Verordening HPA gedroogde voedergewassen 1999

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 05-10-2003 t/m 31-03-2005

Verordening HPA gedroogde voedergewassen 1999

Het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw heeft, gelet op artikel 1 van de Overdrachtsregeling bevoegdheden Landbouwwet 1966 Algemeen, de artikelen 96, 97 en 98 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en de artikelen 2 en 25 van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997, in aanmerking nemende Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad van 21 februari 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen, gehoord het Productschap Diervoeder, op 11 november 1999 de volgende verordening vastgesteld.

Artikel 1

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

Deze verordening verstaat onder:

a.

Gemeenschap

:

het gebied van de staten die lid zijn van de Europese Unie;

b.

hoofdproductschap

:

Hoofdproductschap Akkerbouw;

c.

EG-verordeningen

:

Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad van 21 februari 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen van de Raad en de Commissie van de Europese Gemeenschap;

d.

gedroogde voedergewassen

:

de produkten bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 jo artikel 2 van Verordening (EG) 785/95;

e.

verwerkingsbedrijf

:

het bedrijf dat in het bezit is van een erkenning als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

f.

erkende koper

:

de natuurlijke of rechtspersoon die in het bezit is van een erkenning als bedoeld in artikel 4, tweede lid, en die bij de producenten verse voedergewassen koopt om ze aan verwerkingsbedrijven te leveren;

g.

erkende opslagplaats

:

een plaats buiten het terrein van het verwerkingsbedrijf gelegen, waar de gedroogde voedergewassen worden opgeslagen en die ten behoeve van dat bedrijf in het bezit is van een erkenning als bedoeld in artikel 4, tweede lid;

h.

A.I.D.

:

Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

i.

afleveren

:

het verlaten van het verwerkingsbedrijf of een erkende opslagplaats;

j.

partij

:

een hoeveelheid gedroogde voedergewassen van uniforme kwaliteit wat betreft samenstelling en vocht- en eiwitgehalte, die het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats op één dag naar dezelfde afnemer op één of meer transportmiddelen verlaat;

k.

toevoegingen

:

produkten, niet soortgelijk aan gedroogde voedergewassen, zoals bindmiddelen, of wel soortgelijk aan gedroogde voedergewassen maar buiten het verwerkingsbedrijf gedroogd en/of vermalen;

l.

mengsel

:

een voor diervoeding bestemd produkt, dat enerzijds gedroogde voedergewassen bevat, welke zijn gedroogd en/of vermalen in het verwerkingsbedrijf, en anderzijds toevoegingen bevat, waarbij de toevoegingen meer dan 3 gewichtsprocent uitmaken van het totale gewicht van het eindprodukt of waarbij het stikstofgehalte meer dan 2,4% in de droge stof bedraagt;

en neemt overigens over de terminologie van de EG-verordeningen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Het is toegestaan vóór het drogen verschillende voedergewassen samen te voegen zonder dat sprake is van een mengsel mits de samen te voegen voedergewassen ieder afzonderlijk steunwaardig zijn.

  • 2 Indien gedroogde voedergewassen toevoegingen bevatten als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, tweede alinea van Verordening (EG) nr. 785/95, is het toegestaan om:

    • a. indien toevoegingen worden toegevoegd na het drogen van de voedergewassen, niet meer dan 3 gewichtsprocent toe te voegen;

    • b. indien toevoegingen worden toegevoegd tijdens het drogen van de voedergewassen, afhankelijk van het droge stof-gehalte van de toevoeging, meer dan 3 gewichtsprocent toe te voegen in de volgende verhouding:

      toegevoegde toevoeging

      =

      3%

      (in gewichtsprocent)

       

      droge stofgehalte van de toevoeging

  • 3 Teneinde te komen tot een netto-gewicht per partij is het, zowel voor mengsels als voor niet-mengsels, toegestaan om per partij het verpakkingsmateriaal een proportioneel herrekend gewicht in mindering te brengen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Met inachtneming van het bij of krachtens deze verordening en de EG-verordeningen bepaalde, verleent het hoofdproductschap op aanvraag, als bijdrage in de zin van artikel 15 van de Landbouwwet, aan het verwerkingsbedrijf een bedrag aan steun terzake van het afleveren van in Nederland gedroogde en vermalen voedergewassen verkregen uit in de Gemeenschap geoogste voedergewassen en afkomstig van percelen met een landbouwbestemming als bedoeld in artikel 3, eerste lid van Verordening (EG) nr. 785/95. Dit bedrag komt overeen met het bedrag in Euro dat de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij of krachtens de EG-verordeningen hebben vastgesteld.

