1.
|
Navigatie en plaatsbepaling
|
1.1
|
Reisvoorbereiding en navigatie onder alle omstandigheden:
|
1.1.1
|
met behulp van aanvaardbare methoden voor het bepalen van de route met inbegrip van
oceaan oversteken
|
1.1.2
|
in beperkt vaarwater;
|
1.1.3
|
in ijs;
|
1.1.4
|
bij beperkt zicht;
|
1.1.5
|
in verkeersscheidingsstelsels;
|
1.1.6
|
in gebieden met getijden en zeestromen.
|
1.2
|
Plaatsbepaling in zicht van de kust en kustnavigatie
|
1.2.1
|
Grondige kennis van en bekwaamheid in het gebruik van kaarten en boekwerken zoals
zeilaanwijzingen, getij-tafels, berichten aan zeevarenden en radio waarschuwingen
voor de navigatie.
|
1.2.2
|
Vaardigheid in het bepalen van de positie van het vaartuig door het bijhouden van
het gegist bestek, rekening houdend met de invloed van de wind, de getijstromen, de
zeestromen, de vaart van het vaartuig aan de hand van de omwentelingen per minuut
van de schroef of volgens de log.
|
1.2.3
|
Vaardigheid in het bepalen van de positie van het vaartuig door middel van peilingen
op landmerken en andere hulpmiddelen voor de navigatie, zoals vuurtorens, bakens en
boeien, tezamen met de juiste kaarten, berichten aan zeevarenden en andere publikaties
om de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling te beoordelen.
|
1.3
|
Astronomische plaatsbepaling
|
1.3.1
|
Het gebruik van hemellichamen, met name de zon en de sterren,voor het bepalen van
de positie van het vaartuig.
|
|
|
1.4
|
Electronische plaatsbepaling en navigatie
|
1.4.1
|
Vaardigheid in het bepalen van de positie van het vaartuig door gebruikmaking van
electronische hulpmiddelen voor de navigatie zoals geplaatst aan boord van vissersvaartuigen
met speciale aandacht voor de kennis van de principes van de werking, de beperkingen,
de oorzaken van fouten, het ontdekken van onjuiste weergave van gegevens en correctie
methoden om een nauwkeurige plaatsbepaling te verkrijgen.
|
|
|
2.
|
Wachtdienst
|
2.1
|
Aantonen dat men grondige kennis bezit van de inhoud, toepassing en strekking van
de Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, met name
de bijlagen II en IV betreffende de veilige navigatie.
|
2.2
|
Aantonen dat men grondige kennis bezit van de Voorschriften voor de wachtdienst als
bedoeld in Bekendmaking aan de Zeevisvaart Nr 61/1989
|
3.
|
Radarnavigatie
|
3.1
|
Aantonen, met behulp van een radarsimulator, dat men kennis bezit van de principes
en werking van de radar, en bekwaamheid heeft in het gebruik van radar en in de interpretatie
en analyse van de daarmee verkregen gegevens, waaronder:
|
3.1.1
|
factoren die de juiste werking en de nauwkeurigheid beïnvloeden;
|
3.1.2
|
instellen en instandhouden van het beeld;
|
3.1.3
|
vaststellen van een onjuiste weergave van gegevens, valse echo's, zee-echo's, enz.;
|
3.1.4
|
afstand en peiling;
|
3.1.5
|
identificatie van kritische echo's;
|
3.1.6
|
de koers en vaart van andere schepen;
|
3.1.7
|
de tijd en afstand van dichtste nadering van kruisende, tegemoet komende of oplopende
schepen;
|
3.1.8
|
het opmerken van wijzigingen in de koers en vaart van andere schepen;
|
3.1.9
|
het effect van wijzigingen in de koers of vaart van het eigen schip of in deze beide;
|
3.1.10
|
de toepassing van de Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee,
1972.
|
4.
|
Magnetische- en gyro-kompassen
|
4.1
|
Zorg voor en gebruik van kompassen en bijbehorende uitrusting.
|
4.2
|
Vaardigheid in het gebruik van merklijnen en hemellichamen, met name de zon en de
sterren, voor het bepalen van fouten in de aanwijzing van magnetische- en gyro-kompassen
en het toepassen hiervan op koersen en peilingen.
|
5.
