Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van de zgn. kredietbeperkingstoeslag

[Regeling vervallen per 10-07-2018.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 09-07-2018

Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van de zgn. kredietbeperkingstoeslag

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 8 december 1987, nr. VB 87/1118. Het besluit is herzien in verband met de vervanging van de gulden door de euro per 1 januari 2002. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de onderdelen 2a en 2b het BTW-tarief te actualiseren. De overgangsregeling in eerste zin van punt drie en de vermelding van de intrekking van de resolutie OB-BTW-65 in de laatste zin van het besluit hebben hun belang verloren en zijn weggelaten.

  • 1. In een aantal bedrijfstakken bestaat een regeling, waarbij op facturen ter zake van de levering van goederen boven de prijs van die goederen een toeslag van een bepaald bedrag (meestal één percent van bedoelde prijs) in rekening wordt gebracht, welke toeslag de afnemer in mindering op het totale factuurbedrag mag brengen indien hij binnen een bepaalde termijn betaalt. Deze toeslag staat bekend als toeslag kredietbeperking of kredietbeperkingstoeslag en wordt vooral gehanteerd in de hout- en de bouwmaterialenhandel.

    Aangezien vorenbedoelde toeslag ter zake van de levering van goederen in rekening wordt gebracht, behoort zij tot de vergoeding, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de omzetbelasting 1968. De toeslag kan naar mijn oordeel niet worden aangemerkt als een afzonderlijke vergoeding voor het verlenen van krediet, welke als zodanig ingevolge artikel 11, letter j, van de wet zou zijn vrijgesteld.

    De leverancier van de goederen kan, indien de afnemer de toeslag niet voldoet, op grond van artikel 29, eerste lid, van de wet teruggaaf verzoeken van de omzetbelasting, welke hij over de in rekening gebrachte toeslag verschuldigd is geworden, terwijl op grond van het tweede lid van genoemd artikel de afnemer de door hem in aftrek gebrachte omzetbelasting over de toeslag alsnog verschuldigd wordt.

    Aangezien het wegens tijdige betaling niet verschuldigd zijn van de toeslag op één lijn kan worden gesteld met het toekennen van een korting voor contante betaling, bedoeld in het derde lid van genoemd artikel 29 en artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968, vindt de in de vorige alinea bedoelde regeling geen toepassing, indien ter zake van het niet voldoen van de toeslag geen aanvullende factuur wordt uitgereikt.

  • 2. Gebleken is dat het uitreiken van aanvullende facturen in een aantal gevallen op bezwaren stuit. Het betreft dan met name de situatie waarin de kosten van aanmaak en verzending van de aanvullende facturen het bedrag van de terug te vragen omzetbelasting overtreffen. Om aan genoemde bezwaren tegemoet te komen keur ik goed dat de omzetbelasting slechts wordt voldaan over de daadwerkelijk ontvangen kredietbeperkingstoeslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de toeslag dient te worden berekend over de vergoeding, alsmede over de verschuldigde omzetbelasting. Over de toeslag zelf wordt geen omzetbelasting in rekening gebracht. Een op deze wijze opgemaakte factuur zou er als volgt kunnen uitzien:

      Vergoeding

      10.000

      Omzetbelasting 19%

      1.900

      Subtotaal

      11.900

      Kredietbeperkingstoeslag 1%

      119

      Totaal

      12.019

    • b. over de ontvangen kredietbeperkingstoeslag moet 6/106 of 19/119 deel van omzetbelasting worden voldaan, afhankelijk van het omzetbelastingpercentage dat geldt ter zake van de verrichte prestatie;

    • c. de ontvangen toeslagen moeten op een zodanige wijze in de administratie worden verwerkt dat de terzake verschuldigde omzetbelasting op een eenvoudige wijze kan worden bepaald. Dit kan bij voorbeeld door gebruikt te maken van een grootboekrekening kredietbeperkingstoeslag. De wijze van administreren dient tevens zodanig te zijn dat kan worden bepaald aan welk omzetbelastingpercentage de ontvangen toeslagen zijn onderworpen;

    • d. de ter zake van de ontvangen kredietbeperkingstoeslag verschuldigde omzetbelasting moet worden voldaan bij de aangifte over het tijdvak waarin de toeslag is ontvangen.

    Vorenstaande werkwijze impliceert dat de afnemer van de prestatie geen recht heeft op aftrek van de omzetbelasting die is begrepen in de kredietbeperkingstoeslag. Dit gevolg kan alleen worden vermeden door alsnog een aanvullende factuur uit te reiken.

  • 3. Bij een juiste toepassing van de onder punt 2 vermelde goedkeuring behoeft aan het gestelde in punt 2 van het besluit van 9 juni 1980, nr. 280-6781 (opgenomen in boekwerk Omzetbelasting 1968 Besluiten onder nr. 3.02.26) geen gevolg te worden gegeven.

Naar boven