  • 2 Percelen, gelegen op of naast vliegvelden, en percelen, waarop gras wordt geteeld in afwachting van toekomstige bebouwing, kunnen worden aangemerkt als percelen met een landbouwbestemming, mits zij zijn geïdentificeerd overeenkomstig artikel 8.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 De erkenning als verwerkingsbedrijf onderscheidenlijk als erkende koper moet bij het hoofdproductschap worden aangevraagd door middel van een bij het hoofdproductschap te verkrijgen formulier. De aanvraag om erkenning als verwerkingsbedrijf dient vergezeld te gaan van een erkenningsdossier als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 785/95. De erkenning kan door het hoofdproductschap worden ingetrokken voor een periode die wordt vastgesteld naar gelang van de ernst van de geconstateerde gebreken, indien blijkt dat niet is voldaan aan één of meer van de voorwaarden en voorschriften, bedoeld in deze verordening en/of in de EG-verordeningen.

  • 2 Gedroogde voedergewassen die niet op het verwerkingsbedrijf kunnen worden opgeslagen, mogen slechts worden opgeslagen in erkende opslagplaatsen; de erkenning moet bij het hoofdproductschap worden aangevraagd door middel van een bij het hoofdproductschap te verkrijgen formulier en kan door het hoofdproductschap worden ingetrokken indien blijkt dat niet is voldaan aan één of meer van de voorwaarden en voorschriften, bedoeld in deze verordening en/of in de EG-verordeningen.

  • 3 Gedroogde voedergewassen die worden opgeslagen in een niet-erkende opslagplaats, worden geacht het bedrijf te hebben verlaten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 De steun wordt verleend bij wege van een voorschot ter grootte van 60% dan wel 80% van het in artikel 3 bedoelde bedrag.

  • 2 Wanneer een voorschot is betaald dat hoger is dan de totale betaling waarop het verwerkingsbedrijf voor het betreffende verkoopseizoen met inachtneming van het bepaalde in de EG-verordeningen recht heeft, betaalt het bedrijf het teveel ontvangen bedrag terug op eerste verzoek van het hoofdproductschap.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde voorschot van 60% wordt niet eerder uitbetaald dan nadat ten genoegen van het hoofdproductschap is aangetoond dat de gedroogde voedergewassen het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats hebben verlaten en ook overigens is voldaan aan het gestelde in de EG-verordeningen.

  • 4 Op verzoek van het verwerkingsbedrijf kan een voorschot van 80% worden verleend, mits voor het verschil tussen dit voorschot en het voorschot bedoeld in het eerste lid, zijnde 20%, een zekerheid bij het hoofdproductschap is gesteld en de steunaanvraag bedoeld in artikel 6 vergezeld gaat van de verklaring "zekerheid gesteld".

  • 5 Desgevraagd kan het in het derde en vierde lid bedoelde voorschot evenwel voor het in het derde lid bedoelde moment worden uitbetaald, mits het verwerkingsbedrijf bij het hoofdproductschap een zekerheid heeft gesteld gelijk aan het bedrag van het voorschot verhoogd met 10%. Deze zekerheid dekt alle andere overeenkomstig het tweede lid gestelde zekerheden.

  • 6 De in de vierde en vijfde lid bedoelde zekerheden moeten worden gesteld hetzij in de vorm van Nederlandse valuta, hetzij in de vorm van een door het hoofdproductschap aanvaarde garantie van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet Toezicht Kredietwezen (Stb. 1978, 255), hetzij van een der kredietinstellingen welke door de Minister van Financiën is toegelaten dan wel van een der kredietinstellingen die ingevolge artikel 3 van Richtlijn 77/780/EEG een vergunning heeft verkregen.

  • 7 De in de voorgaande leden bedoelde zekerheden worden door het hoofdproductschap overeenkomstig het bepaalde in de EG-verordeningen vrijgegeven dan wel geheel of gedeeltelijk verbeurd verklaard naar rata van de afgeleverde hoeveelheden product.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

De aanvraag ter verkrijging van de steun dient door het verwerkingsbedrijf te geschieden door binnen de in de EG-verordeningen gestelde termijnen bij hoofdproductschap de volgende, bij het hoofdproductschap verkrijgbare en door de aanvrager ingevulde en ondertekende formulieren in te dienen:

  • a. een verwerkingsen afleveringsoverszicht;

  • b. een verwerkingsspecificatie;

  • c. een afleveringsspecificatie.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Met het oog op een juiste toepassing van het bij of krachtens de EG-verordeningen bepaalde, is degene die een aanvraag als bedoeld in artikel 6 indient, verplicht door middel van bij het hoofdproductschap te verkijgen formulieren:

    • a. het origineel van het in drievoud opgemaakte contract dan wel van de in tweevoud opgemaakte leveringsaangifte, beide vergezeld van de in tweevoud opgemaakte perceelsindelingslijst, binnen de in de EG-verordeningen gestelde termijnen bij het hoofdproductschap in te dienen;

    • b. een kwartaalopgave van het gemiddeld vochtgehalte van het te drogen voedergewas binnen de in de EG-verordeningen gestelde termijn bij het hoofdproductschap in te dienen;

    • c. de in de EG-verordeningen bedoelde voorraadboekhouding dagelijks, volledig en naar waarheid te voeren;

    • d. de in artikel 6 bedoelde formulieren volledig, deugdelijk en naar waarheid in te vullen;

    • e. de onder b. bedoelde voorraadboekhoudingen en overige bewijsstukken over te leggen aan de met controle en/of uitvoering van de steunregeling belaste instanties, indien deze zulks verzoeken;

    • f. te allen tijde van te voren de aankoop van toevoegingen, gespecificeerd naar soort en hoeveelheid, aan de AID te melden, deze toevoegingen te laten analyseren, gescheiden op te slaan en afzonderlijk in de boekhouding op te nemen;

    • g. alle op de voorraadboekhouding onderscheidenlijk administratie betrekking hebbende bescheiden gedurende een periode van tenminste 5 jaar in chronologische volgorde te bewaren;

    • h. van alle andere activiteiten dan het drogen en/of malen van voedergewassen een afzonderlijke boekhouding te voeren;

    • i. te voldoen aan alle andere in de EG-verordeningen gestelde voorwaarden om aanspraak op steun te kunnen maken.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder a worden contracten en leveringsaangiften, die op de uiterste datum van de in de EG-verordeningen gestelde termijnen per fax worden ingediend, geacht tijdig te zijn ingediend onder voorwaarde dat:

    • a. zij volledig zijn ingevuld en met inbegrip van perceelsindelingslijsten en topografische kaarten als bedoeld in artikel 8, worden gefaxt, en

    • b. de originelen per omgaande worden nagezonden.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

Zowel bij het contract als bij de leveringsaangifte bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a dienen de percelen te zijn geïdentificeerd door middel van een uniek perceelsnummer met behulp van een topografische kaart, schaal 1:10.000, afkomstig van de dienst Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Degene die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 6, is verplicht overeenkomstig het bepaalde in de EG-verordeningen:

    • a. in het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats van iedere partij het vochtgehalte alsmede via systematische weging het gewicht van de te drogen partij vast te stellen;

    • b. van iedere partij gedroogde voedergewassen op het tijdstip waarop de producten het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats verlaten, het gewicht te bepalen; wanneer de gedroogde voedergewassen in het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats worden samengevoegd tot een mengsel, moet het gewicht worden bepaald vóór samenvoeging;

    • c. van de te gebruiken toevoegingsmiddelen voor het toevoegen een monster te nemen en dit te (laten) analyseren;

    • d. van iedere partij gedroogde voedergewassen op het tijdstip waarop de producten het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats verlaten, monsters te nemen;

    • e. de (samengestelde) eindmonsters te laten analyseren door één van de door of namens het hoofdproductschap aangewezen laboratoria;

    • f. het unieke nummer van de (samengestelde) eindmonsters te vermelden op de afleveringsspecificatie, bedoeld in artikel 6 sub c;

    • g. één exemplaar van de (samengestelde) eindmonsters op het verwerkingsbedrijf gedurende een bepaalde tijd te bewaren;

    • h. van iedere analyse één exemplaar van het daarop betrekking hebbende rapport in zijn administratie te bewaren,

    een en ander conform het gestelde in de bijlage.

