Informatieverschaffing gevolgen inwerkingtreding Wet uitvoeringsorganen volksgezondheid

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 26-07-2000 t/m heden

Informatieverschaffing gevolgen inwerkingtreding Wet uitvoeringsorganen volksgezondheid

Circulaire aan alle besturen van inrichtingen voor gezondheidszorg

1. Inleiding/Aanleiding

In 1993 heeft de bijzondere commissie Vraagpunten Adviesorganen haar eindrapport 'Raad op Maat' over de adviesstructuur van de rijksoverheid aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit rapport is het startsein geweest voor de herziening van de advies- en uitvoeringsstructuur op het gebied van de volksgezondheid. Bij deze herziening stonden twee uitgangspunten centraal: (1) de scheiding van de functies advies, overleg en uitvoering en (2) het herstel van het primaat van de politiek. De Wet uitvoeringsorganen volksgezondheid (WUV) vormt het sluitstuk van deze herziening. De WUV bevat wijzigingen van onder meer de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG), de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) en de Ziekenfondswet (ZFW).

Deze circulaire gaat over de veranderingen in de uitvoeringspraktijk van de WZV waar u als instelling mee te maken heeft. Bij deze circulaire stuur ik u de nieuwe Regeling toestemmingsprocedures WZV, waarin de procedures zijn vastgelegd zoals die gelden vanaf 1 januari 2000 (Stcrt. 2000, 20).

2. De Wet uitvoeringsorganen volksgezondheid

In de WUV zijn de samenstelling, taken en werkwijze van het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg, het College voor ziekenhuisvoorzieningen, de Commissie sanering ziekenhuisvoorzieningen en de Ziekenfondsraad opnieuw gedefinieerd en vastgelegd. Om de overgang naar de uitvoeringsorganen 'nieuwe stijl' te illustreren werden zij voorzien van een nieuwe naam, te weten het College tarieven gezondheidszorg, het College bouw ziekenhuisvoorzieningen, het College sanering ziekenhuisvoorzieningen en het College voor zorgverzekeringen.

De bepalingen die betrekking hebben op de wijziging van de Ziekenfondsraad in het College voor zorgverzekeringen zijn met ingang van 1 juli 1999 in werking getreden. Met de brief van 19 juli 1999, kenmerk Z/VU-992016, heb ik de voor het College voor zorgverzekeringen relevante veldpartijen geïnformeerd omtrent de gewijzigde positie van dat College alsmede omtrent de directe contacten tussen die veldpartijen en de Minister van VWS. De bepalingen die betrekking hebben op de omvorming van de andere bestuursorganen zijn met ingang van 1 januari 2000 in werking getreden.

3. Wijziging samenstelling, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden

3.1. Algemene wijzigingen

Het bestuur van de vier onder 2 vermelde Colleges bestaat uit een oneven aantal van ten hoogste negen leden, onder wie de voorzitter. Deze leden worden door de Minister van VWS benoemd, geschorst en ontslagen. Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van de Colleges alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

3.2. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (College bouw)

3.2.1. Toestemmingsprocedures

a. Algemeen

Het College voor ziekenhuisvoorzieningen adviseerde de Minister, die bij de diverse toestemmingsfasen besluiten nam. Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen is geen adviesorgaan, maar een uitvoeringsorgaan en kan zelfstandig besluiten nemen. De toestemmingsprocedures zijn hierdoor niet ingrijpend gewijzigd: De advisering door het College voor ziekenhuisvoorzieningen is - behoudens in de verklaringsfase - vervallen, waardoor de beslistermijnen zijn bekort.

