Besluit vluchtige organische stoffen Wms

[Regeling vervallen per 28-04-2006.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-02-2004 t/m 27-04-2006

Besluit van 7 december 1999, houdende regels inzake het beperken van de emissie van vluchtige organische stoffen (Besluit vluchtige organische stoffen Wms)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 8 oktober 1998, nr. MJZ98096364, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 24 en 27 van de Wet milieugevaarlijke stoffen en, wat artikel 3.4 betreft, op artikel 15.31 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 15 januari 1999, nr. W08.98.0466);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 november 1999, nr. MJZ1999245030, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. keuringsinstantie: instelling die krachtens artikel 27 van de Wet milieugevaarlijke stoffen door Onze Minister is aangewezen voor het keuren van spuitapparatuur of onderdelen van zodanige apparatuur;

  • b. overdracht: op een zaak aangebrachte hoeveelheid vaste stof van een product dat een vluchtige organische stof bevat, gedeeld door de totale, bij het aanbrengingsproces verspoten hoeveelheid vaste stof, vermenigvuldigd met honderd en uitgedrukt in procenten;

  • c. spuitapparatuur: hoog-rendement luchtspuitapparatuur waarmee volgens de fabrikant of importeur van de apparatuur bij afstelling volgens de instructies van de fabrikant of importeur een overdracht op basis van terugslag van ten minste 72% met een tolerantie van ten hoogste 2% wordt bereikt bij handmatig spuiten;

  • d. spuiten: het bedrijfsmatig vernevelen van verf of lak;

  • e. verf en lak: producten, die een vluchtige organische stof bevatten en die worden toegepast als deklaag of als onderlaag voor een deklaag;

  • f. vluchtige organische stof: stof van organische oorsprong die bij een temperatuur van 293,15 K een dampspanning heeft van ten minste 10 Pa dan wel een overeenkomstige vluchtigheid heeft bij de specifieke gebruiksomstandigheden.

§ 2. Handelingen met bepaalde stoffen, preparaten en spuitapparatuur

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • 1 Het is verboden verf of lak te spuiten of te laten spuiten.

  • 2 Het verbod geldt niet voor een persoon die met succes een opleiding voor het spuiten met verf of lak heeft gevolgd en ten bewijze daarvan desgevraagd een geldig schriftelijk bewijs kan tonen dat is afgegeven door een door Onze Minister erkende opleidings- of examenafnemende instelling, alsmede voor degene die verf of lak laat spuiten door een persoon die dat bewijs kan tonen. Met een erkende opleidingsinstelling wordt gelijkgesteld een opleidingsinstelling erkend door een andere lidstaat van de Europese Unie of door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op basis van onderzoekingen die ten minste aan gelijkwaardige eisen voldoen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van de opleiding en de geldigheidsduur van het schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat met succes de opleiding is gevolgd.

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Het is verboden verf die meer dan 250 gram van een of meer vluchtige organische stoffen per liter product bevat, water niet meegerekend, toe te passen bij de bedrijfsmatige vervaardiging van houten binnentrappen.

Artikel 2.3

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Het is verboden verf of lak te spuiten of te laten spuiten met spuitapparatuur die niet behoort tot een overeenkomstig paragraaf 3 goedgekeurd type en mitsdien niet mag zijn voorzien van het symbool, bedoeld in artikel 3.2, vierde lid.

Artikel 2.4

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • 1 De verboden, bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.3, gelden niet voor een bedrijf dat per kalenderjaar niet meer dan 1 000 kilogram verf of lak spuit met een verbruik van vluchtige organische stoffen van ten hoogste 250 kilogram.

  • 2 Een bedrijf als bedoeld in het eerste lid, houdt een oplosmiddelboekhouding bij waaruit blijkt dat de hoeveelheid verf of lak of de hoeveelheid vluchtige organische stoffen, bedoeld in dat lid, niet wordt overschreden; deze boekhouding voldoet aan de bijlage behorende bij dit besluit.

  • 3 Zodra de hoeveelheid verf of lak en de hoeveelheid vluchtige organische stoffen wordt overschreden, gelden de verboden, bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.3.

§ 3. Typegoedkeuring van spuitapparatuur en onderdelen van spuitapparatuur

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Bij regeling van Onze Minister worden ten behoeve van de typegoedkeuring van spuitapparatuur en onderdelen van spuitapparatuur regels gesteld omtrent:

  • a. de eisen betreffende de ten minste vereiste overdracht voor de toepassing van spuitapparatuur,

  • b. de meetmethode die bij de keuring van spuitapparatuur wordt gehanteerd,

  • c. de uiterste waarden van de meetomstandigheden waaronder spuitapparatuur wordt gekeurd,

  • d. de wijze waarop de meetresultaten worden getoetst aan de eisen, bedoeld onder a, en

  • e. de geldigheidsduur van een afgegeven typegoedkeuring.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • 1 Ten behoeve van het verkrijgen van een typegoedkeuring voor spuitapparatuur of onderdelen daarvan wordt die apparatuur of worden onderdelen daarvan gekeurd volgens de regels, bedoeld in artikel 3.1, onder b, c en d.

