Uitvoeringsregeling BSE 2000-III

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 14-10-2001 t/m 10-06-2005

Uitvoeringsregeling BSE 2000-III

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 5, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 Als programma als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s wordt vastgesteld het programma opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A.

  • 2 Voor de in bijlage 1, onder A opgenomen onderdelen van het programma worden de subsidieplafonds vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1, onder B.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in bijlage 1, onder C opgenomen perioden.

  • 4 De bedragen voor de subonderdelen A1 (Onderzoek en ontwikkeling van zonnecellen, componenten en systemen), A2 (Leerprogramma pv in de gebouwde omgeving), A4 (Autonome pv-systemen: export en toepassing in Nederland), B1 (Zonneboilers), B3 (Overige toepassingen van actieve zonne-energie) en B4 (Passieve zonne-energie) en voor de onderdelen C (EWAB), D (TWIN-2) en E (Toepassing van thermische energieopslag in aquifers) van bijlage 1, onder A worden verdeeld op de wijze zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s. De bedragen voor de subonderdelen A3 (Tenderregeling PV-GO!), B2.a (Tender nieuwbouw), B2.b (Tender bestaande bouw) en B5 (Tender zonnewoningen) van bijlage 1, onder A worden verdeeld op de wijze zoals omschreven in artikel 9, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 19 juni 2000

De

Minister

van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Duurzame Energie 2000

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma Duurzame energie is het bevorderen van de ontwikkeling en toepassing van duurzame energie.

Onder duurzame energie wordt verstaan: (combinaties van) windenergie, fotovoltaïsche zonne-energie, thermische zonne-energie, aardwarmte, energieopslag, omgevingswarmte, waterkracht en afval en biomassa, zoals bedoeld in de voortgangsrapportage 1999 Duurzame energie in uitvoering.

Het programma omvat de volgende onderdelen:

  • A. Ontwikkeling en toepassing van fotovoltaïsche zonne-energie (NOZ-pv)

  • B. Ontwikkeling en toepassing van thermische zonne-energie (TZE)

  • C. Ontwikkeling en toepassing van de inzet van biomassa en afval als energiebron (EWAB)

  • D. Ontwikkeling en toepassing van windenergie (TWIN-2)

  • E. Toepassing van thermische energieopslag in aquifers.

Beoordelingsaspecten (niet van toepassing op subonderdeel A3).

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het programma, wordt bepaald door algemene aspecten en door onderdeelspecifieke aspecten.

De algemene aspecten zijn:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de nieuwheid van het project;

  • c. de potentiële energieverdienste van het project;

  • d. de milieuverdienste van het project;

  • e. de projectkosten in relatie tot de potentiële bijdrage van het project aan de doelstelling van het programma;

  • f. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid;

  • g. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt;

  • h. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • i. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject van de aanvrager of van anderen;

  • j. de mate waarin samengewerkt wordt met andere (markt)partijen, bijvoorbeeld in technologieclusters of in marktclusters;

  • k. voor zover van toepassing de mate waarin voor gemeenten en provincies invulling wordt gegeven aan de (voorbereiding van) afspraken over duurzame energie;

  • l. de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • m. het perspectief op de economische haalbaarheid van de toepassing van een technologie op de korte of langere termijn.

De onderdeelspecifieke aspecten worden voor zover van toepassing hierna per onderdeel aangegeven.

Toelichting op de bovengenoemde algemene aspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

ad a. Indien de slaagkans van een project te gering wordt geacht, zal het verlenen van subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische, juridische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

ad b. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:

  • -

    het toepassen van nieuwe technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën.

Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

ad d. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • -

    de mate waarin CO2-emissies worden vermeden;

  • -

    de mate waarin emissies van andere milieubelastende stoffen worden gereduceerd;

  • -

    de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingen van milieueffecten van het ene milieucompartiment naar het andere optreden.

ad h. Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing of het herhalingspotentieel van het specifieke project of product.

ad i. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

Onderdeel A. Ontwikkeling en toepassing van fotovoltaïsche zonne-energie (NOZ-pv)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het onderdeel fotovoltaïsche zonne-energie is het realiseren van voorwaarden en het wegnemen van knelpunten voor de grootschalige inpassing van zonnecellen in de Nederlandse energievoorziening in de 21ste eeuw. De belangrijkste voorwaarden zijn: een forse daling van de kostprijs, een solide industrieel draagvlak dat de marktkansen binnen en buiten Nederland weet te benutten, de opschaling van de pv (fotovoltaïsche) technologie, een gezonde markt voor autonome en netgekoppelde pv systemen in Nederland, een breed maatschappelijk draagvlak en een brede bekendheid bij actoren met de toepassing van pv.

Het onderdeel omvat vier subonderdelen.

A1. Onderzoek en ontwikkeling van zonnecellen, componenten en systemen.

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De projecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op onderzoek en ontwikkeling van:

  • industrieel te produceren zonnecellen gericht op rendementsverbetering en kostprijsreductie;

  • nieuwe en goedkope pv panelen ten behoeve van marktintroductie op korte termijn;

  • zonnecellen op basis van concepten gericht op lage kosten op middellange en lange termijn; hieronder valt onderzoek aan zonnecellen op basis van dunne-film technologieën zoals amorf silicium, polykristallijn filmsilicium en organische zonnecellen;

  • nieuwe concepten van (combinaties van) zonnecellen die op lange termijn kunnen leiden tot prijsdoorbraken van zonnestroom;

  • pv bouwelementen ten behoeve van een betere inpasbaarheid en lagere kostprijs van pv panelen op schuine en platte daken en in gevels;

  • bevestigingsconcepten gebaseerd op bestaande bouwproducten;

  • omvormers ten behoeve van toepassingen in netgekoppelde pv systemen;

  • productontwikkeling en productbeoordeling en certificatie ten behoeve van netgekoppelde pv systemen op woningen in Nederland.

In dit subonderdeel kunnen onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, haalbaarheidsprojecten en kennisoverdrachtprojecten ingediend worden. Bij universitaire onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten wordt de voorkeur gegeven aan projecten die mede door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen financieel worden ondersteund.

A2. Leerprogramma pv in de gebouwde omgeving

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Binnen het Leerprogramma pv komen projecten voor ondersteuning in aanmerking die gericht zijn op het opdoen van kennis en ervaring met de toepassing van pv in de bouwpraktijk. Prioriteit hebben het oplossen van knelpunten bij de toepassing van innovatieve systemen en componenten en het creëren van voorwaarden voor succesvolle implementatie van netgekoppelde pv-systemen.

In deze projecten kunnen aanbieders van pv-systemen, -producten en -toepassingen de geschiktheid van innovaties in de bouwpraktijk beproeven in de vorm van praktijkexperimenten. De afnemers van pv-systemen kunnen ervaring opdoen met nieuwe producten, systemen en toepassingen in de vorm van demonstratieprojecten. Dit geldt met name voor afnemers zoals projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, aannemers, energiedistributiebedrijven, gemeenten, leasemaatschappijen en verenigingen van eindgebruikers. Daarnaast kunnen projecten in aanmerking komen gericht op de verbetering van de implementatiemogelijkheden van reeds beproefde pv-systemen. Tevens kunnen projecten in aanmerking komen die bijdragen aan het vergroten van kennis en inzichten hieromtrent bij de relevante actoren in de bouw.

