Bijlage I. Belvederesteden
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Groningen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Appingedam
Groningen
Friesland
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Bolsward
Dokkum
Franeker
Harlingen
Hindelopen
Leeuwarden
Sloten
Workum
IJlst
Sneek
Stavoren
Drenthe
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Assen
Overijssel
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Blokzijl
Deventer
Gramsbergen
Hasselt
Kampen
Oldenzaal
Ootmarsum
Vollenhove
Zwolle
Gelderland
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Arnhem
Batenburg
Bredevoort
Bronkhorst
Buren
Culemborg
Doesburg
Elburg
Harderwijk
Hattem
Nijmegen
Tiel
Zaltbommel
Zutphen
Utrecht
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Amersfoort
Oudewater
Utrecht
Wijk bij Duurstede
IJsselstein
Noord-Holland
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Alkmaar
Amsterdam
Edam
Enkhuizen
Haarlem
Hilversum
Hoorn
Medemblik
Monnickendam
Muiden
Naarden
Weesp
Zaanstad
Zuid-Holland
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Ameide
Den Briel
Den Haag
Delft
Dordrecht
Geervliet
Goedereede
Gorinchem
Gouda
Heenvliet
Leiden
Maassluis
Middelharnis
Nieuwpoort
Rotterdam
Schiedam
Schoonhoven
Vianen
Voorburg
Zeeland
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Aardenburg
Domburg
St.-Anna ter Muiden
Brouwershaven
Goes
Hulst
St.-Maartensdijk
Middelburg
Tholen
Veere
Vlissingen
Zierikzee
Noord-Brabant
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Bergen op Zoom
Breda
's-Hertogenbosch
Eindhoven
Grave
Geertruidenberg
Heusden
Megen
Oisterwijk
Ravenstein
Tilburg
Willemstad
Woudrichem
Limburg
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Heerlen
Maastricht
Roermond
Sittard
Thorn
Valkenburg
Bijlage II. Controleprotocol projectsubsidies Belvedere
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
(incidentele verantwoording)
Bij de controle op de naleving van de subsidiebepalingen wordt aan de hieronder genoemde
artikelen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) de daarbij aangegeven
aandacht besteed.
Artikelen
|
Soort aandacht
|
19, 20, 22,
|
|
24 lid 1 en 34
|
normale aandacht
|
25 lid 1
|
procedurele aandacht
|
23 lid 5, 28 en 29
|
speciale aandacht
|
Toelichting
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Onder normale aandacht wordt verstaan controle met de diepgang van een jaarrekeningcontrole zoals omschreven
in Richtlijn 200 en verder van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk
NIVRA, Amsterdam, 1996).
Onder procedurele aandacht wordt verstaan controle op het bestaan en de werking van procedures, die in het leven
zijn geroepen om aan bepaalde voorschriften te voldoen overeenkomstig paragraaf 2
van Richtlijn 400 van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk NIVRA,
Amsterdam, 1996). Zoals gebruikelijk is bij de accountantscontrole op de departementale
rekeningen, wordt het accountantscontrolerisico gesteld op 5%.
Onder speciale aandacht wordt verstaan controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of de desbetreffende voorschriften
zijn nageleefd. Deze controle wordt uitgevoerd met dezelfde diepgang als gebruikelijk
is bij de accountantscontrole op de departementale rekeningen. Dat betekent dat een
goedkeuringstolerantie van 1% bij een accountantscontrolerisico van 5% gehanteerd
wordt.
Met betrekking tot de aandacht die door de accountant aan artikel 19 van het Besluit
moet worden gegeven, wordt het volgende opgemerkt. Het is geenszins de bedoeling dat
door de accountant op grond van dit artikel een doelmatigheidsonderzoek wordt gedaan.
Van de accountant wordt verwacht dat hij zich bij zijn oordeelsvorming laat leiden
door de in het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaarde uitgangspunten met betrekking
tot het financieel beheer. Met andere woorden, een oordeel of de subsidieontvanger
zich als `een goed huisvader' over de toegewezen gelden heeft ontfermd.
Aan de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de Tijdelijke subsidieregeling Belvedere
en de niet genoemde artikelen van het Besluit behoeft bij de controle geen aandacht
te worden besteed, met dien verstande dat kennisneming daarvan noodzakelijk is teneinde
de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten.
In de subsidiebeschikking kunnen aanvullende bepalingen zijn opgenomen. De accountant
neemt van de subsidiebeschikking kennis en betrekt de naleving van de daarin eventueel
opgenomen (nadere) subsidiebepalingen in zijn controle. Voorzover de subsidiebepalingen
niet zijn nageleefd, maakt de accountant hiervan melding in zijn verklaring.
Bijlage III. Model accountantsverklaring
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Voor een incidentele verantwoording, af te geven door een accountant als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit
cultuuruitingen.
Accountantsverklaring
afgegeven ten behoeve van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Opdracht
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Wij hebben de bijgevoegde subsidiedeclaratie van ...... (naam subsidieontvanger) te
...... (plaats) gecontroleerd. De subsidiedeclaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid
van het bestuur van ...... (naam subsidieontvanger). Het is onze verantwoordelijkheid
een accountantsverklaring inzake de subsidiedeclaratie te verstrekken.
Werkzaamheden
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking
tot controleopdrachten en met in acht neming van het controleprotocol, bedoeld in
Bijlage II bij de Tijdelijke subsidieregeling Belvedere (de Regeling). Volgens deze
richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke
mate van zekerheid wordt verkregen, dat de subsidiedeclaratie geen onjuistheden van
materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van
deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen
in de subsidiedeclaratie. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag
vormt voor ons oordeel.
Oordeel (indien goedkeurend)
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Wij zijn van oordeel dat de subsidiedeclaratie voldoet aan de subsidiebepalingen van
het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) inzake de verantwoording. Tevens
delen wij mede dat de bepalingen van het Besluit genoemd in bijlage II bij de Regeling
en de nader gestelde subsidiebepalingen de brief van ..., kenmerk ..., d.d. ... zijn
nageleefd.
Oordeel (indien niet goedkeurend)
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Wij zijn van oordeel dat ...
Plaats en datum:
Handtekening:
Naam accountant:
Naam accountantskantoor:
Adres:
Postcode en woonplaats:
Telefoon:
Toelichting Algemeen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
In 1999 is de nota Belvedere, een gezamenlijke nota van de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij, de Minister van Verkeer en Waterstaat en ondergetekende aangeboden aan
de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1998/99, 26 663, nr. 2). De nota heeft tot doel tot
een andere benadering van cultuurhistorie in de ruimtelijke inrichting te komen. In
de nota wordt een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteit
van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland
kan worden omgegaan. Tevens wordt in de nota aangegeven welke maatregelen daartoe
moeten worden getroffen als aanvulling op het bestaande sectorale beleid.
Een van de uitgangspunten van de nota is de gedachte dat het belang van de cultuurhistorie
onderdeel moet uitmaken van de planvorming en dus onderdeel moet uitmaken van de reguliere
plankosten. Uit onderzoek naar de geldstromen voor de cultuurhistorie is gebleken
dat er weliswaar verschillende reguliere budgetten voor cultuurhistorie beschikbaar
zijn, maar dat die budgetten versnipperd en ongelijksoortig van aard zijn.
Om aan het Belvederebeleid uitvoering te geven, stimuleert de rijksoverheid dus in
eerste instantie het beter inzetten van bestaande sectorale middelen. Daarnaast worden
extra middelen ter beschikking gesteld, oplopend van 11 miljoen in 2000 tot 18 miljoen
in 2003 en volgende jaren tot 2010. De extra financiële middelen zijn specifiek bedoeld
voor het wegnemen van belemmeringen die het integraal benutten van de cultuurhistorie
binnen de ruimtelijke ordening in de weg staan en die leiden tot een versterking van
de cultuurhistorische dimensie.
De onderhavige regeling strekt ertoe een basis te bieden voor de verstrekking van
de hiervoor genoemde extra middelen voor het jaar 2000. De categorieën projecten waarvoor
subsidie kan worden verstrekt, zijn ontleend aan de nota Belvedere.
Onderzocht wordt welke vorm op de langere duur het meest aangewezen is voor het verstrekken
van subsidies als de onderhavige. Gelijktijdig wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden
van andere instrumenten naast het subsidie-instrument om de gestelde beleidsdoelen
te bereiken, zoals het verlenen van opdrachten en het verstrekken van leningen.
De subsidieregeling is gebaseerd op het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, een algemene
maatregel van bestuur die zijn grondslag vindt in de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
In het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen zijn bepalingen opgenomen omtrent subsidieplafonds,
de wijze waarop subsidie moet worden aangevraagd, de verplichtingen van de subsidieontvanger
en de wijze waarop de verleende subsidie wordt vastgesteld. Daarnaast is de subsidietitel
van de Algemene wet bestuursrecht van belang.
Ondergetekende neemt de besluiten omtrent de ingediende aanvragen. Dat gebeurt in
overeenstemming met de overige betrokken bewindspersonen. Consensus wordt gewaarborgd
door de wijze waarop artikel 8, eerste lid, is geformuleerd en de wijze waarop de
besluiten ambtelijk worden voorbereid, namelijk door een Stuurgroep Belvedere, waarin
(onder andere) de co-financierende bewindspersonen van OCenW, LNV en VROM ambtelijk
vertegenwoordigd zijn. De gezamenlijke voorstellen van de Stuurgroep worden administratief
en inhoudelijk voorbereid door het Projectbureau Belvedere c.q. het Projectbureau
Nieuwe Hollandse Waterlinie, die de aanvragen in ontvangst nemen (artikel 7, tweede
lid). De specifieke deskundige inbreng wordt gewaarborgd door de (tijdelijke) Adviescommissie
Belvedere.
De financiële middelen voor de onderhavige regeling zijn afkomstig van de begrotingen
van de ministeries van OCenW, LNV en VROM.
Artikelen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Artikel 1
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
- -
Onderdelen b en c
-
Nederland kent diverse gebieden met cultuurhistorische waarden. In sommige gebieden
is sprake van een cumulatie van waarden en (of) een integrale samenhang van waarden,
die maakt dat deze gebieden bijzondere aandacht verdienen.
In nauwe afstemming tussen rijk en provincies zijn gebieden geselecteerd, op kaart
gezet en beschreven in termen van karakteristieken. Daarbij zijn fysieke dragers geïdentificeerd
die als het ware het cultuurhistorische karakter van een gebied vormgeven. Het zijn
deze, niet limitatief maar wel representatief, opgesomde dragers waarop het ruimtelijk
beleid zich kan richten.
De Belvederegebieden en Belvederesteden zijn aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart
van Nederland (Belvederekaart), die is opgenomen in de nota `Belvedere, Beleidsnota
over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting'. Deze nota is ondertekend
door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Verkeer en Waterstaat. De nota is op 2
juli 1999 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 1998/99, 26 663, nrs. 1
en 2). Deze kaart is gebaseerd op deskundige beoordelingen door het rijk en de provincies
vanuit de drie betrokken invalshoeken: de archeologische, de historisch-(steden)bouwkundige
en de historisch-landschappelijke. De kaart onderscheidt gebieden met sectorale cultuurhistorische
waarden en de Belvederegebieden met gecombineerde cultuurhistorische waarden. De kaart
vormt de basis voor het gebiedsgerichte beleid. Voorzover er bij de beoordeling van
een concrete aanvraag, ondanks het bestaan van de Belvederekaart onduidelijkheid ontstaat
omtrent de exacte grenzen van een Belvederegebied, neem ik een besluit terzake. Het
gebied de Nieuwe Hollandse Waterlinie is uitgezonderd van de begripsomschrijving Belvederegebied,
omdat dit gebied als afzonderlijk project is aangemerkt (artikel 1 sub h) en dientengevolge
onduidelijkheid zou kunnen ontstaan omtrent de afbakening tussen regionale projecten,
lokale projecten en projecten Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Voor de bepaling van de cultuurhistorische waarde van de steden is een andere systematiek
gevolgd. In grote lijnen gaat het om beschermde stadsgezichten in de zin van de Monumentenwet
1988, een aantal stadsgezichten uit de jongere bouwkunst (18501940) en een aantal
in archeologisch opzicht waardevolle steden.
- -
Onderdeel d
-
De categorie themagerichte projecten betreft het stimuleren van een themagerichte
aanpak van de cultuurhistorie. Sommige cultuurhistorische waarden en structuren kennen
een verspreiding die verder reikt dan een af te bakenen gebied en lenen zich daardoor
voor een thematische benadering. Het betreft vooral projecten met als doel de cultuurhistorie
toeristisch of recreatief te ontsluiten en voorzieningen te treffen voor restauratie
en onderhoud. Deze projecten bieden veelal een goede mogelijkheid voor een directe
betrokkenheid van particuliere organisaties. Het gaat met name om twee typen thema's,
namelijk om ruimtelijke trends en historische thema's.
