Besluit uitkering gemeenten Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ voor het jaar 2002

[Regeling vervallen per 01-01-2003.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2002

Besluit van 26 september 2001 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ (Besluit uitkering gemeenten Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ voor het jaar 2002)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/44234;

Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ;

De Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 2001, nr. W12.01.0317/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 september 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/57233;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Berekening uitkeringsbedrag en inwonertal gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

  • 1 Het bedrag van de uitkering wordt voor het jaar 2002 verschillend berekend voor gemeenten met:

    • a. 40 000 of minder inwoners;

    • b. meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners;

    • c. 60 000 of meer inwoners.

  • 2 Voor de vaststelling van het aantal inwoners, bedoeld in het eerste lid, geldt als peildatum 1 januari 2001.

  • 3 Het aantal inwoners wordt ontleend aan de statistiek «Bevolking der gemeenten in Nederland op 1 januari» van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 3. Berekening uitkeringsbedrag kleine gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

Voor gemeenten met 40 000 of minder inwoners wordt het bedrag van de uitkering berekend aan de hand van de volgende formule:

UG = K : TK40 000 x TB40 000

waarbij:

  • a. UG de uitkering aan de gemeente is;

  • b. K de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 zijn;

  • c. TK40 000 het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 van gemeenten met 40 000 of minder inwoners;

  • d. TB40 000 het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan gemeenten met 40 000 inwoners of minder.

Artikel 4. Berekening uitkeringsbedrag middelgrote gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

Voor gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners wordt het bedrag van de uitkering berekend aan de hand van de volgende formule:

UG = {0,5 x (K : TK40 000–60 000) x TB40 000–60 000 + 0,5 x [(1 – M) x (K : TK40 000–60 000) + M x (O : OT40 000–60 000)] x TB40 000–60 000} x C

waarbij:

  • a. UG de uitkering aan de gemeente is;

  • b. K de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 zijn;

  • c. TK40 000–60 000 het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 van gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners;

  • d. TB40 000–60 000 het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners;

  • e. M het aantal inwoners van de gemeente per 1 januari 2001 is, verminderd met 40 000 en vervolgens gedeeld door 20 000;

  • f. O de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten zijn;

  • g. OT40 000–60 000 het totaal is van de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten van gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners;

  • h. C de correctiefactor is die wordt berekend aan de hand van de formule die is opgenomen in de bijlage, welke onderdeel uitmaakt van dit besluit.

Artikel 5. Berekening uitkeringsbedrag grote gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

Voor gemeenten met 60 000 of meer inwoners wordt het bedrag van de uitkering berekend aan de hand van de volgende formule:

UG = 0,5 x (K : TK60 000) x TB60 000 + 0,5 x (O : OT60 000) x TB60 000 waarbij:

  • a. UG de uitkering aan de gemeente is;

  • b. K de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 zijn;

  • c. TK60 000 het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 van gemeenten met 60 000 of meer inwoners;

  • d. TB60 000 het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan gemeenten met 60 000 of meer inwoners;

  • e. O de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten zijn;

  • f. OT60 000 het totaal is van de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten van gemeenten met 60 000 of meer inwoners.

Artikel 6. Objectief verdeelmodel

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

De objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten worden vastgesteld aan de hand van het verdeelmodel dat is opgenomen in de bijlage, welke onderdeel uitmaakt van dit besluit.

Artikel 7. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002 en vervalt met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 8. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitkering gemeenten Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ voor het jaar 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de bijlage met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 september 2001

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven zestiende oktober 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage behorende bij artikel 6 van het Besluit uitkering gemeenten Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ voor het jaar 2002

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

OBJECTIEF VERDEELMODEL

Bij de berekening van de uitkeringsbedragen voor gemeenten met meer dan 40 000 inwoners (artikelen 4 en 5) wordt gebruik gemaakt van objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten. De objectieve gemeentelijke uitkeringskosten worden, op grond van artikel 6, vastgesteld aan de hand van een verdeelmodel, het zogenoemde objectief verdeelmodel. Dit objectief verdeelmodel is opgenomen in deze bijlage.

De objectieve uitkeringskosten van gemeenten met meer dan 40 000 inwoners worden vastgesteld met behulp van tien verdeelmaatstaven met bijbehorende bedragen.

Onderdeel A van deze bijlage geeft informatie over de verdeelmaatstaven:

• een beschrijving van de verdeelmaatstaven;

• de bron die per gemeente het aantal eenheden per verdeelmaatstaf levert (onder eenheid wordt de meeteenheid verstaan waarin de verdeelmaatstaf wordt uitgedrukt, zoals percentage, aandeel, e.d.);1

• het peiljaar waarop dit aantal betrekking heeft.

In onderdeel B worden de bedragen per verdeelmaatstaf vermeld.2

Berekeningswijze objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten

Het bedrag aan objectief vastgestelde uitkeringskosten van een gemeente wordt verkregen door eerst de kosten per hoofd van de gemeentelijke bevolking (van 20 jaar en ouder) te bepalen en daarna deze kosten te vermenigvuldigen met het aantal inwoners van de gemeente van 20 jaar en ouder.

De kosten per hoofd worden berekend door het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor die gemeente te vermenigvuldigen met het bedrag per eenheid. Als bijvoorbeeld de bevolking van gemeente X voor 28,2 procent bestaat uit inwoners met een laag inkomen, dan wordt dit getal (28,2: het aantal van de eenheid) vermenigvuldigd met – het in de tabel van onderdeel B bij deze verdeelmaatstaf genoemde bedrag van – 25,974 euro's. Zo wordt voor elke verdeelmaatstaf het voor gemeente X geldend aantal eenheden vermenigvuldigd met het bijbehorende bedrag per eenheid. De optelling van al deze bedragen geeft, met de toevoeging van een basisbedrag, de objectief vastgestelde uitkeringskosten per inwoner (van 20 jaar en ouder) van gemeente X.

Het basisbedrag is het bedrag dat voor iedere gemeente met meer dan 40 000 inwoners dezelfde waarde heeft. Deze waarde is op dezelfde wijze berekend als de bedragen per eenheid van de verdeelmaatstaven.

A. Verdeelmaatstaven

Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de factoren op basis waarvan de eenheden van die verdeelmaatstaven worden vastgesteld. Zo staat bijvoorbeeld niet alleen de verdeelmaatstaf «lage inkomens» vermeld, maar ook« personen met inkomen» om het aantal in de bij deze verdeelmaatstaf behorende eenheid, «het percentage van inwoners met inkomen» te kunnen uitdrukken.

Naam variabele

Omschrijving

Peildatum

Bron

Gemeentenaam

De naam van gemeente

1 januari

CBS (Statline)

Gemeentecode

De bijbehorende code van de gemeente

1 januari

CBS (Statline)

Inwonertal

Het aantal inwoners

1 januari

CBS (Statline)

Inwoners tussen 20 en 65 jaar

Het aantal inwoners van 20 t/m 64 jaar

1 januari

CBS (Statline)

Inwoners vanaf 65 jaar

Het aantal inwoners van 65 jaar en ouder

1 januari

CBS (Statline)

Regionaal klantenpotentieel

Het aantal potentiële klanten dat een woonkern van een gemeente aantrekt uit alle woonkernen binnen een straal van 60 km rondom de eigen woonkern, met inbegrip van die woonkern zelf.

1 januari

CBS (Statline)

Lage inkomens

Het aantal personen met 52 weken inkomen in het 2e, 3e en 4e deciel van de landelijke verdeling van het besteedbaar inkomen

verslagjaar

CBS (Statline/RIO)

Personen met inkomen

Totaal aantal personen met 52 weken inkomen behorend bij de 10%-groepen van de landelijke verdeling van het besteedbaar inkomen

 

CBS (Statline/RIO)

Eenouderhuishoudens

Het aantal eenouderhuishoudens

1 januari

CBS (Statline)

Verhuizingen

Totaal aantal personen dat uit de gemeente is vertrokken en zich elders binnen Nederland heeft gevestigd

 

CBS (Statline)

Allochtonen

Alle personen van wie minstens één ouder in het buitenland is geboren

1 januari

CBS (Statline)

Vrouwelijke inwoners 25–29 jaar

Het aantal vrouwen vanaf 25 t/m 29 jaar

1 januari

CBS (Statline)

Totale beroepsbevolking

Aantal personen behorend tot de beroepsbevolking

verslagjaar

CBS (Statline)

Werkzame beroepsbevolking

Aantal personen behorend tot de werkzame beroepsbevolking

verslagjaar

CBS (Statline)

Omgevingsadressendichtheid

Het gemiddeld aantal adressen per km2 dat een adres in zijn omgeving heeft. Als omgeving van een adres wordt een cirkel aangehouden van 1 km rondom dat adres

1 januari

CBS (Statline)

Huurwoningen

Het aantal huurwoningen (incl. sociale huurwoningen)

1 januari

VROM

Woningaanbod

Totaal aantal woningen

1 januari

VROM

Arbeidsongeschikten

Het aantal personen met een aaw/wao uitkering

31 december

CBS

Toelichting

1. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten, bedoeld in artikel 6, worden de verdeelmaatstaven gehanteerd die hierboven zijn omschreven.

2. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten stelt Onze Minister zo nodig het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor de gemeente vast. Voorzover bij een verdeelmaatstaf een bron is vermeld, kan Onze Minister het aantal eenheden ontlenen aan een opgave van het vermelde orgaan of de vermelde instantie.

3. De vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor een gemeente geschiedt naar de toestand op 1 januari 2001, tenzij een andere peildatum bij een verdeelmaatstaf is vermeld. In dat geval geschiedt de vaststelling naar de toestand op deze datum.

4. Indien op grond van punt 3 een peildatum moet worden gehanteerd die ligt vóór de datum van instelling van de gemeente of vóór de datum waarop de grenzen van de gemeente zijn gewijzigd, stelt Onze Minister het aantal eenheden vast op basis van een redelijke schatting van de toestand zoals die op de peildatum zou zijn geweest als de instelling of de wijziging op die datum reeds was ingegaan.

5. Bij vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf gaat Onze Minister uit van de op het moment van vaststelling door het parlement goedgekeurde indeling van gemeenten voor 2002. Bij verandering van de gemeentelijke indeling voor 2002 na het moment van vaststelling stelt Onze Minister voor de nieuwe gemeenten het aantal eenheden vast op basis van een redelijke inschatting van de toestand zoals die op het moment van vaststelling zou zijn geweest als de instelling of de wijziging op die datum reeds was ingegaan.

B. Bedragen per eenheid voor gemeenten met 40 000 of meer inwoners

Tabel Bedragen per eenheid van de verdeelmaatstaf voor de 40 000+ gemeenten

Verdeelmaatstaf

Gewicht (euro's)

1. Lage inkomens (in % van de personen met inkomen)

25,974

2. Eenouderhuishoudens (in % van inwoners 20–64 jaar)

50,950

3. Verhuizingen (vertrek per 100 inwoners)

14,770

4. Arbeidsongeschikten (in % van inwoners 20–64 jaar)

–16,250

5. Totaal allochtonen (in % van alle inwoners)

2,743

6. Vrouwen 25–29 jaar (in % van inwoners 20–64 jaar)

35,601

7. Huurwoningen (in % van alle woningen)

3,058

8. Werkzame beroepsbevolking (in % totale gemeentelijke beroepsbevolking)

–23,908

9. Regionaal klantenpotentieel (x 1 000 klanten)

0,130

10. Omgevingsadressendichtheid (aantal adressen per km2)

–0,0271

Basisbedrag

1 346,4965

C. Correctiefactor middelgrote gemeenten

In het geval van gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners moet de uitkering – conform artikel 4 – gecorrigeerd worden met de factor C. Deze correctiefactor is nodig om aan de randvoorwaarde te voldoen dat de som van de uitkeringen aan de middelgrote gemeenten gelijk moet zijn aan het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan deze gemeenten.

De correctiefactor wordt aan de hand van de volgende formule berekend:

1

C = --------------------, waarbij i ∊ {middelgrote gemeenten}.

Oi Ki

1 + 0,5 ∑i Mi (--- - ---)

OT TK

  1. In de tabel die in onderdeel B is opgenomen staan de eenheden tussen haakjes vermeld. ^ [1]
  2. In de tabel die in onderdeel B is opgenomen staan de eenheden tussen haakjes vermeld. ^ [2]
Naar boven