Tot 1 januari 2000 werden aan WZV-vergunningen veelal voorschriften verbonden met betrekking tot aanbesteding, meer- en minderwerk en eindafrekening. Dergelijke voorschriften worden ook in de toekomst in de WZV-vergunning opgenomen. Niet langer is echter goedkeuring door de Minister van VWS voorgeschreven, maar goedkeuring door het College bouw. Een collectieve beschikking waarin 'oude' voorschriften in deze zin worden gewijzigd, wordt thans voorbereid. Deze collectieve beschikking heeft geen betrekking op de voorschriften omtrent de eigendomsverhoudingen. De daarop betrekking hebbende 'oude' vergunningvoorschriften blijven onverkort van kracht. Voortaan wordt echter in de WZV-verklaring opgenomen op basis van welke eigendomsverhoudingen de verklaring is verleend. Verzoeken tot wijziging van de eigendomsverhoudingen dienen nog steeds vóóraf ter goedkeuring aan de Minister te worden voorgelegd. Mijn beide circulaires FBZ/PBIZ 96700 van 4 april 1997 en Z/PB-983922 van 1 april 1999 blijven van kracht.

b. De verklaring

De afgifte van de verklaring blijft voorbehouden aan de Minister van VWS. Indien het algemeen belang dit vereist, kan de Minister bij het afgeven van de verklaring bepalen dat binnen een door hem te bepalen termijn een aanvraag om goedkeuring van het programma van eisen of schetsontwerp, of om een vergunning niet in behandeling wordt genomen. Alvorens de Minister een verklaring afgeeft, wint hij advies in bij het College bouw.

c. Vervolgfasen

De vervolgfasen betreffen goedkeuring van het programma van eisen, het schetsontwerp, bestedingsgerede stukken, afgifte van de vergunning en goedkeuring van de eindafrekening. Op aanvragen om goedkeuring beslist het College bouw. De fase goedkeuring eindafrekening is met ingang van 1 januari 2000 expliciet in de WZV opgenomen.

Op een aanvraag om afgifte van een vergunning beslist de Minister van VWS. Conform een toezegging daarover bij de behandeling van de WUV aan de Eerste Kamer, wordt de besluitvorming omtrent de vergunningverlening aan het College bouw overgedragen als het wetsvoorstel, dat de WZV zal vervangen, is ingediend bij de Tweede Kamer.

d. Overgangsregeling

Op grond van de WUV is als overgangsregeling in de Regeling toestemmingsprocedures WZV opgenomen, dat de Minister beslist over aanvragen om goedkeuring van programma's van eisen, schetsontwerpen, bestedingsgerede stukken en eindafrekeningen, waarover het College bouw vóór 1 januari 2000 advies aan de Minister heeft uitgebracht. Op per 1 januari 2000 niet beadviseerde aanvragen beslist het College bouw.

Goedkeuringsaanvragen die vanaf 1 januari 2000 door de Minister van VWS zijn ontvangen, worden ter afhandeling overgedragen aan het College bouw.

3.2.2. Bouwmaatstaven

Vanaf 1 januari 2000 worden bouwmaatstaven vastgesteld door het College bouw. Het College bouw zendt deze ter goedkeuring aan de Minister. De Minister keurt deze bouwmaatstaven binnen ten hoogste twaalf weken goed. Is binnen die termijn geen besluit genomen, dan worden de bouwmaatstaven geacht te zijn goedgekeurd. De bestaande bouwmaatstaven blijven onverkort van kracht.

3.2.3. Meldingsprocedure

Meldingen geschieden niet langer aan de Minister van VWS. In de praktijk werden zij gericht aan de Minister van VWS en gezonden aan het College bouw. Vanaf 1 januari 2000 geschiedt een dergelijke melding aan het College bouw: zij worden voortaan zowel gericht als gezonden aan het College bouw.

3.3. College sanering ziekenhuisvoorzieningen (College sanering)

3.3.1. Blijvend niet meer voor de ziekenhuisvoorziening gebruiken van gebouwen en terreinen, of delen daarvan

In de WZV zijn nu de taken opgenomen die de voormalige Commissie sanering zonder expliciete wettelijke opdracht vervulde. Zo is in artikel 17a de bemoeienis van het College sanering geregeld ten aanzien van het blijvend niet meer voor de ziekenhuisvoorziening gebruiken van gebouwen of terreinen of delen daarvan. Op grond van dat artikel is het bestuur van een ziekenhuisvoorziening, dat een lijk voornemen heeft, verplicht hiervan onverwijld mededeling te doen aan het College sanering.

