Tante-Agaathregeling, maatschap, persoonlijk ondernemingsvermogen

[Regeling vervallen per 10-04-2009 met terugwerkende kracht tot en met 24-03-2009.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m 23-03-2009

Tante-Agaathregeling, maatschap, persoonlijk ondernemingsvermogen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, Besluit van 7 september 1998, nr. DB98/3138M.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 10-04-2009 met terugwerkende kracht tot en met 24-03-2009]

Mij zijn vragen gesteld inzake het verstrekken van een directe belegging in durfkapitaal (hierna: Agaathlening) aan een beginnende ondernemer die een onderneming drijft in een samenwerkingsverband met een niet-beginnende ondernemer, bijvoorbeeld een maatschap of een vennootschap onder firma. Naar aanleiding daarvan deel ik het hiernavolgende mede. Omwille van de eenvoud wordt hierna gesproken over maatschap; het onderstaande geldt ook voor andere samenwerkingsvormen.

2. De beginnende ondernemer

[Regeling vervallen per 10-04-2009 met terugwerkende kracht tot en met 24-03-2009]

De Agaathregeling beoogt het verwerven van kapitaal voor beginnende ondernemers te vergemakkelijken. De faciliteiten van de regeling maken het mogelijk dat geldverstrekkers genoegen nemen met een lagere rentevergoeding. Aan een Agaathlening wordt de eis gesteld dat deze is verstrekt aan een beginnende ondernemer. Een beginnende ondernemer is een natuurlijk persoon die in Nederland voor zijn rekening een onderneming drijft en ten aanzien van wie de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking heeft verklaard dat hij voldoet aan de desbetreffende voorwaarden.

3. Maatschap

[Regeling vervallen per 10-04-2009 met terugwerkende kracht tot en met 24-03-2009]

Een geldlening verstrekt aan een maatschap, waarvan niet alle maten beginnend ondernemer zijn, voldoet niet aan de wettelijke vereisten. Wel is het mogelijk een Agaathlening aan een beginnende ondernemer in deze maatschap te verstrekken indien deze uitsluitend bestemd is voor de beginnende ondernemer. Om die reden zal de beginnende ondernemer de Agaathlening tot zijn persoonlijke – dus buitenmaatschappelijke – ondernemingsvermogen moeten rekenen. Een lening die op de maatschapsbalans voorkomt en waarin de maten gezamenlijk delen, kan niet voldoen aan de wettelijke bepalingen, omdat de desbetreffende geldlening niet in zijn geheel wordt aangewend in de persoonlijke onderneming van de beginnende ondernemer.

De Agaathregeling is niet meer van toepassing vanaf het moment waarop de schuld is overgenomen door een ander subject, zoals in het geval waarin de ondernemer de Agaathlening heeft ingebracht in een maatschap waarin niet alle maten beginnende ondernemer zijn. Gelet op de bedoeling van de wetgever moeten de voordelen van de Agaathlening geheel ten goede komen aan de beginnende ondernemer. Een niet-beginnende-ondernemer kan dus niet – ook niet door het aangaan van een maatschap met een beginnende ondernemer – profiteren van de rentevoordelen van een Agaathlening. Indien niet langer wordt voldaan aan de Agaathvereisten heeft dat met name gevolgen voor de faciliteiten bij de geldverstrekker. Heeft deze evenwel geen medewerking verleend aan de schuldoverneming – de oorspronkelijke schuldenaar blijft alsdan in privé aansprakelijk voor de schuld – dan blijft voor de geldverstrekker de faciliteit van de mogelijkheid van verliesneming doorlopen. Deze laatste faciliteit geldt overigens alleen voor de directe Agaathlening.

4. Verplicht ondernemingsvermogen

[Regeling vervallen per 10-04-2009 met terugwerkende kracht tot en met 24-03-2009]

Ten slotte merk ik nog op dat de Agaathlening dient ter financiering van bestanddelen die behoren tot het verplichte ondernemingsvermogen van de beginnende ondernemer. Een in zijn geheel met een Agaathlening gefinancierd vermogensbestanddeel dat deel uitmaakt van de maatschapsbalans kan niet in zijn geheel worden toegeschreven aan de beginnende maat en voldoet dus niet aan de Agaathvereisten.