|
Meteorologie en oceanografie
|
5.1
|
Kennis van de meteorologische instrumenten aan boord en het gebruik daarvan.
|
5.2
|
Vaardigheid in het gebruik van beschikbare meteorologische informatie.
|
5.3
|
Kennis van de kenmerken van de verschillende weersystemen met inbegrip van tropische
orkanen en het vermijden van stormcentra en de gevaarlijke sectoren.
|
5.4
|
Kennis van weersomstandigheden, zoals mist, die gevaarlijk voor het vaartuig kunnen
zijn.
|
5.5
|
Vaardigheid in het gebruik van alle terzake dienende zeevaartkundige publicaties over
getijden en stromingen.
|
5.6
|
Vaardigheid in het berekenen van de tijden van hoog en laag water en het schatten
van de richting en de snelheid van de stroom.
|
6.
|
Het manoeuvreren met en de bediening van vissersvaartuigen
|
6.1
|
Het manoeuvreren met en de bediening van het vaartuig onder alle omstandigheden, met
inbegrip van het volgende:
|
6.1.1
|
meren, ontmeren en ankermanoeuvres onder verschillende omstandigheden van wind en
stroom.
|
6.1.2
|
manoeuvreren in ondiep water.
|
6.1.3
|
behandeling en bediening van vissersvaartuigen tijdens slecht weer met inbegrip van
het aanpassen van de snelheid bij een van achterkomende zee, het verlenen van hulp
aan een schip of vliegtuig in nood en de manieren om te voorkomen dat een onhandelbaar
vaartuig dwarszees valt en het verminderen van drift.
|
6.1.4
|
het manoeuvreren met het vaartuig tijdens de vangst met speciale aandacht voor omstandigheden
die de veiligheid van het vaartuig nadelig kunnen beïnvloeden tijdens deze werkzaamheden.
|
6.1.5
|
voorzorgsmaatregelen bij het manoeuvreren bij het te water laten van hulpverleningsboten
en groepsreddingmiddelen tijdens slecht weer.
|
6.1.6
|
methoden om overlevenden aan boord te nemen vanuit hulpverleningsboten of groepsreddingmiddelen.
|
6.1.7
|
practische maatregelen die moeten worden genomen wanneer wordt gevaren in ijs, nabij
ijsbergen of ingeval van ijsafzetting aan boord van het vaartuig.
|
6.1.8
|
het gebruik van en het manoeuvreren in verkeersscheidingsstelsels.
|
6.1.9
|
het belang van het navigeren met verminderde vaart om schade te voorkomen ten gevolge
van de boeg- of hekgolf van het eigen vaartuig.
|
6.1.10
|
het op volle zee overzetten van vis op fabrieksschepen of andere vaartuigen.
|
6.1.11
|
het bunkeren op zee
|
7.
|
De bouw van vissersvaartuigen en stabiliteit
|
7.1
|
Algemene kennis van de belangrijkste constructie-elementen van een vissersvaartuig
en de juiste benaming van de verschillende onderdelen.
|
7.2
|
Kennis van de theorieën en factoren die de trim en de stabiliteit beïnvloeden en de
noodzakelijke maatregelen om een veilige trim en stabiliteit in stand te houden.
|
7.3
|
Het aantonen van de vaardigheid in het gebruik van de stabiliteitsgegevens, de stabiliteits-
en trimtabellen en de berekende operationele omstandigheden.
|
7.4
|
Kennis van de effecten van vrije vloeistof oppervlakken en ijsafzetting.
|
7.5
|
Kennis van de effecten van water aan dek.
|
7.6
|
Kennis van het belang van weer- en waterdichte integriteit.
|
8.
|
De behandeling en stuwage van de vangst
|
8.1
|
De stuwage en het vastzetten van de vangst aan boord van vissersvaartuigen met inbegrip
van het vistuig.
|
8.2
|
Laad- en losoperaties met speciale aandacht voor het hellend moment veroorzaakt door
het laadgerei en de vangst.
|
9.
|
Het voorkomen van brand en de brandweer uitrusting
|
9.1
|
Het organiseren van de brandrol en instructie.
|
9.2
|
Brandtypen en scheikundige verschijnselen bij brand.
|
9.3
|
Brandbestrijdingssystemen.
|
9.4
|
Kennis van voorschriften inzake brandbestrijdingsuitrusting.