Deze verplichting geldt ook wanneer het gaat om delen van gebouwen of terreinen. Het College sanering kan binnen acht weken na ontvangst van de melding beslissen dat zijn goedkeuring is vereist voor bijvoorbeeld verhuur of verkoop van het betreffende gebouw of terrein. Daarbij kan het College sanering bepalen dat bij verkoop het boekresultaat wordt gestort in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten. Heeft de instelling niet binnen acht weken een beslissing van het College sanering ontvangen dat de verhuur, verkoop of het aan enig beperkt recht onderwerpen van gebouwen of terreinen of delen daarvan aan goedkeuring onderhevig is, dan is deze goedkeuring niet vereist. Wordt echter een rechtshandeling (zoals bijvoorbeeld verhuur of verkoop) verricht waarvan het voornemen niet bij het College sanering is gemeld, of waaraan het College sanering geen goedkeuring heeft verleend terwijl die rechtshandeling wel aan zijn goedkeuring was onderworpen, dan is die rechtshandeling vernietigbaar. Deze vernietigbaarheid kan in ieder geval worden ingeroepen door het College sanering. Het College sanering dient daartoe een verzoek in bij de rechter. Wordt dit verzoek gehonoreerd, dan is daarmee de situatie van vóór die rechtshandeling hersteld. Wordt bijvoorbeeld een rechtshandeling als verhuur of verkoop vernietigd, dan heeft die verhuur of verkoop juridisch gezien nimmer plaatsgevonden.

Ziekenhuisvoorzieningen die voor 1 januari 2000 het voornemen hadden om gebouwen of terreinen blijvend niet meer voor de ziekenhuisvoorziening te gebruiken maar dat voornemen nog niet hebben geëffectueerd, dienen dit voornemen alsnog aan het College sanering te melden. Ook rechtshandelingen, waarvan het voornemen vóór 1 januari 2000 bestond, maar die na die datum zijn verricht, zijn vernietigbaar.

Het vinden van geschikte locaties voor zorgvoorzieningen in een aantal gebieden in Nederland wordt een steeds groter probleem. Mijn beleid is erop gericht vrijkomende gebouwen en terreinen, of delen daarvan, zoveel mogelijk voor de zorgsector te behouden. Op deze manier kan ik bijdragen aan het afstemmen van vraag naar en aanbod van locaties binnen de zorgsector, hetgeen onder meer mogelijkheden biedt om te komen tot een versnelde oplossing van de wachtlijstproblematiek. Daarom is het van belang dat u uw voornemen tot het blijvend buiten gebruik stellen van gebouwen en terreinen, of delen daarvan, gelijktijdig met de melding bij het College sanering, ook bij mij meldt.

Daarnaast verzoek ik u ook zelf actief te zijn in het zoeken naar herbestemmingsmogelijkheden binnen de zorgsector.

3.3.2. Het begrip sluiting

Artikel 18a, eerste lid, WZV, bepaalde tot 1 januari 2000 onder meer dat de Minister kan bepalen dat een ziekenhuisvoorziening moet worden gesloten, indien deze:

  • a) niet meer past in een plan voor ziekenhuisvoorzieningen, dan wel

  • b) niet of niet meer is toegelaten in de zin van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

    Ten aanzien van een ziekenhuis kon de Minister daarnaast bepalen dat het aantal bedden moest worden verminderd en dat de uitoefening van medisch specialistische functies moest worden verminderd of beëindigd. Alvorens hiertoe over te gaan, hoorde de Minister het College voor ziekenhuisvoorzieningen en Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de ziekenhuisvoorziening zich bevond.

