INTERNATIONALE NORMEN EN AANBEVOLEN PRAKTIJKEN
HOOFDSTUK 1
Definities en algemene beginselen
A. Definities
Wanneer in de Normen en Aanbevolen Praktijken de volgende termen worden gebruikt,
hebben zij de volgende betekenis:
Luchtvaartuiguitrusting
Artikelen, met inbegrip van eerstehulpmateriaal en overlevingsuitrusting alsmede inventaris,
echter met uitzondering van reserveonderdelen en voorraden, voor gebruik aan boord
van een luchtvaartuig tijdens een vlucht.
Luchtvaartmaatschappij
Elke luchtvervoersonderneming die geregelde internationale luchtdiensten aanbiedt
of onderhoudt, volgens de bepalingen van artikel 96 van het verdrag van Chicago van
1944.
Documenten van luchtvaartmaatschappijen en exploitanten
Luchtvrachtbrieven/ vrachtbrieven, passagierstickets en instapkaarten, bank and agent settlement plan documents, overbagagetickets, miscellaneous charges orders (M.C.O.), rapporten over schade en onregelmatigheden, bagage- en vrachtlabels, dienstregelingen
en gewichts- en balansdocumenten, te gebruiken door luchtvaartmaatschappijen en exploitanten.
Gevolmachtigd agent
Een persoon die een exploitant vertegenwoordigt en bevoegd is voor of namens deze
op te treden bij formaliteiten verband houdende met de binnenkomst en in- en uitklaring
van het luchtvaartuig, de bemanning, passagiers, vracht, post, bagage of voorraad
en, voor zover de nationale wetgeving dit toelaat, met inbegrip van derden die bevoegd
zijn om de vracht van het luchtvaartuig te verwerken.
Bagage
Persoonlijke eigendommen van passagiers of bemanningsleden die met toestemming van
de exploitant met een luchtvaartuig worden vervoerd.
Vracht
Alle goederen die met een luchtvaartuig worden vervoerd, met uitzondering van post,
voorraden en begeleide of verkeerd verwerkte bagage.
Inklaring van goederen
Het afhandelen van douaneformaliteiten, waardoor de goederen in het vrije verkeer
gebracht, geëxporteerd dan wel onder een andere douaneregeling geplaatst kunnen worden.
Inventaris
Goederen, hetzij wegwerpartikelen hetzij voor hergebruik bedoelde voorwerpen, die
door de exploitant tijdens de vlucht gebruikt worden voor de dienstverlening, met
name voor de maaltijdverstrekking en het comfort van de passagiers.
Bemanningslid
Een persoon die door een exploitant is aangewezen voor het uitvoeren van werkzaamheden
aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht.
Declarant
Een persoon die goederen aangeeft of namens wie een dergelijke aangifte wordt gedaan.
Direct transitogebied
Een speciaal gebied op een internationale luchthaven dat met goedkeuring van de betreffende
overheidsinstanties is ingericht en onder hun directe toezicht valt, voor verkeer
dat een vlucht via de verdragsluitende staat kort onderbreekt.
Directe transitoregelingen
Speciale door de betreffende overheidsinstanties goedgekeurde regelingen teneinde
verkeer dat de vlucht kort onderbreekt in de verdragsluitende staat, onder hun directe
toezicht te doen blijven.
Van boord gaan
Het verlaten van een luchtvaartuig na een landing door bemanning of passagiers anders
dan bemanningsleden of passagiers die verder reizen in de volgende fase van dezelfde
doorgaande vlucht.
Insecten verwijderen
Werkzaamheden om insecten die zich in het luchtvaartuig en in containers bevinden,
te beheersen of te doden.
Aan boord gaan
Het instappen in een luchtvaartuig teneinde een vlucht te beginnen, behalve door bemanningsleden
of passagiers die reeds in een eerdere fase van dezelfde doorgaande vlucht zijn ingestapt.
Lid van het cockpitpersoneel
Een bemanningslid met een vergunning en belast met taken die essentieel zijn voor
de besturing van een luchtvaartuig.
Vrije zone
Een gedeelte van het grondgebied van een verdragsluitende staat waar ingebrachte goederen,
wat de invoerrechten en belastingen betreft, doorgaans beschouwd worden als goederen
die zich buiten het douanegebied bevinden.
Algemene luchtvaartexploitatie
Exploitatie van luchtvaartuigen anders dan commercieel luchtvervoer of luchtvaartactiviteiten.
Gronduitrusting
Goederen specifiek voor gebruik bij onderhoud en reparaties van een luchtvaartuig
aan de grond, waaronder begrepen testapparatuur en apparatuur voor verwerking van
vracht en passagiers.
Invoerrechten en belastingen
Douanerechten en alle overige heffingen, belastingen of kosten, die geïnd worden bij
of in verband met de invoer van goederen. Hierbij zijn niet inbegrepen de kosten die
door de douane namens een andere nationale autoriteit betaald of ingevorderd zijn
en beperkt zijn tot het bedrag van de dienstverlening.
Ontoelaatbaar persoon
Een persoon die de toegang is of zal worden geweigerd door de autoriteiten van een
staat.
Besmet gebied (in het kader van de volksgezondheid
Omschreven als geografische gebieden waar volgens plaatselijke of nationale volksgezondheidsinstanties
of de Wereldgezondheidsorganisatie vector-gebonden ziekten actief op mensen en/of
dieren overgedragen worden.
Opmerking: Een lijst met door gezondheidsautoriteiten gemelde besmette gebieden wordt
gepubliceerd in de Weekly Epidemiological Record van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO).
Internationale luchthaven
Elke op het grondgebied van een verdragsluitende staat gelegen luchthaven die is aangewezen
voor de aankomst en het vertrek van internationaal luchtverkeer en waar de formaliteiten
in verband met douane, immigratie, volksgezondheid, quarantaine van planten en dieren
en soortgelijke procedures worden uitgevoerd.
Laden
Het laden van vracht, post, bagage of voorraden aan boord van een luchtvaartuig om
met een vlucht vervoerd te worden.
Post
Poststukken en andere vormen van correspondentie, die aangeboden zijn door en bestemd
zijn om te worden afgeleverd aan posterijen conform de regelgeving van de Universal
Postal Union (UPU).
Verkeerd verwerkte bagage
Bagage die onopzettelijk of onbedoeld gescheiden is geraakt van passagiers of bemanningsleden.
Controle op verdovende middelen
Maatregelen ter bestrijding van illegale transporten per luchtvaartuig van verdovende
middelen en psychotrope stoffen.
Exploitant
Een persoon, organisatie of onderneming die betrokken is bij de exploitatie van een
luchtvaartuig of zich daarvoor aanbiedt.
