4. Welke criteria en voorwaarden hanteren wij bij de beoordeling?
[Regeling vervallen per 01-07-2005]
ad A. Ondersteuning van aankopen in het kader van het collectieplan (totaalbudget
ca. f 2 miljoen per jaar)
Musea die aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoen kunnen een aanvraag bij de
Mondriaan Stichting doen voor financiële ondersteuning van aankopen van beeldende
kunst en vormgeving geproduceerd in de 20e en 21e eeuw. Minstens de helft dient aankopen
te betreffen van Nederlandse kunstenaars.
Hiertoe moet een collectieplan inclusief aankoopplan worden ingediend waaruit duidelijk
wordt waarom deze kunst of vormgeving van belang is voor het eigen museum en hoe deze
aankopen zich verhouden binnen de 'Collectie Nederland'.
In dit collectieplan geeft het museum aan wat de doelstelling van de instelling is,
wat de relatie tussen de bestaande collecties en doelstelling is, welke collectieonderdelen
afgerond zijn en in welke categorieën beeldende kunst en vormgeving het voornemens
is aankopen te doen en de reden waarom. Van deze collecties moet duidelijk zijn welk
doel wordt nagestreefd en waar de hiaten zich bevinden. Bovendien moet inzicht worden
verschaft in de gestelde prioriteiten.
Het ingediende beleidsplan moet kwaliteit waarborgen en moet een aanvulling of uitbreiding
beogen op de bestaande collectie en daarmee een verrijking zijn van het Nederlands
cultuurbezit.
In dit collectie- en aankoopplan worden wel categorieën van werken genoemd maar geen
specifieke werken. Tevens geeft het museum aan op welke wijze het voornemens is deze
werken te presenteren. Hiermee maakt het museum duidelijk dat het zelf ook prioriteit
hecht aan de ingediende voorstellen.
Aan de hand van de binnengekomen aanvragen (voor de periode 2002-2003 moeten aanvragen
vóór 1 oktober 2001 door de Mondriaan Stichting ontvangen zijn) stelt de Mondriaan
Stichting vast welke musea financiële ondersteuning zullen ontvangen.
De beoordeling van de aanvragen vindt plaats op basis van de volgende punten:
-
- het gevoerde beleid van het museum;
-
- de kwaliteit van het ingediende collectie- en aankoopplan;
-
- de presentatiemogelijkheden van de eventueel aangekochte werken;
-
- de aanwezigheid van werken uit een zelfde categorie in andere Nederlandse musea, alsmede
de context waarin de aan te kopen werken worden geplaatst; dit om een goede afweging
te maken van het collectie- en presentatiebeleid van de afzonderlijke musea in relatie
tot het totaal van de museale collecties in Nederland;
-
- de voor dit doel bestemde financiële middelen bij de Mondriaan Stichting in relatie
tot het aantal aanvragen;
-
- het bruikleenbeleid van het museum (de mate van medewerking aan bruikleenverkeer).
De Mondriaan Stichting zal op basis van een kwalitatieve beoordeling van boven genoemde
punten de hoogte van de financiële ondersteuning vaststellen. De financiële bijdrage
van de Mondriaan Stichting zal per museum nooit hoger zijn dan f 250.000 per jaar.
Indien de aanvraag (inclusief het collectie- en aankoopplan) wordt gehonoreerd zal
dat voor twee jaar geschieden. Formeel worden toezeggingen per jaar gedaan, doch de
Mondriaan Stichting zal zoveel als mogelijk de voorwaarden creëren om voor twee jaar
duidelijkheid te geven ten aanzien van de te verwachten financiële ondersteuning.
ad C. Het ondersteunen van aankopen van zeer bijzondere werken of deelcollecties;
Aankoopfonds Collectie Nederland, onderdeel moderne beeldende kunst en vormgeving
De Mondriaan Stichting kan bijdragen aan het verwerven van zeer bijzondere werken
of deelcollecties van beeldende kunst en vormgeving uit de 20e eeuw. Het gaat om incidentele
museale aankopen met een zeer bijzondere betekenis. De aankopen moeten van aantoonbaar
cruciaal belang zijn voor de 'Collectie Nederland'. Het zal vaak gaan om aankopen
die belangrijke lacunes in de eigen collectie opvullen (retrospectief) of hele speciale
aankopen van deelcollecties beeldende kunst of vormgeving die anders voor Nederland
verloren dreigen te gaan. Bovendien zullen deze aankopen vaak een spoedeisend karakter
hebben. Deze ondersteuningsmogelijkheid is enigszins vergelijkbaar met de werkwijze
van de Vereniging Rembrandt, doch het is uitdrukkelijk niet de bedoeling een veelheid
aan aankopen te gaan ondersteunen. Deze museale aankoopregeling is bestemd voor bijzondere
(ad-hoc)aankopen en niet voor het op reguliere basis financieel ondersteunen van het
collectiebeleid van een museum. Om het bijzondere karakter van de aankoop te onderstrepen
kunnen alleen aankopen met een minimum aankoopbedrag van f 100.000 financieel worden
ondersteund.
Het aankoopfonds zal nooit een financiële ondersteuning van 100% voor een aankoop
bieden. Uitgangspunt is dat musea ook uit andere bronnen bijdragen weten te verwerven
en daarmee het draagvlak voor de aankoop aantonen (eigen bijdrage, andere fondsen,
sponsoring). De Mondriaan Stichting zal niet meer dan 40% van het aankoopbedrag bijdragen.
Dit betekent (door het minimum aankoopbedrag van f 100.000) dat de eigen inbreng minimaal
f 60.000 bedraagt.
Het aankoopfonds moderne beeldende kunst en vormgeving betreft een fonds dat gecreëerd
werd met een startkapitaal van f 1.750.000 dat jaarlijks wordt aangevuld met een bedrag
van circa 2 miljoen en rente. Met ingang van 1999 wordt een extra financiële bijdrage
van f 1.000.000 toegevoegd aan het fonds uit het Aankoopfonds Collectie Nederland.
Al met al betekent dat het aankoopfonds moderne beeldende kunst in 200 is aangegroeid
tot ruim f 8 miljoen. Voor de overige museale collectiegebieden geldt de regeling
Aankoopfonds Collectie Nederland en de in die regeling genoemde voorwaarden en criteria.
Voorwaarden
[Regeling vervallen per 01-07-2005]
Omdat de gewenste aankoop de collectie van het betreffende museum in belang doet toenemen
wordt van musea die financiële ondersteuning uit het aankoopfonds verkrijgen verwacht
dat zij een actieve inspanning leveren aan de collectiemobiliteit, dit om tot een
upgrading van zowel de eigen collectie als die van andere Nederlandse musea te komen.
Tevens wordt van deze musea een zeer coulant en actief bruikleenverkeer geëist ten
opzichte van Nederlandse collega-musea.
De musea die een beroep op deze regeling doen dienen in het onderlinge bruikleenverkeer
te handelen conform het reciprociteitbeginsel ('wat gij niet wilt dat u geschiedt,
doe dat ook een ander niet'). Dat betekent dat aan Nederlandse musea geen loan-fee
in rekening wordt gebracht (waaronder kosten voor werkzaamheden van de eigen museummedewerkers
voor bruiklenen). Het bruikleenverkeer tussen musea moet erop gericht zijn de handling-fee
(directe kosten als transport, verzekering, bekisting e.d.) zo laag mogelijk te houden.
De afweging tot het al dan niet verlenen van de bruiklenen moet niet plaatsvinden
op financiële redenen maar op grond van het 'welzijn' van het werk en op inhoudelijke
gronden, waarbij aanvragen van Nederlandse collega musea soepel worden beoordeeld.
Bij de aanvraag dient het museum een verklaring te voegen waarin het museum verklaart
conform het bovenstaande te handelen.
De musea die een beroep willen doen op deze regeling moeten een collectieplan overleggen.
In dit collectieplan staat waar de museale collectie uit bestaat, wat de kerncollectie
is en hoe het museum zich positioneert ten opzichte van andere Nederlandse of buitenlandse
musea in dezelfde sector. Bovendien moet in dit plan aandacht worden besteed aan de
vraag hoe het museum een rol denkt te kunnen vervullen in het vergroten van de samenhang
en mobiliteit binnen de Collectie Nederland. Daartoe moet in het collectieplan aangegeven
worden welke objecten of (deel)collecties het museum daadwerkelijk beschikbaar stelt
als langdurige bruiklenen of overdracht aan andere musea.
De voorgestelde aankopen moeten bestemd zijn voor (semi-)permanente opstellingen.
Slechts met schriftelijke toestemming van het Ministerie van OCW of de Mondriaan Stichting
mag de aankoop aan de openbaarheid worden onttrokken door plaatsing in een studieafdeling,
depot of een andere ruimte die niet toegankelijk is voor het algemeen publiek. Wanneer
aankopen door de aard van het object (tekeningen, prenten e.d.) niet langdurig kunnen
worden tentoongesteld, moeten zij op verzoek kunnen worden geraadpleegd. Met betrekking
tot de presentatie van de aankopen dient het aanvragende museum duidelijk te maken
welke functie de aankoop in de presentatie vervult, anders gezegd met welk verhaal
de presentatie wordt verrijkt.
Voor de volledigheid wordt nog vermeld dat deze regeling niet is bedoeld voor de aankoop
van objecten welke staan vermeld op de lijst, behorend bij de Wet Behoud Cultuurbezit. Voor deze objecten bestaat een aparte financiële regeling bij het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Aanvragen voor financiële ondersteuning dienen de Mondriaan Stichting ten minste 3
maanden voor de feitelijke aankoop- of veilingsdatum te bereiken. Alleen wanneer er
sprake is van een aantoonbare en onvermijdbare spoedsituatie kan van de genoemde termijn
worden afgeweken. De termijn van drie maanden is nodig voor het inwinnen van deskundigenadvies
ter voorbereiding van besluitvorming door de Mondriaan Stichting.