A. Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke Aspecten 2000 (deel 2)
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Op 12 mei jl. is de Uitvoeringsregeling BSE 2000-II (Stcrt. 92) gepubliceerd, waarbij
het programma Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke Aspecten is
vastgesteld. In deze aanvullende regeling worden enkele onderdelen aan dit programma
toegevoegd.
Het doel van het programma Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke
Aspecten is het bevorderen van de ontwikkeling en toepassing van energiebesparende
methoden en technieken in de woningbouw en in de utiliteitsbouw en het bevorderen
van de reductie van de vraag naar energie en reductie van de milieubelasting door
het optimaliseren van de energie infrastructuur, door samenwerking op bedrijventerreinen
en door reductie van de vraag naar mobiliteit en het bevorderen van de duurzame afwikkeling
van de mobiliteitsvraag.
Het tweede deel van het programma omvat de volgende onderdelen:
-
A. Energiebesparing in woningen;
-
B. Ontwikkeling en toepassing van energie-efficiënte elektrische en gasgestookte apparaten;
-
C. Lage Temperatuur Systemen voor Ruimteverwarming (LTS).
Beoordelingsaspecten (niet van toepassing op subonderdeel A3)
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het
programma, wordt bepaald door algemene aspecten en door onderdeelspecifieke aspecten.
De algemene aspecten zijn:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de nieuwheid van het project;
-
c. de potentiële energieverdienste van het project;
-
d. de milieuverdienste van het project;
-
e. de projectkosten in relatie tot de potentiële bijdrage van het project aan de doelstelling
van het programma;
-
f. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid;
-
g. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt;
-
h. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
i. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject van de aanvrager
of van anderen;
-
j. de mate waarin wordt samengewerkt met andere (markt)partijen, bijvoorbeeld in technologieclusters
of in marktclusters;
-
k. indien van toepassing, de mate waarin wordt bijgedragen aan de doelstelling van een
Meerjaren Afspraak (MJA).
De onderdeelspecifieke aspecten worden voor zover van toepassing hierna per onderdeel
aangegeven.
Toelichting op de bovengenoemde algemene aspecten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Ad a. Indien de slaagkans van een project te gering wordt geacht, zal het verlenen
van subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een
project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid,
tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische, juridische en bestuurlijke
aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.
Ad b. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:
Ad d. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:
- -
de mate waarin CO2-emissies worden vermeden;
- -
de mate waarin emissies van andere milieubelastende stoffen worden gereduceerd;
- -
de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingen van milieueffecten van het ene milieucompartiment
naar het andere optreden.
Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de mogelijke energieverdienste. Hiertoe
worden de projectkosten onder andere beoordeeld in termen van kosten per hoeveelheid
bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ).
Ad h. Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing
of het herhalingspotentieel van het specifieke project of product.
Ad i. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door
de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids-
en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.
Onderdeel A. Energiebesparing in woningen
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het onderdeel Energiebesparing in woningen is het verbeteren van de energie-efficiency
van woningen, zodat een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de energie efficiency
doelstelling, zoals die is geformuleerd in de Energiebesparingsnota en het Actieprogramma
energiebesparing 1999-2002. Het onderdeel bestaat uit drie subonderdelen.
A1. Woningen
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn:
- -
onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten met betrekking tot certificatiesystemen voor
warmteterugwinapparatuur, welke onderdeel vormt van een ventilatiesysteem, als ook
het testen in de praktijk van deze certificatieprocedures, uit te voeren door brancheorganisaties
en onderzoeksinstituten;
- -
kennisoverdrachtprojecten die gericht zijn op het bevorderen van toepassing van warmteterugwininstallaties,
uit te voeren door met name brancheorganisaties;
- -
kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot optimaal isolerend glas, uit te voeren
door brancheorganisaties en fabrikanten en gericht op toepassing in de bestaande woningbouw;
- -
onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten en kennisoverdrachtprojecten
met betrekking tot optimaal isolerende gevelelementen, uit te voeren door onderzoeksinstituten,
brancheorganisaties en fabrikanten;
- -
kennisoverdrachtprojecten ter ondersteuning van nationale normalisatie op het gebied
van de EPN;
- -
kennisoverdrachtprojecten over woningconcepten met een EPC gelijk aan of lager dan
0,8;
- -
onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten met betrekking tot financieel instrumentarium
voor het aanbrengen van energiebesparende maatregelen, met name in de bestaande bouw;
- -
kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot financieel instrumentarium voor het
aanbrengen van energiebesparende maatregelen, met name in de bestaande bouw;
- -
onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten met betrekking tot
marketinginstrumenten die in de bestaande bouw op lokaal niveau kunnen worden toegepast,
uit te voeren door (samenwerkingsverbanden van) meerdere participanten bij herstructurerings-
en/of wijkbeheeropgaven en gericht op het toepassen van energiebesparende maatregelen.