Documenten van exploitanten
(Zie documenten van luchtvaartmaatschappijen en exploitanten).
Gehandicapte
Elke persoon wiens mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt wordt door een fysieke
(sensorische of motorische) of mentale handicap, leeftijd, ziekte of een andere oorzaak
van invaliditeit en wiens toestand speciale aandacht behoeft, waarbij de diensten
die aan alle passagiers worden aangeboden, afgestemd moeten worden op de behoeften
van deze persoon.
Gezagvoerder
De piloot die tijdens de vlucht verantwoordelijk is voor de besturing en de veiligheid
van het luchtvaartuig.
Overheidsinstanties
De organen of ambtenaren van een verdragsluitende staat die verantwoordelijk zijn
voor de toepassing en handhaving van de specifieke wetten en regelingen van die staat
die betrekking hebben op enig aspect van deze Normen en Aanbevolen Praktijken.
Vrijgave van goederen
De handelingen die door de douaneautoriteiten verricht worden om de goederen in te
klaren, zodat deze aan de betrokkenen ter beschikking kunnen worden gesteld.
Hulpvluchten
Vluchten voor humanitaire doeleinden voor het vervoer van hulppersoneel en hulpgoederen
zoals voedsel, kleding, onderdak, medische en andere goederen tijdens of na een noodtoestand
en/of ramp en/of om mensen van een plaats waar hun leven of gezondheid bedreigd wordt
door een dergelijke noodtoestand en/of ramp te evacueren naar een veilige plaats in
dezelfde staat of in een andere staat die bereid is dergelijke mensen op te vangen.
Risicobeheer
De systematische toepassing van beheerprocedures en -praktijken, teneinde grenscontroleinstanties
te voorzien van de noodzakelijke informatie om bewegingen en transporten die een risico
inhouden aan te pakken.
Beveiligingsuitrusting
Specifieke apparatuur die separaat of als onderdeel van een systeem wordt gebruikt
bij het voorkomen of ontdekken van onwettige handelingen in de burgerluchtvaart en
de daarbij gebruikte faciliteiten.
Reserveonderdelen
Goederen, waaronder motoren en propellers ter reparatie of vervanging die in een luchtvaartuig
worden geïnstalleerd.
Registratiestaat
De staat waar het luchtvaartuig is geregistreerd.
Provisie
a) voorraden voor consumptie en b) voorraden voor de verkoop.
Voorraden voor consumptie
Goederen, al dan niet voor de verkoop, bedoeld voor consumptie aan boord door de passagiers
en de bemanningsleden, alsmede goederen die nodig zijn voor de besturing en het onderhoud
van het luchtvaartuig, waaronder brandstof en smeermiddelen.
Voorraden voor de verkoop
Goederen die tijdens de vlucht te koop zijn voor de passagiers en de bemanning en
van boord worden meegenomen.
Tijdelijke toelating
De douaneregeling krachtens welke bepaalde goederen een douanegebied kunnen worden binnengebracht en
onder voorwaarden geheel of gedeeltelijk vrijgesteld kunnen worden van invoerrechten
en belastingen; dergelijke goederen moeten voor een bepaald doel geïmporteerd zijn
en binnen een bepaalde termijn weer worden uitgevoerd, zonder dat er veranderingen
aan zijn aangebracht, behoudens de normale waardevermindering vanwege het gebruik
ervan.
Doorgaande vlucht
Een vlucht van een luchtvaartuig die de exploitant tussen het vertrekpunt via eventuele
tussengelegen punten tot aan de bestemming met een en hetzelfde symbool aanduidt.
Onbegeleide bagage
Bagage die als lading wordt vervoerd en al dan niet met hetzelfde luchtvaartuig wordt
vervoerd als de persoon aan wie zij toebehoort.
Niet-opgehaalde bagage
Bagage die op een vliegveld aankomt en niet door een passagier wordt opgehaald of
opgeëist.
Niet-geïdentificeerde bagage
Bagage op een luchthaven met of zonder bagagelabel, die niet wordt opgehaald door
of in verband gebracht kan worden met een passagier.
Lossen
Het na de landing uit een luchtvaartuig verwijderen van vracht, post, bagage of provisie.
Bezoeker
Iedere persoon die een luchtvaartuig verlaat en het grondgebied van een verdragsluitende
staat waar hij niet gevestigd is betreedt, daar overeenkomstig de voorschriften van
de betreffende verdragsluitende staat met een wettig oogmerk anders dan immigratie
– bijvoorbeeld ten behoeve van reizen, recreatie, sport, gezondheid, familiebezoek,
studie, religieuze bedevaart of om zakelijke redenen – rechtmatig verblijft, en tijdens
zijn verblijf aldaar geen betaalde werkzaamheden verricht.
B. Algemene beginselen
1.1. De Normen en Aanbevolen Praktijken in deze Bijlage zijn op alle luchtvaartactiviteiten
van toepassing, behoudens gevallen waarin een bepaling specifiek naar één bepaalde
vorm verwijst.
1.2. De verdragsluitende staten dienen de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen,
dat:
-
a) de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de grenscontroles voor personen en luchtvaartuigen
en voor het vrijgeven/inklaren van goederen tot een minimum beperkt wordt;
-
b) zo min mogelijk hinder veroorzaakt wordt door het toepassen van administratieve eisen
en eisen op het gebied van controle;
-
c) de uitwisseling van relevante gegevens tussen de verdragsluitende staten, exploitanten
en luchthavens zo veel mogelijk gestimuleerd en bevorderd wordt; en
-
d) de beveiliging optimaal is en de wet naar behoren gehandhaafd wordt.
1.3 De verdragsluitende staten dienen gebruik te maken van risicobeheer bij het uitvoeren
van grenscontroleprocedures voor de vrijgave/inklaring van goederen.
1.4 De verdragsluitende staten dienen een doelmatige informatietechnologie te ontwikkelen
om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de procedures op luchthavens te vergroten.
1.5 De verdragsluitende staten dienen procedures te ontwikkelen om voor aankomst over
de gegevens te beschikken, opdat goederen spoedig vrijgegeven/ingeklaard kunnen worden.
1.6 De bepalingen van deze Bijlage sluiten de toepassing van de nationale wetgeving
met betrekking tot maatregelen ten behoeve van de veiligheid van de luchtvaart en
overige noodzakelijke controles niet uit.
HOOFDSTUK 3
BINNENKOMST EN VERTREK VAN PERSONEN EN HUN BAGAGE
A. Algemeen
3.1 Teneinde de verwerking van passagiersstromen die de verdragsluitende staten per
luchtvaartuig binnenkomen of verlaten te vereenvoudigen en te bespoedigen dienen de
verdragsluitende staten ten behoeve van het luchtverkeer grenscontrolevoorschriften
aan te nemen en deze zodanig toe te passen, dat onnodige vertragingen voorkomen worden.