In het geval een vermogensbestanddeel dat deel uitmaakt van de maatschapsbalans voor een deel wordt gefinancierd met een Agaathlening, moet het daarmee overeenkomende deel volledig aan de beginnende ondernemer zijn toe te rekenen. Deze toerekening moet zonder enige onduidelijkheid uit de persoonlijke jaarrekening van de beginnende ondernemer zijn af te lezen. Het uitsluitend vermelden van ‘aandeel in maatschapsvermogen’ in de persoonlijke balans is niet voldoende, omdat in dat geval niet blijkt op welke investering de Agaathlening betrekking heeft en evenmin het aandeel van de beginnende ondernemer in de desbetreffende maatschapsinvestering.

De met de Agaathvereisten samenhangende manier om duidelijk te maken welke investering is gefinancierd met een Agaathlening, is om in de persoonlijke balans van de beginnende ondernemer alle aan hem toe te schrijven activa en passiva uit het maatschapsvermogen als zodanig in de persoonlijke balans op te nemen. In de praktijk wordt – wegens daarmee samenhangende administratieve lasten – een dergelijke uitwerking veelal niet geprefereerd. Om die reden ontmoet het bij mij geen bezwaar aan de actiefzijde van de persoonlijke balans te volstaan met het vermelden van de Agaathinvestering en het overige maatschapsaandeel in één bedrag samen te voegen. Uit een dergelijke balans valt de directe samenhang tussen de Agaathlening en de Agaathinvestering af te lezen en ook voor welk bedrag voor rekening van de beginnende onderneming is geïnvesteerd. Zie ter toelichting het onderstaande voorbeeld.

Voorbeeld persoonlijke balans van een beginnende ondernemer

Helft bedrijfspand

200.000

 

Ondernemingsvermogen

40.000

         

Overig aandeel in maatschapsvermogen

40.000

 

Agaathlening

200.000

 

240.000

   

240.000

Dit voorbeeld is goed toepasbaar bij het gezamenlijk kopen van een nieuw bedrijfsmiddel. In het geval echter een beginnende ondernemer bijvoorbeeld de helft van alle activa en passiva overneemt, zal een opsomming in de persoonlijke balans al snel een (zeer) grote administratieve last oproepen. Om die reden keur ik goed dat onder de hierna vermelde voorwaarden geacht wordt te zijn voldaan aan de Agaathvereisten indien de investeringen van de beginnende ondernemer die zijn gefinancierd met een Agaathlening niet als zodanig worden opgenomen in zijn persoonlijke balans, maar in de toelichting daarop. Zie voor de tekst van deze toelichting het volgende voorbeeld.

Agaathlening

In het aandeel van de maatschap is een bedrag van E ........ begrepen, dat is gefinancierd met een tot het buitenmaatschappelijke ondernemingsvermogen behorende Agaathlening ter grootte van E ........ Dit aandeel, gebaseerd op de (stakingswinst)verdeling van (als voorbeeld) 50/50, bestaat uit de volgende vermogensbestanddelen. Alle vermelde vermogensbestanddelen behoren tot het verplichte ondernemingsvermogen.

Vermogensbestanddeel

Totale boekwaarde

Aandeel beginnende maat

1. Bedrijfspand

400.000

200.000

2. .....................

.............

.............

3. .....................

.............

.............

etc.

   

Deze toelichting op de persoonlijke balans dient een eigen hoofdstuk met nummer te hebben, die in de inhoudsopgave wordt opgenomen. De lijst met vermogensbestanddelen bevat uitsluitend Agaathinvesteringen van de beginnende ondernemer. Om te kunnen beoordelen of sprake is van verplicht ondernemingsvermogen kan niet worden volstaan met hoofdlijnen.

Dit besluit treedt in werking met ingang van belastingjaar 2001

Naar boven