Arrest Hoge Raad d.d. 18 april 2001, nr. 36.444
[Regeling vervallen per 11-10-2007 met terugwerkende kracht tot en met 27-09-2007]
In het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2001, nr. 36.444 (Infobulletin nr. 2001/425)
is nader ingegaan op de reikwijdte van tabelpost a 6. In dit arrest spitste de probleemstelling
zich toe op de vraag of jeukstillende poeders die niet als geneesmiddel zijn geregistreerd
in het door het College ter beoordeling van geneesmiddelen bijgehouden register van
farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten (zie artikel 3 van de WOG)
onder tabelpost a 6 zijn te rangschikken of niet.
Uit vorengenoemd arrest en de in het arrest bevestigde uitspraak van het Gerechtshof
te ’s-Hertogenbosch van 31 januari 2000, MK II, nr. 98/4567, valt af te leiden dat
voor de uitleg van de in tabelpost a 6 opgenomen begrippen ‘farmaceutische specialités’
en ‘farmaceutische preparaten’ dient te worden teruggegrepen naar de artikel 1, lid
1, onderdeel e, van de WOG opgenomen definitie van het begrip ‘geneesmiddel’. In artikel
1, lid 1, onderdeel e, van de WOG wordt de term ‘geneesmiddel’ als volgt omschreven:
‘substantie of samenstelling van substanties, welke is bestemd te worden gebruikt
of op enigerlei wijze wordt aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor:
-
1. het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel,
pijn, verwonding of gebrek bij de mens,
-
2. het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen bij de mens,
-
3. het stellen van een medische diagnose door toediening aan of aanwending bij de mens.’
Onder substantie wordt in artikel 1, lid 1, onderdeel d, van de WOG verstaan: een
stof van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen
dieren, planten, delen van dieren of planten, alsmede micro-organismen.
Ten aanzien van de aan de orde gestelde poeders is geoordeeld dat het voor het aanmerken
als geneesmiddel voldoende is, dat zij op enigerlei wijze worden aangeduid of aanbevolen
als zijnde geschikt voor genezen of lenigen van enige aandoening, ziekte of ziekteverschijnsel
bij de mens. Gelet op het feit dat:
-
– zowel op de flacons waarin de poeders zijn verpakt als in de door belanghebbende uitgegeven
productinformatie het woord ‘jeukstillend’ voorkomt en dat de poeders ook in de folder
van de gezamenlijke Kring-apothekers worden aangeduid als geneesmiddel tegen jeuk;
-
– jeuk in beginsel als een aandoening of als gevolg van een aandoening of ziekte en
daarmee als een ziekteverschijnsel is aan te merken,
zijn de poeders als een geneesmiddel in de zin van artikel 1, lid 1, onderdeel e,
van de WOG aangemerkt.
Aangezien de poeders een substantie vormen in de zin van de WOG, in een farmaceutische
vorm als bedoeld in de WOG zijn gebracht en onder een speciale benaming en in een
standaardverpakking in de handel worden gebracht, zijn zij aangemerkt als farmaceutische
specialités in de zin van tabelpost a 6.
Overigens oordeelde het Hof dat het onder een speciale benaming en in een standaardverpakking
in de handel brengen niet van belang is voor de beoordeling of op de poeders het verlaagde
tarief van toepassing is. Voorts gaf het Hof in de lijn van het arrest van de Hoge
Raad van 3 juni 1992, nr. 28.074, aan, dat de omstandigheid dat de poeders zijn bereid,
in een farmaceutische vorm zijn gebracht en in de handel worden gebracht door een
persoon die daartoe niet bevoegd is, niet kan afdoen aan toepassing van het verlaagde
tarief.