Regeling urineonderzoek verpleegden

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 27-01-2000 t/m heden

Regeling urineonderzoek verpleegden

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 24, tweede lid, Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,

Gezien het advies van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 13 mei 1998, nr. 98/694836;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;

b. urineonderzoek:

een onderzoek van urine op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;

c. herhalingsonderzoek:

een urineonderzoek dat volgens eenzelfde dan wel een vergelijkbare methode als gebruikt bij het aanvankelijke urineonderzoek op een identiek tweede monster wordt uitgevoerd met behulp van apparatuur welke vergelijkbaar is met dan wel gelijkwaardig is aan de apparatuur welke bij het aanvankelijke onderzoek is gebruikt;

d. bevestigingsonderzoek:

een urineonderzoek dat volgens een andere gevalideerde methode als gebruikt bij het aanvankelijke onderzoek en het herhalingsonderzoek wordt uitgevoerd op het monster dat het uitgangsmateriaal vormde voor het aanvankelijke onderzoek dan wel het herhalingsonderzoek.

Artikel 2. Algemeen

Het anders dan door een arts, tandarts of verloskundige voorgeschreven gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is tijdens de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel niet toegestaan.

Artikel 3. Afname van urinemonsters

  • 1 De afname van urine gebeurt bij voorkeur ‘s ochtends vroeg.

  • 2 Alvorens de urine wordt afgenomen wordt de reden van het urineonderzoek aan de verpleegde medegedeeld en wordt aan de verpleegde uitleg gegeven over de te volgen procedure.

  • 3 De verpleegde urineert bij voorkeur onder direct visueel toezicht van een personeelslid of medewerker in een daartoe aan hem verstrekte opvangbeker.

  • 4 Indien de verpleegde niet direct tot afgifte van de urine in staat is, wordt hij gedurende een periode van vier uur alsnog hiertoe in de gelegenheid gesteld. De verpleegde verblijft gedurende deze periode bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden.

  • 5 In het bijzijn van de verpleegde verdeelt een personeelslid of medewerker de urine over twee afzonderlijke buizen, sluit de buizen af en controleert of de buizen goed zijn afgesloten. Vervolgens plakt het personeelslid of de medewerker stickers met een uniek registratienummer op de twee buizen.

  • 6 In het bijzijn van de verpleegde controleert het personeelslid of de medewerker of het aanvraagformulier goed en volledig is ingevuld alsmede of het nummer op de buizen overeenstemt met het nummer op het aanvraagformulier.

  • 7 Het aanvraagformulier dient in ieder geval een opgave van de volledige naam en voorletters van de verpleegde, het registratienummer van de verpleegde, de afnamedatum, het tijdstip van afname, de stoffen waarop gecontroleerd dient te worden alsmede gegevens over medicatiegebruik en relevante pathologie te bevatten.

  • 9

Eén buis wordt met het aanvraagformulier zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk de eerstvolgende werkdag, naar een laboratorium verstuurd, dan wel binnen drie werkdagen bij een laboratorium afgegeven. De andere buis wordt, gedurende ten hoogste een week na afname, ten behoeve van een eventueel herhalingsonderzoek in een voor onbevoegden niet toegankelijke diepvries of koelkast bewaard.

Artikel 4. Laboratorium

  • 1 De analyse wordt verricht door:

    • a. een inrichtingslaboratorium dat deelneemt aan een extern kwaliteitscontrole programma in samenspraak met de stichting kwaliteitsbewaking Klinische Geneesmiddelenanalyse en Toxicologie dan wel

    • b. een extern laboratorium dat deelneemt aan een extern kwaliteitscontrole programma in samenspraak met de stichting Kwaliteitsbewaking Klinische Geneesmiddelenanalyse of deelneemt aan een op zijn minst vergelijkbaar extern kwaliteitsbewakingsprogramma dan wel een laboratorium dat voldoet aan de internationale GLP-norm (Good Laboratory Practice).

