BTW-tarieftoepassing ten aanzien van ongeregistreerde geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 11-10-2007 met terugwerkende kracht tot en met 27-09-2007.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 16-05-2024 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 18-04-2001 t/m 26-09-2007

BTW-tarieftoepassing ten aanzien van ongeregistreerde geneesmiddelen

De Directeur-Generaal Belastingdienst geeft namens de Staatssecretaris van Financiën kennis van het volgende.

Verlaagd BTW-tarief geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 11-10-2007 met terugwerkende kracht tot en met 27-09-2007]

Ingevolge post a 6 van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) vallen farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten als zijn omschreven in artikel 1, eerste lid, onderdelen h en i, van de Wet op de Geneesmiddelen (hierna: de WOG) onder het verlaagde tarief. Een ‘farmaceutische specialité’ is in vorenbedoeld onderdeel h omschreven als: een geneesmiddel in een farmaceutische vorm, dat in de handel wordt gebracht onder een speciale benaming en in een standaardverpakking. Een ‘farmaceutisch preparaat’ is ingevolge vorenbedoeld onderdeel i een geneesmiddel in een farmaceutische vorm dat in de handel wordt gebracht, niet onder een speciale benaming of niet in een standaardverpakking.

Onder ‘farmaceutische vorm’ wordt in artikel 1, lid 1, onderdeel f, van de WOG verstaan: een vorm welke met het oog op de toediening of aanwending van een geneesmiddel wordt gebezigd.

Arrest Hoge Raad d.d. 18 april 2001, nr. 36.444

[Regeling vervallen per 11-10-2007 met terugwerkende kracht tot en met 27-09-2007]

In het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2001, nr. 36.444 (Infobulletin nr. 2001/425) is nader ingegaan op de reikwijdte van tabelpost a 6. In dit arrest spitste de probleemstelling zich toe op de vraag of jeukstillende poeders die niet als geneesmiddel zijn geregistreerd in het door het College ter beoordeling van geneesmiddelen bijgehouden register van farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten (zie artikel 3 van de WOG) onder tabelpost a 6 zijn te rangschikken of niet.

Uit vorengenoemd arrest en de in het arrest bevestigde uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 31 januari 2000, MK II, nr. 98/4567, valt af te leiden dat voor de uitleg van de in tabelpost a 6 opgenomen begrippen ‘farmaceutische specialités’ en ‘farmaceutische preparaten’ dient te worden teruggegrepen naar de artikel 1, lid 1, onderdeel e, van de WOG opgenomen definitie van het begrip ‘geneesmiddel’. In artikel 1, lid 1, onderdeel e, van de WOG wordt de term ‘geneesmiddel’ als volgt omschreven:

‘substantie of samenstelling van substanties, welke is bestemd te worden gebruikt of op enigerlei wijze wordt aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor:

  • 1. het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek bij de mens,

  • 2. het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen bij de mens,

  • 3. het stellen van een medische diagnose door toediening aan of aanwending bij de mens.’

Onder substantie wordt in artikel 1, lid 1, onderdeel d, van de WOG verstaan: een stof van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten, alsmede micro-organismen.

Ten aanzien van de aan de orde gestelde poeders is geoordeeld dat het voor het aanmerken als geneesmiddel voldoende is, dat zij op enigerlei wijze worden aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor genezen of lenigen van enige aandoening, ziekte of ziekteverschijnsel bij de mens. Gelet op het feit dat:

  • zowel op de flacons waarin de poeders zijn verpakt als in de door belanghebbende uitgegeven productinformatie het woord ‘jeukstillend’ voorkomt en dat de poeders ook in de folder van de gezamenlijke Kring-apothekers worden aangeduid als geneesmiddel tegen jeuk;

  • jeuk in beginsel als een aandoening of als gevolg van een aandoening of ziekte en daarmee als een ziekteverschijnsel is aan te merken,

zijn de poeders als een geneesmiddel in de zin van artikel 1, lid 1, onderdeel e, van de WOG aangemerkt.

Aangezien de poeders een substantie vormen in de zin van de WOG, in een farmaceutische vorm als bedoeld in de WOG zijn gebracht en onder een speciale benaming en in een standaardverpakking in de handel worden gebracht, zijn zij aangemerkt als farmaceutische specialités in de zin van tabelpost a 6.

Overigens oordeelde het Hof dat het onder een speciale benaming en in een standaardverpakking in de handel brengen niet van belang is voor de beoordeling of op de poeders het verlaagde tarief van toepassing is. Voorts gaf het Hof in de lijn van het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 1992, nr. 28.074, aan, dat de omstandigheid dat de poeders zijn bereid, in een farmaceutische vorm zijn gebracht en in de handel worden gebracht door een persoon die daartoe niet bevoegd is, niet kan afdoen aan toepassing van het verlaagde tarief.

Consequenties arrest Hoge Raad d.d. 18 april 2001, nr. 36.444

[Regeling vervallen per 11-10-2007 met terugwerkende kracht tot en met 27-09-2007]

Uit de hiervoor aangehaalde jurisprudentie valt af te leiden dat het bij een product dat niet als geneesmiddel in de zin van artikel 3 van de WOG is geregistreerd, voor rangschikking onder tabelpost a 6 voldoende is, dat het product is bestemd om te worden gebruikt of op enigerlei wijze wordt aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte(verschijnsel), pijn, verwonding of gebrek bij de mens, alsmede dat het product in een farmaceutische vorm in de handel wordt gebracht.

Naar mijn oordeel is de enkele aanduiding of aanprijzing door de ondernemer dat het door hem in farmaceutische vorm in de handel gebrachte product geschikt is voor het genezen enz. van enige aandoening enz. bij de mens, niet toereikend voor rangschikking onder tabelpost a 6. Een dergelijke aanduiding of aanprijzing moet vanwege het subjectieve karakter ervan, worden ondersteund door gegevens die de aanduiding of aanprijzing ondersteunen in meer objectieve zin. Zie in dit verband rechtsoverweging 4.8 van vorengenoemde uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, waarin het Hof nadrukkelijk verwijst naar de in een folder van de gezamenlijke Kring-apothekers opgenomen aanduiding van de desbetreffende poeders als geneesmiddel tegen jeuk.

Deze objectivering kan bijvoorbeeld bestaan uit:

  • een verklaring van een deskundige op het terrein van de werking van geneesmiddelen, dat de aanduiding/aanprijzing van het desbetreffende product klopt. Bij een deskundige valt onder meer te denken aan de onder het ministerie van VWS ressorterende Inspectie voor de Volksgezondheid, een overkoepelende organisatie van apothekers, artsen e.d. (KNMP, KNMG e.d.);

  • wetenschappelijke rapporten waarin de aanduiding/aanprijzing van het product wordt bevestigd;

  • de aanwezigheid van bepaalde werkzame bestanddelen in het desbetreffende product, die ook voorkomen in producten die op basis van de WOG als farmaceutische preparaten of farmaceutische specialités zijn geregistreerd.

Producten die naar maatschappelijke opvattingen (primair) een andere functie bezitten dan de functie van geneesmiddel (bijv. verzorgingsproducten, cosmetica, alcoholhoudende dranken) vallen buiten het toepassingsgebied van tabelpost a 6.