|
10.
|
Noodsituaties
|
10.1
|
Voorzorgsmaatregelen bij het op het strand zetten van een vaartuig.
|
10.2
|
Te nemen maatregelen voor en na het aan de grondlopen.
|
10.3
|
Te nemen maatregelen wanneer het vistuig vast komt te zitten aan de grond of ander
obstakel.
|
10.4
|
Het vlot brengen van een aan de grond gelopen vaartuig met en zonder hulp.
|
10.5
|
Te nemen maatregelen na een aanvaring.
|
10.6
|
Het tijdelijk dichten van lekken.
|
10.7
|
Maatregelen voor de bescherming en veiligheid van de bemanning in noodsituaties.
|
10.8
|
Het beperken van de schade en het bergen van het vaartuig na een brand of ontploffing.
|
10.9
|
Schip verlaten.
|
10.10
|
Sturen met, en het aanbrengen en gebruik van noodstuurgerei en de wijze van aanbrengen
van een noodroer, wanneer dat mogelijk is.
|
10.11
|
Het redden van personen vanaf een schip in nood of van een wrak.
|
10.12
|
Handelingen bij man-over-boord.
|
10.13
|
Slepen en gesleept worden.
|
11.
|
Medische verzorging
|
11.1
|
Kennis van eerste hulp bij ziekten en ongelukken.
|
11.2
|
Kennis van de procedures voor het verkrijgen van radio medisch advies.
|
11.3
|
Grondige kennis in het gebruik van de volgende boekwerken:
|
11.3.1
|
International Medical Guide for Ships of gelijkwaardige publicatie;
|
11.3.2
|
de medische afdeling van het Internationale Seinboek.
|
12.
|
Scheepvaartwetten
|
12.1
|
Kennis van de internationale scheepvaartwetgeving als neergelegd in internationale
overeenkomsten en verdragen voor zover deze betrekking hebben op de bijzondere verplichtingen
en verantwoordelijkheden van de schipper, met name die inzake de veiligheid en de
bescherming van het mariene milieu. Speciale aandacht dient besteed te worden aan
de volgende onderwerpen:
|
12.1.1
|
certificaten en andere documenten waarvan de aanwezigheid aan boord verplicht is krachtens
internationale verdragen, hoe zij kunnen worden verkregen en hun wettelijke geldigheidsduur;
|
12.1.2
|
verantwoordelijkheden op grond van de desbetreffende vereisten van het Torremolinos
Protocol van 1993;
|
12.1.3
|
verantwoordelijkheden op grond van de desbetreffende vereisten van hoofdstuk V van
het Internationale Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974
|
12.1.4
|
verantwoordelijkheden op grond van de desbetreffende vereisten van Bijlage I en Bijlage
V van het Internationale Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen,
1973 zoals verbeterd door het Protocol van 1978 daarop;
|
12.1.5
|
maritieme gezondheidsverklaringen en de vereisten neergelegd in de Internationale
Gezondheidsvoorschriften;
|
12.1.6
|
verantwoordelijkheden op grond van het Verdrag inzake Internationale Bepalingen ter
voorkoming van aanvaringen op zee, 1972; en
|
12.1.7
|
verantwoordelijkheden onder andere internationale instrumenten met betrekking tot
de veiligheid van het vaartuig en de bemanning.
|
12.2
|
Kennis van de Nederlandse scheepvaartwetgeving, met name de implementatie van internationale
besluiten en verdragen.
|
13.
|
Engelse taal
|
13.1
|
Toereikende kennis van de Engelse taal waardoor de candidaat in staat is kaarten en
andere nautische boekwerken te gebruiken, meteorologische informatie en berichten
met betrekking tot de veiligheid en bedrijfsvoering van het vaartuig te begrijpen,
en te communiceren met andere schepen of kuststations. Bekwaamheid om de Standard
Marine Communication Phrases van de IMO te begrijpen en te gebruiken
|
14.
|
Communicatie
|
14.1
|
De kennis benodigd voor de verkrijging van het Algemeen certificaat voor maritieme
radiocommunicatie (MARCOM-A).