3.2 Bij het opstellen van procedures ten behoeve van de doelmatige uitvoering van
de grenscontrole van passagiers en bemanningsleden, dienen de verdragsluitende staten
rekening te houden met de toepassing van maatregelen ten aanzien van de veiligheid
van de luchtvaart, grensbeveiliging, controle op verdovende middelen en immigratiecontrole,
waar van toepassing.
B. Vereiste reisdocumenten
3.3 Verdragsluitende staten mogen van bezoekers die hun grondgebied binnenkomen of
verlaten geen andere documenten verlangen dan die welke in dit hoofdstuk worden genoemd.
3.4 Verdragsluitende staten mogen van bezoekers die met een luchtvaartuig reizen en
rechtmatig in het bezit zijn van een geldig, door de ontvangende staat erkend paspoort
en eventueel een geldig visum, niet verlangen dat zij een ander identiteitsbewijs
overleggen.
Opmerking: Bovenstaande bepaling beoogt niet de verdragsluitende staten ervan te weerhouden
andere officiële identiteitsbewijzen voor reisdoeleinden, zoals nationale identiteitskaarten,
identiteitspapieren voor zeelieden, vluchtelingenpaspoorten en andere tijdelijke reisdocumenten
te aanvaarden.
3.5 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden paspoorten, visa of overige voor reisdoeleinden
erkende identiteitsbewijzen moeten afgeven in een machinaal leesbare vorm, zoals beschreven
is in Doc 9303 (reeks), Machinaal leesbare reisdocumenten.
C. Paspoorten
3.6 Bij het afgeven van paspoorten die niet machinaal leesbaar zijn dienen de verdragsluitende
staten te waarborgen dat de persoonsgegevens, de gegevens inzake de afgifte, alsmede
de opmaak van de pagina met gegevens overeenstemmen met de specificaties voor het
"zichtbare gedeelte" zoals beschreven in Doc 9303, Deel 1, Machinaal leesbare paspoorten. Het machinaal leesbaar gedeelte dient teksten als ‘dit is geen machinaal leesbaar
paspoort’ of andere kenmerken te bevatten, om frauduleuze toevoeging van machinaal
leesbare informatie te beletten.
3.7 De verdragsluitende staten die gebruik maken van barcodes of andere machinaal
leesbare technologieën voor de weergave van persoonsgegevens in paspoorten, dienen
voorzieningen te treffen, zodat de gecodeerde gegevens op verzoek aan de houder van
het document kenbaar gemaakt kunnen worden.
3.8 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden vrij toegankelijke faciliteiten moeten instellen
voor het aanvragen en/of afgeven van paspoorten.
3.9 De verdragsluitende staten dienen transparante aanvraagprocedures in te stellen
voor het afgeven, verlengen of vervangen van paspoorten en potentiële aanvragers op
verzoek te informeren over de voorwaarden.
3.9.1 Aanbevolen praktijk: Indien voor de afgifte of verlenging van een paspoort een vergoeding wordt gevraagd,
zou het bedrag van een dergelijke vergoeding niet meer mogen bedragen dan de kostprijs.
3.10 De verdragsluitende staten dienen aan iedere persoon, ongeacht zijn leeftijd,
een afzonderlijk paspoort te verstrekken.
3.11 Aanbevolen praktijk: Bij het afgeven en opnieuw afgeven van paspoorten voor toerisme of zakenreizen, zouden
de verdragsluitende staten gewoonlijk paspoorten moeten verstrekken die ten minste
vijf jaar geldig zijn en waarmee onbeperkt en naar alle staten en grondgebieden gereisd
kan worden.
Opmerking 1: Volgens de specificaties voor machinaal leesbare paspoorten (Doc 9303,
Deel 1) is het niet mogelijk de gegevens in het machinaal leesbare gedeelte, waaronder
de vervaldatum, te veranderen, hetgeen inhoudt dat machinaal leesbare paspoorten niet
verlengd kunnen worden.
Opmerking 2: Vanwege de beperkte duurzaamheid van documenten en het in de loop der
tijd veranderende uiterlijk van de houder van een paspoort wordt een geldigheidsduur
van ten hoogste tien jaar aanbevolen.
D. Uitreisvisa
3.12 De verdragsluitende staten dienen geen uitreisvisa te verlangen van hun eigen
onderdanen die naar het buitenland willen reizen, noch van bezoekers die de terugreis
aanvaarden.
3.13 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden geen uitreisvisa moeten verlangen van hun buitenlandse
ingezetenen, die naar het buitenland willen reizen.
E. Inreis-/Terugkeervisa
3.14 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden het aantal staten voor wier onderdanen zij inreisvisa
verplicht stellen tot een minimum moeten beperken.
3.15 De verdragsluitende staten mogen van hun eigen onderdanen geen visa verlangen
bij terugkeer.
3.16 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden bij de terugkeer van in hun staat wonende buitenlanders
met een wettige verblijfsvergunning geen visum mogen verlangen.
3.17 De verdragsluitende staten dienen eenvoudige en transparante aanvraagprocedures
op te stellen voor het afgeven van inreisvisa voor bezoekers en erop toe te zien dat
de aanvragen voor dergelijke visa na ontvangst zo spoedig mogelijk in behandeling
worden genomen.
3.18 Aanbevolen praktijk: De procedures voor het afgeven van visa zouden niet moeten vereisen dat de aanvrager
persoonlijk verschijnt op het kantoor van afgifte
3.19 Bij het afgeven van inreisvisa aan toekomstige bezoekers dienen de verdragsluitende
staten gewoonlijk visa te verstrekken die vanaf de afgiftedatum nog ten minste zes
maanden geldig zijn. Het inreisvisum is in die periode onbeperkt te gebruiken, met
dien verstande dat de duur per verblijf beperkt kan zijn.
3.20 Aanbevolen praktijk: Bij het afgeven van visa die niet machinaal leesbaar zijn dienen de verdragsluitende
staten te waarborgen dat de persoonsgegevens en de gegevens inzake de afgifte in dergelijke
documenten voldoen aan de specificaties voor het zichtbare gedeelte van machinaal
leesbare visa, zoals beschreven in Doc 9303, Deel 2, Machinaal leesbare visa.
F. Inschepings-/ontschepingskaart
3.21 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden van bezoekers die per luchtvaartuig reizen dan wel
van exploitanten die namens hen optreden, geen andere schriftelijke persoonsgegevens
moeten verlangen dan die welke in hun identiteitsbewijzen vermeld zijn. Indien de
persoonsgegevens verzameld moeten worden, zouden de verdragsluitende staten systemen
moeten ontwikkelen, waarmee deze informatie elektronisch kan worden verkregen uit
machinaal leesbare reisdocumenten of andere bronnen.
