Bijlage
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De kandidaat moet in staat zijn om vergelijkingen te maken door het thema heen en,
voornamelijk vanuit het beeld, aan te geven:
-
• welke positie de middeleeuwse beeldhouwer innam;
-
• op welke manier een schilder aan het eind van de middeleeuwen werd opgeleid;
-
• in welk opzicht de opleiding van Jan van Scorel en Maarten van Heemskerck verder ging
en hoe dit in hun werk tot uiting is gekomen;
-
• in welke opzichten de opleiding, de manier van werken en de onderwerpkeuze van Adriaen
de Vries een nieuwe tijd weerspiegelen;
-
• in welke opzichten Rubens' opleiding overeenkomt met die van Van Heemskerck en De
Vries;
-
• op welke manier Rembrandt op de hoogte was van Italiaanse kunst, ondanks het feit
dat hij er zelf nooit is geweest;
-
• hoe de kunst van de klassieke oudheid en de Italiaanse kunst van de Renaissance een
rol speelt in het werk van Van Heemskerck, De Vries, Rubens en Rembrandt en welk belang
deze kunstenaars hechtten aan het werken naar de natuur;
-
• op welke wijze het leerlingstelsel van Rubens en Rembrandt werkte;
-
• welke vernieuwende invloed van de Ateliers '63 is uitgegaan en hoe de opzet zich verhoudt
tot eerdere atelierpraktijken;
-
• waarom er blijkbaar behoefte ontstond aan bepaalde regels voor de kunst;
-
• welke praktische regels Alberti aan zijn theorie ontleende;
-
• wat de eerste Italiaanse academies inhielden en in hoeverre deze afweken van het St.
Lucasgilde in bijvoorbeeld Antwerpen en Amsterdam;
-
• welke invloed de regels van de Académie hebben gehad op de kunst in Frankrijk en vervolgens
ook in de rest van Europa in de 17de en 18de eeuw;
-
• welke verschillende uitgangspunten het Bauhaus ontwikkelde ten aanzien van vormgeving,
productie en het maatschappelijk functioneren van toegepaste kunst;
-
• welke invloed het Bauhaus daarmee heeft gehad;
-
• wat het Nieuwe Bouwen inhoudt en wat doel en opzet van de CIAM waren;
-
• in welk opzicht de Weissenhofsiedlung een uitkomst van deze theorieën is;
-
• wat vrije expressie inhoudt;
-
• in welke mate van kunstenaars als De Vries, Rubens en Rembrandt originaliteit werd
verwacht;
-
• welke rol de Académie speelde voor de Franse kunstenaars in de 19de eeuw;
-
• welke methoden in het Bauhaus werden toegepast om tot originele ideeën/werken te komen;
-
• op welke wijze de Biennales van Lausanne invloed hebben gehad op de vernieuwingen
in de textielkunst;
-
• welke invloed Duchamp heeft gehad op het denken over kunst;
-
• hoe het begrip originaliteit in de popart en met name door Warhol een andere lading
heeft gekregen;
-
• op welke wijze de kunstenaars van Cobra in hun werk origineel waren;
-
• op welke wijze en in welke maatschappelijke context citaat en hergebruik algemeen
gehanteerde principes worden aan het eind van de 20ste eeuw;
-
• hoe hedendaagse ontwerpers het dogma van het functionalisme en de goede smaak hebben
opengebroken;
-
• op welke verschillende manieren kunstenaars het objet trouvé hebben toegepast;
-
• welke rol de opdrachtgevers in de carrières van resp. (Van Heemskerck), De Vries,
Rubens en Rembrandt hebben gespeeld;
-
• hoe de samenwerking verliep tussen Constantijn Huygens en Jacob van Campen bij de
bouw van Huygens' woonhuis en welke ideeën over vormgeving daarbij een rol speelden;
-
• hoe de keuze voor het winnende ontwerp tot stand kwam bij resp. het Rijksmuseum, het
Vredespaleis en het Stadhuis van Den Haag, gelet op de opdrachtgever, de architect
en de publieke opinie;
-
• hoe Académie en Salon koper en kunstenaar tot elkaar brachten;
-
• hoe de popularisering van het kunstwerk realiteit werd in de producten van resp. Corneille
en Warhol;
-
• hoe belangrijk de Ateliers '63 zijn (geweest) voor de ontwikkeling van kunstenaars;
-
• tot welke resultaten de HEMA-wedstrijden hebben geleid;
-
• op welke wijze Viktor & Rolf hun naam in de internationale modewereld hebben gevestigd.