Uitvoeringsregeling BSE 2000-IIA

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 16-12-2000 t/m 10-06-2005

Uitvoeringsregeling BSE 2000-IIA

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 5, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 Als programma als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's wordt vastgesteld het programma opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A.

  • 2 Voor de in bijlage 1, onder A, opgenomen onderdelen van het programma worden de subsidieplafonds vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1, onder B.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in bijlage 1, onder C, opgenomen perioden.

  • 4 De bedragen voor de subonderdelen A1 (Woningen) en A2 (Demonstratie gerenoveerde woningen), en voor de onderdelen B (Ontwikkeling en toepassing van energie-efficiënte elektrische en gasgestookte apparaten) en C (LTS) van bijlage 1, onder A, worden verdeeld op de wijze zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's. Het bedrag voor subonderdeel A3 (Tender Woningen: nieuwbouw) van bijlage 1, onder A, wordt verdeeld op de wijze zoals omschreven in artikel 9, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE 2000-IIA.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 12 juli 2000

De

Minister

van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke Aspecten 2000 (deel 2)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Op 12 mei jl. is de Uitvoeringsregeling BSE 2000-II (Stcrt. 92) gepubliceerd, waarbij het programma Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke Aspecten is vastgesteld. In deze aanvullende regeling worden enkele onderdelen aan dit programma toegevoegd.

Het doel van het programma Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke Aspecten is het bevorderen van de ontwikkeling en toepassing van energiebesparende methoden en technieken in de woningbouw en in de utiliteitsbouw en het bevorderen van de reductie van de vraag naar energie en reductie van de milieubelasting door het optimaliseren van de energie infrastructuur, door samenwerking op bedrijventerreinen en door reductie van de vraag naar mobiliteit en het bevorderen van de duurzame afwikkeling van de mobiliteitsvraag.

Het tweede deel van het programma omvat de volgende onderdelen:

  • A. Energiebesparing in woningen;

  • B. Ontwikkeling en toepassing van energie-efficiënte elektrische en gasgestookte apparaten;

  • C. Lage Temperatuur Systemen voor Ruimteverwarming (LTS).

Beoordelingsaspecten (niet van toepassing op subonderdeel A3)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het programma, wordt bepaald door algemene aspecten en door onderdeelspecifieke aspecten.

De algemene aspecten zijn:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de nieuwheid van het project;

  • c. de potentiële energieverdienste van het project;

  • d. de milieuverdienste van het project;

  • e. de projectkosten in relatie tot de potentiële bijdrage van het project aan de doelstelling van het programma;

  • f. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid;

  • g. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt;

  • h. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • i. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject van de aanvrager of van anderen;

  • j. de mate waarin wordt samengewerkt met andere (markt)partijen, bijvoorbeeld in technologieclusters of in marktclusters;

  • k. indien van toepassing, de mate waarin wordt bijgedragen aan de doelstelling van een Meerjaren Afspraak (MJA).

De onderdeelspecifieke aspecten worden voor zover van toepassing hierna per onderdeel aangegeven.

Toelichting op de bovengenoemde algemene aspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Ad a. Indien de slaagkans van een project te gering wordt geacht, zal het verlenen van subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische, juridische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

Ad b. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:

  • -

    het toepassen van nieuwe technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën.

Ad d. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • -

    de mate waarin CO2-emissies worden vermeden;

  • -

    de mate waarin emissies van andere milieubelastende stoffen worden gereduceerd;

  • -

    de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingen van milieueffecten van het ene milieucompartiment naar het andere optreden.

Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de mogelijke energieverdienste. Hiertoe worden de projectkosten onder andere beoordeeld in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ).

Ad h. Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing of het herhalingspotentieel van het specifieke project of product.

Ad i. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

Onderdeel A. Energiebesparing in woningen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het onderdeel Energiebesparing in woningen is het verbeteren van de energie-efficiency van woningen, zodat een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de energie efficiency doelstelling, zoals die is geformuleerd in de Energiebesparingsnota en het Actieprogramma energiebesparing 1999-2002. Het onderdeel bestaat uit drie subonderdelen.

