BTW-heffing ten aanzien van een cursus voor leden van ondernemingsraad

[Regeling vervallen per 02-09-2006 met terugwerkende kracht tot en met 23-08-2006.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 25-02-2002 t/m 23-08-2006

BTW-heffing ten aanzien van een cursus voor leden van ondernemingsraad

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Vraag

[Regeling vervallen per 02-09-2006 met terugwerkende kracht tot en met 23-08-2006]

Is een cursus voor leden van een ondernemingsraad (hierna: OR), die ten doel heeft de deelnemers goed toe te rusten voor hun taak als OR-lid, aan te merken als een beroepsopleiding in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, 2°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 juncto artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: het Uitvoeringsbesluit)?

Antwoord

[Regeling vervallen per 02-09-2006 met terugwerkende kracht tot en met 23-08-2006]

De in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit opgenomen vrijstelling voor beroepsopleidingen heeft een ruime werkingssfeer. De vrijstelling heeft niet alleen betrekking op opleidingen die in strikte zin zijn aan te merken als een opleiding voor een vak of beroep, maar strekt zich ook uit tot opleidingen die zijn gericht op het functioneren van personen in een (toekomstige) werkkring. Als voorbeelden van dergelijke opleidingen worden onder meer genoemd: tekstverwerkingscursussen, managementscursussen, automatiseringscursussen en sollicitatiecursussen. (Zie het Besluit van 4 december 1992 (Stb. 652), artikelsgewijze toelichting, artikel I, onderdeel C, onderdeel a).

Ingevolge artikel 17, derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden behouden de leden van (commissies van) de OR hun aanspraak op loon dan wel bezoldiging voor de tijd die zij besteden aan OR-vergaderingen. (De tekst van vorengenoemd artikelonderdeel luidt: ‘De leden van de ondernemingsraad en de leden van de commissies van die raad behouden voor de tijd gedurende welke zij ten gevolge van het bijwonen van een vergadering van de ondernemings-raad of van een commissie van die raad niet de bedongen arbeid hebben verricht, hun aanspraak op loon dan wel bezoldiging’). Hiermee is beoogd aan te geven dat de werkzaamheden voor de OR worden aangemerkt als arbeid voor de onderneming (Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 1988–1989, nr. 20 583, nr. 3). In verband hiermee kunnen cursussen voor OR-leden worden aangemerkt als een beroepsopleiding in de zin van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit.

Naar boven