daaraan voldoen maar toch bekend staan als een buitenlands merkartikel. Ook het omgekeerde
komt voor. Voor vragen over het Nederlands aandeel kan een onderneming het beste contact
opnemen met NIO. Het Nederlands aandeel kan in twee gevallen lager zijn dan de gestelde
60%: bij gebruikmaking van lokale producten en diensten en in geval van dienstencontracten
(zie paragraaf 1.7)
Beperkende internationale afspraken
7. De Consensus
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Internationale afspraken over het beperken van overheidssteun bij het verzekeren van
exportkredieten bestaan al sinds de dertiger jaren. Nadien zijn in de internationale
fora meermalen afspraken gemaakt over het beperken van de diverse vormen van exportsteun,
onder meer binnen de Europese Gemeenschap (EG). Bij de gangbare vormen van exportsteun
voegden zich in de jaren `60 de hulp aan ontwikkelingslanden voor het importeren van
kapitaalgoederen en diensten uit het Westen, de gebonden hulp (tied aid).
Mede op initiatief van de EG hebben de leden van de OESO sinds 1971 geprobeerd hierover
afspraken te maken. In 1978 leidde dat tot de zogenaamde `Arrangement on Guidelines
for Officially Supported Export Credits', die in de wandeling de Consensus wordt genoemd,
omdat het gaat om een gentlemen's agreement met besluitvorming bij consensus. De Consensus
werd in 1992 aanzienlijk aangescherpt, onder redactie van de toenmalige Finse voorzitter
(het zgn. Helsinki-pakket) en kreeg daarmee zijn huidige vorm. De afspraken worden
regelmatig bijgesteld naar bevinding van de praktijk. In 1998 is de laatste aanpassing
van de Consensus uitgebracht.
De Consensus bevat afspraken over allerlei vormen van steun en, indien het gaat om
ontwikkelingshulp, over het minimale schenkingselement (Nederland hanteert bij Oret/Miliev
de minimale percentages), de landen waaraan, de projecten waarvoor en de voorwaarden
waaronder zulke hulp kan worden geboden. Verder zijn afspraken gemaakt over de wijze
waarop kan worden gecontroleerd of de afspraken worden nagekomen. Op grond van deze
afspraken moeten Consensusdeelnemers elkaar over elk voornemen tot steun met ontwikkelingshulp,
voordat een toezegging wordt gedaan, informeren via een speciaal daarvoor ingericht
netwerk (OLIS) onder toezicht van het OESO-secretariaat. Deze melding (`notificatie')
biedt de deelnemers de gelegenheid om op zo'n voornemen te reageren, bezwaren te uiten
of bespreking te eisen in de onderlinge vergadering in Parijs (`consulteren'). Dit
is gebonden aan wachttermijnen en limieten.
Het belangrijkste criterium in de Consensus is dat geen steun mag worden gegeven aan
een project dat commercieel haalbaar is. Alle Oret/Miliev aanvragen dienen aan dit
criterium te voldoen, m.u.v. zeegaande schepen die in Consensusverband niet behoeven
te worden getoetst op commerciële niet-haalbaarheid (zie paragraaf 3.1). Alle projecten
worden gemeld, met het oog op de transparantie en om te verhinderen dat projecten
zodanig op maat geknipt worden, dat ze buiten de toetsing vallen.
Aangeraden wordt kennis te nemen van de `Arrangement' en van de in 1996 opgestelde
`Ex Ante Guidance for Tied Aid' die via de website www.oecd.org (aanklikken `On-line
Documents') kunnen worden geraadpleegd. In de `Ex Ante Guidance' worden ervaringen
met de Consensus beschreven en kenmerken opgesomd van projecten die niet commercieel
haalbaar zijn. Deze kenmerken worden ook bij de besprekingen van de Consensusdeelnemers
als richtlijn gebruikt.