  • 2 De monsterneming geschiedt door een door het hoofdproductschap als monsternemer gemachtigde medewerker van het verwerkingsbedrijf. De machtiging als monsternemer moet bij het hoofdproductschap worden aangevraagd door middel van een bij het hoofdproductschap te verkrijgen formulier. De machtiging wordt door het hoofdproductschap verleend op basis van de bevindingen van de A.I.D. ter zake.

  • 3 Het verwerkingsbedrijf dient jaarlijks aan het begin van het verkoopseizoen een lijst met gemachtigde monsternemers aan het hoofdproductschap te verstrekken.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Gedroogde voedergewassen die het bedrijfsterrein van een verwerkingsbedrijf hebben verlaten, mogen niet terugkeren naar hetzelfde verwerkingsbedrijf, tenzij de goederen terugkeren om opnieuw verkoopklaar te worden gemaakt en mits voldaan wordt aan de in het derde lid genoemde voorwaarden.

  • 2 Het is toegestaan om andere producten dan voor droging en/of vermaling bestemde voedergewassen dan wel voedergewassen die door een ander verwerkingsbedrijf zijn gedroogd en/of vermalen, het bedrijfsterrein van het verwerkingsbedrijf binnen te brengen met het oog op de vervaardiging van een mengsel, mits voldaan wordt aan de in het derde lid genoemde voorwaarden.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

    • a. de ontvangst van de hoeveelheid en de soort gedroogde voedergewassen of toevoegingen dient vooraf te worden gemeld aan de AID;

    • b. van voedergewassen die elders zijn gedroogd, dient de herkomst te worden opgegeven aan de AID;

    • c. de ontvangen voedergewassen en de toevoegingen dienen fysiek gescheiden te worden opgeslagen;

    • d. er dient een duidelijke identificatie van de ontvangen voedergewassen en de toevoegingen te zijn;

    • e. er dient een afzonderlijke administratie van de ontvangen voedergewassen en de toevoegingen te worden gevoerd.

  • 4 Niet-steunwaardige producten, die in het verwerkingsbedrijf zijn gedroogd of het verwerkingsbedrijf worden binnengebracht, moeten fysiek gescheiden van steunwaardige producten wordt opgeslagen en afzonderlijk in de administratie worden opgenomen

Artikel 11

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Het verwerkende bedrijf dat de gedroogde voedergewassen met andere grondstoffen vermengt is verplicht in de in artikel 7 sub c, bedoelde voorraadboekhouding tevens de volgende gegevens te vermelden, gestaafd door leveringsbewijzen en facturen:

    • a. de dag van ontvangst en de ontvangen hoeveelheid andere grondstoffen dan gedroogde voedergewassen, alsmede naam en adres van de leverancier;

    • b. de samenstelling in gewichtsprocenten van het door vermenging van de voedergewassen met andere grondstoffen verkregen product.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

Het verwerkingsbedrijf dient vóór het einde van de maand een opgave, gespecificeerd per week, van de voor de volgende maand te verwachten afleveringen in bij de AID, teneinde de AID in staat te stellen in elk verkoopseizoen

  • -

    voor ten minste 5% van de gedroogde voedergewassen die als zodanig het verwerkingsbedrijf verlaten, en

  • -

    voor ten minste 5% van de gedroogde voedergewassen, verwerkt in een mengsel, toe te zien op de gewichtsvaststelling, monsters te nemen en deze te laten analyseren.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

Indien blijkt dat degene, die een aanvraag als bedoeld in artikel 6, heeft ingediend, niet aan één of meer in de vorige artikelen gestelde voorwaarden en voorschriften heeft voldaan, kan het hoofdproduktschap de aan hem uitbetaalde bedragen, onverminderd het recht tot terugvordering daarvan, in mindering brengen op de later uit hoofde van deze verordening uit te betalen bedragen dan wel overgaan tot inhouding onderscheidenlijk uitsluiting van de steun ingevolge de EG-verordeningen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Degene die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 6, is verplicht de door of namens het hoofdproductschap gegeven aanwijzingen op te volgen.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in deze verordening is het de aanvrager toegestaan in plaats van de genoemde modellen gebruik maken van eigen modellen, mits deze modellen vooraf zijn goedgekeurd door het hoofdproductschap.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

  • 2 De Verordening HPA gedroogde voedergewassen 1995 wordt alsdan ingetrokken.