    Het nieuwe artikel 18 a, eerste lid, WZV, bepaalt dat de Minister, nadat hij het College bouw en Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de ziekenhuisvoorziening zich bevindt heeft gehoord, kan bepalen dat:

    • a) een ziekenhuisvoorziening moet worden gesloten;

    • b) het aantal bedden of plaatsen in een ziekenhuisvoorziening moet worden verminderd met een door hem aan te geven aantal;

  • c) de uitoefening van door hem aan te geven medische specialismen in een ziekenhuisvoorziening moet worden verminderd met een door hem aan te geven aantal functie-eenheden dan wel dient te worden beëindigd, indien een en ander niet past in een plan voor ziekenhuisvoorzieningen.

Een belangrijk verschil tussen de oude en de nieuwe situatie is dat de mogelijkheid over te gaan tot sluiting van een ziekenhuisvoorziening niet langer is beperkt tot situaties waarin de ziekenhuisvoorziening niet meer in een plan past of niet (meer) is toegelaten in de zin van de Ziekenfondswet of AWBZ. Een ander verschil is dat nu ook voor andere ziekenhuisvoorzieningen dan alleen ziekenhuizen kan worden bepaald dat het aantal bedden of plaatsen moet worden verminderd. Ook de restrictie dat dat alleen kan ter uitvoering van de plannen waarvoor in 1988 aanwijzingen zijn gegeven, is vervallen.

3.3.3. Toegang tot de saneringsregeling

Vanaf 1 januari 2000 is ook artikel 18b, WZV, dat de toegang tot de sanering regelt, veranderd. Vastgelegd is nu in het eerste lid dat een ziekenhuisvoorziening verplicht is zich tot het College sanering te wenden binnen zes weken na het onherroepelijk worden van een beslissing tot:

  • a. intrekking van een verklaring op grond van artikel 13, derde lid, WZV;

  • b. wijziging van beperkingen of voorschriften op grond van artikel 15, vierde lid, WZV;

  • c. beëindiging van de uitvoering van bijzondere medische verrichtingen of beëindiging van het gebruik van apparatuur op grond van artikel 6, vijfde lid, van de Wet op bijzondere medische verrichtingen;

  • d. sluiting van de ziekenhuisvoorziening dan wel vermindering van het aantal bedden of plaatsen van de ziekenhuisvoorziening of van het aantal functie-eenheden van een medisch specialisme dan wel de beëindiging van de uitoefening van een medisch specialisme op grond van artikel 18a, eerste lid, WZV.

Deze wijziging houdt in dat een ziekenhuisvoorziening verplicht is zich in de bovengenoemde situaties te melden bij het College sanering. Een dergelijke verplichting bestond eerder niet. Voldoet een ziekenhuisvoorziening niet aan deze verplichting dan is sprake van een overtreding van de WZV.

Het College sanering kan subsidie verstrekken indien sprake is van een van de volgende situaties:

  • - sanering als gevolg van een beslissing, hiervoor onder a tot en met d genoemd;

  • - de uitvoering van voornemens tot het blijvend niet meer voor de ziekenhuisvoorziening gebruiken van gebouwen of terreinen, of delen daarvan;

  • - wijziging of opheffing van de vestigingsplaats van een centrale post voor ambulancevervoer;

  • - sanering van ambulancevervoer ingeval de vergunning is ingetrokken op grond van artikel 12, eerste lid, van de Wet ambulancevervoer.

4. Strafbare feiten

Overtreding van de volgende bepalingen van de WZV is in de Wet op de economische delicten als strafbaar feit opgenomen: artikel 6, artikel 15, vierde lid, artikel 18a, artikel 18b, eerste en achtste lid, artikel 22, artikel 23, alsmede - voorzover aangeduid als strafbare feiten - artikel 28.

5. Ten slotte

Voor meer informatie over de inhoud van deze circulaire kunt u contact opnemen met de heer mr. A.C.G.M. Hesselmann van de directie Zorgverzekeringen (telefoonnummer: 070-3407219; faxnummer: 070-3405194; e-mail: ac.hesselmann@minvws.nl)

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven