Subsidieregeling BANS klimaatconvenant

[Regeling vervallen per 02-01-2007.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-2003 t/m 01-01-2007

Subsidieregeling BANS klimaatconvenant

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. uitvoeringskosten: kosten voor personeel, onderzoek en communicatie;

  • b. Prestatiekaart gemeenten: het in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen overzicht van thema's en doelstellingen, onderscheiden in een actief, voorlopend en innovatief niveau, die zijn gericht op CO2-reductie;

  • c. Prestatiekaart provincies: het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen overzicht van thema’s en doelstellingen, onderscheiden in een actief, voorlopend en innovatief niveau, die zijn gericht op CO2-reductie;

  • d. gemeentelijke prioritaire thema's: de op de Prestatiekaart gemeenten vermelde thema's betreffende:

    • 1°. woningbouw, en

    • 2°. duurzame energie, in de betekenis van hernieuwbare energie;

  • e. provinciale prioritaire thema's: de thema's betreffende:

    • 1°. energie in de bouw, en

    • 2°. duurzame energie, in de betekenis van hernieuwbare energie;

  • f. basispakket:

    • 1°. pakket aan doelstellingen ter uitvoering van het gemeentelijk klimaatbeleid ten opzichte van de nulsituatie, dat ten minste betrekking heeft op de gemeentelijke prioritaire thema’s en vier doelstellingen naar eigen keuze uit de overige thema’s op ten minste het actieve niveau, zoals vermeld op de Prestatiekaart gemeenten, die blijkens de nulsituatie van toepassing zijn op de betrokken gemeente en elkaar niet overlappen, of

    • 2°. pakket aan doelstellingen ter uitvoering van het provinciaal klimaatbeleid ten opzichte van de nulsituatie, dat ten minste betrekking heeft op de provinciale prioritaire thema’s en vier doelstellingen naar eigen keuze uit de overige thema’s op ten minste het actieve niveau, zoals vermeld op de Prestatiekaart provincies, die blijkens de nulsituatie van toepassing zijn op de betrokken provincie en elkaar niet overlappen;

  • g. pluspakket:

    • 1°. pakket aan doelstellingen ter uitvoering van het gemeentelijk klimaatbeleid, bestaande uit het basispakket en ten minste zes andere doelstellingen dan die waarop het basispakket betrekking heeft, zoals vermeld op de Prestatiekaart gemeenten, die blijkens de nulsituatie van toepassing zijn op de betrokken gemeente en noch die van het basispakket noch elkaar overlappen, of

    • 2°. pakket aan doelstellingen ter uitvoering van het provinciaal klimaatbeleid, bestaande uit het basispakket en ten minste zes andere doelstellingen dan die waarop het basispakket betrekking heeft, zoals vermeld op de Prestatiekaart provincies, die blijkens de nulsituatie van toepassing zijn op de betrokken provincie en noch die van het basispakket noch elkaar overlappen;

  • h. nulsituatie: een op basis van de Klimaatscan uitgevoerde beschrijving van het gemeentelijk klimaatbeleid onderscheidenlijk het provinciaal beleid inzake duurzame energie en energiebesparing, zoals dat is gevoerd tot een door de desbetreffende gemeente of provincie bepaalde datum, welke datum niet mag liggen vóór 1 januari 2001, alsmede de resultaten van het tot die datum gevoerde beleid;

  • i. klimaatscan: klimaatscan zoals uitgevoerd overeenkomstig het door de Nederlandse organisatie voor energie en milieu opgestelde model;

  • j. de minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 2. Doel

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

Deze regeling heeft als doel de uitvoering van het gemeentelijk en provinciaal klimaatbeleid te stimuleren, opdat gemeenten en provincies, die krachtens deze regeling subsidie hebben ontvangen, binnen vier jaar een bijdrage leveren aan de reductie van de CO2 uitstoot in Nederland dan wel hun bijdrage daaraan intensiveren.