Ter voorbereiding op voornoemde projecten kunnen haalbaarheidsprojecten worden ondersteund.

In de woningbouw komen projecten voor ondersteuning in aanmerking, die zich richten op de toepassing van pv:

  • -

    in stedenbouwkundige plannen met een hoog energieambitieniveau;

  • -

    bij renovatie, onderhoud of in de bestaande bouw;

  • -

    met innovaties die bijdragen aan kostprijsreductie en/of kwaliteitsborging;

  • -

    als onderdeel van een evenwichtig pakket maatregelen duurzaam bouwen;

  • -

    als onderdeel van een energieconcept dat leidt tot een energieneutrale woning.

Bij utiliteitsbouw komen projecten in aanmerking die betrekking hebben op de toepassing van pv-systemen:

  • -

    met innovaties voor platte of lichthellende daken, die bijdragen aan kostprijsreductie;

  • -

    met architectonische of klimaattechnische kwaliteiten ten behoeve van gevels of atria.

Bij overige bouwwerken dienen de projecten betrekking te hebben op toepassing van pv-systemen met innovaties op geluidsschermen en andere objecten.

De subsidiabele meerkosten van de pv-systemen dienen gerelateerd te zijn aan de prijsontwikkeling uit het PV-convenant. De projecten dienen waar mogelijk gebruik te maken van de resultaten van eerdere projecten, al dan niet ondersteund vanuit het NOZ pv.

A3. Tenderregeling PV-GO!

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het subonderdeel tender pv-GO! is het bevorderen van een duurzame marktontwikkeling van fotovoltaïsche zonne-energie in de Nederlandse gebouwde omgeving. Daarbij richt de tender zich op het ontwikkelen van kansrijke marktsegmenten, waarvan op (korte) termijn voldoende marktperspectief aanwezig wordt geacht. Via het stimuleren van de grootschalige introductie van dergelijke systemen wordt beoogd bij te dragen aan de ontwikkeling van de markt, de verbetering van de prijs/prestatie verhouding van deze toepassingen en opschaling van de technologie.

De projecten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen, betreffen marktintroductieprojecten met betrekking tot de volgende onderwerpen: netgekoppelde pv-systemen op woningen, daksystemen voor de utiliteitsbouw en gevel en atria systemen voor de utiliteitsbouw.

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dienen projecten aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • -

    de projecten moeten een minimale omvang hebben van 10 kWp;

  • -

    het project dient binnen twee jaar na de eventuele subsidieverlening gerealiseerd te zijn;

  • -

    de systemen dienen niet eerder gebruikt te zijn en er mogen door de aanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag nog geen verplichtingen met betrekking tot die systemen zijn aangegaan;

  • -

    het project dient te voldoen aan de normen en eisen zoals die gesteld zijn bij of krachtens het Bouwbesluit en tevens te voldoen aan aansluiteisen van het energiebedrijf;

  • -

    de toegepaste panelen dienen te voldoen aan IEC 61215 of IEC 61646 of daaraan gelijkwaardige normen, tenzij de afwijking van deze normen dusdanig gering is dat deze afwijking de beoogde toepassing en een eventuele subsidieverlening niet in de weg behoeft te staan;

  • -

    de slaagkans van het project dient voldoende te zijn; het gaat hierbij onder meer om de haalbaarheid van de voorgestelde financiering en de haalbaarheid van de omvang van het project;

  • -

    producten en concepten dienen ten aanzien van de voor Nederland gebruikelijke omstandigheden en bouwcondities voldoende beproefd te zijn.

Aanvragen die aan de wettelijke voorschriften (waaronder het bepaalde in het Besluit subsidies energieprogramma’s) en aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen, worden beoordeeld en gerangschikt door de adviescommissie Tender pv-GO! Deze rangschikking vindt plaats op basis van een vergelijking van de geschiktheid van de projecten om bij te dragen aan de doelstelling van het onderdeel Ontwikkeling en toepassing van fotovoltaïsche zonne-energie aan de hand van het aantal kWp dat in het kader van dat project zal worden gerealiseerd in relatie tot de voor dat project gevraagde subsidie (hoe hoger het aantal kWp per gulden gevraagde subsidie, hoe hoger de rangschikking). De subsidieverlening geschiedt overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s. De subsidie bedraagt niet meer dan de gevraagde subsidie en ten hoogste f 1 000 000,00 per project en per aanvrager.

Bij de bepaling van de hoogte van de subsidie wordt geen rekening gehouden met een eventuele vermindering van belasting die ter zake van het project kan worden verkregen.

Aanvragen voor subsidie in het kader van de tender pv-GO! kunnen slechts worden ingediend door partijen aan de vraagzijde van de markt (met name projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, aannemers, energiedistributiebedrijven, gemeenten, leasemaatschappijen, verenigingen van eindgebruikers en eigenaren en huurders van utiliteitsgebouwen.)

A4. Autonome pv-systemen: export en toepassing in Nederland

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is gericht op de product- en marktontwikkeling van autonome pv-systemen in Nederland, alsmede op de ondersteuning van de ontwikkeling van pv-systemen en -producten voor de export.

De projecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op autonome toepassingen van pv in Nederland met een groot marktpotentieel qua pv vermogen en/of een sterke publieke uitstraling en betreffen:

  • -

    kennisoverdracht-, demonstratie-, en marktintroductieprojecten ten behoeve van de ontwikkeling van kansrijke marktsegmenten voor pv toepassingen zoals voor openbare verlichting, elektrisch varen, waterbeheer, koelen en communicatie;

  • -

    haalbaarheidsstudies, productontwikkeling en praktijkexperimenten van kansrijke pv toepassingen.

Daarnaast komen in Nederland uit te voeren projecten gericht op autonome toepassingen in het buitenland van pv met een groot marktpotentieel qua pv vermogen in aanmerking voor een subsidie. Deze projecten betreffen haalbaarheidsstudies, onderzoek en ontwikkeling van pv systemen en producten zoals solar home systemen, zonnelantaarns en koelsystemen ter voorbereiding van de marktintroductie op buitenlandse markten. Projecten gericht op verbetering van de prijs/ kwaliteitsverhouding genieten de voorkeur.

Aan de doelstelling van het onderdeel Ontwikkeling en toepassing van fotovoltaïsche zonne-energie kunnen met name bijdragen:

  • -

    instellingen voor onderzoek en universiteiten;

  • -

    industriële bedrijven, betrokken bij ontwikkeling en productie van zonnecellen, fotovoltaïsche systemen en componenten daarvan;

  • -

    bedrijven en instellingen betrokken bij de toepassing van pv systemen;

  • -

    energiedistributiebedrijven, gemeenten en bouwsector.

A5. PV centrales

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

In het kader van dit subonderdeel komen voor subsidie in aanmerking praktijkexperimenten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten waarin PV installaties worden gerealiseerd met een vermogen groter dan 0,5 MWp per individueel systeem. Een project wordt beoordeeld op basis van de algemene beoordelingsaspecten alsmede naar de mate waarin innovaties worden gerealiseerd op de volgende onderwerpen:

  • -

    de gehanteerde financieringsstructuur;

  • -

    de inpassing van grote PV systemen in distributienetten en infrastructuur;

  • -

    de organisatiestructuren voor realisatie, eigendom, beheer en onderhoud; of

  • -

    de wijze waarop afspraken worden gemaakt tussen opwekkers en afnemers van met behulp van zonne-energie opgewekte elektriciteit.

Tevens speelt bij de beoordeling van projecten een rol de mate waarin kostprijsverlaging van de systemen wordt gerealiseerd.

De projecten worden gerealiseerd op of aan gebouwen of overige bouwwerken of op grond met een lage waarde. Ten behoeve van de projecten wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van resultaten van eerder projecten.

In het kader van dit subonderdeel kunnen ook haalbaarheidsprojecten gericht op het realiseren van bovengenoemde projecten voor subsidie in aanmerking komen.

Onderdeel B. Ontwikkeling en toepassing van Thermische Zonne-energie (TZE)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het onderdeel Thermische Zonne-energie is het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van thermische zonne-energie-opties die op termijn een substantiële bijdrage leveren aan een duurzame energievoorziening. Het uitgangspunt is de doelstelling voor thermische zonne-energie van 5 PJ in 2007, die in de Derde Energienota en het Actieprogramma Duurzame Energie in Opmars is vastgelegd. De nadruk ligt hierbij op de toepassing van zonneboilers, waarvoor de doelstelling is dat er in 2010 in totaal 400 000 zijn geplaatst.

Het onderdeel omvat de navolgende subonderdelen.

B1. Zonneboilers

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Op 26 januari 1999 is het Convenant Zonneboilers getekend door bedrijven in de zonneboilerindustrie en een aantal andere bedrijven, organisaties en instellingen. Een belangrijke doelstelling van het convenant is het zo snel mogelijk ontwikkelen van een zelfstandig opererende zonneboilermarkt die in staat is door te groeien naar 400.000 geïnstalleerde zonneboilers in het jaar 2010. In beginsel kunnen projecten worden ondersteund, die aantoonbaar gericht zijn op het realiseren van deze doelstelling. Een belangrijk criterium hierbij is de kostprijsreductie, zoals geformuleerd in het bovengenoemde convenant. Bedrijven in de zonneboilerindustrie die voor subsidie in aanmerking willen komen, dienen aan Novem een ondernemingsplan te overleggen waarin zij aangeven hoe ze de markt voor zonneboilers willen vergroten.

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    haalbaarheidsprojecten en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten die een onderdeel vormen van de bovengenoemde ondernemingsplannen en gericht zijn op de verbetering van de prijs-prestatieverhouding van zonneboilers of de verbreding van de toepasbaarheid van zonneboilers;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten die gericht zijn op het vergroten van de bekendheid met de zonneboiler of het vergroten van de markt van zonneboilers; projecten gebaseerd op een gezamenlijke aanpak door marktpartijen hebben de voorkeur;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten betrekking hebbend op de ontwikkeling van de ‘toegevoegde waarde’ van de zonneboiler; het gaat hierbij om diensten die de aanschaf, het gebruik, het onderhoud en het remplacement van zonneboilers aantrekkelijker maken of de ontwikkeling van distributiekanalen voor zonneboilers; projecten gericht op de opzet van landelijke serviceorganisaties hebben de voorkeur;

  • -

    onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten gericht op de ontwikkeling van een werkings- en/of temperatuursindicator voor zonneboilers; deze projecten dienen gericht te zijn op de wensen van gebruikers;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, kennisoverdrachtprojecten en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten gericht op de ontwikkeling en validering van (internationale) normen voor het testen en certificeren van zonneboilers;

  • -

    haalbaarheidsprojecten en kennisoverdrachtprojecten ter voorbereiding en realisatie van grootschalige inpassing van zonneboilers in de nieuwbouw en/ of bestaande bouw, waarbij minimaal 1000 woningen van een zonneboiler worden voorzien en waarin de knelpunten bij de projectuitvoering een punt van onderzoek zijn; verhuur- en leaseprojecten en hoogbouwtoepassingen hebben de voorkeur;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten van gemeente(n) gericht op nieuwbouwwoningen gebouwd op losse kavels (in de vrije sector) waarbij minimaal 25 woningen van een zonneboiler worden voorzien.

B2. Tenders voor Zonneboilerprojecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De hieronder genoemde subonderdelen B2.a, Tender nieuwbouw, en B2.b, Tender bestaande bouw, worden uitgevoerd in de vorm van oproepen voor het indienen van projectvoorstellen (tender). De aanvragen die aan de wettelijke voorschriften voldoen en passen binnen het betreffende subonderdeel, worden door Novem beoordeeld en gerangschikt. De aanvragen worden gerangschikt aan de hand van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van het betreffende subonderdeel. Artikel 9, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s is van toepassing.

Naast de algemene beoordelingsaspecten zullen bij de beoordeling van aanvragen in het kader van deze subonderdelen tevens worden betrokken de gevraagde subsidie per zonneboiler (hoe lager de gevraagde subsidie, hoe groter de bijdrage aan het programma) en het aantal te realiseren zonneboilers (hoe groter het project, hoe groter de bijdrage aan het programma).

B2.a. Tender nieuwbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel richt zich op haalbaarheidsprojecten en kennisoverdrachtprojecten in het kader van de realisatie van nieuwbouwprojecten waarbij minimaal 50 woningen van een zonneboiler worden voorzien. In het project dient extra aandacht te worden besteed aan kennisoverdracht aan de koper of huurder van de nieuwbouwwoning en aan de kwaliteit van het installeren van de zonneboiler. Het gebruikersgedrag dient hierbij punt van aandacht te zijn.

Degenen die het project uitvoeren dienen aannemelijk te maken over voldoende basiskennis te beschikken op het gebied van zonneboilers.

De subsidie bedraagt maximaal 60% van de projectkosten tot een maximum van f 50.000,00.

B2.b. Tender bestaande bouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel richt zich op haalbaarheidsprojecten en kennisoverdrachtprojecten met als doelstelling de realisatie van grootschalige projecten in de bestaande bouw waarbij minimaal 100 woningen met een zonneboiler worden voorzien en waarbij het lokale vergunningenbeleid en de welstandseisen een punt van aandacht zijn. Verhuur- of leaseprojecten, hoogbouwtoepassingen, en ‘zonneboiler-privé’ acties verdienen de voorkeur. Bij het project dienen een adviseur of projectleider en installateurs betrokken te zijn met aantoonbare ervaring op het gebied van zonneboilers. De subsidie bedraagt maximaal 60% van de projectkosten tot een maximum van f 50 000,00.

B3. Overige toepassingen van actieve zonne-energie

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen, zijn:

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten gericht op het ontwikkelen van de markt voor grote warmtapwatersystemen of gericht op nieuwe toepassingen van actieve thermische zonne-energie, zoals toepassingen in de sport- en recreatie- en zorgsector, toepassing voor het drogen van producten, en toepassingen bij zelfstandige ondernemers in het midden- en kleinbedrijf;

  • -

    haalbaarheidsprojecten en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, demonstratieprojecten en praktijkexperimenten die zich richten op innovatieve toepassingen die op langere termijn een belangrijke bijdrage leveren aan de toepassing van thermische zonne-energie, met name door de toepassing van seizoensopslag;

  • -

    haalbaarheidsprojecten en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten gericht op de ontwikkeling en validering van (internationale) normen voor het testen en certificeren van grote thermische zonne-energie systemen voor het verwarmen van tapwater en thermische zonne-energie systemen voor ruimteverwarming of gericht op lange termijn onderzoek aan materialen, systemen en componenten die tot een verbetering kunnen leiden van actieve thermische zonne-energietoepassingen; hierbij zal de voorkeur gegeven worden aan onderzoek dat past binnen het R&D- beleidsplan, dat door Novem in overleg met onder meer deelnemers aan het convenant zonneboilers is opgesteld.