In algemene zin kunnen enkele majeure ruimtelijke tendensen worden onderscheiden op
het gebied van veranderend waterbeheer, de dynamiek van het platteland en de verandering
en vernieuwing van het verstedelijkingspatroon. Het zijn ontwikkelingen (`ruimtelijke
trends') die structureel van aard lijken en zich, in verschillende vormen, over een
langere termijn en over geheel Nederland zullen uitstrekken. Zij dienen als aanknopingspunten
voor cultuurhistorisch en ruimtelijk beleid.
Daarnaast zijn er de (cultuur)historische thema's als historische infrastructuur (b.v.
trekvaarten en waterwegen, oude spoorlijnen, de Romeinse `limes', middeleeuwse handelsroutes),
historische banden tussen steden en dorpen (Hanzesteden, vissersdorpen aan de Zuiderzee),
historische waterwerken (oude dijken met doorbraakkolken, vaarten en tochten, sluisjes
en dijkmagazijnen) of andersoortige thema's, zoals Holland Bloembollenland of vestingsteden.
- Onderdeel e
De categorie regionale projecten betreft de realisering van projecten in bepaalde
Belvederegebieden. De definitieve selectie van de daarvoor in aanmerking komende gebieden
zal samenvallen met de subsidieverleningen op grond van deze regeling voor het jaar
2000. De provincies zijn reeds uitdrukkelijk uitgenodigd om voorstellen te doen, zowel
terzake van de gebieden als terzake van de projecten. Het is de bedoeling dat in de
projectplannen wordt aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen. In bijzondere gevallen
kunnen echter ook gebiedsgerichte projecten die uitsluitend op titel van de cultuurhistorie
worden geëntameerd, voor subsidie in aanmerking komen.
- -
Onderdeel f
-
De categorie lokale projecten betreft het stimuleren van en investeren in lokale en
regionale initiatieven buiten de regionale projecten, maar wel in de Belvederegebieden,
gericht op een integrale benadering van de cultuurhistorie en de betrokkenheid van
particuliere partijen. Ook voor deze categorie geldt dat in bijzondere gevallen gebiedsgerichte
projecten kunnen worden geëntameerd uitsluitend op titel van de cultuurhistorie
- -
Onderdeel g
Op grond van deze regeling wordt ten behoeve van het stimuleren van op cultuurhistorische
leest geschoeide (lokale) plannen een budget beschikbaar gesteld om cultuurhistorisch
verantwoorde ontwerpen te bevorderen. Hierbij gaat het om planvorming voor de verdere
ontwikkeling van binnensteden, de vormgeving van de openbare ruimte, de herstructureringsopgaven
van bestaande bedrijventerreinen en woonwijken en de vormgeving van nieuwe uitbreidingslokaties.
- -
Onderdeel h
Subsidiëring van projecten Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft als doel het geven van
een nationale impuls aan de aanpak van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Nieuwe Hollandse
Waterlinie is aangemerkt als `nationaal project' in het kader van de nota Belvedere,
vanwege de complexe bestuurlijke en ruimtelijke opgave die een regie vanuit het Rijk
nodig maakt. Voor dergelijke omvangrijke en complexe projecten is volgens de Startnota
Ruimtelijke Ordening 1999 een integrale inrichtingsopgave aan de orde. De revitalisering
van de Nieuwe Hollandse Waterlinie kan, als megasingel rond de Randstad, de fysieke
drager van de ruimtelijke inrichtingsopgave vormen.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
In het eerste lid van artikel 2 wordt tot uitdrukking gebracht dat de eveneens op
het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen gebaseerde Regeling subsidies en uitkeringen
cultuuruitingen niet van toepassing is. Zie ook artikel 3 van die regeling. Met name
het uitgangspunt van gezamenlijkheid, zowel voor wat betreft de besluitvorming, als
voor wat betreft de financiering, en het tijdelijke karakter rechtvaardigen in het
onderhavige geval een `eigen' regeling.