Overige beoordelingsaspecten
De mate waarin een project bijdraagt aan de doelstelling van dit subonderdeel wordt
in aanvulling op de genoemde algemene aspecten van het programma tevens bepaald door
de looptijd van het project. De looptijd van het project dient voldoende kort te zijn,
zodat implementatie van de projectresultaten in voldoende mate kan bijdragen aan de
doelstellingen van dit onderdeel in 2000 en 2001.
A2. Demonstratie gerenoveerde woningen
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit subonderdeel is gericht op de realisatie van demonstratieprojecten met betrekking
tot gerenoveerde energiereferentiewoningen. Een project heeft betrekking op een referentiewoning,
die deel uit kan maken van een projectmatige aanpak van de renovatie van meerdere
woningen. Er zullen maximaal 15 verschillende (referentie)woningen voor subsidiëring
in aanmerking komen.
De projecten dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:
- -
de kenmerken van de te renoveren woning t.a.v. bouwjaar en type woning moeten voldoen
aan de kenmerken van een bij Novem vastgelegde referentiewoning; informatie omtrent
de relevante typen van referentiewoningen is bij Novem verkrijgbaar;
- -
de aan te brengen energiebesparingsmaatregelen dienen te voldoen aan het voor dat
referentietype vastgelegde pakket aan maatregelen; de informatie omtrent het energiebesparingspakket
dat relevant is voor de onderhavige referentiewoning, is bij Novem verkrijgbaar;
- -
de renovatie van de woning dient uiterlijk 1 juni 2001 te zijn gerealiseerd.
Tot de projectkosten worden de investeringskosten gerekend, die nodig zijn om de in
het pakket genoemde energiebesparingsmaatregelen uit te voeren. De subsidie voor demonstratieprojecten
bedraagt maximaal f 20.000,00 per project.
Overige beoordelingsaspectenDe mate waarin een project bijdraagt aan de doelstellingen van dit subonderdeel wordt
in aanvulling op de genoemde algemene aspecten van het programma tevens bepaald door
de looptijd van het project. De looptijd van het project dient voldoende kort te zijn,
zodat implementatie van de projectresultaten in voldoende mate kan bijdragen aan de
doelstellingen van dit onderdeel in 2000 en 2001.
Aan de doelstellingen van dit subonderdeel kunnen met name bijdragen:
A3. Tender Woningen: nieuwbouw
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit subonderdeel is gericht op de realisatie van energiebesparende projecten in de
nieuwbouw. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de projecten minimaal aan
de volgende voorwaarden te voldoen:
- -
het project is een demonstratieproject met een projectomvang van ten minste 30 woningen;
- -
de EPC is kleiner dan 0,8;
- -
de oplevering van het nieuwbouwproject is uiterlijk 18 oktober 2002;
- -
er is een afgeronde haalbaarheidsstudie beschikbaar; uit de haalbaarheidsstudie moet
blijken dat er een gemotiveerde systeemkeuze is gemaakt voor de installatieconcepten
in relatie tot de te treffen bouwkundige maatregelen en dat de concepten technisch
uitvoerbaar, reproduceerbaar en financieel haalbaar zijn;
- -
in het project moeten voorzieningen worden getroffen om ten minste op een later tijdstip
nog toepassing van duurzame energie mogelijk te maken; dit kan worden bereikt door:
-
het realiseren van een ontwerp-aanvoertemperatuur voor verwarming van maximaal 55
°C (conform NEN 5128 of gelijkwaardige normen van andere lidstaten van de Europese
Unie of van de Europese Economische Ruimte) bij individuele en van het tapwater gescheiden
collectieve verwarmingssystemen of, bij toepassing van collectieve systemen voor verwarming
en warmtapwater, een ontwerp-aanvoertemperatuur van maximaal 70 °C; of
-
een geveloriëntatie tussen zuidwest en zuidoost van ten minste 75% van het aantal
woningen;
- -
ten minste 90% van de kostenneutrale maatregelen, die naast de EPC gerelateerde maatregelen
genoemd worden in het Nationaal pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw, deel nieuwbouw,
dient in de projecten te zijn toegepast.