A1. Woningen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten met betrekking tot certificatiesystemen voor warmteterugwinapparatuur, welke onderdeel vormt van een ventilatiesysteem, als ook het testen in de praktijk van deze certificatieprocedures, uit te voeren door brancheorganisaties en onderzoeksinstituten;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten die gericht zijn op het bevorderen van toepassing van warmteterugwininstallaties, uit te voeren door met name brancheorganisaties;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot optimaal isolerend glas, uit te voeren door brancheorganisaties en fabrikanten en gericht op toepassing in de bestaande woningbouw;

  • -

    onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten en kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot optimaal isolerende gevelelementen, uit te voeren door onderzoeksinstituten, brancheorganisaties en fabrikanten;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten ter ondersteuning van nationale normalisatie op het gebied van de EPN;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten over woningconcepten met een EPC gelijk aan of lager dan 0,8;

  • -

    onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten met betrekking tot financieel instrumentarium voor het aanbrengen van energiebesparende maatregelen, met name in de bestaande bouw;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot financieel instrumentarium voor het aanbrengen van energiebesparende maatregelen, met name in de bestaande bouw;

  • -

    onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten met betrekking tot marketinginstrumenten die in de bestaande bouw op lokaal niveau kunnen worden toegepast, uit te voeren door (samenwerkingsverbanden van) meerdere participanten bij herstructurerings- en/of wijkbeheeropgaven en gericht op het toepassen van energiebesparende maatregelen.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de doelstelling van dit subonderdeel wordt in aanvulling op de genoemde algemene aspecten van het programma tevens bepaald door de looptijd van het project. De looptijd van het project dient voldoende kort te zijn, zodat implementatie van de projectresultaten in voldoende mate kan bijdragen aan de doelstellingen van dit onderdeel in 2000 en 2001.

A2. Demonstratie gerenoveerde woningen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is gericht op de realisatie van demonstratieprojecten met betrekking tot gerenoveerde energiereferentiewoningen. Een project heeft betrekking op een referentiewoning, die deel uit kan maken van een projectmatige aanpak van de renovatie van meerdere woningen. Er zullen maximaal 15 verschillende (referentie)woningen voor subsidiëring in aanmerking komen.

De projecten dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • -

    de kenmerken van de te renoveren woning t.a.v. bouwjaar en type woning moeten voldoen aan de kenmerken van een bij Novem vastgelegde referentiewoning; informatie omtrent de relevante typen van referentiewoningen is bij Novem verkrijgbaar;

  • -

    de aan te brengen energiebesparingsmaatregelen dienen te voldoen aan het voor dat referentietype vastgelegde pakket aan maatregelen; de informatie omtrent het energiebesparingspakket dat relevant is voor de onderhavige referentiewoning, is bij Novem verkrijgbaar;

  • -

    de renovatie van de woning dient uiterlijk 1 juni 2001 te zijn gerealiseerd.

Tot de projectkosten worden de investeringskosten gerekend, die nodig zijn om de in het pakket genoemde energiebesparingsmaatregelen uit te voeren. De subsidie voor demonstratieprojecten bedraagt maximaal f 20.000,00 per project.

Overige beoordelingsaspectenDe mate waarin een project bijdraagt aan de doelstellingen van dit subonderdeel wordt in aanvulling op de genoemde algemene aspecten van het programma tevens bepaald door de looptijd van het project. De looptijd van het project dient voldoende kort te zijn, zodat implementatie van de projectresultaten in voldoende mate kan bijdragen aan de doelstellingen van dit onderdeel in 2000 en 2001.

Aan de doelstellingen van dit subonderdeel kunnen met name bijdragen:

  • -

    woningbouwcorporaties;

  • -

    projectontwikkelaars;

  • -

    bouwbedrijven;

  • -

    gemeenten;

  • -

    institutionele beleggers.