Het tweede lid is ontleend aan artikel 2 van de hiervoor vermelde regeling.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
In het eerste lid van artikel 3 wordt in algemene zin aangegeven wat de bedoeling
is van de onderhavige subsidieregeling. Zie ook het algemene deel van deze toelichting.
Van belang daarbij is de algemene notie dat de regeling geen cultuurhistorische subsidieregeling
pur sang is, maar bestemd is voor ruimtelijke inrichtingsvraagstukken waarbij cultuurhistorie
een rol speelt.
In het tweede lid van artikel 3 wordt die bedoeling nader uitgewerkt. Elke aanvraag
dient op enigerlei wijze (meer of minder) aan alle gestelde eisen te voldoen. De eisen
zijn willekeurig, dat wil zeggen niet in volgorde van belangrijkheid, opgesomd. De
mate waarin aan de eisen wordt voldaan, is van belang voor de vraag of de minister
van oordeel is dat de aanvraag voldoende bijdraagt aan het doel van de regeling en
is voorts van belang bij dreigende overschrijding van een subsidieplafond. In die
situatie vallen de aanvragen die het minst aan de eisen voldoen, bij gebrek aan middelen
af.
Uiteraard wordt geen subsidie verstrekt voor activiteiten die het reguliere werkterrein
van de rijksoverheid of de lagere overheden betreffen. De subsidieregeling betreft
een extra impuls. Subsidiëring van `reguliere' taken zou derhalve niet bijdragen tot
het beoogde doel van deze regeling (zie in dat verband ook artikel 4, derde lid, onder
a, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen). Subsidie wordt evenmin verstrekt
indien onvoldoende aannemelijk is dat voor het project voldoende financiële middelen
beschikbaar komen (artikel 4, derde lid, onder c, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen).
- -
Onderdeel a
-
Projecten dienen een integraal karakter te hebben. Hierbij gaat het om een integrale
benadering vanuit de drie cultuurhistorische disciplines: archeologisch, historisch-(steden)bouwkundig
en historisch-landschappelijk. Een project hoeft niet noodzakelijkerwijze op alle
drie de disciplines te zijn gericht, maar er dient wel sprake te zijn van een integrale
visie vanuit de cultuurhistorie.
- -
Onderdeel b
Aandacht voor cultuurhistorie betekent een terugblik in het verleden; ruimtelijke
inrichting vraagt een blik op de toekomst. Bij de beoordeling van de projecten wordt
expliciet gekeken naar de wijze waarop deze aspecten aan elkaar worden gekoppeld.
- -
Onderdeel c
De extra impuls die met deze regeling wordt beoogd, richt zich niet op bestaande werkwijzen,
maar is juist gericht op een vernieuwende aanpak. Projecten dienen om die reden zicht
te bieden op nieuwe mogelijkheden en nieuwe ideeën over de omgang met cultuurhistorie
binnen de ruimtelijke ordening.
Projecten leveren belangwekkende informatie op. In de aanvraag dienen om die reden
voldoende waarborgen te worden geboden voor verspreiding van de in het project te
ontwikkelen kennis of inzichten.
- -
Onderdeel d
Behoud van het onroerend cultureel erfgoed is alleen mogelijk, indien tegelijkertijd
zorg wordt gedragen voor voldoende ruimtelijke en economische `dragers' en door het
cultuurhistorisch belang te koppelen aan andere belangen. Dit impliceert dat duurzaam
behoud van het cultureel erfgoed niet een zorg voor de rijksoverheid alleen is, maar
gestalte krijgt door gerichte samenwerking met andere overheden, marktpartijen, maatschappelijke
organisaties en andere instellingen. Betrokkenheid van particuliere organisaties,
profit en non-profit, is daarom bij de gebiedsgerichte ontwikkeling van de cultuurhistorische
identiteit van groot belang. Het rijk verwacht van de initiatiefnemers van de gebiedsgerichte
aanpak dat zij particuliere organisaties vroegtijdig en volwaardig betrekken bij deze
projecten.
- -
Onderdeel e
Bij de toewijzing van de projecten wordt rekening gehouden met geografische en thematische
spreiding. Concentratie van middelen in een bepaald deel van Nederland of bestemd
voor een bepaald onderwerp of thema is niet gewenst. Het beperkte budget kan breed
worden ingezet door in Belvederegebieden en -steden zoveel mogelijk verschillende
stimulerende activiteiten te financieren. Indien diverse projecten in een bepaalde
streek worden uitgevoerd of een bepaald onderwerp betreffen, kunnen daarom omwille
van de spreiding van het budget over een zo breed mogelijk (beleids)terrein projecten
worden afgewezen.
