Afschrijving op zeeschepen

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 16-07-2008.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m 16-07-2008

Afschrijving op zeeschepen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964 en was opgenomen in de besluiten van 8 april 1971, nr. B71/3355 en 24 juli 1981, nr. 281-11100.

  • 1. Bij de behandeling van de rijksbegroting voor het dienstjaar 1971 heb ik in de Tweede Kamer der Staten-Generaal medegedeeld, dat ik bereid ben een stelsel van afschrijving op zeeschepen in de wilde vaart, waarbij de afschrijving gerelateerd wordt aan geleverde nutsprestaties, zonder daarover het oordeel van de Hoge Raad in te roepen in beginsel als goed koopmansgebruik te beschouwen. Als voorbeeld van een dergelijk stelsel heb ik genoemd een afschrijving op basis van afgelegde tonmijlen.

  • 2. Van de zijde van de Koninklijke Nederlandsche Reedersvereeniging (thans Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders) is mij nadien medegedeeld dat de term ‘tonmijlen’ in scheepvaartkringen geen vastomlijnde inhoud heeft, terwijl voorst mijn aandacht werd gevestigd op het feit dat zich ook in de lijnvaart ontwikkelingen kunnen voordoen, zoals bijvoorbeeld de containervaart, waarbij een nutsprestatiestelsel zou passen.

  • 3. In verband met de vorenbedoelde toezegging en de daarover gemaakte opmerkingen kunnen de inspecteurs er mee instemmen dat belanghebbenden desgewenst voor alle of voor bepaalde categorieën zeeschepen een stelsel toepassen waarbij het in een jaar af te schrijven bedrag zich verhoudt tot het in totaal af te schrijven bedrag – c.q. het nog af te schrijven bedrag – als de hoeveelheid in dat jaar verbruikte nutsprestaties tot de hoeveelheid nutsprestaties welke normaal kunnen worden verwacht gedurende de levensduur – c.q. de nog resterende levensduur – van het schip.

    Bij het bepalen van de vorenbedoelde hoeveelheden nutsprestaties dient op verantwoorde wijze aandacht te worden besteed aan de afgelegde/af te leggen afstand enerzijds en de bereikte/te verwachten beladingsgraad anderzijds. Daarnaast dient het stelsel een regeling te bevatten voor het geval van de normale hoeveelheid nutsprestaties een deel verloren gaat ten gevolge van bijzonder omstandigheden, hetgeen zich bijvoorbeeld kan voordoen bij langdurig opleggen van een schip. Een afschrijvingsstelsel voor zeeschepen waarin de bedoelde nutsprestaties worden gekoppeld aan de hoogte van de vrachtinkomsten van de rederijen acht ik niet aanvaardbaar gelet op de vaste jurisprudentie hierover (o.m. het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 1954, BNB 1954/117).

  • 4. Mijn aandacht is er voorts op gevestigd dat de revolutionaire technologische ontwikkeling in het internationale maritieme vervoer er toe kan leiden dan rekening moet worden gehouden met een kortere (economische) levensduur dan tot dusver gebruikelijk was.

    Het is overigens mijn wens, dat de inspecteurs met betrekking tot de afschrijving op zeeschepen een soepel standpunt innemen zowel bij de vaststelling van de elementen van een toegepast afschrijvingsstelsel (percentage, levensduur, restwaarde) als bij de bepaling van de hierboven bedoelde af te leggen afstand en de te verwachten beladingsgraad.

Dit besluit treedt in werking met ingang van belastingjaar 2001.

Naar boven