  • 2 Het laboratorium heeft de mogelijkheid een herhalingsonderzoek en een bevestigingsonderzoek te verrichten of te laten verrichten.

  • 3 Het laboratorium treft maatregelen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de verkregen persoonsgegevens.

  • 4 De inrichting en het laboratorium maken nadere afspraken omtrent de wijze van verzending van de urinemonsters.

Artikel 5. Uitslag

  • 1 Indien er vragen bestaan omtrent de uitslag van het onderzoek of de interpretatie daarvan, vindt overleg plaats tussen het laboratorium en de inrichting omtrent mogelijke factoren die de uitslag hebben kunnen beïnvloeden en de interpretatie van de uitslag.

  • 2 Indien het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is geconstateerd of wanneer de verpleegde daarom verzoekt wordt de uitslag van het onderzoek aan de verpleegde bekend gemaakt. Hierbij wordt de verpleegde gewezen op het recht op herhalingsonderzoek. Indien de mededeling mondeling wordt gedaan legt het personeelslid dat of de medewerker die de mededeling heeft gedaan, schriftelijk vast dat en wanneer de mededeling is gedaan.

Artikel 6. Herhalingsonderzoek

  • 1 De verpleegde heeft het recht op een herhalingsonderzoek.

  • 2 De kosten van het herhalingsonderzoek komen voor rekening van de verpleegde, tenzij uit de uitslag van dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ongeoorloofd gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen.

  • 3 De verpleegde dient een verzoek om een herhalingsonderzoek binnen vierentwintig uur na kennisneming van de uitslag van de eerste analyse schriftelijk in te dienen bij het hoofd van de inrichting.

  • 4 De uitslag van het herhalingsonderzoek wordt aan de verpleegde medegedeeld. Hierbij wordt de verpleegde gewezen op het recht op een bevestigingsonderzoek. Indien de mededeling mondeling wordt gedaan legt het personeelslid dat of de medewerker die de mededeling heeft gedaan, schriftelijk vast dat en wanneer de mededeling is gedaan.

Artikel 7. Bevestigingsonderzoek

  • 1 De verpleegde heeft het recht een bevestigingsonderzoek te laten plaatsvinden.

  • 2 De kosten van het bevestigingsonderzoek zijn voor rekening van de verpleegde, tenzij uit de uitslag blijkt dat er geen sprake is van ongeoorloofd gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen.

  • 3 De verpleegde dient een verzoek om een bevestigingsonderzoek binnen vierentwintig uur na kennisneming van de uitslag van de contra-expertise schriftelijk in te dienen bij het hoofd van de inrichting.

  • 4 De uitslag van het bevestigingsonderzoek wordt aan de verpleegde medegedeeld. Indien de mededeling mondeling wordt gedaan legt het personeelslid dat of de medewerker die de mededeling heeft gedaan, schriftelijk vast dat en wanneer de mededeling is gedaan.

Artikel 8. Gevolgen niet-meewerken dan wel positieve uitslag

  • 1 In de huisregels van de inrichting wordt vermeld wat de gevolgen kunnen zijn van de weigering aan het urineonderzoek mee te werken. Tevens wordt in de huisregels vermeld wat de gevolgen kunnen zijn van de vaststelling in het urineonderzoek dat er sprake is geweest van het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen dan wel van fraude met het urinemonster van de zijde van de verpleegde.

  • 2 Indien de verpleegde na het verstrijken van de in artikel 3, vierde lid, gestelde termijn van vier uur nog geen urine heeft afgestaan, wordt dit gelijk gesteld met een weigering medewerking te verlenen aan het urineonderzoek.

  • 3 In afwachting van de uitslag van een herhalingsonderzoek dan wel een bevestigingsonderzoek;

    • a. wordt de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf opgeschort;

    • b. wordt de effectuering van verlof of proefverlof opgeschort.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 januari 2000

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals

Naar boven