De EU heeft de Consensus bij raadsbesluit verheven tot regel, zodat de lidstaten zich
in de handel met niet EU-landen aan dezelfde regels moeten houden. De EU heeft bovendien
aanvullende eigen regels opgesteld voor gevallen waarin de Consensus niet voorziet.
De EU-lidstaten moeten hun gebonden hulpvoornemens daarom ook in Brussel aanmelden.
8. De projectdefinitie
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Hiervoor is onderscheid gemaakt tussen de begrippen project en transactie. De Consensusdeelnemers
gebruiken in de praktijk de volgende definitie van een project: `de kleinste complete,
fysiek en technisch geïntegreerde productieve eenheid die de voorgenomen investering
ten volle benut en alle financiële baten plukt die aan de investering kunnen worden
toegeschreven'.
Soms zijn project en transactie identiek, vaak niet. Meestal heeft de transactie op
een deel van een project betrekking of maakt de transactie deel uit van een groter
pakket voor de realisatie van een project als geheel.
De Consensusdeelnemers zien er met de hulp van het OESO-secretariaat op toe dat rendabele
projecten niet kunstmatig worden opgesplitst in rendabele onderdelen die commercieel
gefinancierd kunnen worden en in onrendabele onderdelen waarvoor gebonden hulp wordt
gevraagd.
Bijzondere aandachtspunten
9. Het prijs/kwaliteitsonderzoek
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Bij de beoordeling van Oret/Miliev-aanvragen wordt standaard een prijs/kwaliteitsonderzoek
uitgevoerd: een licht onderzoek als de aanvraag meedingt in een internationale openbare
aanbesteding door het ontwikkelingsland en een meer gedegen onderzoek in alle andere
gevallen. De door NIO ingeschakelde deskundigen vergelijken de voorgestelde leveranties
en transactiebedragen met de gangbare prijsniveaus en kwaliteitsnormen en analyseren
deze zo nodig tot op het niveau van de afzonderlijke transactiecomponenten, de kostprijzen,
winstmarges, voorzieningen, agentkosten, etc. Hun adviezen kunnen ertoe leiden dat
voor het toekennen van Oret/Miliev-schenkingen voorwaarden gesteld worden en aanvragers
de prijs, de kwaliteit en/of het volume van het geleverde moeten aanpassen.
10. Belastingen
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Lokale belastingen - voor zover betaald door de Nederlandse exporteur en dus deel
van zijn contract - dienen binnen de Oret/Miliev-aanvraag te worden opgenomen. Met
Oret/Miliev gesteunde transacties worden geacht niet door het ontwikkelingsland te
worden belast. Door het ontwikkelingsland aan de afnemer (in verband met de transactie)
opgelegde belastingen, invoerrechten en andere heffingen mogen niet in de transactie
worden opgenomen.
11. Vertrouwelijkheid
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Aangezien het gaat om door de aanvrager vertrouwelijk ter beschikking gestelde gegevens
(bedrijfsinformatie) is het op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur mogelijk om openbaarmaking
van deze gegevens achterwege te laten. Aanvragen krijgen altijd een strikt vertrouwelijke
behandeling en aan derden wordt geen informatie over (het bestaan van) afzonderlijke
aanvragen verstrekt, tenzij de betrokken ondernemingen daarvoor toestemming geven.
Bij notificaties worden echter wel de voorgenomen transactie, de globale transactieomvang,
het schenkingselement en de naam van de opdrachtgever/afnemer (dus niet de naam van
de leverancier) internationaal bekend gemaakt. Ook wordt jaarlijks een samenvattend
overzicht van alle in het afgelopen jaar toegekende Oret/Miliev-schenkingen naar de
Tweede Kamer gestuurd.
12. Omkoping
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Geen schenking wordt verstrekt in het geval er concrete aanwijzingen bestaan dat de
betrokken partijen met het oog op verkrijging van de subsidie, danwel bij de uitvoering
van het project of de toepassing van de resultaten ervan, omkoping - in de zin van
artikelen 177, 177a en 178a van het Wetboek van Strafrecht - hebben gepleegd respectievelijk
zullen plegen.