B4. Passieve zonne-energie

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subonderdeel passieve zonne-energie heeft tot doel het bevorderen van de benutting van passieve zonne-energie bij nieuwbouw en renovatie van woningen en utiliteitsgebouwen. Passieve zonne-energie technieken kunnen gericht zijn op het optimaal gebruiken van zonnewarmte, optimaal gebruik van daglicht en het voorkomen dat overmatige zoninstraling leidt tot oververhitting.

Belangrijke toepassingen zijn:

  • -

    zongerichte stedenbouwkundige concepten;

  • -

    woningconcepten waarbij de bijdrage van passieve zonne-energie aan ruimteverwarming hoog is bij een uitstekend bewonerscomfort;

  • -

    gebouwontwerpen waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van daglichtinval;

  • -

    het toepassen van gevelsystemen of- elementen waardoor een optimalisatie plaatsvindt tussen daglicht toetreding, het voorkomen van oververhitting en het benutten van zonnewarmte.

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen, zijn:

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, demonstratieprojecten en kennisoverdrachtprojecten gericht op het bevorderen van het gebruik van daglicht of het bevorderen van passieve koeling van gebouwen;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten gericht op de stimulering van passieve benutting van zonnewarmte.

B5. Tender zonnewoningen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subonderdeel Tender zonnewoningen wordt uitgevoerd in de vorm van een oproep voor het indienen van projectvoorstellen (tender). De aanvragen die aan de wettelijke voorschriften voldoen en passen binnen dit subonderdeel, worden door Novem beoordeeld en gerangschikt. De aanvragen worden gerangschikt aan de hand van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van dit subonderdeel. Artikel 9, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s is van toepassing.

Naast de algemene beoordelingsaspecten zullen bij de beoordeling van aanvragen in het kader van dit subonderdeel tevens worden betrokken het aantal te realiseren zonnewoningen (hoe groter het project, hoe groter de bijdrage aan het programma) en de mate waarin het woningontwerp aan het door Novem in samenwerking met marktpartijen te ontwikkelen programma van eisen ‘Zonnewoning’ voldoet. Dit programma van eisen ‘Zonnewoning’ zal voor aanvang van de aanvraagperiode verkrijgbaar zijn bij Novem.

Dit subonderdeel richt zich op demonstratieprojecten met als doelstelling de realisatie van een of meerdere woningen ontworpen volgens het hierboven genoemde programma van eisen. De bij het project betrokken partijen dienen over aantoonbare kennis van en ervaring met toepassingen van passieve én actieve zonne-energie te beschikken. De subsidie bedraagt maximaal f 100.000,00.

Onderdeel C. Ontwikkeling en toepassing van de inzet van biomassa en afval als energiebron (EWAB)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van dit onderdeel is het bevorderen van de inzet van afval en biomassa als energiebron, zodanig dat maximaal wordt bijgedragen aan de besparing op fossiele brandstoffen. De belasting van het milieu dient daarbij binnen aanvaardbare grenzen te blijven.

Het onderdeel is ingedeeld in vier subonderdelen.

De subonderdelen 1 en 2 richten zich op verbetering van de beschikbaarheid voor energietoepassing en de conversie in energie van afval en biomassa, door het subsidiëren van haalbaarheids- en ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, marktintroductie projecten en kennisoverdrachtprojecten.

In subonderdeel 3 gaat het eveneens om beschikbaarheid en conversie, maar dan uitsluitend om demonstratieprojecten.

In subonderdeel 4, ‘marktstimulering’, gaat het om projecten die zich richten op kennisoverdracht, promotie, en draagvlakvergroting van energiewinning uit afval en biomassa. De projecten die voor subsidiëring in aanmerking komen worden hieronder per subonderdeel nader gespecificeerd.

C1. Beschikbaarheid brandstoffen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

In dit subonderdeel gaat het onder meer om de teelt van energiegewassen, de benutting van bosbouwkundige, agrarische en industriële reststromen, de benutting van afvalstoffen, de import, de logistiek, de bewerking, de karakterisering en de versterking van de markt in biomassabrandstoffen. De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten, die gericht zijn op:

  • -

    de teelt van gewassen t.b.v. de inzet voor energiedoeleinden, met name in combinatie met andere product toepassingen of landgebruikfuncties;

  • -

    de benutting van bosbouwresiduen en plantsoenafval voor energieopwekking;

  • -

    de import van biomassa t.b.v. de inzet voor energiedoeleinden, met uitzondering van de inzet in afvalverbrandingsinstallaties;

  • -

    de inventarisatie van de aard en hoeveelheden van de voor energiewinning beschikbare afvalstoffen en biomassa;

  • -

    bewerking van afval en/of biomassa tot een (hoogwaardige) brandstof;

  • -

    de bewerkingen van biomassa om te komen tot een biomassa brandstof, dusdanig dat optimaal de mogelijke toepassingen in de cascade worden gevolgd;

  • -

    aandacht voor het ARBO (of gezondheids-) aspect bij het omgaan met biomassa(brandstoffen);

  • -

    het bij elkaar brengen van vraag naar en aanbod van biomassa(brandstoffen), mede in relatie tot andere dan energetische toepassingen;

  • -

    optimalisatie van de logistiek, met name waar het schone biomassa (geen afval) betreft.

C2. Conversie

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel richt zich op de omzetting van afval en biomassa in bruikbare energie, met dien verstande dat de omzetting in transportbrandstoffen hier niet wordt ondersteund. Het kan zowel om thermische als biologische conversie gaan. De conversie kan betrekking hebben op: huishoudelijk afval (of fracties daaruit), bedrijfsafval (eventueel kunststof houdend), hout (vers hout, oud hout, resthout), zuiveringsslib, agrarische residuen, mest, stro, bermgras en energiegewassen.

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn haalbaarheids- en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten, die gericht zijn op:

  • -

    de schone en efficiënte verbranding van biomassa voor, in het bijzonder, de gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte;

  • -

    de verbetering van de energiebenutting bij afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s);

  • -

    de thermische conversie van brandbaar bedrijfsafval dat niet in aanmerking komt voor verwerking in een AVI;

  • -

    de winning en benutting van stortgas, voor zover het project bijdraagt aan de stortgaswinning op langere termijn;

  • -

    de vergisting van (natte) afvalstromen en mest, bij voorkeur gecombineerd;

  • -

    de thermische vergassing en pyrolyse van biomassa; daarin zijn ook begrepen de daarmee samenhangende voorbewerking van de brandstof en de toepassing van stookgas in gasturbines of gasmotoren;

  • -

    het meeverbranden of -vergassen van biomassa en afval met fossiele brandstoffen in elektriciteitscentrales of bij andere toepassingen;

  • -

    de reductie van emissies die met de conversie van biomassa gepaard gaan.

