Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer

[Regeling vervallen per 01-01-2009.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 19-12-2007 t/m 31-12-2008

Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 2, aanhef en onder a, en de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat,

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b. de wet: de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

  • c. CO2-programma: een uitvoeringsprogramma inhoudende een beschrijving van de aan CO2-reductieprojecten te stellen eisen;

  • d. CO2-reductieproject:

    • 1°. een investeringsproject, inhoudende het aanschaffen of voortbrengen, installeren en in gebruik nemen van technische of andere voorzieningen,

    • 2°. een toepassingsproject, inhoudende de exploitatie van technische of andere voorzieningen gedurende een periode van maximaal vijf jaar, of

    • 3°. een kennisoverdrachtproject, inhoudende een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het voorlichten, opleiden of adviseren van een bepaalde doelgroep,

    dat geheel of ten dele gericht is op de vermindering van de aan het verkeer en het vervoer via water, weg of rails aan Nederland toe te rekenen uitstoot van CO2;

  • e. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die direct of indirect:

      • - meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • - volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • - overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • f. subsidie-effectiviteit: de annuïteit van de subsidie, gedeeld door de gemiddelde jaarlijkse CO2-reductie, berekend in het geval van een investeringsproject over de levensduur van de voorziening of, in het geval van een toepassingsproject over de looptijd van het CO2-reductieproject;

  • g. referentiesituatie: de door de minister vastgestelde situatie aan de hand waarvan wordt beoordeeld of en in welke mate een project leidt tot een vermindering van de uitstoot van CO2.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister stelt een of meer CO2-programma's vast en maakt deze bekend door middel van publicatie ervan in de Staatscourant.

  • 2 Een CO2-programma bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de looptijd van het CO2-programma;

    • b. de termijn waarbinnen subsidie kan worden aangevraagd, alsmede de wijze van indiening van de aanvraag;

    • c. de wijze van verdeling van de subsidiegelden per programma of onderdeel daarvan;

    • d. het subsidieplafond per programma of onderdeel daarvan;

    • e. de wijze van gebruik van de subsidie-effectiviteit;

    • f. de wijze van de bepaling van de referentiesituatie.

  • 3 De beschikbare gelden worden verdeeld in volgorde van ontvangst van aanvragen die voldoen aan het vereiste van artikel 8, tweede lid, dan wel naar rangschikking van de subsidieaanvragen op basis van de mate waarin wordt voldaan aan de criteria zoals vastgelegd in het desbetreffende CO2-programma.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor het uitvoeren van een CO2-reductieproject dat past binnen een CO2-programma.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt indien voor het CO2-reductieproject reeds een subsidie is verstrekt door de rijksoverheid.

  • 3 Indien ter zake van het project reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgt uit artikel 4.

§ 2. Het subsidiebedrag

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie bedraagt met inachtneming van het vastgestelde subsidieplafond:

    • a. voor een investeringsproject maximaal 30% bruto van de door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde projectkosten, zoals omschreven in artikel 5 en voorzover deze kosten ingevolge het streven naar CO2-reductie additioneel zijn ten opzichte van de gebruikelijke investeringskosten;

    • b. voor een kennisoverdrachtproject maximaal 50% bruto van de door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde projectkosten, zoals omschreven in artikel 5;

    • c. voor een toepassingsproject maximaal 100% van de rechtstreeks aan het CO2-reductieproject toe te rekenen en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde exploitatiekosten, zoals omschreven in artikel 5, derde lid, onder a, b en f, en voor zover deze kosten ingevolge het streven naar CO2-reductie additioneel zijn ten opzichte van de gebruikelijke exploitatiekosten, voor een periode van maximaal 5 jaar gedurende waarin de subsidie lineair zal afnemen tot nulniveau.

  • 2 De in het eerste lid, onder a en b, genoemde percentages worden met maximaal 10% bruto verhoogd indien de subsidieontvanger een kleine of middelgrote onderneming is als bedoeld in de Verordening (EG) 70/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

  • 3 De in het eerste lid, onder a en b, genoemde percentages kunnen overeenkomstig het bepaalde in het CO2-programma worden verhoogd indien de aanvrager geen onderneming drijft en het CO2-reductieproject niet tot doel heeft de levering, tegen vergoeding, van goederen en diensten.

  • 4 Voor een investeringsproject geldt voor de subsidie-effectiviteit een maximale waarde van € 45 per ton CO2.

  • 5 Indien een kennisoverdrachtproject gericht is op ondernemingen, komen alleen de kleine of middelgrote ondernemingen als bedoeld in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (Pb 2001/C37/03) daarvoor in aanmerking.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Projectkosten komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie voor zover deze rechtstreeks aan de uitvoering van het CO2-reductieproject zijn toe te rekenen en na de datum van indiening van de subsidieaanvraag door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan in een CO2-programma worden bepaald dat ook projectkosten die gemaakt zijn voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag subsidiabel zijn.

  • 3 De volgende projectkosten zijn subsidiabel:

    • a. loonkosten, uitgaande van een uurloon zoals weergegeven in de loonstaat ingevolge artikel 67 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001;

    • b. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

    • c. kosten van aangeschafte machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project, met dien verstande dat in geval van lease wordt uitgegaan van de leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten, of afschrijvingstermijnen, berekend op basis van de historische aanschafwaarde, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van maximaal vijf jaar;

    • d. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten;

    • e. reis- en verblijfskosten alsmede kosten van deelneming aan wetenschappelijke symposia, tot een maximum van 10% van de onder a bedoelde loonkosten;

    • f. een opslag voor algemene kosten, groot 25% van de onder a bedoelde kosten.

  • 4 De kosten van aanschaf van de voorzieningen die deel uitmaken van een investeringsproject worden, in afwijking van het derde lid, onder b en c, berekend op basis van een in de gehele organisatie van de subsidieontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek, waarbij wordt uitgegaan van historische aanschafprijzen. In het geval een voorziening wordt aangeschaft door middel van een lease-overeenkomst, is het vereiste dat de kosten moeten zijn gemaakt niet van toepassing en worden als kosten van aanschaf in aanmerking genomen de contante waarde van de in totaal verschuldigde leasetermijnen, verdisconteerd op jaarbasis.

  • 5 De kosten zoals vermeld in het derde lid, onder a en b, worden in het geval deze door derden worden gemaakt ten behoeve van een toepassingsproject, ook als subsidiabel aangemerkt.

  • 6 Niet-subsidiabel zijn:

    • a. winstopslagen bij transacties binnen een groep;

    • b. financieringskosten en rentevergoedingen;

    • c. omzetbelasting over de kosten, tenzij de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt de omzetbelasting niet kan verrekenen.

  • 7 Indien geen loonkosten als bedoeld in het derde lid, onder a, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, kan de minister daarvoor een redelijk bedrag vaststellen, dat als projectkosten mede in aanmerking wordt genomen.

  • 8 De minister kan bepalen dat in afwijking van het derde lid het uurloon en de opslag voor algemene kosten worden vastgesteld overeenkomstig een in de gehele organisatie van een subsidieontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek.

§ 3. Adviescommissie CO2-reductie verkeer en vervoer

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Er is een adviescommissie CO2-reductie verkeer en vervoer die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren omtrent aanvragen tot subsidie op grond van deze regeling.

  • 2 De adviescommissie brengt binnen een termijn van acht weken na het in het eerste lid bedoelde verzoek een advies uit.

  • 3 De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste acht andere leden.

  • 4 De leden zijn deskundig op het terrein van CO2-reductie en verkeer en vervoer. Zij zijn niet werkzaam bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

  • 5 De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd. Herbenoeming kan ten hoogste twee maal plaatsvinden.

  • 6 Het reglement van orde van de adviescommissie behoeft de goedkeuring van de minister.

  • 7 De minister kan waarnemers aanwijzen, die bevoegd zijn de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

  • 8 In het secretariaat van de adviescommissie wordt door de minister voorzien.

  • 9 De bescheiden van de adviescommissie worden na beëindiging van de werkzaamheden van de adviescommissie opgeborgen in het archief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

  • 10 De adviescommissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 11 De adviescommissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Het jaarverslag wordt aan de minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Indien het CO2-programma voorziet in een verdeling van de subsidie op basis van rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 2, derde lid, geeft de adviescommissie tevens een rangorde van CO2-projecten aan.

§ 4. De aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij de in het CO2-programma genoemde uitvoeringsinstantie, met gebruikmaking van het bij genoemde instantie verkrijgbaar formulier, vastgesteld door de minister.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting, alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

  • 3 Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister geeft op de aanvraag een beschikking binnen zestien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. In geval van rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 2, derde lid, begint de genoemde beslistermijn pas te lopen na afloop van de termijn waarbinnen subsidie kan worden aangevraagd.

  • 2 Indien de beschikking niet binnen zestien weken kan worden gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien:

  • a. de aanvrager tot de rijksoverheid behoort of de algemene financiering van de aanvrager ten laste komt van de rijksbegroting;

  • b. de minister het aannemelijk acht dat het project ook zonder subsidie kan worden uitgevoerd;

  • c. de minister het aannemelijk acht, dat binnen een jaar na de datum van subsidieverlening geen aanvang zal worden gemaakt met de uitvoering van het CO2-reductieproject;

  • d. de minister onvoldoende vertrouwen heeft in de technische of economische haalbaarheid, dan wel de toepassingsmogelijkheden van het CO2-reductieproject.

§ 5. De verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidieontvanger maakt binnen een jaar na de subsidieverlening een aanvang met de uitvoering van het CO2-reductieproject.

  • 2 De subsidieontvanger voert het CO2-reductieproject uit in Nederland en overeenkomstig het bepaalde in de beschikking, behoudens voorafgaande schriftelijke instemming van de minister voor het essentieel wijzigen, het vertragen of het stopzetten van het project.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Indien ingestemd wordt met een wijziging van een CO2-reductieproject, als gevolg waarvan de CO2-reductie waarvan uitgegaan was bij de berekening van de subsidie-effectiviteit van het project vermindert, wijzigt de minister het bij de subsidieverlening vermelde bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld zodanig dat:

  • a. de subsidie-effectiviteit waarvan uitgegaan was bij de subsidieverlening ongewijzigd blijft indien de subsidieverlening heeft plaatsgevonden op grond van rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 2, derde lid, en indien subsidie-effectiviteit is gehanteerd bij het opstellen van de rangschikking;

  • b. de subsidie-effectiviteit niet overschreden wordt indien er in het CO2-programma een absolute grens is gesteld.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan. Ter zake van de loonkosten is een door middel van sluitend tijdschrijven vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig.

  • 2 De subsidieontvanger doet onverwijld nadat een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan of faillietverklaring van hem bij de rechtbank is ingediend, daarvan mededeling aan de minister.

  • 3 De subsidieontvanger doet onverwijld nadat de rechtspersoon of vennootschap is vervreemd dan wel de statutaire zetel is verplaatst, daarvan mededeling aan de minister.

  • 4 De subsidieontvanger doet onverwijld nadat één of meer deelnemers van een vennootschap zijn uitgetreden, daarvan mededeling aan de minister.

  • 5 Bij het voornemen tot ontbinding van de rechtspersoon of vennootschap doet degene die feitelijk leiding geeft aan de rechtspersoon of vennootschap, daarvan onverwijld mededeling aan de minister.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidieontvanger brengt steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de voortgang van de uitvoering van het CO2-reductieproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het gestelde in het ingevolge artikel 8, tweede lid, ingediende activiteitenplan en de begroting.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a. het gebruik van de voorzieningen;

  • b. het geven van bekendheid aan het CO2-reductieproject en de resultaten ervan;

  • c. het zonder vergoeding aan de minister of een door de minister aangewezen derde verstrekken van door de minister benodigde, met het project verband houdende informatie.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidieontvanger verschaft de minister op diens verzoek inlichtingen omtrent de resultaten van het CO2-reductieproject.

§ 6. De subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een bij de in artikel 8, eerste lid, bedoelde uitvoeringsinstantie verkrijgbaar formulier, vastgesteld door de minister.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van een financieel verslag en een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het project, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

§ 7. De betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag ingevolge artikel 17.

  • 2 Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

§ 8. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Op verzoek van de subsidieontvanger verleent de minister voorschotten tot een maximum van 80 procent van het te verlenen subsidiebedrag.

  • 2 Een aanvraag tot verlening van een voorschot kan uitsluitend worden ingediend tegelijkertijd met het indienen van het verslag als bedoeld in artikel 14.

  • 3 Een aanvraag tot verlening van een voorschot wordt ingediend met gebruikmaking van een bij de in artikel 8, eerste lid, bedoelde uitvoeringsinstantie verkrijgbaar formulier, vastgesteld door de minister.

  • 4 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte projectkosten, voorzover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

§ 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2009.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft de regeling van toepassing op de voor 1 januari 2009 verleende subsidies.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Naar boven