Besluit kostenverhaal energie

Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 01-04-2013 t/m 31-12-2014

Besluit van 27 juni 2001, houdende regels met betrekking tot de in rekening te brengen kosten ter zake van de uitvoering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (Besluit kostenverhaal energie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 15 december 2000, nr. WJZ 00079040;

Gelet op de artikelen 85 van de Elektriciteitswet 1998 en 64 van de Gaswet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 januari 2001, nr. W10.00.0620/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 20 juni 2001, nr. WJZ 01031748;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 3 De bedragen, bedoeld in het eerste lid, worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 3

  • 2 De bedragen die netbeheerders, LNG-bedrijven en gasopslagbedrijven verschuldigd zijn op grond van de artikelen 85, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 64, tweede lid, van de Gaswet, betreffen een vast bedrag. Het door netbeheerders verschuldigde vaste bedrag wordt vermeerderd met een bedrag dat jaarlijks wordt vastgesteld naar rato van het aantal aanwezige aansluitingen op het door een netbeheerder beheerde net.

  • 3 Het vaste bedrag, bedoeld in het tweede lid, kan verschillen voor de verschillende netbeheerders, LNG-bedrijven en gasopslagbedrijven.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister stelt vóór 15 april van ieder jaar de bedragen, bedoeld in artikel 3, vast op basis van de werkelijk gemaakte kosten in het voorgaande jaar.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt brengt de bedragen, bedoeld in artikel 3, in rekening en verzendt de beschikkingen daartoe binnen zeven weken na inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de bedragen.

Artikel 5

  • 1 De bedragen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, die worden gefactureerd door Onze Minister, worden door Onze Minister geïnd en aan Onze Minister betaald.

  • 2 De bedragen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, die worden gefactureerd door de Autoriteit Consument en Markt, worden door de Autoriteit geïnd en aan de Autoriteit betaald. De Autoriteit draagt deze bedragen af aan Onze Minister.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 juni 2001

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negentiende juli 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven