Stb. 2016, 545, datum inwerkingtreding 01-01-2017, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2016.
Abusievelijk is voor het achtste lid een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet
geheel juist is.
5 Ingeval het lichaam waarin de erflater een aanmerkelijk belang heeft direct of indirect
een belang heeft in een ander lichaam, worden voor de toepassing van dit artikel de
bezittingen en schulden van dat andere lichaam, met inachtneming van de omvang van
dat belang, toegerekend aan eerstbedoeld lichaam, mits:
6 Voor de toepassing van dit artikel worden als ondernemingsvermogen aangemerkt:
-
a. de bezittingen en schulden voor zover toerekenbaar aan de onderneming of medegerechtigdheid,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vermeerderd met:
-
b. het beleggingsvermogen tot ten hoogste vijf percent van de waarde in het economische
verkeer van de onder 1° bedoelde bezittingen en schulden.
7 Tot het vermogen van de onderneming, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, wordt
niet gerekend een belang in een ander lichaam.
8 Als ondernemingsvermogen als bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, wordt mede aangemerkt
het in de tweede volzin omschreven deel van een vordering op de verkrijger van aandelen
of winstbewijzen die krachtens erfrecht overgaan, of op een vennootschap waarin hij,
direct of indirect een aanmerkelijk belang heeft, indien de vordering is ontstaan
voor 1 januari 2010 uit hoofde van een overdracht van aandelen of winstbewijzen in
een vennootschap, en die vennootschap ten tijde van de overdracht en ten tijde van
het toepassing vinden van dit artikel een onderneming als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, drijft.
Het in de eerste volzin bedoelde deel van de vordering dat mede wordt aangemerkt als
ondernemingsvermogen, wordt berekend volgens de formule:
A = V x O/T, doch maximaal O
waarin voorstelt,
A: de waarde in het economische verkeer van het in aanmerking te nemen deel van de
vordering ten tijde van het toepassing vinden van dit artikel;
V: de waarde in het economische verkeer van de vordering ten tijde van het toepassing
vinden van dit artikel;
O: de waarde in het economische verkeer van het ondernemingsvermogen, bedoeld in het
zesde lid, van de vennootschap waarop de vordering bestaat ten tijde van het toepassing
vinden van dit artikel;
T: de waarde in het economische verkeer van alle bezittingen en schulden van de vennootschap
waarop de vordering bestaat ten tijde van het toepassing vinden van dit artikel.
9 Hetgeen binnen twee jaren na de ontbinding van een huwelijksgemeenschap door overlijden
bij de verdeling van die gemeenschap meer aan tot een aanmerkelijk belang behorende
aandelen dan overeenkomt met de evenredige gerechtigdheid van de overledene in die
aandelen wordt toebedeeld aan de nalatenschap, is een vervreemding van de langstlevende
echtgenoot welke voor de toepassing van dit artikel en artikel 4.39a gelijk wordt gesteld met een overgang krachtens erfrecht en waarbij de langstlevende
echtgenoot als erflater wordt aangemerkt.
10 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de
toepassing van dit artikel.
Stb. 2020, 472, datum inwerkingtreding 01-01-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2016.
In het zesde lid, onderdeel b, wordt «de onder 1° bedoelde bezittingen en schulden»
vervangen door «de bezittingen en schulden, bedoeld in onderdeel a».