Omkoping van buitenlandse ambtenaren is in bovengenoemde wetsartikelen uitdrukkelijk
verboden. Omkoping moet daarbij in de ruimste zin worden opgevat. Betrokkenheid bij
dergelijke praktijken kan reden zijn voor intrekking van de subsidie of een deel ervan.
In het geval NIO concrete aanwijzingen krijgt dat toch omkoping heeft plaatsgevonden
zal NIO hiervan aangifte doen bij de bevoegde autoriteiten.
13. De aansprakelijkheid van de Nederlandse overheid
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De Oret/Miliev-regeling voorziet in schenkingen van de Nederlandse overheid aan overheden
van ontwikkelingslanden, die kwalificeren als Official Development Assistance (ODA).
Indien deze overheden de Oret/Miliev-schenkingen en de daarbij gestelde voorwaarden
aanvaarden, zijn zij gebonden de schenking te gebruiken voor de aankoop van de goederen,
diensten of werken van de Nederlandse ondernemingen die in de schenkingsovereenkomst
zijn genoemd.
NIO geeft daarbij tegenover deze overheden geen blijk van enige voorkeur voor een
Nederlandse onderneming. Zij zijn vrij om uit de Nederlandse aanbiedingen te kiezen,
wat hen het beste past. Maar als de keus eenmaal gemaakt is, moeten zij erop toezien
dat deugdelijke contracten met de Nederlandse leveranciers/contractdeelnemers tot
stand komen en dat deze contracten worden nagekomen. Desgevraagd kan NIO deze overheden
daarbij terzijde staan. De Nederlandse overheid is zelf geen partij bij Oret/Miliev-transacties,
anders dan als financier.
Aanvraag en beoordelingsprocedure
14. Voorbereiding
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Deze beschrijving van de Oret/Miliev-regeling en het daarbij horende aanvraagformulier
worden op verzoek door NIO toegezonden, maar kunnen sneller rechtstreeks via het Internet
worden geraadpleegd en overgenomen van de website www.fmo.nl .
Als een onderneming een Oret/Miliev-aanvraag overweegt, wordt aanbevolen hierover
in een zo vroeg mogelijk stadium advies in te winnen bij NIO, (voor de financiering
en de betalingen), de huisbank (idem) en de Nederlandsche Kredietverzekerings Maatschappij
NCM of een andere kredietverzekeraar (voor een eventuele kredietverzekering). Ook
de Nederlandse ambassade ter plaatse kan nuttige informatie verstrekken.
Bij de beoordeling van de aanvraag neemt de haalbaarheidsstudie een centrale plaats
in. Gezien de aan deze studie gestelde eisen kan het raadzaam zijn een professionele
consultant in te schakelen om te helpen bij het opstellen daarvan, of het bijstellen
en uitbreiden van een haalbaarheidsstudie die al door de opdrachtgever/afnemer was
gemaakt. Als de haalbaarheidsstudie in het kader van de door Senter beheerde PESP-programma
tot stand komt, kunnen de kosten voor tweederde - door Senter - worden vergoed. (zie
ook programma's en instrumenten op de volgende websites: www.senter.nl, www.minez.nl
en www.evd.nl) Als een onderneming een beroep op het PESP-programma wil doen om de
haalbaarheidsstudie later bij een Oret/Miliev-aanvraag te kunnen gebruiken, wordt
aanbevolen in de haalbaarheidsstudie ook alle in Oret/Miliev-verband aan de orde te
stellen onderwerpen uitgebreid te behandelen. Het Oret/Miliev-traject zal dan sneller
doorlopen kunnen worden.
15. Start procedure
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Aanvragen moeten in tweevoud, dus met complete kopie van de drie basisdocumenten en
van eventuele bijlagen, in het Nederlands of Engels worden ingediend bij NIO. Alle
aanvragen worden door NIO bij ontvangst geregistreerd. Binnen een week ontvangt de
aanvrager een ontvangstbevestiging. De datum van deze ontvangstbevestiging vormt tevens
de formele start van de procedure die maximaal zes maanden zal duren (zie paragraaf
1.12).