|
14.2
|
In aanvulling van het bepaalde in paragraaf 14.1 heeft de kandidaat kennis van:
|
14.2.1
|
de voorziening van radio diensten in noodgevallen;
|
14.2.2
|
radiocommunicatie ten behoeve van opsporing en redding op zee met inbegrip van de
procedures beschreven in het Merchant Ship Search and Rescue Manual (MERSAR);
|
14.2.3
|
de middelen om het uitzenden van valse noodberichten te voorkomen en de maatregelen
om de effecten van uitgezonden valse noodberichten te verminderen;
|
14.2.4
|
scheepsrapporterinssystemen;
|
14.2.5
|
radio medische diensten;
|
14.2.6
|
het gebruik van het Internationaal Seinboek en de Standard Marine Communication Phrases;
en
|
14.2.7
|
preventieve maatregelen voor de veiligheid van het schip en het personeel in verband
met de gevaren die voortkomen uit het gebruik van de radio uitrusting met inbegrip
van electrische en niet ioniserende stralingsbronnen.
|
15.
|
Reddingmiddelen
|
15.1
|
Grondige kennis van de redding- en tewaterlatingsmiddelen.
|
15.2
|
Grondige kennis van noodprocedures, de sloepenrol en oefeningen.
|
16.
|
Opsporing en redding op zee
|
16.1
|
Grondige kennis van het Merchant Ship Search and Rescue Manual(MERSAR) van de IMO.
|
17.
|
De FAO/ILO/IMO Code betreffende de veiligheid aan boord van vissersvaartuigen
|
17.1
|
Kennis van deel A van de FAO/ILO/IMO Code betreffende de veiligheid aan boord van
vissersvaartuigen.
|
18.
|
Scheepswerktuigkunde
|
18.1
|
Iedere kandidaat moet voldoende elementaire theoretische kennis bezitten om de grondbeginselen
inzake de volgende onderwerpen te begrijpen:
|
18.1.1
|
verbrandingsprocessen;
|
18.1.2
|
warmte overdracht;
|
18.1.3
|
mechanica en hydromechanica;
|
18.1.4
|
scheepsdieselmotoren;
|
18.1.5
|
scheepsgasturbine-installaties;
|
18.1.6
|
stuurgerei en stuurmachines;
|
18.1.7
|
eigenschappen van brandstoffen en smeermiddelen;
|
18.1.8
|
eigenschappen van materialen;
|
18.1.9
|
brandblusmiddelen;
|
18.1.10
|
elektrische uitrusting aan boord van schepen;
|
18.1.11
|
automatisering, instrumentatie en meet- en regelsystemen;
|
18.1.12
|
hulpsystemen; en
|
18.1.13
|
koel en vriessystemen.
|
18.2
|
Iedere kandidaat moet toereikende practische kennis bezitten van ten minste de volgende
onderwerpen:
|
18.2.1
|
werking en onderhoud van:
|
18.2.1.1
|
scheepsdieselmotoren;
|
18.2.2
|
werking en onderhoud van hulpwerktuigen met inbegrip van stuurmachineinstallaties;
|
18.2.3
|
werking, beproeving en onderhoud van de electrische uitrusting en meet- en regelsystemen;
|
18.2.4
|
onderhoud van het vistuig en van de dekwerktuigen.
|
18.2.5
|
het onderkennen van het slecht functioneren van werktuigen, het opsporen van fouten
en maatregelen ter voorkoming van schade.
|
18.2.6
|
het opstellen van procedures voor het veilig onderhoud en reparatie van de installatie.
|
18.2.7
|
methoden en hulpmiddelen voor het voorkomen, opsporen en blussen van brand.
|
18.2.8
|
in acht te nemen voorschriften ten aanzien van operationele en ongewilde verontreiniging
van het mariene milieu en methoden en hulpmiddelen ter voorkoming van zodanige verontreiniging.
|
18.2.9
|
eerste hulp met betrekking tot verwondingen die zich kunnen voordoen in de machinekamer
en gebruik van de eerste hulp uitrusting.
|
18.2.10
|
te nemen maatregelen met betrekking tot schade aan het schip met name in het geval
van het binnendringen van zeewater in de machinekamer; en
|
18.2.11
|
het veilig werken aan boord
|
19.
|
Personeelsbeleid en verantwoordelijkheid inzake opleiding
|
19.1
|
Kennis van personeelsbeleid en de organisatie en opleiding van het personeel aan boord
van vissersvaartuigen.
|