C3. Demonstratie van de beschikbaarheid en conversie van energie uit afval en biomassa

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is gericht op de demonstratie van opwekking van energie uit afval en biomassa. De demonstratieprojecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen dienen gericht te zijn op de onderwerpen genoemd in de subonderdelen C1 en C2. Tevens kunnen praktijkexperimenten gericht op de onderwerpen genoemd in subonderdeel C1 voor subsidie in aanmerking komen.

C4. Marktstimulering

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel richt zich op de promotie en draagvlakvergroting van energiewinning uit afval en biomassa. De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    projecten gericht op het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor de introductie van energiewinning uit biomassa;

  • -

    projecten gericht op de communicatie met omwonenden van installaties waarin energie uit afval en/of biomassa gewonnen wordt;

  • -

    projecten gericht op kennisoverdracht over energiewinning uit afval en/of biomassa naar relevante doelgroepen;

  • -

    internationale kennisuitwisselingsprojecten; het kan gaan om in Nederland uit te voeren projecten gericht op het naar Nederland halen van relevante buitenlandse kennis of gericht op de toepassing van Nederlandse technologie en kennis in het buitenland.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van dit onderdeel van het programma, wordt tevens bepaald door de bijdrage die het project levert aan het optimaliseren van een totale keten, van beschikbaarheid, via conversie, tot en met het beperken en/of verwerken van de emissies.

Aan de doelstelling van het onderdeel kunnen met name bedrijven en instellingen bijdragen, die initiatieven wensen te nemen om afval en/of biomassa te benutten voor energieopwekking en/of daarvoor beschikbaar te maken. Hierbij gaat het vooral om industriële bedrijven, energiebedrijven, gemeentelijke instellingen en samenwerkingsverbanden, afvalverwerkende bedrijven, landbouwcoöperaties, bosbouwgroepen e.d.

Voor technologieontwikkeling richt het onderdeel zich vooral op industriële bedrijven, onderzoeksinstituten en instellingen voor hoger of wetenschappelijk onderwijs.

Onderdeel D. Ontwikkeling en toepassing van windenergie (TWIN-2)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van dit onderdeel is het bevorderen van de toepassing van windenergie.

Het onderdeel omvat drie subonderdelen:

D1. Plaatsing van windturbines op land, realisatie van windenergieprojecten. (Campagne Ruimte voor Windenergie)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is gericht op het beschikbaar krijgen van locaties voor windturbines om een plaatsingstempo van 75-100 MW per jaar te kunnen realiseren.

Het subonderdeel richt zicht voornamelijk op provincies en gemeenten. Het doel is ondersteuning te bieden aan een vervolg op de windenergie Quick-Scan of soortgelijke trajecten waarbij de mogelijkheden voor windenergie in gemeenten of regio’s in kaart is gebracht. Met name komen in het vervolg op de Quick-Scan projecten in aanmerking die gericht zijn op het ontwikkelen van positief beleid gericht op het verruimen van de mogelijkheden voor het realiseren van windenergie, bijvoorbeeld via het aanpassen van streek- en/of bestemmingsplannen.

Samenwerkingsvormen van meer gemeenten eventueel in combinatie met de provincie en/of natuur- en milieuorganisaties verdienen hier de voorkeur. Vooral gemeenten waarvoor een quick scan windenergie is voltooid, of die een vergelijkbaar traject hebben doorlopen, kunnen een bijdrage leveren aan dit onderdeel.

Projecten die voor ondersteuning in aanmerking komen zijn onder meer: stedenbouwkundige adviestrajecten, procesbegeleiding, beleidsadvisering en draagvlakversterking.

Aanvragen waarin een reëel perspectief bestaat op plaatsing van windturbines hebben de voorkeur.

D2. Toepassing van technologische kennis

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is gericht op:

  • -

    het ontwikkelen en toepassen van kennis voor het verbeteren van de prijs-prestatieverhouding van bestaande en nieuwe windturbines;

  • -

    het oplossen van technologische knelpunten in de toepassing van windenergie op land.

De voornaamste soorten projecten die dit jaar voor subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheidsstudies, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, kennisoverdrachtprojecten en praktijkexperimenten waarvan de resultaten kunnen worden gebruikt door ontwerpers van (componenten van) windturbines, adviseurs, projectontwikkelaars en windturbine-exploitanten. Deze resultaten zijn met name softwareprogramma’s, rekenmodellen, werkprocedures, richtlijnen, normen en databanken.

De projecten in de eerste categorie moeten aansluiten op de onderwerpen die in de Nederlandse R&D-strategie Windenergie 1999-2003 een hoge prioriteit hebben. Novem kan subsidie-aanvragen voor advies voorleggen aan het Industrieel Platform NRW en/of andere adviseurs die de genoemde doelgroepen vertegenwoordigen.

Aan dit onderdeel kunnen met name de volgende partijen bijdragen: kennisinstellingen, adviesbureaus en ingenieursbureaus. De voorkeur gaat uit naar subsidie-aanvragen van een of meerdere van deze partijen die gezamenlijk worden ingediend met projectontwikkelaars, windturbine-exploitanten en/of ondernemingen uit de windturbine-industrie.

Het maximum subsidiepercentage voor dit onderdeel bedraagt 50%.

D3. Toepassen van offshore windenergie

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subonderdeel is onderverdeeld in twee aandachtsgebieden: de niet-technologische aspecten van offshore windenergie en de technologische aspecten van offshore windenergiesystemen.

Het aandachtsgebied niet-technologische aspecten van offshore windenergie is gericht op het oplossen van niet-technologische knelpunten in het traject naar grootschalige, commerciële toepassing van windenergie op zee. Het betreft knelpunten op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, wetgeving, markt, economie en financiering. Dit subonderdeel is tevens gericht op de niet-technologische onderdelen van het ‘Meet- en evaluatieprogramma demonstratieproject Near Shore Windpark (NSW)’. Dit betreft zowel de voorbereidingsfase, de bouw- en installatiefase en de exploitatiefase van het NSW.

De voornaamste soorten projecten die dit jaar voor subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheidsstudies, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten waarvan de resultaten kunnen worden gebruikt door het bevoegde gezag, projectontwikkelaars, windparkexploitanten, adviseurs, financiers, verzekeraars, natuur- en milieu-organisaties en andere belangengroepen.

Deze resultaten zijn met name rekenmodellen, werkprocedures, richtlijnen en randvoorwaarden voor een, vanuit milieu-oogpunt, verantwoorde en tevens financieel rendabele exploitatie van offshore windparken.

De projecten moeten passen in het Activiteitenplan ‘Werken aan Offshore Windenergie’ en/of in het ‘Meet- en evaluatieprogramma demonstratieproject Near Shore Windpark’. Novem kan subsidie-aanvragen voor advies voorleggen aan de bij de begeleiding van het Activiteitenplan en/of Meet- en evaluatieprogramma betrokken commissie(s) en/of aan adviseurs die de genoemde doelgroepen vertegenwoordigen.

Aan dit subonderdeel kunnen met name de volgende partijen bijdragen: kennisinstellingen, adviesbureaus en ingenieursbureaus. Daarbij kunnen deze partijen samenwerken met projectontwikkelaars, ondernemingen uit de windturbine-industrie en de offshoreindustrie.