  • 3 Verwijzingen naar de in het tweede lid bedoelde verordening moeten worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening HPA gedroogde voedergewassen 1999".

Voor het bestuur,

J.H.M. KIENHUIS

voorzitter

R.J.M. TEN BERGE

secretaris

Bijlage Monsterneming en analyse

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

1. Monsterneming

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

Van iedere zelf gedroogde partij moeten, op het moment dat de gedroogde voedergewassen het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats verlaten, door het bedrijf monsters worden genomen conform de Eerste Richtlijn nr. 76/371/EEG van de Commissie van 1 maart 1976 houdende vaststelling van gemeenschappelijke bemonsteringsmethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB nr. L 102). Ook van toevoegingsmiddelen dienen monsters te worden genomen volgens genoemde richtlijn.

Van de ondermonsters wordt een eindmonster in drievoud samengesteld. Dit eindmonster moet voorzien zijn van een uniek nummer.

Wanneer de gedroogde voedergewassen in het verwerkingsbedrijf worden samengevoegd tot een mengsel moeten de monsters vóór het samenvoegen worden genomen.

In het geval er een mengsel wordt samengesteld vóór of tijdens het droogproces moeten de monsters worden genomen na afloop van het droogproces. In het bemonsteringsrapport moet worden vermeld dat het een mengsel betreft, alsmede van de toevoegingen: de hoeveelheid (in gewichtspercenten t.o.v. het eindproduct), soort en naam van de toevoegingen en het stikstofgehalte in de droge stof.

De eindmonsters dienen overeen te komen met de doorsneekwaliteit van de afgeleverde partij.

Eén van deze eindmonsters moet op het verwerkingsbedrijf worden bewaard, waarbij de volgende termijnen worden gehanteerd:

  • a. indien partijen deel uitmaken van een 110-tons monster:

    In alle gevallen moeten de C-monsters van de partijen, die deel uitmaken van het 110-tons monster, bewaard blijven totdat de AID toestemming geeft tot vernietiging.

  • b. indien partijen geen deel uitmaken van een 110-tons monster:

    • b.1 er is door de AID geen monster genomen uit de desbetreffende partijen:

      de C-monsters dienen bewaard te blijven, tot de analyse-uitslag door de verwerker is ontvangen; in geval van een negatief resultaat dienen de C-monsters bewaard te blijven totdat de uitslag van de heranalyse is ontvangen.

    • b.2 er is door de AID wel een monster genomen uit de desbetreffende partijen: de C-monsters dienen bewaard te blijven tot de uitslag van het AID-monster is ontvangen.

Alle analyse-uitslagen worden ook aan het hoofdproductschap gezonden, zodat bij twijfel of een bepaalde analyse-uitslag ten onrechte niet is ontvangen, altijd telefonisch navraag gedaan kan worden.

De beide andere eindmonsters zijn bestemd voor het laten maken van een analyse. Zij dienen te worden verzegeld en voorzien van de aanduiding op welke partij het eindmonster betrekking heeft (naam, woonplaats van de afnemer, datum aflevering) en een uniek nummer ter identificatie van het eindmonster. De unieke nummers van de eindmonsters dienen te worden vermeld op de afleveringsspecificatie gedroogde voedergewassen, die deel uitmaakt van de steunaanvraag.

Ingeval de partij wordt afgeleverd in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de afnemer of factor, dient deze het eindmonster (mede) te verzegelen.

2. Analyse

[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]

Analyse dient plaats te vinden conform de Tweede Richtlijn nr. 71/393/EEG van de Commissie dd. 18 november 1971 (PB nr. L 279) en de Derde richtlijn nr. 72/199/EEG van de Commissie dd. 27 april 1972 (PB nr. L 123), beide betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders.