RangschikkingAanvragen voor demonstratieprojecten die aan de wettelijke voorschriften en aan de
hierboven genoemde voorwaarden voldoen, worden gerangschikt. Artikel 9, tweede lid,
van het Besluit subsidies energieprogramma's is van toepassing.
De rangschikking vindt plaats op basis van een vergelijking van de geschiktheid van
de projecten om bij te dragen aan de doelstelling van dit onderdeel van het programma
aan de hand van de volgende criteria:
-
1. de mate van oriëntatie (geveloriëntatie van de woningen 75% of meer tussen zuidwest
en zuidoost) en de hieraan gerelateerde, stedenbouwkundige opzet van het project;
-
2. de mate van aandacht voor de energievoorziening in de planopzet; het hierbij gevolgde
besluitvormingsproces en de rol van de betrokken partijen wordt mede beoordeeld;
-
3. de mate waarin duurzame bronnen (bijv. zonne-energie) worden toegepast; bij toepassing
zonne-energiesystemen eveneens de mate waarin bij schuine daken een hellingshoek tussen
30 en 60 graden wordt toegepast;
-
4. de mate waarin de te realiseren EPC lager is dan 0,8 per woningtype;
-
5. de mate van integratie van bouwkundige energiebesparingsmaatregelen in het woningconcept,
inclusief de woningplattegrond(en);
-
6. de mate van uitwerking van energie-efficiënte installatieconcepten en de systeemkeuzen,
mede ook met betrekking tot de mogelijkheden die de locatie biedt, en de mate van
integratie van installatieconcepten in het bouwkundig ontwerp;
-
7. de hoogte van de aan de EPC gerelateerde meerkosten;
-
8. de mate van toepassing van de niet-kostenneutrale maatregelen, opgenomen in het Nationaal
pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw, deel Nieuwbouw, welke niet aan de EPC gerelateerd
zijn;
-
9. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt.
Per gemeente komen ten hoogste twee projecten voor subsidie in aanmerking. Voor de
bepaling van het aantal projecten per gemeente worden projecten die zijn gesubsidieerd
op grond van de tender Woningen nieuw 1999 mede in aanmerking genomen.
De maximale subsidie per demonstratieproject bedraagt f 250.000,00 met een maximum
van f 4.000,00 per woning.
Ten behoeve van de bovenstaande procedure dient in aanvulling op de gegevens die op
grond van het standaard-BSE-aanvraagformulier dienen te worden verstrekt, extra informatie
te worden verstrekt. Gegevens daarover zijn beschikbaar in het bij Novem verkrijgbare
informatiepakket.
Aan de doelstellingen van dit subonderdeel kunnen met name bijdragen:
Onderdeel B. Ontwikkeling en toepassing van energie-efficiënte elektrische en gasgestookte
apparaten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Doelstelling van dit onderdeel is het bereiken van substantiële energiebesparing bij
de toepassing van apparaten in de gebouwde omgeving door techniekverbetering en het
veranderen van aanschaf- en gebruikersgedrag.
Het onderdeel heeft betrekking op elektrische en gasgestookte apparaten, die gebruikt
worden in woningen en utiliteitsgebouwen. Onder apparaten worden verstaan vrijstaande
apparaten en (componenten van) installaties.