Het tweede aandachtsgebied is gericht op het oplossen van technologische knelpunten in het traject naar grootschalige, commerciële toepassing van windenergie op zee. Het is tevens gericht op de technologische onderdelen van het ‘Meet- en evaluatieprogramma demonstratieproject Near Shore Windpark (NSW)’. Dit betreft zowel de voorbereidingsfase, de bouw- en installatiefase en de exploitatiefase. Daarnaast beoogt dit programmaonderdeel de ontwikkeling van hoogwaardige technisch-wetenschappelijk kennis en een versterking van de Nederlandse kennisinfrastructuur op het gebied van windenergietechnologie.

De voornaamste soorten projecten die dit jaar voor subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheidsstudies, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, kennisoverdrachtprojecten en praktijkexperimenten waarvan de resultaten kunnen worden gebruikt door ontwerpers van (componenten van) windturbines en/of andere hardware voor offshore windparken, adviseurs, projectontwikkelaars, windparkexploitanten, financiers en technisch verzekeraars.

Deze resultaten zijn met name rekenmodellen, werkprocedures, richtlijnen en normen voor de ontwikkeling van grote (3 MW+) offshore windturbines en componenten, bijbehorende ondersteuningsconstructies, logistieke en onderhoudssystemen en elektrische conversie- en transportsystemen. Resultaten uit metingen aan het NSW dienen hiervoor input te leveren.

De projecten moeten passen in het Activiteitenplan ‘Werken aan Offshore Windenergie’ en/of in het ‘Meet- en evaluatieprogramma demonstratieproject Near Shore Windpark’. Het onderzoek moet aansluiten op de onderwerpen die in de Nederlandse R&D-strategie Windenergie 1999-2003 een hoge prioriteit hebben.

Novem kan subsidie-aanvragen voor advies voorleggen aan het Industrieel Platform NRW en/of andere adviseurs die de genoemde doelgroepen vertegenwoordigen.

Aan dit onderdeel kunnen met name de volgende partijen bijdragen: kennisinstellingen, adviesbureaus en ingenieursbureaus. Daarbij kunnen deze partijen samenwerken met ondernemingen uit de windturbine-industrie en de offshore-industrie.

Onderdeel E. Toepassing van thermische energieopslag in aquifers

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van dit onderdeel is het benutten van duurzame energie door middel van de marktimplementatie van thermische energieopslag in aquifers ten behoeve van koeling en/of verwarming in de utiliteitsbouw, de industrie, de woningbouw en de agrarische sector.

Het onderdeel is ingedeeld in drie subonderdelen.

Subonderdeel E1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn:

  • -

    haalbaarheidsprojecten gericht op de toepassing van aquifer opslagsystemen in de sectoren industrie, utiliteitsbouw en agrarische sector; de subsidie per haalbaarheidsproject zal maximaal 30% van de projectkosten en maximaal f 10.000,00 bedragen; indien sprake is van een haalbaarheidsproject, gericht op de realisatie van kantoren met een gecombineerde toepassing van de volgende technieken: warmte- en koudeopslag in een aquifer, warmtepomp, lage temperatuur verwarming en hoge temperatuur koeling, resulterend in een EPC kleiner of gelijk aan 1,4, dan bedraagt de subsidie maximaal 50% van de projectkosten met een maximum van f 30.000,00; de haalbaarheidsprojecten kunnen betrekking hebben op studies naar de rentabiliteit van koudeopslag, lage temperatuur warmteopslag en hoge temperatuur warmteopslag; het opslagsysteem bestaat uit ten minste één onttrekkingsbron en ten minste één injectiebron, die grondwater, als opslagmedium, oppompen en weer injecteren;

  • -

    onderzoeksprojecten gericht op de evaluatie van de ervaringen bij reeds gerealiseerde energieopslag projecten en gericht op technische aspecten van midden en hoge temperatuur warmteopslag; de projecten dienen bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van aquifer opslagsystemen en aan de verlaging van de kostprijs van opslagsystemen;

  • -

    praktijkexperimenten en demonstratieprojecten, gericht op doelmatige aanpassing bij reeds gerealiseerde projecten; deze projecten dienen gericht te zijn op het oplossen en evalueren van problemen bij gerealiseerde projecten die, gezien de stand van de techniek op het tijdstip van realisatie, redelijkerwijs niet voorzien en derhalve redelijkerwijs niet voorkomen konden worden.

Subonderdeel E2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    demonstratieprojecten m.b.t. proceskoeling in de industrie en klimatisering in de utiliteitsbouw, met een thermisch koelvermogen van maximaal 500 kW, waarbij de ‘hardware’ door de leverancier turn key wordt aangeboden en waarbij bij voorkeur ook de engineering, de vergunningaanvraag en een garantieregeling in de turn key aanbieding begrepen zijn;

  • -

    demonstratieprojecten in de agrarische sector, met een thermisch koelvermogen van 250 tot 500 kW, waarbij sprake is van een ‘turn key’ aanbieding door de leverancier van hardware, engineering, vergunningaanvraag, garantieregeling en bijvoorkeur een onderhoudscontract.

De hoogte van de subsidie is mede afhankelijk van de meerinvestering t.o.v. alternatieve, minder energiezuinige oplossingen en bedraagt maximaal f 150,00 per kW koelvermogen.

Subonderdeel E3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen zijn praktijkexperimenten, waarbij duurzame warmte via energieopslag in aquifers, wordt benut als warmtebron voor individuele warmtepompen in woningbouwprojecten. De woningen moeten zijn voorzien van lage temperatuur verwarmingssystemen.

De warmtepomp verzorgt de ruimteverwarming en de tapwaterverwarming. De hoogte van de subsidie is mede afhankelijk van de meerinvestering t.o.v. conventionele installaties en bedraagt maximaal f 5.000,00 per woning.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen adviesbureaus en architectenbureaus, boorbedrijven en installateurs, (toekomstige) eigenaren en exploitanten van utiliteitsgebouwen, agrarische bedrijven, industriële bedrijven, energiedistributiebedrijven en waterleidingbedrijven.

Onderdeel F. Warmtepompen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het onderdeel Warmtepompen is het bevorderen van de toepassing van warmtepompsystemen in de sectoren woningbouw, utiliteitsbouw en glastuinbouw. Het uitgangspunt is de doelstelling voor warmtepompen van 22 PJ in 2007, die in de Derde Energienota (Kamerstukken II 1995/96, 24 525, nrs. 1-2) en het Actieprogramma Duurzame Energie in Opmars is vastgelegd. In de aanpak voor 2000 ligt de nadruk op een versnelling van de marktontwikkeling in de meest kansrijk geachte marktsegmenten binnen de genoemde drie sectoren. Onder een warmtepompsysteem moet worden verstaan de combinatie van bron, warmtepomp, afgiftesysteem en regeltechniek eventueel aangevuld met een buffer met als doel de levering van warmte, koeling en/of warm tapwater. Het onderdeel Warmtepompen omvat vijf subonderdelen.

F1. Woningbouw algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Op 12 april 2000 is het convenant Warmtepompsystemen in de Woningbouw gesloten door meer dan 50 bedrijven, organisaties, instellingen en de overheid. Een belangrijke doelstelling van het convenant is het zo snel en verantwoord mogelijk ontwikkelen van een markt voor warmtepompen die tegemoet kan komen aan de hierop betrekking hebbende duurzame energie doelstelling. In beginsel kunnen projecten worden ondersteund die aantoonbaar gericht zijn op het realiseren van deze doelstelling.