A3. Tender Woningen: nieuwbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is gericht op de realisatie van energiebesparende projecten in de nieuwbouw. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de projecten minimaal aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • -

    het project is een demonstratieproject met een projectomvang van ten minste 30 woningen;

  • -

    de EPC is kleiner dan 0,8;

  • -

    de oplevering van het nieuwbouwproject is uiterlijk 18 oktober 2002;

  • -

    er is een afgeronde haalbaarheidsstudie beschikbaar; uit de haalbaarheidsstudie moet blijken dat er een gemotiveerde systeemkeuze is gemaakt voor de installatieconcepten in relatie tot de te treffen bouwkundige maatregelen en dat de concepten technisch uitvoerbaar, reproduceerbaar en financieel haalbaar zijn;

  • -

    in het project moeten voorzieningen worden getroffen om ten minste op een later tijdstip nog toepassing van duurzame energie mogelijk te maken; dit kan worden bereikt door:

    • het realiseren van een ontwerp-aanvoertemperatuur voor verwarming van maximaal 55 °C (conform NEN 5128 of gelijkwaardige normen van andere lidstaten van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte) bij individuele en van het tapwater gescheiden collectieve verwarmingssystemen of, bij toepassing van collectieve systemen voor verwarming en warmtapwater, een ontwerp-aanvoertemperatuur van maximaal 70 °C; of

    • een geveloriëntatie tussen zuidwest en zuidoost van ten minste 75% van het aantal woningen;

  • -

    ten minste 90% van de kostenneutrale maatregelen, die naast de EPC gerelateerde maatregelen genoemd worden in het Nationaal pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw, deel nieuwbouw, dient in de projecten te zijn toegepast.

RangschikkingAanvragen voor demonstratieprojecten die aan de wettelijke voorschriften en aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen, worden gerangschikt. Artikel 9, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's is van toepassing.

De rangschikking vindt plaats op basis van een vergelijking van de geschiktheid van de projecten om bij te dragen aan de doelstelling van dit onderdeel van het programma aan de hand van de volgende criteria:

  • 1. de mate van oriëntatie (geveloriëntatie van de woningen 75% of meer tussen zuidwest en zuidoost) en de hieraan gerelateerde, stedenbouwkundige opzet van het project;

  • 2. de mate van aandacht voor de energievoorziening in de planopzet; het hierbij gevolgde besluitvormingsproces en de rol van de betrokken partijen wordt mede beoordeeld;

  • 3. de mate waarin duurzame bronnen (bijv. zonne-energie) worden toegepast; bij toepassing zonne-energiesystemen eveneens de mate waarin bij schuine daken een hellingshoek tussen 30 en 60 graden wordt toegepast;

  • 4. de mate waarin de te realiseren EPC lager is dan 0,8 per woningtype;

  • 5. de mate van integratie van bouwkundige energiebesparingsmaatregelen in het woningconcept, inclusief de woningplattegrond(en);

  • 6. de mate van uitwerking van energie-efficiënte installatieconcepten en de systeemkeuzen, mede ook met betrekking tot de mogelijkheden die de locatie biedt, en de mate van integratie van installatieconcepten in het bouwkundig ontwerp;

  • 7. de hoogte van de aan de EPC gerelateerde meerkosten;

  • 8. de mate van toepassing van de niet-kostenneutrale maatregelen, opgenomen in het Nationaal pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw, deel Nieuwbouw, welke niet aan de EPC gerelateerd zijn;

  • 9. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt.

Per gemeente komen ten hoogste twee projecten voor subsidie in aanmerking. Voor de bepaling van het aantal projecten per gemeente worden projecten die zijn gesubsidieerd op grond van de tender Woningen nieuw 1999 mede in aanmerking genomen.

De maximale subsidie per demonstratieproject bedraagt f 250.000,00 met een maximum van f 4.000,00 per woning.

Ten behoeve van de bovenstaande procedure dient in aanvulling op de gegevens die op grond van het standaard-BSE-aanvraagformulier dienen te worden verstrekt, extra informatie te worden verstrekt. Gegevens daarover zijn beschikbaar in het bij Novem verkrijgbare informatiepakket.

Aan de doelstellingen van dit subonderdeel kunnen met name bijdragen:

  • -

    woningbouwcorporaties;

  • -

    projectontwikkelaars;

  • -

    bouwbedrijven;

  • -

    gemeenten;

  • -

    institutionele beleggers.

Onderdeel B. Ontwikkeling en toepassing van energie-efficiënte elektrische en gasgestookte apparaten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Doelstelling van dit onderdeel is het bereiken van substantiële energiebesparing bij de toepassing van apparaten in de gebouwde omgeving door techniekverbetering en het veranderen van aanschaf- en gebruikersgedrag.