Binnen het onderdeel wordt prioriteit gegeven aan projecten die betrekking hebben
op:
- -
vrijstaande apparaten voor witgoed, bruingoed, woonhuisverlichting, apparatuur voor
informatietechnologie en communicatie;
- -
(componenten van) installaties voor tapwaterverwarming en klimatisering alsmede utilitaire
verlichting.
De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn:
- -
demonstratieprojecten, marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten met
betrekking tot huishoudelijke koel- en/of vriestoestellen met energie-index conform
het EU-energielabel lager dan 0,42 (Energie+), huishoudelijke wasdrogers met efficiëntieklasse
A of gasgestookte wasdrogers, huishoudelijke wasmachines met centrifugegetal hoger
dan of gelijk aan 1400 toeren per minuut, bruingoed en apparatuur voor informatietechnologie
en communicatie met powermanagement of energie-efficiëntie die tenminste voldoet aan
de criteria voor het GEA- of het Energy Star (voorzover van toepassing) energielabel,
woonhuisverlichting met armaturen met integrale ballast en compact fluorescentielichtbronnen
met steekfitting, verlichtingssystemen met elektronische voorschakelarmaturen, spiegeloptieken
en daglichtafhankelijk regelen voor bestaande utiliteitsgebouwen;
- -
haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten
met betrekking tot bruingoed met auto-shut-off-technologie, combitoestellen met minimale
kwaliteit HR 107 of gelijkwaardige normen van andere lidstaten van de Europese Unie
of van de Europese Economische Ruimte voor ruimteverwarming gecombineerd met minimale
kwaliteit hoog rendement voor warmtapwaterbereiding;
- -
kennisoverdrachtprojecten waarin voorlichting wordt gegeven aan adviseurs, installateurs,
detaillisten, consumenten, gebruikers en professionele inkopers van apparaten met
het oog op de aanschaf van energiezuinige apparaten en (instellingen voor) het energiebewust
gebruik van apparaten en installaties;
- -
haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten,
demonstratieprojecten, marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten met
betrekking tot toestellen met warmteterugwinning uit huishoudelijk afvalwater ten
behoeve van warmtapwaterbereiding, huishoudelijke wasdrogers met warmteterugwinning
uit warme drooglucht, systemen voor warmteterugwinning uit ventilatielucht met rendement
minimaal 90% in utiliteitsgebouwen, verlichtingssystemen met aanwezigheidsdetectie
in utiliteitsgebouwen.
Overige beoordelingsaspecten
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
dit onderdeel van het programma wordt in aanvulling op de genoemde algemene aspecten
van het programma tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a de termijn waarop substantiële energiebesparing kan worden bereikt;
-
b de mate waarin het project reproduceerbaar is, de (kost)prijsverlaging van een voor
het onderdeel relevante techniek en, bij installaties, de mate waarin verwacht mag
worden dat de resultaten van het project tot aanscherping van de energieprestatienormering
(EPN) kunnen leiden ofwel de mogelijkheden van energiebesparing in de bestaande bouw
vergroten;
-
c de mogelijkheden voor internationale samenwerking en participatie in een stimuleringsprogramma
van de Europese Unie.
Toelichting op bovengenoemde beoordelingsaspecten
Ad a. Uiterlijk in 2010 moet een substantiële energiebesparing in de markt zijn bereikt.
De projectkosten worden getoetst aan de energieverdienste in termen van kosten per
hoeveelheid bespaarde primaire energie in 2002, 2006 en 2010. Projecten met een duidelijk
resultaat binnen 2 jaar verdienen de voorkeur.
Ad b. Het herhalingspotentieel en het maatschappelijk draagvlak bij relevante marktpartijen
zijn tevens van belang.
Ad c. In toenemende mate vormen vrijstaande apparaten en (componenten van) installaties
onderdeel van internationaal productbeleid. Een project heeft een grotere slaagkans
naarmate er meer mogelijkheden voor kennisontwikkeling, productie, internationale
samenwerking, gebruikmaking van EU-stimuleringsprogramma's en internationale spin-off
zijn.