Artikel 3. Beoordelingscriteria

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

  • 1 Een gemeente of een provincie komt voor subsidie in aanmerking voor de uitvoeringskosten van activiteiten gericht op de reductie van de uitstoot van CO

    • a. de aanvraag tot subsidieverlening is vergezeld van een door burgemeester en wethouders onderscheidenlijk gedeputeerde staten vastgesteld plan van aanpak op hoofdlijnen volgens een door de minister ter beschikking gesteld model, ter bereiking van het in artikel 2 beschreven doel, waarin in elk geval de volgende onderdelen zijn uitgewerkt:

      • 1(. de nulsituatie,

      • 2(. de na de nulsituatie na te streven doelstellingen en uit te voeren activiteiten die voortvloeien uit de keuze voor het basispakket of het pluspakket, en

      • 3(. een begroting waaruit blijkt wat de totale kosten zijn voor het realiseren van de doelstellingen en activiteiten, bedoeld onder 2(, en voor welk gedeelte van die kosten subsidie wordt aangevraagd;

    • b. de verplichtingen waartoe de gemeente of de provincie zich verbindt overeenkomen met het basispakket dan wel het pluspakket;

    • c. de voorgenomen activiteiten in het plan van aanpak nieuw en additioneel zijn ten opzichte van de nulsituatie;

    • d. de duur van uitvoering van het plan van aanpak niet meer dan vier jaar bedraagt, gerekend vanaf de datum van toekenning van subsidie;

    • e. de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet zijn of naar verwachting worden gesubsidieerd uit andere subsidieregelingen, en

    • f. de gemeente of de provincie ten minste hetzelfde bedrag als de te verkrijgen subsidie beschikbaar stelt voor het realiseren van de activiteiten, bedoeld in onderdeel c.

  • 2 Een gemeente die blijkens de nulsituatie voor één of meer van de gemeentelijke prioritaire thema’s het actieve niveau reeds heeft bereikt, kiest voor elk van deze thema’s op basis van de Prestatiekaart gemeenten ten minste vier doelstellingen die nog niet zijn bereikt, en die blijkens de nulsituatie van toepassing zijn op de betrokken gemeente en noch de overige gekozen doelstellingen noch elkaar overlappen.

  • 3 Een provincie die blijkens de nulsituatie voor één of meer van de provinciale prioritaire thema’s het actieve niveau reeds heeft bereikt, kiest voor elk van deze thema’s op basis van de Prestatiekaart provincies ten minste vier doelstellingen die nog niet zijn bereikt, en die blijkens de nulsituatie van toepassing zijn op de betrokken provincie en noch de overige gekozen doelstellingen noch elkaar overlappen.

  • 4 Een gemeente waarop blijkens de nulsituatie een doelstelling uit een gemeentelijk prioritair thema niet van toepassing is, kiest voor die doelstelling een andere doelstelling op basis van de Prestatiekaart gemeenten uit de overige thema’s of de gemeentelijke prioritaire thema’s op een hoger niveau dan het reeds bereikte niveau, die op die gemeente van toepassing is en nog niet is bereikt en die de overige gekozen doelstellingen niet overlapt.

  • 5 Een provincie waarop blijkens de nulsituatie een doelstelling uit een provinciaal prioritair thema niet van toepassing is, kiest voor die doelstelling een andere doelstelling op basis van de Prestatiekaart provincies uit de overige thema’s of de provinciale prioritaire thema’s op een hoger niveau dan het reeds bereikte niveau, die op die provincie van toepassing is en nog niet is bereikt en die de overig gekozen doelstellingen niet overlapt.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

  • 1 Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen: de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het plan van aanpak toe te rekenen en door de aanvrager tot subsidieverlening gemaakte en betaalde kosten:

    • a. loonkosten van het bij de uitvoering van het plan van aanpak direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de kolommen 3 en 4 van de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige betrekking, gedeeld door 1600,

    • b. aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verleende diensten en terzake van verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten, alsmede terzake van de bescherming van die rechten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep, en

    • c. een opslag voor algemene kosten, groot 40% van de loonkosten, bedoeld in onderdeel a.

  • 2 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, kan de minister daarvoor een redelijk bedrag vaststellen dat als uitvoeringskosten in aanmerking wordt genomen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, mag de berekening van het uurloon en de vaststelling van het opslagpercentage voor algemene kosten met inbegrip van indirecte loonkosten en kosten van toezicht houdend personeel geschieden overeenkomstig een voor de gehele organisatie van de aanvrager tot subsidieverlening geldende en controleerbare methodiek.

  • 4 Kosten als bedoeld in het eerste lid, die zijn gemaakt vanaf de datum, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, worden tot de subsidiabele kosten gerekend.

Artikel 5. Hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

  • 1 Per gemeente bedraagt de subsidie voor het basispakket het laagste bedrag van één van de volgende berekeningen:

    • a. 50% van de uitvoeringskosten, of

    • b. een bedrag dat is opgebouwd uit de volgende componenten:

      • 1(. 1,82 euro per inwoner, en

      • 2(. 3,63 euro per hectare grondoppervlak.

  • 2 Per provincie bedraagt de subsidie voor het basispakket het laagste bedrag van één van de volgende berekeningen:

    • a. 50% van de uitvoeringskosten, of

    • b. een bedrag dat is opgebouwd uit de volgende componenten:

      • 1(. 136.134,06 euro,

      • 2(. 0,09 euro per inwoner, en

      • 3(. 22,24 euro per vierkante kilometer grondoppervlak.

  • 3 Per gemeente bedraagt de subsidie voor het pluspakket het laagste bedrag van één van de volgende berekeningen:

    • a. 50% van de uitvoeringskosten, of

    • b. een bedrag dat is opgebouwd uit de volgende componenten:

      • 1(. 2,27 euro per inwoner, en

      • 2(. 4,99 euro per hectare grondoppervlak.

  • 4 Per provincie bedraagt de subsidie voor het pluspakket het laagste bedrag van één van de volgende berekeningen:

    • a. 50% van de uitvoeringskosten, of

    • b. een bedrag dat is opgebouwd uit de volgende componenten:

      • 1(. 181.512 euro,

      • 2(. 0,12 euro per inwoner, en

      • 3(. 31,77 euro per vierkante kilometer grondoppervlak.

  • 5 Voor het aantal inwoners en het aantal hectare of vierkante kilometer grondoppervlak, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, onderdelen b, wordt uitgegaan van het laatstelijk op Statline van het Centraal Bureau voor de Statistiek bekendgemaakte inwonertal en grondoppervlak van de desbetreffende gemeente of provincie.

  • 6 Het aantal inwoners en het aantal hectare of vierkante kilometer grondoppervlak, bedoeld in het eerste en het derde lid, van een stadsdeel van de gemeente Amsterdam wordt door de minister vastgesteld op basis van door het betrokken stadsdeel verstrekte gegevens daarover.

Artikel 6. Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. het plan van aanpak, waarvoor subsidie is verleend, uit te voeren binnen vier jaar na de datum van toekenning van subsidie;

  • b. het geactualiseerde overzicht van activiteiten waarvoor subsidie is verleend als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit milieusubsidies in de veertiende maand na de datum van toekenning van de subsidie en vervolgens in elke twaalfde maand daarna aan de minister te verstrekken op basis van een door hem voorgeschreven model;

  • c. het verslag omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit milieusubsidies binnen zes maanden na uitvoering van het plan van aanpak aan de minister te verstrekken aan de hand van een door de minister voorgeschreven model.

Artikel 7. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

Het subsidieplafond voor de periode 2002 tot 2005 bedraagt: 37.000.000 euro.

Artikel 8. Aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling.

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening kan alleen worden ingediend door het bevoegde bestuursorgaan van een gemeente, een stadsdeel van de gemeente Amsterdam, een samenwerkingsverband van gemeenten, ingeval dat stadsdeel of samenwerkingsverband bevoegd is tot het zelfstandig voeren van een klimaatbeleid, of een provincie.

  • 2 Een aanvraag tot subsidieverlening of tot subsidievaststelling wordt ingediend bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend na 28 februari 2002 en voor 1 augustus 2004.

  • 4 Bij de subsidieverlening wordt beslist in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager tot subsidieverlening krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

Artikel 9. Voorschotten

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

Aan een provincie of gemeente, waaraan subsidie is verleend, worden voorschotten ter beschikking gesteld ter grootte van:

  • a. 40% van het verleende subsidiebedrag en wel binnen vier weken na de dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening;

  • b. 30% van het verleende subsidiebedrag en wel binnen vier weken, nadat een jaar is verstreken, na de dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening, en

  • c. 25% van het verleende subsidiebedrag en wel binnen vier weken, nadat twee jaren zijn verstreken, na de dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 10. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2002.

Artikel 11. Citeertitel

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling BANS klimaatconvenant.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 januari 2002

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk

Bijlage 2. behorende bij de Subsidieregeling BANS klimaatconvenant

[Regeling vervallen per 02-01-2007]

Prestatiekaart provincies

Beleidsthema

Ambitieniveau

           
 

Actief

 

Voorlopend

 

Innovatief

 

Energie in provinciale gebouwen

 

Nieuwbouw

– Het toepassen van een met 4–8% verscherpte Energie Prestatiecoëfficient (EPC) en energiebeheer (met uitvoering zorgplicht) invoeren.