Hierbij kunnen drie situaties worden onderscheiden:

  • 1. Wanneer verschillende partijen met een totaalgewicht van ten hoogste 110 ton, van uniforme kwaliteit voor wat betreft de voor de samenstelling gebruikte soorten, het vochten het eiwitgehalte, het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaatsen verlaten, dient analyse plaats te vinden op basis van een samengesteld eindmonster, dat representatief is voor de betreffende afgeleverde partijen.

  • 2. Wanneer verschillende partijen met een totaalgewicht van ten hoogste 110 ton, niet van uniforme kwaliteit voor wat betreft de voor de samenstelling gebruikte soorten, het vochten het eiwitgehalte, het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaatsen verlaten, dient analyse plaats te vinden op basis van het eindmonster van elke afgeleverde partij.

  • 3. Van mengsels mogen geen 110-tons monsters worden samengesteld.

Het samengestelde eindmonster mag derhalve maximaal betrekking hebben op 110 ton. In dat geval dient van de onderliggende eindmonsters, welke betrekking hebben op diverse partijen, een samengesteld eindmonster in drievoud te worden gemaakt, waarvan twee monsters gezonden moeten worden aan het laboratorium. Het derde exemplaar van het samengesteld eindmonster (C-monster) dient op het bedrijf te worden bewaard bij de onderliggende eindmonsters van de onderhavige partijen.

Het samenstellen van 110-tons monsters is aan een aantal voorwaarden gebonden. De partijen waaruit een 110-tons monster wordt samengesteld:

  • -

    moeten uniform zijn wat betreft de soort (gras, luzerne of een mix);

  • -

    moeten uniform zijn wat betreft de kwaliteit (uitsluitend steunwaardige partijen mogen in een 110-tons monster worden opgenomen);

  • -

    moeten per soort in chronologische volgorde zijn afgeleverd.

Bij het samenstellen van de 110-tons monsters mag geen rekening worden gehouden met het al dan niet bemonsterd zijn van een partij door de AID in het kader van de officiële controle.

In de administratie dient te worden vastgelegd uit welke eindmonsters de samengestelde eindmonsters zijn opgebouwd.

Het laboratorium analyseert één monster en bewaart het tweede monster voor een eventuele heranalyse. Indien de verwerker zich niet kan verenigen met het analyseresultaat, bericht hij dit binnen 7 werkdagen schriftelijk aan het hoofdproductschap.

Het hoofdproductschap zal dan dit laboratorium verzoeken het reserve-monster naar het laboratorium van het Comité van Graanhandelaren (LABCO) in Europoort (Rotterdam) te verzenden.

De uitslag van de heranalyse dient ter bevestiging of ontkrachting van de resultaten van de eerste analyse.

De aangewezen laboratoria voor de eerste analyse zijn:

  • -

    Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek, Postbus 115, 6860 AC Oosterbeek en

  • -

    Agrarisch Laboratorium Noord-Nederland, Fricoweg 49, 9005 PC Warga

Van de door deze laboratoria opgemaakte en andere analyserapporten dient een exemplaar bij de administratie van het bedrijf te worden bewaard.

De monsters die door de AID worden genomen, worden geanalyseerd door het Rikilt.

De analyse-uitslag van het Rikilt is bepalend voor de vaststelling van de steunwaardigheid van de bemonsterde partij. Dit heeft vooral gevolgen, indien het betreffende monster afkomstig is uit een partij, die is gebruikt voor de vervaardiging van een samengesteld eindmonster (110-ton monster).

Indien uit de analyse-uitslag van het Rikilt blijkt, dat niet wordt voldaan aan de eisen voor wat betreft het vochten/of eiwitgehalte, worden ook de overige eindmonsters waaruit het samengestelde eindmonster is vervaardigd, door de AID ter analyse aan het Rikilt gezonden. Aan de hand van de afzonderlijke analyse-resultaten wordt vastgesteld, welke partijen eventueel niet steunwaardig zijn.

De kosten van de eerste analyse alsmede van de analyse van de toevoegingen worden door het hoofdproductschap betaald.

De kosten van monsterverzending en heranalyse zijn voor rekening van het verwerkingsbedrijf .

Naar boven