3.22 Indien een verdragsluitende staat een schriftelijk overzicht verlangt van de
persoonsgegevens van bezoekers die het land per luchtvaartuig binnenkomen of verlaten,
dienen de eisen met betrekking tot deze gegevens beperkt te zijn tot de eisen beschreven
in Bijlage 5.
3.23 Indien de verdragsluitende staten inschepings-/ontschepingskaarten verlangen,
dienen zij door de bezoekers ingevulde formulieren te aanvaarden en niet te verlangen
dat de exploitant deze invult of controleert.
3.24 Indien de verdragsluitende staten overlegging van inschepings-/ontschepingskaarten
verlangen, dienen zij deze gratis te verstrekken aan exploitanten of hun reisagenten,
die deze verstrekken aan vertrekkende passagiers, voordat zij aan boord gaan dan wel
aan binnenkomende passagiers tijdens de vlucht.
G. Bewijs van inenting
3.25 Indien de verdragsluitende staten een bewijs van inenting tegen een quarantaine
ziekte verlangen, dienen zij het Internationale Bewijs van Inenting of Herinenting
te aanvaarden, voorgeschreven door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in de internationale
gezondheidsregelingen.
H. Vertrekprocedures
3.26 De verdragsluitende staten verlangen geen bewijs van bezoekers, waaruit blijkt
dat zij zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting.
3.27 Indien een passagier geen inkomstenbelasting betaalt, kan de exploitant hiervoor
niet aansprakelijk gesteld worden door de verdragsluitende staten.
3.28 Aanbevolen praktijk: In samenwerking met de exploitanten en de luchthavenbeheerder zouden de verdragsluitende
staten zich ten doel moeten stellen de noodzakelijke vertrekformaliteiten voor alle
passagiers, voor wie de gebruikelijke verwerkingsprocedure geldt, binnen 60 minuten
af te handelen, gerekend vanaf het tijdstip waarop de passagier zich meldt bij het
eerste verwerkingspunt op de luchthaven (afhankelijk van de met de luchthaven getroffen
regelingen bijv. de incheckbalie van de luchtvaartmaatschappij, de veiligheidscontrole
of andere verplichte controleplaatsen).
Opmerking: De noodzakelijke vertrekformaliteiten die binnen de aanbevolen 60 minuten
afgehandeld moeten worden, omvatten de inchecktijd bij de luchtvaartmaatschappij,
maatregelen ten aanzien van de veiligheid van de luchtvaart en eventueel de inning
van de luchthavenbelasting en overige belastingen en maatregelen ten aanzien van de
grensbeveiliging, zoals paspoort-, quarantaine- of douanecontrole.
3.29 Aanbevolen praktijk: Indien de verdragsluitende staten vereisen dat de reisdocumenten van vertrekkende
passagiers door overheidsinstanties gecontroleerd worden, zouden zij in samenwerking
met de luchthavenbeheerder gebruik moeten maken van geschikte technologieën en een
controlesysteem met meerdere kanalen of andere middelen om de passagiersstromen te
verwerken teneinde dergelijke controles sneller te laten verlopen.
3.30 De verdragsluitende staten zouden niet gewoonlijk moeten vereisen dat passagiers
die hun grondgebied verlaten, hun bagage in verband met de grenscontrole moeten afgeven
voor controle.
I. Binnenkomstprocedures
3.31 Aanbevolen praktijk: In samenwerking met de exploitanten en de luchthavenautoriteiten zouden de verdragsluitende
staten zich ten doel moeten stellen dat de gebruikelijke controles worden uitgevoerd
binnen 45 minuten nadat alle passagiers voor wie de gebruikelijke controle volstaat
van boord zijn gegaan, ongeacht de grootte van het luchtvaartuig of de aankomsttijd
volgens het rooster.
3.32 Behoudens bijzondere omstandigheden dienen de verdragsluitende staten niet te
vereisen dat paspoorten, officiële reisdocumenten of andere identiteitsbewijzen van
de passagiers dan wel bemanningsleden vóór de paspoortcontrole worden ingenomen.
3.33 Aanbevolen praktijk: Teneinde controles sneller te laten verlopen, zouden de verdragsluitende staten op
internationale luchthavens in samenwerking met de luchthavenbeheerder gebruik moeten
maken van geschikte technologieën en een immigratiecontrolesysteem met meerdere kanalen
of andere middelen om de passagiersstroom te verwerken, indien de omvang van de passagiersstromen
een dergelijk systeem rechtvaardigt.
3.34 Aanbevolen praktijk: Waar mogelijk zouden de verdragsluitende staten een systeem moeten implementeren,
waarmee passagiersgegevens vooraf kunnen worden doorgegeven. Met een dergelijk systeem
kunnen vóór vertrek bepaalde gegevens uit de paspoorten of visa opgeslagen worden,
waarna ze elektronisch naar de overheidsinstanties van de verdragsluitende staten
verzonden worden. Deze analyseren de gegevens vervolgens vóór aankomst ten behoeve
van risicobeheer, zodat de passagiersstroom sneller verwerkt kan worden. Om de inchecktijd
te verkorten, zou er gebruik gemaakt kunnen worden van apparatuur voor het lezen van
documenten en opslaan van de gegevens van de machinaal leesbare reisdocumenten. Bij
het specificeren van de te verzenden persoonsgegevens van de passagiers zouden de
verdragsluitende staten alleen de gegevens moeten verlangen uit de machinaal leesbare
gedeeltes van de paspoorten en visa, die voldoen aan de specificaties die in Doc 9303
(reeks), Machinaal leesbare Reisdocumenten, beschreven staan. Alle noodzakelijke gegevens zouden in overeenstemming moeten zijn
met de specificaties voor de opmaak van UN/EDIFACT PAXLIST-berichten
3.35 Behoudens bijzondere omstandigheden dienen de verdragsluitende staten regelingen
te treffen om de identiteitspapieren van de bezoekers slechts eenmaal bij binnenkomst
en vertrek te controleren.
3.36 De verdragsluitende staten dienen geen schriftelijke aangifte te verlangen voor
bagage van passagiers en bemanningsleden, indien er geen belastbare goederen of goederen
waarvoor beperkingen gelden, worden vervoerd.
3.37 De verdragsluitende staten dienen voor de op risicobeheer gebaseerde douane-
of quarantainecontrole een uit twee kanalen bestaand systeem of ander selectiesysteem
te gebruiken, dat geschikt is voor de omstandigheden en de omvang van de verkeersstromen
op de desbetreffende luchthaven.
Opmerking: Zie Bijlage 6, een inklaringssysteem met twee kanalen zoals aanbevolen
door de Customs Cooperation Council (thans de Werelddouaneorganisatie).
3.38 Aanbevolen praktijk: Indien een bezoeker in bijzondere omstandigheden door overmacht vóór aankomst niet
het noodzakelijke inreisvisum bezit, zouden de verdragsluitende staten moeten toestaan
dat de bezoeker het land tijdelijk binnenkomt.
3.39 Aanbevolen praktijk: Indien het paspoort van een bezoeker eerder verlopen is dan zijn visum, zou de staat
die het visum heeft afgegeven, het visum tot aan de vervaldatum moeten accepteren
als het samen met het nieuwe paspoort van de bezoeker overgelegd wordt.
3.40 Indien de verdragsluitende staten per visum beperkingen stellen aan het aantal
binnenkomsten, dienen zij op een heldere en relevante manier aan te geven hoe vaak
het visum is gebruikt, zodat de houder ervan, alsmede iedere exploitant of overheidsinstantie
van een staat de geldigheid van het visum snel kan vaststellen zonder gebruik te hoeven
maken van speciale hulpmiddelen.
3.41 Behoudens in bepaalde individuele gevallen, dienen de overheidsfunctionarissen,
nadat zij van de passagiers en bemanningsleden afzonderlijk het paspoort of enig ander
officieel reisdocument in ontvangst hebben genomen, deze documenten terstond na controle
terug te geven.
3.42 Aanbevolen praktijk: Normaliter zouden alleen personen medisch gekeurd moeten worden, die met een luchtvaartuig
vertrokken zijn vanuit een besmet gebied en het land binnenkomen binnen de incubatietijd
van de ziekte in kwestie, zoals vermeld in de internationale gezondheidsvoorschriften.
3.43 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden regelingen moeten treffen, opdat een passagier
en zijn bagage die een staat binnenkomt met een internationale vlucht en twee of meer
tussenstops maakt op internationale luchthavens op het grondgebied van die staat,
de grenscontroleprocedure slechts eenmaal behoeft te doorlopen op een luchthaven in
de desbetreffende staat.
J. Transitprocedures en -voorwaarden
3.44 Indien de faciliteiten op de luchthaven dit toelaten, dienen de verdragsluitende
staten voorzieningen zoals directe transitzones of andere maatregelen te treffen,
opdat bemanningsleden, passagiers en hun bagage, die vanuit een andere staat arriveren
en op dezelfde dag met dezelfde of een andere vlucht vanaf dezelfde luchthaven hun
reis vervolgen naar een derde staat, tijdelijk op de luchthaven van aankomst kunnen
verblijven, zonder dat zij de grenscontrole hoeven te passeren voor het binnenkomen
van deze staat van doorreis.
3.45 De verdragsluitende staten dienen van de onderdanen van zo min mogelijk staten
een direct doorreisvisum te vereisen, indien zij met een internationale vlucht aankomen
en met dezelfde vlucht of met een andere vlucht vanaf dezelfde luchthaven op dezelfde
dag hun reis vervolgen naar een derde staat.
3.46 De verdragsluitende staten dienen maatregelen vast te stellen, waardoor passagiers
die zich in de transitzone bevinden en 's nachts onverwacht vertraging oplopen, omdat
een vlucht geannuleerd dan wel uitgesteld wordt, de luchthaven mogen verlaten om elders
te overnachten.
K. Behandeling van bagage die gescheiden is van de eigenaar
3.47 De verdragsluitende staten dienen exploitanten toe te staan onjuist verwerkte
bagage over te brengen naar de plaats waar de eigenaar zich bevindt en de exploitanten
niet aansprakelijk te stellen voor boetes, invoerrechten en belastingen vanwege het
feit dat de bagage onjuist verwerkt is.
3.48 De verdragsluitende staten dienen de directe doorvoer van onjuist verwerkte bagage
tussen internationale vluchten op dezelfde luchthaven toe te staan zonder dat deze
gecontroleerd wordt, tenzij dit nodig geacht wordt in verband met de veiligheid van
de luchtvaart of overige noodzakelijke controles. Indien directe doorvoer niet mogelijk
is, dienen de verdragsluitende staten te garanderen dat voorzieningen worden getroffen
voor de tijdelijke opslag van dergelijke bagage onder strikt toezicht in een geschikte
ruimte.
3.49 De verdragsluitende staten dienen de exploitanten toe te staan niet-geïdentificeerde,
achtergebleven of onjuist verwerkte bagage namens de eigenaren over te brengen naar
een geschikte plaats voor vrijgave en deze bagage aan de eigenaren af te leveren.
3.50 De verdragsluitende staten dienen niet-geïdentificeerde, achtergebleven en onjuist
verwerkte bagage zo spoedig mogelijk vrij te geven en voor de verdere afwikkeling
ervan te retourneren aan de exploitant. Met inachtneming van de voorwaarden die door
de overheidsinstanties zijn vastgesteld mogen exploitanten dergelijke bagage zonodig
openen om de eigenaar ervan te kunnen achterhalen.
3.51 De exploitant is niet verplicht nog niet door de overheidsinstanties vrijgegeven
bagage te bewaken en dient te worden vrijgesteld van invoerrechten en belastingen
die over dergelijke bagage geheven kunnen worden, indien de douane de bagage onder
haar hoede neemt en deze uitsluitend onder haar toezicht valt.
L. Zorg voor en opvang van passagiers en bemanningsleden
I. Algemeen
3.52 De overheidsinstanties in kwestie dienen van de passagiers en bemanningsleden
terstond na te gaan of zij tot de staat toegelaten kunnen worden.
3.52.1 De exploitant is verantwoordelijk voor de zorg voor en opvang van de passagiers
en bemanningsleden, totdat zij gecontroleerd kunnen worden. Hiertoe behoort de zorg
voor passagiers en bemanningsleden tussen het luchtvaartuig en de gebouwen van de
luchthaven en in de transitruimte van de luchthaven, met dien verstande dat de verdragsluitende
staten de exploitant eventueel geheel of gedeeltelijk kunnen vrijwaren van deze verantwoordelijkheid.
Opmerking: Met ‘gecontroleerd kunnen worden’ wordt doorgaans bedoeld de eerste keer
dat een passagier, nadat hij van boord is gegaan teneinde het desbetreffende land
te betreden, voor een controleambtenaar verschijnt. Deze controleert de documenten
die de passagier hem overhandigt en bepaalt of hij de passagier toegang verleent of
niet. Deze controle omvat niet het inzien van de documenten onmiddellijk na het verlaten
van het luchtvaartuig, hetgeen uitgevoerd kan worden door overheidsinstanties ten
behoeve van het opstellen van profielschetsen.
3.52.2 Aanbevolen praktijk: Na deze voorwaardelijke of onvoorwaardelijke toelating zouden de overheidsinstanties
in kwestie de verantwoording moeten dragen voor de zorg voor en opvang van de passagiers
en bemanningsleden, totdat zij officieel worden toegelaten of ontoelaatbaar bevonden
worden en wederom onder de hoede van de exploitant worden geplaatst, voor vervoer
naar buiten het grondgebied van de staat.
II. Controle van personen
Controle van documenten
3.53 De exploitanten dienen bij het aan boord gaan voorzorgsmaatregelen te treffen
om te waarborgen dat passagiers over de documenten beschikken, die de staten van doorreis
en bestemming verlangen voor controledoeleinden zoals beschreven in Hoofdstuk 3, Sectie
B.
3.54 De verdragsluitende staten en exploitanten dienen waar nodig samen te werken
bij het vaststellen van de geldigheid en de echtheid van de paspoorten en visa die
door vertrekkende passagiers overgelegd worden.
3.54.1 Aanbevolen praktijk: De bevoegde overheidsinstanties van de verdragsluitende staten zouden gezamenlijk
dan wel afzonderlijk samenwerkingsovereenkomsten, zoals memoranda of understanding
(MOU's), moeten aangaan met de exploitanten die internationale vluchten van en naar
de Staten in kwestie verzorgen, met daarin richtlijnen voor wederzijdse ondersteuning
en samenwerking ten behoeve van de bestrijding van fraude met reisdocumenten. In dergelijke
overeenkomsten zouden verantwoordelijkheden moeten worden toegekend aan de overheidsinstanties
en de exploitanten voor het vaststellen van de geldigheid en echtheid van de reisdocumenten
van vertrekkende passagiers en voor het treffen van maatregelen om te voorkomen dat
passagiers de documenten onderweg naar hun bestemming verliezen of vernietigen.
3.54.2 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten zouden met de andere verdragsluitende staten overeenkomsten,
zoals memoranda of understanding (MOU's), moeten aangaan om verbindingsofficieren
op luchthavens aan te stellen of andere vormen van internationale samenwerking te
realiseren teneinde de exploitanten te helpen bij het vaststellen van de geldigheid
en echtheid van de paspoorten en visa van vertrekkende passagiers.
3.55 De verdragsluitende staten dienen de exploitanten niet te beboeten indien binnenkomende
passagiers en passagiers op doorreis niet over de vereiste papieren blijken te beschikken
en de exploitanten kunnen aantonen dat zij de nodige voorzorgsmaatregelen hebben getroffen
om te waarborgen dat de passagiers voldeden aan de voorwaarden ten aanzien van documenten
voor het binnenkomen in de ontvangende staat.
3.55.1 Aanbevolen praktijk: Indien exploitanten naar tevredenheid van de overheidsinstanties hebben samengewerkt
met deze instanties, bijvoorbeeld krachtens een memorandum of understanding tussen
de betrokken partijen op het gebied van maatregelen teneinde te voorkomen dat personen
worden vervoerd die niet over de vereiste papieren beschikken, zouden de verdragsluitende
staten de boetes en sancties moeten verlagen, die opgelegd worden wanneer dergelijke
personen naar hun grondgebied zouden worden vervoerd.
Ontoelaatbare personen
3.56 Iedere verdragsluitende staat dient te waarborgen dat de overheidsinstanties
frauduleuze, valse en vervalste reisdocumenten in beslag nemen. De overheidsinstanties
dienen eveneens de reisdocumenten van een persoon die zich voordoet als de rechtmatige
eigenaar van het reisdocument, in beslag te nemen. Dergelijke documenten dienen uit
de roulatie genomen te worden en zo spoedig mogelijk geretourneerd te worden aan de
instanties van de plaats van afgifte.
3.57 Aanbevolen praktijk: Indien de in 3.53 bedoelde voorzorgsmaatregelen getroffen zijn, maar de passagier
desondanks niet toegelaten wordt vanwege problemen met het document die buiten de
expertise van de exploitant liggen of vanwege oorzaken anders dan onjuiste papieren,
zou de exploitant niet direct aansprakelijk gesteld moeten worden voor de kosten die
ontstaan vanwege de officiële aanhouding van de passagier.
3.58 De overheidsinstanties dienen de exploitant onverwijld op de hoogte te stellen
van het feit dat een passagier ontoelaatbaar is gebleken en met de exploitant te overleggen
over de mogelijkheden voor verwijdering.
Opmerking 1: Een persoon, die ontoelaatbaar wordt bevonden, dient teruggeplaatst te
worden onder de hoede van de exploitant die de persoon rechtstreeks naar de eindbestemming
heeft vervoerd of, indien van toepassing, onder de hoede van één van de exploitanten
die de persoon naar één van de doorreisbestemmingen heeft vervoerd.
Opmerking 2: Niets uit deze bepaling of opmerking 1 mag zodanig geïnterpreteerd worden
dat een persoon die op het grondgebied van de verdragsluitende staat asiel aanvraagt
mag worden teruggezonden naar een land waar zijn leven of vrijheid in gevaar is vanwege
zijn ras, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde maatschappelijke
groepering of politieke overtuiging.
3.59 In plaats van het ingenomen document dient de staat die de persoon terugvervoert,
een begeleidende brief te verstrekken met daaraan een fotokopie van het ingenomen
reisdocument (indien aanwezig) gehecht, alsmede alle belangrijke gegevens, zoals het
bevel tot terugvervoeren. De begeleidende brief met de bijlagen wordt aan de exploitant
overhandigd die verantwoordelijk is voor het terugvervoeren van de ontoelaatbare persoon.
Deze brief voorziet de overheidsinstanties op de oorspronkelijk instapplaats en/of
op de tussenstops van informatie. Ingeval de ontoelaatbare persoon zijn reisdocumenten
heeft verloren dan wel vernietigd, dient een soortgelijke brief te worden afgegeven.
Opmerking: Voorbeelden voor de opmaak van brieven die van toepassing zijn op het terugvervoeren
van passagiers die niet over de vereiste papieren beschikken, zijn opgenomen in Bijlage
9.
3.59.1 Aanbevolen praktijk: Iedere verdragsluitende staat dient, waar nodig, erop toe te zien dat de overheidsinstanties
die een bevel tot terugvervoeren afgeven, de overheidsinstanties van de landen van
doorreis en zonodig van het land van eindbestemming hiervan in kennis stellen.