Wanneer de aanvraag niet volledig is, d.w.z. niet de in paragraaf 2 omschreven 3 basisdocumenten
omvat, krijgt de aanvrager de gelegenheid de aanvraag te completeren. De aanvraag
wordt buiten behandeling gelaten, indien dit binnen de door NIO gestelde termijn niet
of niet voldoende is gebeurd. De tijd die de aanvrager nodig heeft om de aanvraag
aan te vullen telt niet mee bij de berekening van de zes maanden die de procedure
maximaal in beslag mag nemen.
16. Behandeling
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Voor de beoordeling van Oret/Miliev-aanvragen beperkt NIO zich tot de informatie die
door de aanvrager is ingediend. In dit proces kan NIO onafhankelijke deskundigen raadplegen.
In principe zal NIO één gesprek organiseren tussen de aanvrager en externe deskundigen
om vragen te beantwoorden. Indien de aanvrager vragen niet direct kan beantwoorden,
wordt hij in de gelegenheid gesteld deze schriftelijk binnen de door NIO gestelde
termijn te beantwoorden.
17. Beslissing
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Bij positief besluit informeert NIO de aanvrager bij beschikking dat zij bereid is
een Oret/Miliev-schenking aan de overheid van het ontwikkelingsland aan te bieden,
ter gedeeltelijke financiering van de voorgenomen transactie van de aanvrager met
het ontwikkelingsland. Hierin worden de algemene en specifieke voorwaarden en verplichtingen
vermeld waaraan de onderneming zal moeten voldoen. De algemene vorwaarden betreffen
onder meer de voortgangsrapportage en de eindverantwoording, het recht op projectinspectie
en boekenonderzoek en een anti-corruptieclausule. De specifieke voorwaarden verschillen
per project. In sommige gevallen zal NIO, alvorens de beschikking op te stellen, zich
per brief aan de aanvrager er van vergewissen of deze aan de specifieke voorwaarden
en verplichtingen zal (kunnen) voldoen.
Indien de eindbeslissing een afwijzing inhoudt, ontvangt de aanvrager een beschikking
die de motieven voor afwijzing toelicht.
18. Bezwaar en beroep
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Beslissingen op Oret/Miliev-aanvragen zijn beschikkingen over subsidieverlening in
de zin van de Awb. Afwijzingen van aanvragen zijn, evenals positieve beslissingen,
beschikkingen waartegen aanvragers bezwaar en beroep kunnen aantekenen. In beschikkingen
en in de Awb staan de wettelijke termijnen vermeld binnen welke bezwaar kan worden
aangetekend. Een bezwaar leidt - na hoorzitting en heroverweging - tot een beslissing
op bezwaar. Beroep kan ingevolge artikelen 8:1, eerste lid, en 8:7, tweede lid, van
de Algemene wet bestuursrecht worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied
waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. De procedures staan
vermeld onderaan de beschikkingen.
19. Notificatie
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De voorgenomen Oret/Miliev-steun wordt door NIO zo vroeg mogelijk bij de OESO en de
EU genotificeerd. Andere landen kunnen gedurende 30 werkdagen vragen stellen of bezwaar
aantekenen vanwege veronderstelde commerciële haalbaarheid van het project waarvan
de transactie deel uitmaakt. Geen reactie binnen 30 werkdagen na notificatie betekent
stilzwijgende goedkeuring van de aanvraag.
Als er vragen worden gesteld of bezwaren geuit, wordt de klok voor de duur van de
beantwoording stilgezet, daarna tikt hij door tot de 30 werkdagen voorbij zijn. Als
de bezwaren overeind blijven, kan het project, en dus de voorgestelde transactie,
niet voor overheidssteun in aanmerking komen. In dat geval is het geven van gebonden
ontwikkelingshulp voor iedere consensusdeelnemer verboden.
De Consensusdeelnemers kunnen - bij unanimiteit - besluiten om voor bepaalde projecten
van de Consensus af te wijken: dus het geven van gebonden hulp toe te staan waar het
eigenlijk niet mag of deze te verhinderen waar het naar de letter zou moeten kunnen.
Dergelijke afspraken worden `common lines' genoemd. Het komt regelmatig voor dat vooraf
afspraken worden gemaakt om geen gebonden hulp te geven aan mogelijk commercieel haalbare
projecten (common line: no aid). Een onderneming die voorziet dat andere landen hulp
zullen bieden aan een project dat door Nederland niet zal worden gesteund kan aansturen
op een dergelijke afspraak.
20. Schenkingsovereenkomst
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Na een positief besluit biedt NIO een schenking aan aan het ontwikkelingsland en stelt
hiertoe een schenkingsovereenkomst op. Deze schenkingsovereenkomst regelt de betalingsprocedure
en bevat een aantal algemene voorwaarden, zoals over financiële en andere zekerheden,
belastingen en arbitrage, en eventueel ook projectspecifieke voorwaarden. NIO stuurt
de overeenkomst ter ondertekening aan de overheid van het ontwikkelingsland, alvorens
deze zelf te tekenen. Indien een positieve beschikking wordt afgegeven voordat het
contract tussen de leverancier en de afnemer is getekend, stuurt NIO meestal eerst
een globale intentieverklaring (preliminaire schenkingsovereenkomst), zonodig nog
met het voorbehoud van goedkeuring door OESO en EU.
De definitieve schenkingsovereenkomst wordt door NIO aangeboden nadat:
- NIO een getekend origineel contract tussen aanvrager en afnemer heeft goedgekeurd
(inclusief alle annexen, een gedetailleerde uitsplitsing van het contractbedrag en
de financieringsovereenkomst voor het niet-schenkingsgedeelte van de transactie);
- NIO de financieringsregeling voor het niet-schenkingsgedeelte van de transactie
heeft goedgekeurd.
De schenkingsovereenkomst treedt in werking nadat aan alle in deze schenkingsovereenkomst
gestelde voorwaarden is voldaan en de notificatieprocedure met positief resultaat
is afgerond.
Het schenkingsaanbod is zes maanden geldig. Het kan op verzoek van het ontwikkelingsland
of de leverancier éénmaal met zes maanden worden verlengd en vervalt daarna. Bij verlenging
kan niet meer worden gegarandeerd dat de betalingen uit de schenking volgens het oorspronkelijke
betalingsschema zullen plaatsvinden.
Het vervallen van een schenkingsaanbod is definitief. Als het ontwikkelingsland achteraf
aangeeft toch prijs op de schenking te stellen, zal de aanvrager een nieuwe aanvraag
moeten indienen en zal de Oret /Miliev-procedure opnieuw doorlopen moeten worden.
Als zich inmiddels geen grote veranderingen in het project en/of de transactie hebben
voorgedaan, zal dit versneld kunnen gebeuren. Een schenkingsaanbieding moet in alle
gevallen twee jaar na notificatie opnieuw worden genotificeerd.
Als een ontwikkelingsland of de aanvrager, om wat voor redenen dan ook, van de transactie
afziet, moet de aanvrager of het ontwikkelingsland dit aan NIO melden. NIO zal dan
de beschikking intrekken, het dossier sluiten en de voor het project gemaakte reserveringen
ongedaan maken.
21. Betalingen
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Na inwerkingtreding van de schenkingsovereenkomst en overlegging van een aanbetalingsgarantie
door de leverancier, doet NIO, namens het ontwikkelingsland, aan de leverancier een
aanbetaling uit het schenkingsdeel van de transactie van maximaal 10% van het transactiebedrag.
Indien de aanvrager de noodzaak dat de aanloopfinanciering van het project een afwijkend
percentage vergt voldoende aantoont, kan een afwijkend percentage worden toegestaan.
Als het totale aanbetalingsbedrag hoger is dan de aanbetaling uit het schenkingsdeel,
moet het meerdere uit het niet-schenkingsgedeelte van de transactie worden betaald.
De volgende betalingen door NIO aan de leverancier vinden plaats conform het contract
en de schenkingsovereenkomst, waarvan de bepalingen op elkaar moeten aansluiten. NIO
kan de rest van het schenkingsdeel in een vaste verhouding (pro rata) met het niet-schenkingsdeel
uitkeren maar ook in overleg met de aanvrager en de opdrachtgever/afnemer andere betalingsafspraken
maken. Nadat de aanbetaling gedaan is, is het mogelijk de schenking te gebruiken voor
het verlagen van de rentebetalingen over een krediet, of op een andere wijze, die
het project ten goede komt.
De betalingen door NIO en uit de restfinanciering vinden steeds gelijktijdig plaats.
NIO zal niet uitbetalen als de andere betaling niet plaatsvindt en omgekeerd.
De slotbetaling bedraagt steeds 5% van het transactiebedrag. In het leveringscontract
moet een bepaling zijn opgenomen dat 5% van de Oret /Miliev-schenking (te maximeren
op euro 250.000) en 5% van de restfinanciering als slotbetaling zal worden aangehouden.
Deze slotbetaling vindt plaats bij de uiteindelijke subsidievaststelling, dus nadat
aan alle door NIO gestelde voorwaarden is voldaan en de eindverantwoording van de
leverancier door NIO is goedgekeurd (zie paragraaf 7.4), meestal een aantal maanden
na voltooiing van de transactie. Indien de leverancier voor dit bedrag een bankgarantie
wil afgeven (waaronder NIO kan trekken) en de kosten van deze bankgarantie geheel
zelf draagt, kan de slotbetaling reeds bij de transactievoltooiing plaatsvinden.
Verplichtingen
22. Voorwaarden en verplichtingen
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De overheid van het ontwikkelingsland verbindt zich door ondertekening van de schenkingsovereenkomst
ertoe om de hierin gestelde afspraken en voorwaarden na te komen. De leverancier is
gehouden aan de in de beschikking gestelde voorwaarden te voldoen en de bij beschikking
opgelegde verplichtingen na te komen.
23. Melding van wijzigingen
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Als zich op enig moment na ontvangst van de aanvraag dan wel tijdens de uitvoering
van de transactie gebeurtenissen voordoen die invloed hebben op de achtergrond of
de inhoud van de transactie, moet de leverancier dit direct melden en eventuele wijzigingen
in de transactie vooraf ter goedkeuring aan NIO voorleggen.
Aanzienlijke wijzigingen leiden meestal tot een nieuwe notificatie aan de Consensusdeelnemers.
24. \oortgangsrapportage
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
In het kader van de Oret/Miliev-regeling is de leverancier gehouden om elke zes maanden,
op 1 maart en 1 september, aan NIO inhoudelijk en financieel over de transactievoortgang
te rapporteren. De rapportageperioden lopen respectievelijk van juli t/m december
en januari t/m juni. Deze rapportage-verplichting gaat in zodra de beschikking door
de leverancier is ontvangen. De rapportage-verplichting bestaat dus ook al als de
transactie nog niet van start is gegaan en bijvoorbeeld nog in de fase van gunning
is: de leverancier rapporteert dan over de factoren die de start van de uitvoering
vertragen of over hoeveel kans op gunning hij maakt.
De rapportage moet worden opgesteld conform het bij de beschikking gevoegde model.
Zij dient, in al haar beknoptheid, goed en volledig inzicht te geven in het verloop
van de transactie, zowel inhoudelijk als financieel. Informatie over de geboekte voortgang,
de knelpunten daarbij, vertraging of versnelling van de uitvoering, de verwachte verdere
voortgang en een zo goed mogelijke raming van verwachte uitgaven, vooral de uitgaven
uit hoofde van de schenking (kans op, hoogte en tijdstip van uitgaven) is essentieel.
25. Eindverantwoording
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
De leverancier is verplicht binnen zes maanden na uitvoering van de transactie bij
NIO een verzoek tot vaststelling van de subsidie in te dienen. Hij dient hierbij ter
goedkeuring over te leggen:
- -
een door de opdrachtgever/afnemer afgegeven `Final Certificate of Completion' van
de onder de uitgevoerde transactie vallende activiteiten;
- -
een door de leverancier opgestelde samenvattende, inhoudelijke en financiële verantwoording
van de gehele transactieuitvoering, met een toelichting in hoeverre aan de gestelde
voorwaarden is voldaan en de gestelde doelen zijn bereikt; alsook in hoeverre en waarom
de voorzieningen moesten worden aangewend;
- -
een door een Nederlandse externe accountant opgestelde verklaring dat de uitgevoerde
transactie is gecontroleerd en in orde bevonden, dat wil zeggen dat de werkzaamheden
zijn uitgevoerd zoals overeengekomen en vermeld in het Oret/Miliev-aanvraagformulier
en in het contract met de afnemer.
Uit de eindverantwoording moeten derden zich inhoudelijk en financieel een goed beeld
van de gehele transactieuitvoering kunnen vormen.
26. Afsluiting
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Na goedkeuring van de eindverantwoording wordt het groene licht voor de slotbetaling
gegeven (tenzij dit al eerder op basis van een bankgarantie kon worden gegeven, zie
paragraaf 6.8) en verstrekt NIO aan de leverancier een vaststellingsbeschikking, waarmee
de actieve betrokkenheid van NIO bij de transactie formeel wordt afgesloten. Pas dan
vervalt de rapportageverplichting van de leverancier.
27. Eindevaluatie
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Een jaar na afsluiting vraagt NIO aan het ontwikkelingsland om een actuele inschatting
van het duurzame effect van de transactie. NIO kan deze eindevaluatie ook door derden
laten uitvoeren en hiervoor externe deskundigen inschakelen. Met het oog op de eindevaluatie
is de leverancier ook na voltooiing van de transactie verplicht alle gevraagde informatie
over de uitvoering te verschaffen en inspecties en boekenonderzoek toe te staan.
28. Als verplichtingen niet worden nagekomen
[Regeling vervallen per 05-02-2005]
Als blijkt dat de leverancier niet aan de bovenstaande verplichtingen heeft voldaan
of andere verplichtingen voortvloeiende uit de subsidiebeschikking niet is nagekomen,
kan NIO de volgende maatregelen nemen
- -
de beschikking tot subsidieverlening intrekken of wijzigen,
- -
de subsidie lager vaststellen of
- -
de betalingen opschorten.
De beschikking tot subsidievaststelling kan tot vijf jaren na voltooiing van de transactie
worden ingetrokken of gewijzigd. Deze drie sancties komen er in essentie op neer dat
het subsidiebedrag uiteindelijk lager uitvalt dan het in de subsidieverleningsbeschikking
genoemde maximumbedrag. De reeds overgemaakte gelden worden in dat geval geheel of
gedeeltelijk teruggevorderd van de subsidie-ontvanger (de leverancier).
Het besluit dat het subsidiebedrag verlaagd wordt (of zelfs geheel komt te vervallen),
wordt pas genomen nadat overleg met de subsidie-ontvanger heeft plaatsgevonden.
Adressen
Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden NV (NIO)
Koningskade 40
Postbus 93060
2509 AB Den Haag
Tel: 070-3149.814, Fax: 070-3149.895
E-mail: nio-oret@fmo.nl
Website: www.fmo.nl
Voor een overzicht van programma's en instrumenten van de Nederlandse overheid waar
bedrijven gebruik van kunnen maken: zie www.minbuza.nl, www.senter.nl, www.minez.nl
en www.evd.nl.