Het onderdeel heeft betrekking op elektrische en gasgestookte apparaten, die gebruikt worden in woningen en utiliteitsgebouwen. Onder apparaten worden verstaan vrijstaande apparaten en (componenten van) installaties.

Binnen het onderdeel wordt prioriteit gegeven aan projecten die betrekking hebben op:

  • -

    vrijstaande apparaten voor witgoed, bruingoed, woonhuisverlichting, apparatuur voor informatietechnologie en communicatie;

  • -

    (componenten van) installaties voor tapwaterverwarming en klimatisering alsmede utilitaire verlichting.

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    demonstratieprojecten, marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot huishoudelijke koel- en/of vriestoestellen met energie-index conform het EU-energielabel lager dan 0,42 (Energie+), huishoudelijke wasdrogers met efficiëntieklasse A of gasgestookte wasdrogers, huishoudelijke wasmachines met centrifugegetal hoger dan of gelijk aan 1400 toeren per minuut, bruingoed en apparatuur voor informatietechnologie en communicatie met powermanagement of energie-efficiëntie die tenminste voldoet aan de criteria voor het GEA- of het Energy Star (voorzover van toepassing) energielabel, woonhuisverlichting met armaturen met integrale ballast en compact fluorescentielichtbronnen met steekfitting, verlichtingssystemen met elektronische voorschakelarmaturen, spiegeloptieken en daglichtafhankelijk regelen voor bestaande utiliteitsgebouwen;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten met betrekking tot bruingoed met auto-shut-off-technologie, combitoestellen met minimale kwaliteit HR 107 of gelijkwaardige normen van andere lidstaten van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte voor ruimteverwarming gecombineerd met minimale kwaliteit hoog rendement voor warmtapwaterbereiding;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten waarin voorlichting wordt gegeven aan adviseurs, installateurs, detaillisten, consumenten, gebruikers en professionele inkopers van apparaten met het oog op de aanschaf van energiezuinige apparaten en (instellingen voor) het energiebewust gebruik van apparaten en installaties;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten, marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot toestellen met warmteterugwinning uit huishoudelijk afvalwater ten behoeve van warmtapwaterbereiding, huishoudelijke wasdrogers met warmteterugwinning uit warme drooglucht, systemen voor warmteterugwinning uit ventilatielucht met rendement minimaal 90% in utiliteitsgebouwen, verlichtingssystemen met aanwezigheidsdetectie in utiliteitsgebouwen.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van dit onderdeel van het programma wordt in aanvulling op de genoemde algemene aspecten van het programma tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a de termijn waarop substantiële energiebesparing kan worden bereikt;

  • b de mate waarin het project reproduceerbaar is, de (kost)prijsverlaging van een voor het onderdeel relevante techniek en, bij installaties, de mate waarin verwacht mag worden dat de resultaten van het project tot aanscherping van de energieprestatienormering (EPN) kunnen leiden ofwel de mogelijkheden van energiebesparing in de bestaande bouw vergroten;

  • c de mogelijkheden voor internationale samenwerking en participatie in een stimuleringsprogramma van de Europese Unie.

Toelichting op bovengenoemde beoordelingsaspecten

Ad a. Uiterlijk in 2010 moet een substantiële energiebesparing in de markt zijn bereikt.

De projectkosten worden getoetst aan de energieverdienste in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energie in 2002, 2006 en 2010. Projecten met een duidelijk resultaat binnen 2 jaar verdienen de voorkeur.

Ad b. Het herhalingspotentieel en het maatschappelijk draagvlak bij relevante marktpartijen zijn tevens van belang.

Ad c. In toenemende mate vormen vrijstaande apparaten en (componenten van) installaties onderdeel van internationaal productbeleid. Een project heeft een grotere slaagkans naarmate er meer mogelijkheden voor kennisontwikkeling, productie, internationale samenwerking, gebruikmaking van EU-stimuleringsprogramma's en internationale spin-off zijn.

Aan de doelstelling van het onderdeel kunnen met name bijdragen:

  • -

    fabrikanten en industriële ontwikkelaars van vrijstaande apparaten of (componenten van) installaties;

  • -

    instellingen voor onderzoek en ontwikkeling of kennisoverdracht;

  • -

    adviesbureaus;

  • -

    (ketens van) bedrijven in elektrodetailhandel en inkooporganisaties;

  • -

    consumentenorganisaties.

Onderdeel C. Lage Temperatuur Systemen voor Ruimteverwarming (LTS)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De doelstelling van het onderdeel Lage Temperatuur Systemen is het bevorderen van de toepassing van lage temperatuur afgiftesystemen ten behoeve van ruimteverwarming.

Kenmerk van een lage temperatuursysteem is dat de warmtebron gecombineerd moet zijn met een lage temperatuur afgiftesysteem ten behoeve van ruimteverwarming en bij voorkeur ten behoeve van tapwaterbereiding met behoud van het huidig comfort niveau. Onder een laag temperatuur systeem wordt hierbij verstaan een systeem, waarvan de aanvoertemperatuur ten behoeve van de ruimteverwarming maximaal 55 °C bedraagt.

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten gericht op de marktvoorbereiding van LTS alsmede marktintroductieprojecten met een omvang van minimaal 100 nieuwbouwwoningen, waarbij (een deel van) de meerkosten die een gevolg zijn van de toepassing van LTS worden weggenomen. De systemen ten behoeve van de ruimteverwarming dienen ontworpen en uitgevoerd te worden op basis van ISSO publicatie 50. De nieuwbouwwoningen dienen uiterlijk 31 december 2002 opgeleverd te zijn. De subsidie voor deze projecten bedraagt maximaal f 60.000,00 per project.

Projecten met een zo laag mogelijke aanvoertemperatuur genieten de voorkeur. Daartoe wordt een schatting gemaakt van de uiteindelijk bereikbare penetratie van een maatregel, met de daarbij behorende mogelijke energiebesparing.

Specifieke beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van dit onderdeel van het programma wordt in aanvulling op de genoemde algemene aspecten van het programma tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. het door de aanvrager op te stellen eigen implementatietraject;

  • b. de mate waarin de aanvrager meewerkt aan het waarborgen van de kwaliteit van de projecten;

  • c. de mate waarin het project bijdraagt aan verdere verspreiding van de techniek.

Toelichting op de bovengenoemde aspecten

Ad a. Uit het marktvoorbereiding traject moet blijken op welke wijze de aanvrager verdere toepassing van LTS denkt te realiseren (bijv. standaardisatie, kostenbeheersing, acceptatie). De aanvragers moeten zich bereid verklaren om periodiek (ook na afloop van het project) aan Novem te rapporteren hoe het eigen traject zich ontwikkelt.

Ad b. Via een door Novem aangeleverde gestandaardiseerde procesomschrijving en een opleveringsprotocol, waarin de aanvrager aangeeft dat hij het project volgens een vast patroon heeft uitgevoerd, dient de vereiste kwaliteit gewaarborgd te worden.

Ad c. Er wordt gestreefd naar regionale spreiding van projecten en naar spreiding over de verschillende woningtype en naar een zo groot mogelijke spreiding over vertegenwoordigers van de doelgroep.

Aan de doelstelling van het onderdeel kunnen met name bijdragen:

  • -

    samenwerkingsverbanden van leveranciers;

  • -

    adviesbureaus;

  • -

    projectontwikkelaars;

  • -

    woningbouwcorporaties;

  • -

    bouwbedrijven;

  • -

    institutionele beleggers.

B. Subsidieplafonds

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 2000 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke Aspecten (deel 2) bedraagt:

  • 1. voor onderdeel A. f 3.000.000,00, als volgt verdeeld over de subonderdelen:

    • -

      A1: f 1.050.000,00;

    • -

      A2: f 300.000,00;

    • -

      A3: f 1.650.000,00;

  • 2. voor onderdeel B. f 1.500.000,00;

  • 3. voor onderdeel C. f 3.600.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot subonderdeel A3 moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 18 juli 2000 tot en met 18 oktober 2000.

Aanvragen met betrekking tot de subonderdelen A1, A2, en de onderdelen B en C moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 18 juli 2000 tot en met 1 december 2000.

Nadere informatie is te verkrijgen bij:

Novem B.V., Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel. 030-2393493.

Novem B.V., Postbus 17, 6130 AA Sittard, tel. 046-4202202.

Naar boven