Opmerking: Deze kennisgeving dient de volgende informatie te bevatten:
-
a)
de identiteit van de persoon;
-
b)
reden voor het terugvervoeren;
-
c)
eventuele begeleider(s); en
-
d)
risicoanalyse door de bevoegde instanties.
3.60 Iedere verdragsluitende staat dient te waarborgen dat een persoon die ontoelaatbaar
bevonden wordt, teruggeplaatst wordt onder de hoede van de exploitant, die verantwoordelijk
is voor het onmiddellijk terugvervoeren naar:
3.60.1 Indien de overheidsinstanties reden hebben om aan te nemen dat een persoon,
die ontoelaatbaar bevonden is, weerstand zou kunnen bieden tijdens zijn verwijdering,
dienen zij de exploitant daarvan tijdig op de hoogte te stellen, zodat deze voorzorgsmaatregelen
kan treffen om de veiligheid tijdens de vlucht te waarborgen.
Opmerking: De beveiliging zou daartoe verzorgd moeten worden door overheidsfunctionarissen,
zo nodig krachtens nationale voorschriften, of door de exploitant die zijn eigen beveiligingspersoneel
zou moeten inzetten of voor eigen rekening personeel zou moeten inhuren, dat hij competent
acht.
3.61 Indien een passagier ontoelaatbaar wordt bevonden en conform 3.60 wordt teruggezonden,
dienen de overheidsinstanties die de verwijdering gelasten, de reisdocumenten van
de ontoelaatbare persoon (waaronder de brieven met betrekking tot de terugzending
van passagiers die niet over de vereiste papieren beschikken) aan de exploitant te
overhandigen of, indien de personen worden begeleid, aan de begeleider/bewaker, die
de reisdocumenten moet overhandigen aan de overheidsinstanties van de staat van bestemming.
3.62 Indien een persoon ontoelaatbaar wordt bevonden en overgedragen wordt aan de
exploitant teneinde van het grondgebied van de staat verwijderd te worden, mag de
exploitant niet belet worden de vervoerskosten die voortvloeien uit de ontoelaatbaarheid
van de betrokkene, te verhalen op de betrokkene.
3.63 De verdragsluitende staten dienen ten aanzien van een persoon die wordt teruggezonden
vanaf de uitstapplaats waar hij ontoelaatbaar werd bevonden na te gaan of deze voor
het instappen eerder op hun grondgebied verbleef, anders dan op doorreis. De verdragsluitende
staten dienen een dergelijk persoon niet terug te zenden naar het land waar hij eerder
ontoelaatbaar werd bevonden.
Opmerking: Met deze bepaling wordt niet beoogd de overheidsinstanties ervan te weerhouden
ten aanzien van een teruggezonden, ontoelaatbaar persoon vast te stellen of hij toegang
krijgt in de staat of om voorzieningen te treffen voor zijn overbrenging, verwijdering
of uitzetting naar de staat waarvan hij onderdaan is of een andere staat waar hij
toegelaten wordt.
3.63.1 Indien de procedure in 3.63 wordt uitgevoerd voor een ontoelaatbaar persoon
die zijn reisdocument verloren dan wel vernietigd heeft, dienen de verdragsluitende
staten in plaats daarvan een document, afgegeven door de overheidsinstanties van de
verdragsluitende staat waar de persoon ontoelaatbaar werd bevonden, te accepteren
waarin de situatie tijdens het instappen en de aankomst wordt omschreven.
3.64 Bij het volgen van de procedure in 3.59 dienen de verdragsluitende staten de
bedoelde begeleidende brief te aanvaarden en niet de overhandiging van de betreffende
frauduleuze, valse of vervalste documenten te verlangen.
3.65 De verplichting van een exploitant om een persoon van het grondgebied van een
verdragsluitende staat te verwijderen, vervalt wanneer de betrokkene officieel tot
die staat wordt toegelaten.
Uit te zetten personen
3.66 Iedere verdragsluitende staat dient erop toe te zien dat de betrokken exploitanten
in kennis worden gesteld van personen die moeten reizen, omdat de overheidsinstanties
officieel hun verwijdering uit die staat hebben gelast. De overheidsinstanties dienen
de exploitanten daarvan tijdig op de hoogte te stellen, zodat zij voorzorgsmaatregelen
kunnen treffen om de veiligheid tijdens de vlucht te waarborgen.
Opmerking: Met inachtneming van de nationale wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens
dienen de overheidsinstanties de volgende informatie te verstrekken aan de exploitanten:
-
–
naam van de uit te zetten persoon;
-
–
reden voor uitzetting;
-
–
namen van begeleiders/bewakers;
-
–
of de betrokkene al dan niet bereid is te reizen; en
-
–
alle overige informatie, opdat de exploitanten kunnen beoordelen of de veiligheid
van de vlucht in het geding kan komen.
Teneinde de coördinatie en de beveiliging op elkaar af te stemmen, dient kennis te
worden genomen van de toepasselijke bepalingen in Bijlage 17, Hoofdstuk 4.
3.67 Iedere verdragsluitende staat dient erop toe te zien dat de overheidsinstanties
die de uitzetting gelasten, de overheidsinstanties van het land van doorreis en eventueel
het land van bestemming op de hoogte stellen van het beoogde vervoer.
Verkrijging van vervangend reisdocument
3.68 Indien een verdragsluitende staat wordt verzocht reisdocumenten te verstrekken
om de terugkeer van één van zijn onderdanen te bevorderen, dient deze daar binnen
een redelijke termijn op te antwoorden, maar ten hoogste 30 dagen nadat een dergelijk
verzoek is ingediend, hetzij door een reisdocument af te geven, hetzij door de verzoekende
staat te verzekeren dat de betrokkene niet zijn onderdaan is.
3.69 Een verdragsluitende staat mag de afgifte van een reisdocument niet afhankelijk
stellen van de ondertekening door de betrokkene van een aanvraag voor dat document.
3.70 Indien een verdragsluitende staat heeft vastgesteld dat de persoon voor wie een
reisdocument is aangevraagd zijn onderdaan is, maar binnen 30 dagen na het verzoek
geen paspoort kan verstrekken, dient de staat een nooddocument te verstrekken, waaruit
de nationaliteit van de betrokkene blijkt en dat geldig is voor hernieuwde toelating
tot die staat.
3.71 Een verdragsluitende staat dient de terugkeer van zijn onderdaan niet te belemmeren
door de betrokkene statenloos te laten worden zonder overleg met de staat die de verwijdering
van de betrokkene heeft gelast.
M. Bemanning en ander personeel van de exploitant
3.72 De verdragsluitende staten dienen erop toe te zien dat de inspectie van bemanningsleden
en hun bagage, wanneer deze bij aankomst of vertrek vereist is, zo vlot mogelijk wordt
uitgevoerd.