De belangrijkste soorten projecten die in het kader van het onderhavige subonderdeel voor subsidie in aanmerking komen, zijn projecten gericht op:

  • 1. het in praktijk beproeven van warmtepompsystemen voor ruimteverwarming, al dan niet in combinatie met warm tapwater en /of topkoeling, in de meest kansrijk geachte marktsegmenten; de omvang van de projecten bedraagt minimaal 4 en maximaal 10 woningen; bij deze projecten moet de technische haalbaarheid door de aanvrager voldoende zijn aangetoond door middel van een gemotiveerde systeemkeuze en een gedetailleerde systeembeschrijving; de rol en de verantwoordelijkheden van de bij het project betrokken partijen moeten worden aangegeven; daarnaast dient inzicht te worden gegeven in de exploitatiewijze van het project; bij de uitvoering van het project dient een deskundig adviseur betrokken te zijn; voorts dient de feitelijke prestatie van het warmtepompsysteem gemeten te worden conform de Standaard Opzet Monitoring Warmtepompen (SOM-WP); de maximale subsidie per project en per aanvrager bedraagt f 150.000,00;

  • 2. het in praktijk beproeven van warmtepompsystemen voor warm tapwater in de meest kansrijk geachte marktsegmenten; de minimale omvang van de projecten bedraagt 10 woningen; bij deze projecten moet de technische haalbaarheid door de aanvrager voldoende zijn aangetoond door middel van een gemotiveerde systeemkeuze en een gedetailleerde systeembeschrijving; de rol en verantwoordelijkheden van de bij het project betrokken partijen moeten worden aangegeven; daarnaast dient inzicht te worden gegeven in de exploitatiewijze van het project; bij de uitvoering van het project dient een deskundig adviseur betrokken te zijn; voorts dient de feitelijke prestatie van het warmtepompsysteem gemeten te worden; de maximale subsidie per project en per aanvrager bedraagt f 100.000,00;

  • 3. het als onderzoeks- of ontwikkelingsproject oplossen en evalueren van problemen bij reeds gerealiseerde praktijkexperimenten en demonstratieprojecten die, gezien de stand van de techniek op het tijdstip van realisatie, redelijkerwijs niet voorzien en derhalve niet voorkomen konden worden; de maximale subsidie per project bedraagt f 200.000,00;

  • 4. het ondersteunen van leveranciers en fabrikanten bij productontwikkeling en optimalisatie van warmtepompsystemen en/of componenten daarvan voor de meest kansrijk geachte product marktcombinaties;

  • 5. het ontwikkelen van kwaliteitssystemen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het product en/of het installatieproces bij toepassing van warmtepompsystemen;

  • 6. het overdragen van kennis gericht op scholing of op de verhoging van de kwaliteit van uit te voeren projecten.

    Als meest kansrijk geachte marktsegmenten zoals hierboven bedoeld worden aangemerkt warmtepompsystemen voor toepassing in:

    • -

      individuele nieuwbouw woningen in het duurdere segment (vrijstaand en twee-onder-een kap);

    • -

      rijtjes nieuwbouwwoningen in de koopsector;

    • -

      bestaande koopwoningen waar ingrijpende verbouwing plaatsvindt;

    • -

      bestaande woningen waar C.V. ketels vervangen worden.

    Als meest kansrijk geachte marktsegmenten voor de levering van warm tapwater worden aangemerkt:

    • -

      vervanging van elektrische boiler door warmtepompboilers in bestaande woningen;

    • -

      vervanging van geisers door warmtepompboilers in bestaande woningen;

    • -

      toepassing van collectieve warmtepompboiler in bestaande woningen.

F2. Demonstratieprojecten woningbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van dit subonderdeel is een succesvolle grootschalige toepassing van warmtepompsystemen voor ruimteverwarming, al dan niet in combinatie met warm tapwater en/of topkoeling, als basis voor versnelde marktintroductie na 2003.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de projecten een omvang te hebben van minimaal 10 woningen en maximaal 1.000 woningen. De technische en financieel-economische haalbaarheid moet door de aanvrager voldoende zijn aangetoond door middel van een gemotiveerde systeemkeuze, een gedetailleerde systeembeschrijving en een sluitend exploitatieplan met vermelding van de rol en de verantwoordelijkheden van de bij het project betrokken partijen. Bij het project dient een deskundige adviseur betrokken te zijn. Na de overname dient de feitelijke prestatie van het warmtepompsysteem bij minimaal 10 woningen gemeten te worden conform de Standaard Opzet Monitoring Warmtepompen (SOM-WP). De resultaten van een eventuele, in opdracht van Novem uitgevoerde, controle-meting behoren te worden meegenomen bij de uiteindelijke besluitvorming. De subsidie per woning bedraagt maximaal f 6.500,00 voor projecten kleiner dan 50 woningen en maximaal f 5.000,00 voor projecten van 50 woningen of meer.

Als meest kansrijk geachte marktsegmenten worden aangemerkt warmtepompsystemen voor toepassing in:

  • -

    individuele nieuwbouw woningen in het duurdere segment (vrijstaand en twee-onder-een kap);

  • -

    rijtjes nieuwbouwwoningen in de koopsector.

F3. Utiliteitsbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De belangrijkste soorten projecten die in het kader van het onderhavige subonderdeel voor subsidie in aanmerking komen zijn projecten in de meest kansrijk geachte marktsegmenten die gericht zijn op het verbeteren van de voorwaarden om tot een succesvolle toepassing van warmtepompsystemen te komen. Naast de algemene beoordelingsaspecten betreft dit onder meer een prestatiegarantie op energiebesparing, standaardisatie van ontwerp- en installatiewijze en het vervullen door het systeem van meerdere functies naast ruimteverwarming zoals ruimtekoeling, ontvochtiging en warm tapwatervoorziening.

Als meest kansrijke geachte marktsegmenten worden aangemerkt warmtepompsystemen voor toepassing in de nieuwbouw van:

  • -

    kantoorgebouwen met koelvraag en een bruto vloeroppervlak kleiner dan 10.000 m2;

  • -

    verzorgings- en verpleeghuizen;

  • -

    ziekenhuizen;

  • -

    logiesgebouwen;

  • -

    zwembaden.

In deze marktsegmenten gaat de voorkeur uit naar haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, kennisoverdrachtprojecten en praktijkexperimenten, die voorbereidend of ondersteunend zijn voor eventuele toekomstige demonstratieprojecten.

F4. Tender utiliteitsbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van de tender utiliteitsbouw warmtepompen is door middel van demonstratieprojecten in de meest kansrijk geachte marktsegmenten zoals hierboven bedoeld aan te tonen dat een succesvolle toepassing van warmtepompsystemen mogelijk is. Daarmee wordt de basis gelegd voor een versnelde marktintroductie in de jaren na 2000.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de projecten minimaal aan de volgende eisen te voldoen:

  • -

    het project heeft een omvang van ten minste 1.000 m2 bruto vloeroppervlak. Indien het project een kantoorgebouw met koelvraag betreft dient het bruto vloeroppervlak van dit project kleiner te zijn dan 10.000 m2;

  • -

    een afgeronde haalbaarheidsstudie is beschikbaar; hieruit blijkt de terugverdientijd van het project en zijn de investerings- en de onderhoudskosten van het warmtepompsysteem onderbouwd;

  • -

    offertes van leveranciers zijn beschikbaar;

  • -

    twee EPC berekeningen zijn beschikbaar, respectievelijk met en zonder warmtepompsysteem;

  • -

    de geplande oplevering van het project is uiterlijk 1 juli 2002.