  • 2 Voor spuitapparatuur of onderdelen daarvan wordt een typegoedkeuring afgegeven indien is voldaan aan de eisen, bedoeld in artikel 3.1, onder a.

  • 3 Voor spuitapparatuur of onderdelen daarvan wordt eveneens een typegoedkeuring afgegeven indien de fabrikant of de importeur bij de aanvraag voor het afgeven van een typegoedkeuring een of meer bewijsstukken overlegt waaruit blijkt dat:

    • a. deze bewijsstukken zijn afgegeven door een instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, die in staat is tot het op onafhankelijke, betrouwbare en deskundige wijze verrichten van keuringen van spuitapparatuur en onderdelen van spuitapparatuur en

    • b. de onder a bedoelde instelling op basis van een keuring heeft vastgesteld dat het type voldoet aan de eisen betreffende de ten minste vereiste overdracht voor de toepassing van spuitapparatuur, bedoeld in artikel 3.1, onder a; deze vaststelling mag ook op andere wijze plaatsvinden, mits daarmee wordt aangetoond dat ten minste wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in artikel 3.1, onder a.

  • 4 Spuitapparatuur of onderdelen daarvan, waarvoor een typegoedkeuring is afgegeven, worden voordat deze op de markt worden gebracht door de fabrikant of de importeur voorzien van een symbool van goedkeuring, aangewezen door Onze Minister.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • 1 Een keuringsinstantie trekt een op grond van artikel 3.1 door haar afgegeven typegoedkeuring in, indien bij controle van de voorraad van de fabrikant of de importeur blijkt dat ten minste drie exemplaren van de spuitapparatuur of ten minste drie onderdelen voor die apparatuur niet voldoen aan de eisen betreffende de ten minste vereiste overdracht, bedoeld in artikel 3.1, onder a.

  • 2 Van de beslissing tot intrekking van een typegoedkeuring zendt de keuringsinstantie een afschrift aan Onze Minister.

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Degene die verzoekt om het afgeven van een bewijs van typegoedkeuring van spuitapparatuur of onderdelen daarvan, is een door Onze Minister vastgestelde vergoeding verschuldigd aan de keuringsinstantie. Deze vergoeding heeft alleen betrekking op de administratieve afhandeling van de keuring.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 2.1 en 2.3.

  • 2 Artikel 2.1 treedt in werking één jaar na inwerkingtreding van dit besluit, zij het dat het opleidingsvereiste vanaf dat tijdstip geldt voor ten minste één persoon van een bedrijf, die is belast met het spuiten en vanaf twee jaren na inwerkingtreding van dit besluit voor ten minste de helft van het aantal personen van een bedrijf, dat is belast met het spuiten. Het opleidingsvereiste geldt voor elke persoon van een bedrijf, die is belast met het spuiten, vanaf drie jaren na inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een bedrijf als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, dat niet langer voldoet aan de criteria, genoemd in dat lid.

  • 4 Artikel 2.3 treedt in werking vier jaar na inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vluchtige organische stoffen Wms.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 december 1999

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven eenentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage behorende bij het Besluit vluchtige organische stoffen Wms

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Begripsbepalingen.

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • a. Organisch oplosmiddel: elke vluchtige organische verbinding die, alleen of in combinatie met andere stoffen en zonder een chemische verandering te ondergaan, wordt gebruikt om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of wordt gebruikt als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen dan wel als verdunner, als dispergeermiddel, om de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker of als conserveermiddel;

  • b. organische verbinding: verbinding van ten minste het element koolstof en een of meer van de elementen waterstof, halogenen, zuurstof, zwavel, fosfor, silicium en stikstof met uitzondering van koolstofoxiden, anorganische carbonaten en bicarbonaten.

Oplosmiddelenboekhouding.

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

De oplosmiddelenboekhouding wordt als volgt ingericht:

  • a. Het bedrijf administreert de massa organische oplosmiddelen die ofwel deel uitmaken van de verf- en lakproducten die binnen het bedrijf worden gebruikt ofwel worden gebruikt bij het reinigen van de hulpmiddelen waarmee de verf of lak wordt aangebracht (H1).

  • b. Het bedrijf administreert de massa organische oplosmiddelen die het bedrijf verlaten in het verfafval en in preparaten die door derden zullen worden aangebracht (H2).

  • c. Het bedrijf registreert de massa organische oplosmiddelen die wordt teruggewonnen en in het bedrijf nuttig wordt toegepast (H3).

  • d. Het bedrijf registreert de massa organische oplosmiddelen die in water wordt geloosd (H4).

  • e. H1, H2, H3 en H4 worden uitgedrukt in kg.

Naar boven