Aan de doelstelling van het onderdeel kunnen met name bijdragen:
- -
fabrikanten en industriële ontwikkelaars van vrijstaande apparaten of (componenten
van) installaties;
- -
instellingen voor onderzoek en ontwikkeling of kennisoverdracht;
- -
adviesbureaus;
- -
(ketens van) bedrijven in elektrodetailhandel en inkooporganisaties;
- -
consumentenorganisaties.
Onderdeel C. Lage Temperatuur Systemen voor Ruimteverwarming (LTS)
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De doelstelling van het onderdeel Lage Temperatuur Systemen is het bevorderen van
de toepassing van lage temperatuur afgiftesystemen ten behoeve van ruimteverwarming.
Kenmerk van een lage temperatuursysteem is dat de warmtebron gecombineerd moet zijn
met een lage temperatuur afgiftesysteem ten behoeve van ruimteverwarming en bij voorkeur
ten behoeve van tapwaterbereiding met behoud van het huidig comfort niveau. Onder
een laag temperatuur systeem wordt hierbij verstaan een systeem, waarvan de aanvoertemperatuur
ten behoeve van de ruimteverwarming maximaal 55 °C bedraagt.
De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn
onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten gericht op de marktvoorbereiding
van LTS alsmede marktintroductieprojecten met een omvang van minimaal 100 nieuwbouwwoningen,
waarbij (een deel van) de meerkosten die een gevolg zijn van de toepassing van LTS
worden weggenomen. De systemen ten behoeve van de ruimteverwarming dienen ontworpen
en uitgevoerd te worden op basis van ISSO publicatie 50. De nieuwbouwwoningen dienen
uiterlijk 31 december 2002 opgeleverd te zijn. De subsidie voor deze projecten bedraagt
maximaal f 60.000,00 per project.
Projecten met een zo laag mogelijke aanvoertemperatuur genieten de voorkeur. Daartoe
wordt een schatting gemaakt van de uiteindelijk bereikbare penetratie van een maatregel,
met de daarbij behorende mogelijke energiebesparing.
Specifieke beoordelingsaspecten
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
dit onderdeel van het programma wordt in aanvulling op de genoemde algemene aspecten
van het programma tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. het door de aanvrager op te stellen eigen implementatietraject;
-
b. de mate waarin de aanvrager meewerkt aan het waarborgen van de kwaliteit van de projecten;
-
c. de mate waarin het project bijdraagt aan verdere verspreiding van de techniek.
Toelichting op de bovengenoemde aspecten
Ad a. Uit het marktvoorbereiding traject moet blijken op welke wijze de aanvrager
verdere toepassing van LTS denkt te realiseren (bijv. standaardisatie, kostenbeheersing,
acceptatie). De aanvragers moeten zich bereid verklaren om periodiek (ook na afloop
van het project) aan Novem te rapporteren hoe het eigen traject zich ontwikkelt.
Ad b. Via een door Novem aangeleverde gestandaardiseerde procesomschrijving en een
opleveringsprotocol, waarin de aanvrager aangeeft dat hij het project volgens een
vast patroon heeft uitgevoerd, dient de vereiste kwaliteit gewaarborgd te worden.
Ad c. Er wordt gestreefd naar regionale spreiding van projecten en naar spreiding
over de verschillende woningtype en naar een zo groot mogelijke spreiding over vertegenwoordigers
van de doelgroep.
Aan de doelstelling van het onderdeel kunnen met name bijdragen:
C. Aanvraagperiode
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Aanvragen met betrekking tot subonderdeel A3 moeten door Novem zijn ontvangen in de
periode van 18 juli 2000 tot en met 18 oktober 2000.
Aanvragen met betrekking tot de subonderdelen A1, A2, en de onderdelen B en C moeten
door Novem zijn ontvangen in de periode van 18 juli 2000 tot en met 1 december 2000.
Nadere informatie is te verkrijgen bij:
Novem B.V., Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel. 030-2393493.
Novem B.V., Postbus 17, 6130 AA Sittard, tel. 046-4202202.