Aanvragen voor demonstratieprojecten die aan de wettelijke voorschriften en aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen, worden door Novem beoordeeld en gerangschikt. De aanvragen worden gerangschikt aan de hand van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van dit subonderdeel. Artikel 9, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's is van toepassing.

Naast de algemene beoordelingsaspecten zal bij de beoordeling van aanvragen in het kader van dit subonderdeel een toetsing plaatsvinden aan de volgende specifieke criteria:

  • -

    de mate waarin het project economisch rendabel is, waarbij de meerkosten van het lage temperatuur afgiftesysteem niet tot de projectkosten worden gerekend;

  • -

    de mate waarin afspraken met energie (diensten)bedrijven zijn gemaakt die een oplossing bieden voor eventuele financiële knelpunten bij de exploitatie van het systeem;

  • -

    de mate waarin sprake is van een prestatiegarantie op de energiebesparing in termen van jaargemiddelde COP (Coefficient of Performance) en de jaarlijkse warmtedekkingsgraad;

  • -

    de mate waarin het systeemontwerp gestandaardiseerd is met het oog op vergroting van de toepassingsmogelijkheden in de markt;

  • -

    de mate waarin de installatiewijze van het systeem gestandaardiseerd is met het oog vergroting van de toepassingsmogelijkheden in de markt;

  • -

    de mate waarin het systeem aanvullende functies vervult naast ruimteverwarming, zoals actieve en passieve ruimtekoeling, ruimte-ontvochtiging en warm tapwatervoorziening.

De maximale subsidie per demonstratieproject bedraagt f 200.000,00.

Ten behoeve van de bovenstaande procedure dient in aanvulling op de gegevens die op grond van het standaard BSE-aanvraagformulier dienen te worden verstrekt, extra informatie te worden verstrekt. Gegevens daarover zijn beschikbaar in het bij Novem verkrijgbare informatiepakket.

F5. Glastuinbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De belangrijkste soorten projecten, die in het kader van het onderhavige subonderdeel voor subsidie in aanmerking komen, zijn projecten in de meest kansrijk geachte marktsegmenten, die zijn gericht op:

  • -

    inzicht in de haalbaarheid van de praktische toepassing van warmtepompsystemen of van onderdelen daarvan voor individuele glastuinbouwbedrijven of voor een cluster van glastuinbouwbedrijven; bij deze projecten dient door middel van een gemotiveerde systeemkeuze en een gedetailleerde systeembeschrijving ingegaan te worden op de technische en economische haalbaarheid; de rol en verantwoordelijkheden van de bij het project betrokken partijen moeten worden aangegeven; daarnaast dient inzicht te worden gegeven in de exploitatiewijze van het project;

  • -

    het in de praktijk beproeven of demonstreren van warmtepompsystemen of van onderdelen daarvan voor individuele glastuinbouwbedrijven of voor een cluster van glastuinbouwbedrijven; voorwaarde voor subsidie is het beschikbaar zijn van een gedegen haalbaarheidsonderzoek conform voornoemde punten;

  • -

    het in de praktijk onderzoeken en beproeven van de mogelijkheden van de `gesloten' kas of van onderdelen daarvan, in combinatie met een warmtepompsysteem;

  • -

    onderzoek en ontwikkeling gericht op het optimaliseren van belangrijke onderdelen van warmtepompsystemen, waaronder warmtepompen met een hogere afgifte temperatuur, warmte afgiftesystemen, ontvochtigingsystemen, regelsystemen en bronnen;

  • -

    ontwikkeling van methodieken of modellen waarmee de haalbaarheid, de engineering en installatiewijze van warmtepompsystemen kan worden geoptimaliseerd en vereenvoudigd.

Als meest kansrijk geachte marktsegmenten, zoals hierboven bedoeld, worden aangemerkt warmtepompsystemen voor toepassing in:

  • -

    intensieve groenteteelt met een behoefte aan warmte, CO2 en koude voor nieuwbouw van installaties;

  • -

    gekoelde teelten met een behoefte aan warmte en koude;

  • -

    teelten van potplanten en boomstekken met een behoefte aan warmte, CO2 en koude voor renovatie van installaties;

  • -

    combinaties van verschillende teelten in nieuw te ontwikkelen tuinbouwgebieden.

In beperkte mate is ondersteuning mogelijk van projecten in andere dan de hierboven genoemde marktsegmenten zoals bijvoorbeeld aan de glastuinbouw verwante agrarische sectoren met toepassingsmogelijkheden voor warmtepompsystemen zoals de bloembollenteelt, kuikenbroederijen en fokzeugbedrijven.

Naast de algemene beoordelingsaspecten zal bij de beoordeling van aanvragen in het kader van dit subonderdeel rekening gehouden worden met de mate van betrokkenheid van de installateur en/of de leverancier van de installatie, standaardisatie van ontwerp- en installatiewijze en het vervullen van meerdere functies door het systeem naast verwarming, zoals ruimte-koeling, ontvochtiging en voorziening in de behoefte aan CO2.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 2000 en 2001 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Duurzame energie bedraagt:

  • 1. voor onderdeel A: f 51.900.000,00, als volgt verdeeld over de subonderdelen:

    • A1: f 11.000.000,00;

    • A2 en A5 gezamenlijk: f 29.000.000,00;

    • A3: f 10.000.000,00;

    • A4: f 1.900.000,00;

  • 2. voor onderdeel B: f 3.600.000,00, met dien verstande dat voor subonderdeel B2.a maximaal f 400.000,00, voor subonderdeel B2.b maximaal f 400.000,00 en voor subonderdeel B5 maximaal f 400.000,00 beschikbaar is;

  • 3. voor onderdeel C: f 18.000.000,00, met dien verstande dat voor de subonderdelen C1, C2 en C4 tezamen maximaal f 5.000.000,00 beschikbaar is;

  • 4. voor onderdeel D: f 8.400.000,00, als volgt verdeeld over de subonderdelen:

    • D1: f 1.400.000,00;

    • D2: f 1.000.000,00;

    • D3: f 6.000.000,00.

  • 5. voor onderdeel E: f 3.430.000,00,

    als volgt verdeeld over de subonderdelen:

    • E1: f 1.455.000,00;

    • E2: f 575.000,00;

    • E3: f 1.400.000,00;

  • 6. voor onderdeel F: f 23.500.000,00, als volgt verdeeld over de subonderdelen:

    • F1: f 3.600.000,00;

    • F2: f 12.300.000,00;

    • F3: f 3.400.000,00;

    • F4: f 1.200.000,00;

    • F5: f 3.000.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het subonderdeel A2 moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 21 juni 2000 tot en met 30 juni 2001. Aanvragen met betrekking tot het subonderdeel A5 moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 15 november 2000 tot en met 30 juni 2001.

Aanvragen met betrekking tot het onderdeel D moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 21 juni 2000 tot en met 31 januari 2001.

Aanvragen met betrekking tot subonderdeel F2 moeten door Novem zijn ontvangen in de periode 18 december 2000 tot en met 1 juni 2001.

Aanvragen met betrekking tot de subonderdelen F1, F3, F4 en F5 moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 18 december 2000 tot en met 28 februari 2001.

Naar boven