 

– Het toepassen van een met 8–12% verscherpte Energie Prestatiecoëfficient (EPC).

 

– Het realiseren van een landelijke voorbeeldfunctie of innovatief voorbeeldproject (minimum niveau >12% verscherpte Energie Prestatiecoëfficient (EPC) of bijvoorbeeld een ‘nul-energiegebouw’).

           

Bestaande bouw

– Bij renovaties uitvoeren van alle vaste en kostenneutrale energiemaatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame Utiliteitsbouw en energiebeheer (met uitvoering zorgplicht) invoeren in alle provinciale gebouwen.

– Duurzame energiehuishouding als hard criterium meenemen bij het inkoopbeleid, waarbij minimaal 10% van het energiegebruik van alle provinciale gebouwen afkomstig is van duurzame energiebronnen.

 

– Bij renovaties uitvoeren van 30% van de variabele (niet-kostenneutrale) energiemaatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame Utiliteitsbouw.

– Minimaal 50% van het energiegebruik van alle provinciale gebouwen is afkomstig van duurzame energiebronnen

 

– Het totale energiegebruik (100%) van alle provinciale gebouwen is afkomstig van duurzame energiebronnen.

– Ten minste 20% van het energiegebruik van het provinciegebouw zelf opwekken met duurzame energiebronnen.

 

Energie en duurzaam ondernemen

 

Bedrijven

– Opstellen en uitvoeren van een actieplan voor het implementeren van de verbredingsthema’s duurzame energie en energiezuinige productontwikkeling 1 bij minimaal 20% van de energie-extensieve inrichtingen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer 2, waarvoor de provincie bevoegd gezag is.

– Organiseren en faciliteren van een actieplan van gemeenten en bedrijven voor energiedoorlichtingen, adviezen en invoering van maatregelen bij bedrijven, waarvoor de gemeente bevoegd gezag is.

 

– Stimuleren en implementeren van duurzaam ondernemen bij de inrichtingen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, waarvoor de provincie bevoegd gezag is via een actieplan.

– Organiseren en faciliteren van een implementatieplan van duurzaam ondernemen bij grote bedrijven en Midden- en kleinbedrijfondernemingen waar de gemeente bevoegd gezag is.

 

– De provincie is vooruitstrevend op het gebied van duurzaam ondernemen, bijvoorbeeld door provinciale pilotprojecten met een vernieuwend karakter, gebiedsgerichte uitwerking van grootschalige energie-uitwisseling of verdergaande afspraken met het bedrijfsleven.

           

Bedrijventerreinen

– Organiseren en faciliteren van een actieplan of projecten van gemeenten en bedrijfsleven om duurzame energiehuishouding op locatieniveau te implementeren op bedrijventerreinen (nieuw, bestaand en renovatie).

– Organiseren dat bij planvorming en beoordeling van plannen voor de ontwikkeling of revitalisering van (duurzame) bedrijventerreinen duurzame energiehuishouding expliciet als ontwerp- en inrichtingscriterium worden meegenomen.

 

– Bijdrage leveren aan het realiseren van bedrijventerreinen met een duurzame energiehuishouding door faciliteren of organiseren van de procesbegeleiding of implementatie, bijv. door de inzet van deskundige menskracht of via afspraken.

– Bij het toetsen van ontwerp- en inrichtingsplannen en bestemmingsplannen die gericht zijn op de ontwikkeling of revitalisering van duurzame bedrijventerreinen duurzame energiehuishouding als criterium meenemen.

 

– Organiseren en faciliteren van het realiseren van de opzet en inrichting van een nul-energie bedrijventerrein door gemeenten en bedrijfsleven.

Beleidsthema

Ambitieniveau

           
 

Actief

 

Voorlopend

 

Innovatief

 

Energie in verkeer en vervoer

 

Organisatie, infrastructuur en voorzieningen

– Opstellen en uitvoeren van een vervoersactieplan voor provinciale medewerkers en het wagenpark (huur en eigendom) gericht op 10–25% verschuiving potentiële modal shift en een efficiencyverbetering van 5%.

– Opstellen en implementeren van een uitvoeringsplan energiebesparing en duurzame energie voor provinciale infrastructuur en voorzieningen (nieuw, bestaand en renovatie), waarbij ten minste alle energiemaatregelen met een terugverdientijd van <5 jaar moeten worden uitgevoerd.