3.73 De verdragsluitende staten dienen regelingen te treffen waardoor de bemanningsleden
van hun luchtvaartmaatschappijen zonder vertraging en kosteloos bemanningscertificaten
(CMC) kunnen verkrijgen die geldig zijn voor de duur van hun dienstverband.
Opmerking: De CMC is ingesteld als een identificatiekaart voor zowel cockpit- als
cabinepersoneel; voornaamste doel van de vergunningen voor de bemanning blijft het
aantonen van de professionele kwalificaties van het cockpitpersoneel.
3.73.1 Aanbevolen praktijk: De certificaten bedoeld in 3.73, 3.74 en 3.75 dienen machinaal leesbare kaarten te
zijn, afgegeven overeenkomstig de specificaties van Doc 9303, Deel 3 – Formaat 1 en Formaat 2 Machinaal leesbare officiële reisdocumenten. Wanneer dit niet mogelijk is, dienen de certificaten te worden afgegeven als weergegeven
in Bijlage 7, d.w.z. met dezelfde opmaak als het zichtbare deel van het machinaal
leesbare bemanningscertificaat.
3.74 Ingeval cockpit- en cabinepersoneel van luchtvaartmaatschappijen dat de bemanningscertificaten
bij het in- of uitstappen behoudt, op de luchthaven waar het luchtvaartuig is geland
of binnen de grenzen van nabijgelegen steden verblijft en met hetzelfde luchtvaartuig
of de volgende geregelde vlucht vertrekt, dient iedere verdragsluitende staat dergelijke
bemanningscertificaten te aanvaarden voor tijdelijke toelating tot de staat en geen
paspoort of visum te verlangen.
Opmerking 1: Met deze bepaling wordt beoogd een bemanningscertificaat als identiteitsdocument
te erkennen, zelfs als de houder ervan geen onderdaan is van de registratiestaat van
het luchtvaartuig aan boord waarvan hij werkt. Er wordt niet mee beoogd verdragsluitende
staten ervan te weerhouden, dergelijke bemanningscertificaten af te geven aan ingezeten
buitenlandse bemanningsleden.
Opmerking 2: De invoering van 3.74 maakt snelle en efficiënte afhandeling van personeel
door luchtvaartmaatschappijen mogelijk. Deze bepalingen kunnen niet ten volle worden
benut omdat sommige staten niet tot aanvaarding ervan zijn overgegaan.
3.74.1 Iedere verdragsluitende staat dient cockpit- en cabinepersoneel van een luchtvaartuig
dat tegen betaling of op huurbasis wordt geëxploiteerd, maar geen deel uitmaakt van
geregelde internationale luchtdiensten, het recht van tijdelijke toelating te verlenen,
overeenkomstig de omschrijving in 3.74, onder de voorwaarde dat dergelijk cockpit-
en cabinepersoneel met het luchtvaartuig op de eerstvolgende vlucht naar buiten het
grondgebied van de staat dient te vertrekken.
3.75 Wanneer een bemanningslid van een luchtvaartmaatschappij voor de uitoefening
van zijn functie als passagier met een willekeurig vervoermiddel naar een andere staat
moet reizen om zich bij een luchtvaartuig te vervoegen, dient iedere staat ten behoeve
van diens tijdelijke toelating en de noodzakelijke bewegingsvrijheid binnen het grondgebied
van die staat teneinde het genoemde luchtvaartuig te bereiken, van dat bemanningslid,
in plaats van een paspoort en visum, een bemanningscertificaat te aanvaarden als omschreven
in 3.73.1 en 3.74, en waar nodig aangevuld met een document van zijn werkgever waaruit
het doel van de reis blijkt.
3.75.1 Aanbevolen praktijk: Iedere verdragsluitende staat dient rechten voor tijdelijke toelating overeenkomstig
de rechten omschreven in 3.75 en onder dezelfde voorwaarden toe te kennen aan een
bemanningslid van een luchtvaartuig dat tegen betaling of op huurbasis wordt geëxploiteerd,
maar geen deel uitmaakt van geregelde internationale luchtdiensten.
3.76 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten dienen regelingen te treffen om de toelating ten behoeve
van het verblijf op hun grondgebied te bespoedigen van grond- en luchtpersoneel van
buitenlandse luchtvaartmaatschappijen die diensten uitvoeren naar of via het genoemde
grondgebied, voorzover dergelijk personeel nodig is voor toezicht en technische taken
die rechtstreeks verband houden met de exploitatie van internationale luchtdiensten
die door genoemde luchtvaartmaatschappijen worden uitgevoerd.
3.77 De verdragsluitende staten dienen regelingen te treffen voor de onverwijlde tijdelijke
toelating tot hun grondgebied van technisch personeel van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen
die diensten uitvoeren naar of via het genoemde grondgebied en dat urgent is teneinde
een luchtvaartuig dat zijn reis om technische redenen niet kan vervolgen, in luchtwaardige
toestand te brengen. Ingeval staten een garantie verlangen voor bijvoorbeeld het levensonderhoud
in en de terugkeer uit een dergelijke staat, dient hierover overleg plaats te vinden
zonder dat de onmiddellijke toelating van genoemd personeel hierdoor wordt vertraagd.
N. Vluchtuitvoerings- en cabineveiligheidspersoneel burgerluchtvaart
3.78 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten dienen te garanderen dat inspecteurs van vluchtuitvoering
en cabineveiligheid van een andere verdragsluitende staat bij de uitvoering van hun
inspectietaken op dezelfde manier worden behandeld als bemanningsleden, volgens de
bepalingen van 3.72.
3.79 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten dienen hun vluchtuitvoerings- en cabineveiligheidsinspecteurs
een certificaat te leveren met daarin het in Bijlage 8 uiteengezette materiaal, dat
geldig is gedurende het dienstverband van de inspecteurs.
3.80 Aanbevolen praktijk: Vluchtuitvoeringsinspecteurs en cabineveiligheidsinspecteurs dienen in het bezit te
zijn van het certificaat als vermeld in 3.79, een kopie van het vluchtschema van de
vluchtinspecteur goedgekeurd door de staat die de inspecteur in dienst heeft, en een
geldig paspoort.
3.81 Aanbevolen praktijk: De verdragsluitende staten dienen de privileges van tijdelijke toelating als beschreven
in 3.74 toe te kennen aan vluchtuitvoerings- en cabineveiligheidsinspecteurs van een
andere verdragsluitende staat wanneer deze zich bezighouden met inspectiewerkzaamheden,
vooropgesteld dat het vertrek op de volgende inspectievlucht in het vluchtschema van
de inspecteur niet later is dan na een normale rustperiode.