- -
Onderdeel f
In de bijlage van de nota Belvedere worden de cultuurhistorische kwaliteit, de beleidskansen
en voorgestelde beleidsstrategieën beschreven per Belvederegebied. Naarmate een project
dichter aansluit bij hetgeen daar is beschreven, bestaat er meer kans dat de aanvraag
wordt toegewezen. Deze eis geldt alleen voor de regionale en lokale projecten.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Voor de verdeling van de beschikbare middelen in het jaar 2000 geldt een tenderprocedure,
waarbij in geval van dreigende overschrijding van een subsidieplafond de meest geschikte
aanvragen voor subsidie in aanmerking komen, oftewel de aanvragen die in hogere mate
dan andere aanvragen voldoen aan de criteria van artikel 3, tweede lid.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Ter voorkoming van versnippering van het bestaande budget is in artikel 5 een drempelbedrag
geïntroduceerd.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
In het tweede lid is een maximum subsidiepercentage opgenomen, aangezien het gewenst
is, dat ook andere partijen bij de projecten worden betrokken. Deze betrokkenheid
moet onder meer blijken uit een financiële bijdrage.
Vanwege het beperkte budget en het karakter van een extra impuls is daarnaast een
maximum subsidiebedrag per project vastgesteld. Hierbij is een onderscheid gemaakt
tussen de categorie regionale projecten en de overige categorieën, omdat de verwachting
is dat binnen de geselecteerde Belvederegebieden meerdere regionale projecten worden
geïnitieerd.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De termijn van het eerste lid moet worden beschouwd als een `fatale' termijn. Aanvragen
die na dat tijdstip zullen worden ingediend, zullen in beginsel niet in behandeling
worden genomen. Die strikte benadering is noodzakelijk in verband met de subsidieplafonds
en de daarmee verband houdende tenderprocedure.
De strekking van het derde lid is, de behandeling van aanvragen soepeler te laten
verlopen. Uiteraard zal worden onderzocht of de activiteiten waarvoor subsidie wordt
gevraagd op juiste wijze door de aanvrager zijn gekwalificeerd.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
In het eerste lid van artikel 8 komt het interdepartementale karakter van `Belvedere'
tot uitdrukking.
Inherent aan de voorgestelde tenderprocedure is, dat gelijktijdig wordt beslist op
de ingediende aanvragen. Dat dient vóór 1 januari 2001 te gebeuren, omdat het wenselijk
is dat het beschikbare budget nog in het jaar 2000 zal worden verplicht. De hiervoor
weergegeven tenderprocedure vloeit voort uit artikel 5b van het Bekostigingsbesluit
cultuuruitingen.
Artikelen 9 tot en met 12
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Teneinde de ingediende aanvragen op een zorgvuldige wijze te beoordelen is een adviescommissie
in het leven geroepen, die vanuit de specifieke deskundigheden van de leden zullen
adviseren omtrent de te nemen subsidiebeslissingen. De commissie heeft een niet-ambtelijk
karakter. De werkzaamheden van de adviescommissie dienen - in verband met de beslistermijn
van1 januari 2001 - in het jaar 2000 te zijn afgerond.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De wijze waarop de accountantscontrole dient plaats te vinden is ontleend aan bijlagen
II en III van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. De betekenis van
artikel 13 is overigens slechts betrekkelijk in verband met artikel 36, vierde lid,
van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, waarin is bepaald dat bedoelde voorschriften
niet gelden indien de voor het boekjaar begrote exploitatiekosten minder dan f 500.000,-
bedragen en het totaal van de door het Rijk verleende subsidies met betrekking tot
dat jaar minder dan f 250.000,- bedraagt. Voor projectsubsidies geldt daarbij dat
het bedrag van de begrote exploitatiekosten buiten beschouwing blijven. De onderhavige
bepaling is dus uitsluitend van belang voor de ontvangers van subsidie voor regionale
projecten, voorzover daarbij de hiervoor genoemde bedragen worden overschreden.
De
Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,