 

– Uitvoeren van een vervoersactieplan gericht op 25–50% verschuiving potentiële modal shift, verlaging potentiële autoratio en een efficiencyverbetering van 10%.

– Uitvoeren van het actieplan energiebesparing en duurzame energie voor provinciale infrastructuur en voorzieningen waarbij ten minste alle energiemaatregelen met een terugverdientijd van <10 jaar moeten worden uitgevoerd minimaal 15% van het elektriciteitsverbruik van provinciale infrastructuur en voorzieningen afkomstig is van duurzame energiebronnen.

 

– Uitvoeren van vervoersactieplan gericht op 50–100% verschuiving potentiële modal shift, verlaging potentiële autoratio en een efficiencyverbetering van 15%.

– Opstellen en implementeren van een actieplan gericht op ketenbenadering bij renovaties van infrastructuur en voorzieningen.

– Een jaarlijkse efficiencyverbetering van 4% op het totale energieverbruik van provinciale infrastructuur en voorzieningen of 40% van het elektriciteitsverbruik van provinciale infrastructuur en voorzieningen is afkomstig van duurzame energiebronnen.

           

Mobiliteit en ruimtelijke aspecten

– Duurzame energiehuishouding als criterium meenemen bij concessieverlening openbaar (bus)vervoer.

– Stimuleren en faciliteren van de implementatie van energiezuinig rijden, energiezuinig goederenvervoer of vervoersmanagement bij bedrijven.

– Stimuleren en faciliteren van gemeenten bij ontwerp en planvorming duurzame mobiliteit of de revitalisering en inrichting van (duurzame) woonwijken en werkgebieden.

 

– Duurzame energiehuishouding als hard criterium meenemen bij concessieverlening openbaar (bus)vervoer.

– Organiseren en faciliteren van een actieplan voor energiezuinig goederenvervoer (transportpreventie, energie-efficiënte stedelijke distributie, hogere beladingsgraad via groupage, bundeling, overslagplaatsen).

– Organiseren en faciliteren van de uitvoering van regionale of lokale operationele plannen voor duurzame mobiliteit en ontwerp en aanleg van (duurzame) woonwijken en werkgebieden.

 

– Vernieuwer op het gebied van duurzaam vervoer en systeeminnovaties, bijvoorbeeld door een masterplan openbaar vervoer, ketenmobiliteit, experimenten met ondergrondse of innovatieve transportsystemen, stedelijke distributie of implementeren van de meest energiezuinige variant uit de VPR studie.

     

Energie in het landelijk gebied

   
     

Vernieuwing landelijk gebied

– Organiseren en implementeren van energiebesparing en duurzame energie bij planvorming en -uitwerking en uitvoeringsprojecten bij de gebiedsgerichte aanpak, plattelandsvernieuwing of bij de revitalisering van het landelijk gebied.

 

– Organiseren en faciliteren van het uitvoeren van maatregelen of voorzieningen energiebesparing en duurzame energie via uitvoeringsplannen (zoals teelt van bio-energiegewassen, windenergie, duurzame mestbe- en verwerkingsinstallaties e.d.).

 

– De provincie is vooruitstrevend bij grootschalige introductie van biomassa en andere duurzame energie-opties in de gebiedsgerichte aanpak of plattelandsvernieuwing.

– De CO2-uitstoot van dienstreizen compenseren door binnenlandse bosaanplant.

           

Agrarische bedrijven

– Stimuleren en faciliteren van de samenwerking en een projectmatige aanpak:

• Voor de planvorming en projectontwikkeling van nieuwe glastuinbouwvestigingen met een duurzame energiehuishouding.

• Voor de mogelijkheden van collectieve energievoorzieningen (warmtenet, CO2-distributie) voor herstructureringsgebieden of -projecten.

– Stimuleren en implementeren van energiebesparing en duurzame energie bij agrarische bedrijven via een implementatieplan.

 

– Organiseren en faciliteren van het uitvoeren van maatregelen gericht op het verminderen van de energiebehoefte, toepassen duurzame energie en efficiënte energielevering in de glastuinbouw.

– Organiseren en faciliteren van het uitvoeren van maatregelen gericht op het verminderen van de energiebehoefte, toepassen duurzame energie en efficiënte energielevering bij agrarische bedrijven.

 

– Implementeren van een innovatief voorbeeldproject en -locatie: bijvoorbeeld nul-CO2-emmissie glastuinbouw of nul-broeikasgasemissies agrarische bedrijven.

