Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 23-12-2008 t/m 10-04-2009

Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 19, derde en vierde lid, van de Zeevaartbemanningswet;

Besluit:

Artikel 1. Algemeen

  • 1 De Minister kan de erkenning van een opleiding namens hem laten uitvoeren door een erkende certificerende instelling.

  • 3 Het instituut dat de opleiding verzorgt, beschikt over een kwaliteitssysteem.

Artikel 2. De aanvraag

  • 1 De aanvraag voor een erkenning van een opleiding wordt door het bevoegd gezag van het betrokken opleidingsinstituut schriftelijk ingediend bij de inspecteur-generaal of bij een aangewezen certificerende instelling.

  • 2 Ingeval door een opleidingsinstituut meerdere opleidingen of trainingen worden verzorgd, wordt voor elke te erkennen opleiding of training een afzonderlijke aanvraag ingediend.

  • 3 De aanvraag gaat ten minste vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. de naam van de opleiding waarvoor de erkenning wordt gevraagd;

    • b. de naam van het opleidingsinstituut;

    • c. het tijdens de opleiding of training te gebruiken lesmateriaal;

    • d. een lesplan, dat inzicht geeft in de inhoud en tijdsduur van de opleiding en de te volgen examenprocedure;

    • e. een voorbeeld van het na een succesvolle voltooiing van de opleiding uit te reiken diploma, certificaat of getuigschrift;

    • f. een overzicht van de docenten en hun kwalificaties, die bevoegd zijn de opleiding of een deel ervan te verzorgen, en

    • g. een afschrift van het door de instelling gehanteerde kwaliteitssysteem, alsmede een rapport betreffende het functioneren ervan opgemaakt door een van het instituut onafhankelijke instantie of certificerende instelling.

  • 4 De aanvraag gaat voorzover van toepassing vergezeld van een opgave van de voor de opleiding of training te gebruiken apparatuur.

Artikel 3. Beoordeling van de aanvraag

Het bijwonen van een opleiding of training door een aangewezen ambtenaar of een vertegenwoordiger van de certificerende instelling kan deel uit maken van de beoordelingsprocedure.

Artikel 4. Criteria voor de beoordeling

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Maritieme studie- en opleidingsprogramma’s, alsmede cursussen worden erkend indien zij ten minste voldoen aan de criteria die zijn vastgelegd in richtlijn nr. 2001/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEG L 136).

  • 2 In aanvulling op de criteria, bedoeld in het eerste lid, moet de werking van het kwaliteitssysteem van een instituut dat een opleiding verzorgt, zijn beoordeeld door een van dit instituut onafhankelijke instantie.

  • 3 De opleiding en examinering voldoen aan de eisen die met betrekking daartoe zijn vastgelegd in het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, onderscheidenlijk in het Besluit zeevisvaartbemanning

  • 4 Het bevoegd gezag van een instelling beschikt over een systeem van registratie van alle studenten die met goed gevolg opleidingen aan de instelling hebben afgerond.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 69, datum inwerkingtreding 11-04-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-12-2008.

1 Maritieme studie- en opleidingsprogramma’s, alsmede cursussen worden erkend indien zij ten minste voldoen aan de criteria die zijn vastgelegd in richtlijn nr. 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PbEU L 323).

Artikel 5. Erkennen van een opleiding

De erkenning geschiedt voor de duur van ten hoogste vijf jaren.

Artikel 6. Derden

In het belang van een opleiding kan een onderdeel van de opleiding in een ander instituut plaatsvinden. Laatstbedoeld instituut dient, voorzover het dit onderdeel betreft, erkend te zijn in de zin van deze regeling.

Artikel 7. Simulatoren

Indien een simulator deel uitmaakt van de onderwijsmethode van een opleiding dient deze te voldoen aan de betreffende eisen die gesteld worden in sectie A-I/12, deel 1, van de STCW-Code (Trb. 1996, 249).

Artikel 8. Het intrekken van de erkenning

De Minister kan een erkenning intrekken, indien:

  • a. er niet meer voldaan wordt aan de eisen gesteld aan het verlenen van de erkenning;

  • b. er bij een tussentijdse controle blijkt dat sprake is van dusdanige tekortkomingen dat de kwaliteit van de opleiding niet langer is gegarandeerd;

  • c. de certificerende instelling, bedoeld in artikel 4, tweede lid, de Minister adviseert de certificering in te trekken dan wel niet te verlengen, of de onafhankelijke instantie de werking van het kwaliteitssysteem als onvoldoende beoordeelt.

Artikel 9. Administratieve bepaling

Bij beëindiging van de desbetreffende opleidingen wordt de registratie overgedragen aan de inspecteur-generaal, die deze registratie gedurende ten minste vijftig jaar bewaart.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Naar boven