           

Recreatie

– Samen met de recreatiebedrijven (al dan niet via de koepels) en de gemeenten een actieplan energiebesparing en duurzame energie in de recreatiesector opstellen en implementeren.

 

– Organiseren en faciliteren van een gezamenlijk actieplan van de recreatiebedrijven gericht op invoeren van energiebesparing en duurzame energie in de recreatiesector.

 

– Organiseren en faciliteren van de inrichting van een camping, hotel of andere recreatievoorziening met landelijke voorbeeldfunctie of innovatief voorbeeldproject in Nederland (bijvoorbeeld nul-energie camping of hotel).

 

Energie in de bouw

 

Nieuwbouw

(prioritair thema)

– Implementeren en uitvoeren van een actieplan voor het op regionaal niveau organiseren en faciliteren van de uitvoering van nieuwbouwactiviteiten op het actieve niveau prestatiekaart door (met name kleinere) gemeenten.

– In het vooroverleg Wet op de Ruimtelijke Ordening principes energiebesparing en duurzame energie inbrengen.

 

– Implementeren en faciliteren van een actieplan voor de uitvoering van projecten (van gemeenten, projectontwikkelaars, woningcorporaties) met een voorlopend niveau prestatiekaart gemeenten.

– Bij het toetsen van alle bestemmingsplannen duurzame energiehuishouding als criterium meenemen.

 

– Implementeren en faciliteren van een actieplan voor de uitvoering van projecten (van gemeenten, projectontwikkelaars, woningcorporaties) met een innovatief niveau prestatiekaart gemeenten.

           

Bestaande bouw

(prioritair thema)

– Implementeren en uitvoeren van een actieplan voor het op regionaal niveau organiseren en faciliteren van de uitvoering van bestaande bouwactiviteiten op het actieve niveau prestatiekaart door (met name kleinere) gemeenten.

– In het vooroverleg Wet op de Ruimtelijke Ordening principes energiebesparing en duurzame energie inbrengen.

 

– Implementeren en faciliteren van een actieplan voor de uitvoering van projecten (van gemeenten, projectontwikkelaars, woningcorporaties) met een voorlopend niveau prestatiekaart gemeenten.

– Bij het toetsen van alle bestemmingsplannen duurzame energiehuishouding als criterium meenemen.

 

– Implementeren en faciliteren van een actieplan voor de uitvoering van projecten (van gemeenten, projectontwikkelaars, woningcorporaties) met een innovatief niveau prestatiekaart gemeenten.

           

Duurzame energie

 

(prioritair thema)

– De ruimtelijke randvoorwaarden en mogelijkheden voor duurzame energie en energiebesparing verankeren in de strategische en operationele provinciale plannen (Streekplan, omgevingsplan, …)

– Uitvoeren taakstelling en afspraken BLOW.

– Van de volgende drie activiteiten minimaal één:

• Stimuleren en faciliteren van gemeenten en marktpartijen bij de uitvoering van duurzame energieprojecten

• Opstellen en implementeren stimulerings- en uitvoeringsprogramma duurzame energie gericht op realisatie van marktconforme initiatieven.

• Opstellen en implementeren actieplan biomassa met de koers (beleid en uitvoering) voor de komende periode.

 

– Opstellen en implementeren van een plan van aanpak samen met gemeenten met als doel het realiseren van een aandeel duurzame energie van 5% in 2010 van het totale energiegebruik in de provincie.

– Van de volgende twee activiteiten minimaal één:

• Organiseren en faciliteren van het uitvoeren van een stimulerings- en uitvoeringsprogramma duurzame energie gericht op realisatie van marktconforme en niet marktconforme projecten.

• Organiseren en faciliteren van het uitvoeren van een actieplan biomassa.

 

– Opstellen en implementeren van een plan van aanpak met als doel het realiseren van een aandeel duurzame energie van 10% in 2010 van het totale energiegebruik in de provincie.

  1. De verbredingsthema’s zijn:
    • duurzame energie: bijvoorbeeld zon, wind, warmte, koude-warmte opslag, biomassa;

    • energiezuinige productontwikkeling: duurzame producten, optimalisatie van transport, logistiek en ketens, duurzame bedrijventerreinen.

    ^ [1]
  2. Onder energie-extensieve inrichtingen wordt verstaan de inrichtingen met een energiegebruik tussen 0,001 en 0,01 PJ en inrichtingen die niet meedoen met het Convenant Benchmarking energie-efficiency en de Meerjarenafspraken energie-efficiency. ^ [2]
Naar boven