A. Programma Diensten 1999
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het programma Diensten 1999 is het bijdragen aan de realisatie van de
energiebesparingsdoelstelling in de dienstensector, zoals die is geformuleerd in de
Energiebesparingsnota uit 1998.
Het programma is onderverdeeld in drie onderdelen.
1. Nieuwbouw Utiliteit
De voornaamste soorten projecten die voor subsidie in aanmerking komen, zijn:
- -
onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten die gericht zijn
op de ontwikkeling en toepassing van hulpmiddelen die gebruikt worden om tot een energie-efficiënt
gebouwontwerp te komen en een directe relatie hebben met de energie-prestatienormering
(EPN);
- -
haalbaarheidsprojecten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten, die zich
richten op het verbeteren van de marktsituatie voor het bouwen op een aanzienlijk
lager energetisch niveau dan het energetisch niveau dat overeenkomt met de energieprestatie-eis
(energieprestatiecoëfficiënt (EPC)-waarden 2000) in het Bouwbesluit (Stb. 1999, 138); projecten komen voor ondersteuning in aanmerking als het streven
is minimaal 15% onder de EPC-eisen van 2000 te gaan bouwen; het betreft hier bij voorkeur
gebouwen uit de sector onderwijsgebouwen, bijeenkomstgebouwen, gezondheidszorggebouwen,
horecagebouwen, logiesgebouwen, winkelgebouwen en sportgebouwen; kantoorgebouwen komen
alleen in aanmerking indien in 1998 een haalbaarheidsstudie is uitgevoerd;
- -
haalbaarheids- en demonstratieprojecten die zich richten op te renoveren gebouwen
met zodanige beperkende technische omstandigheden dat zij vrijstelling zouden kunnen
krijgen van de verplichting te voldoen aan de energieprestatiecoëfficiënt (EPC-eis)
in het Bouwbesluit; de projecten moeten als doel hebben het realiseren van een energetisch niveau dat
tenminste overeenkomt met de energieprestatie-eisen 2000 in het Bouwbesluit (EPC-eis);
- -
kennisoverdrachtprojecten m.b.t energieprestatienormering; voor deze projecten komen
in dit verband branche-organisaties uit de bouwwereld in aanmerking voor subsidie.
2. Techniekontwikkeling
Ten behoeve van techniekontwikkeling en stimulering in zowel de nieuwbouw als bestaande
bouw komen in 1999 de volgende projecten voor subsidie in aanmerking:
haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, demonstratie- en marktintroductieprojecten
en kennisoverdrachtprojecten die er op gericht zijn nieuwe technieken, methodieken
of systemen voor de gebouwschil, die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan
het realiseren van besparingen in de nieuw- en bestaande utiliteitsbouw, grootschalig
in de markt toegepast te krijgen.
3. Bestaande bouw
Met bedrijven, instellingen of branches uit de utiliteitsbouw, met name de zakelijke
dienstverlening, de detailhandel en horeca, het onderwijs en de zorgsector, worden
door de overheid meerjarenafspraken gemaakt waarin wordt vastgelegd op welke wijze
er gewerkt zal gaan worden aan de realisatie van besparingsdoelstellingen. Naast de
meerjarenafspraken wordt er met grote branches samengewerkt om op gestructureerde
wijze kennisoverdracht plaats te laten vinden naar de individuele instellingen en
bedrijven die binnen de branche vallen. In 1999 komen die projecten voor subsidie
in aanmerking die plaatsvinden in het kader van meerjarenafspraken, branche-aanpakken
of gemeentelijke besparingsplannen gericht op gemeentelijke gebouwen en faciliteiten.
Het kan daarbij gaan om haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten,
demonstratie- en marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten.
De projecten dienen gericht te zijn op:
-
het opstellen van meerjarenplannen en monitoringsystematieken voor een sector;
-
het verbeteren van de procesefficiency in bedrijven en instellingen door het invoeren
van integrale energiezorg en het verbeteren van de interne en externe logistiek;
-
het als haalbaarheids- of onderzoeks- of ontwikkelingsproject uitvoeren van energieonderzoeken
ten behoeve van het opstellen van bedrijfsenergieplannen en/of energiebesparingsplannen,
voor zover de betreffende projecten niet passen binnen de Subsidieregeling energie-efficiency- en milieuadviezen Schoner Produceren; het resultaat van het energie-onderzoek dient duidelijk te maken welke verbeteringen
mogelijk zijn op energiegebied en welke maatregelen daarvoor genomen kunnen worden;
uitsluitend door de aanvrager aan een externe adviseur ten behoeve van het energie-onderzoek
betaalde kosten kunnen als projectkosten in aanmerking worden genomen; de subsidie
bedraagt maximaal 50% van de projectkosten tot een maximum van f 7.500,00 per object;
daarbij wordt onder object verstaan:
-
1) een vaste installatie in de open lucht of een niet voor permanente bewoning bestemd
gebouw of gedeelte daarvan, waarvan het energiegebruik afzonderlijk wordt gemeten,
of
-
2) één of meer woongebouwen waarvan het beheer in handen is van één rechtspersoon.
Overige beoordelingsaspecten
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de milieuverdienste van het project;
-
c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
d. de mate waarin het project past in een aanwezig innovatie-traject van de aanvrager
of van anderen;
-
e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen
van het programma;
-
f. de nieuwheid van het project;
-
g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
h. de kostprijs(verlaging) van een voor het programma relevante techniek;
-
i. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.
Toelichting op de bovengenoemde aspecten
Ad a. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast de technische
en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van
organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de
aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen worden ondersteund als
de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende zijn aangetoond.
Ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt, naast de energie-efficiency-verbetering,
rekening gehouden met de te bereiken CO2-emissiereductie.
Ad d. Onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten worden mede beoordeeld op basis van de
stand van zaken van voorafgaand onderzoek.
Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energie- en milieuverdienste in termen
van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energie (gulden/GJ) en/of per hoeveelheid
vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2).
Ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt verstaan:
Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.
Ad g. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht
in de markttoepassing, het herhalingspotentieel van het project of product, alsook
het draagvlak van het project of product bij relevante marktpartijen.
Ad h. Bij de beoordeling van het project dient voldoende inzicht te worden verschaft
met betrekking tot de kostprijs(verlaging) van de techniek of het product om de markttoepassing
ten opzichte van andere technieken/producten te beoordelen.
Ad i. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van de in de
aanvraag opgenomen relevante kennisoverdrachtactiviteiten. Afhankelijk van het soort
project, dient de aanvrager bij te dragen aan kennisoverdrachtactiviteiten, bijvoorbeeld
door het schrijven van een artikel voor een vakblad.
Aan de doelstelling van het programma Diensten kunnen met name partijen bijdragen
die een structurele relatie hebben met de eindverbruikers. Hierbij gaat het vooral
om energiedistributiebedrijven, adviesbureaus, installateurs, branche- of koepelorganisaties
en andere intermediaire groepen. Specifiek voor de nieuwbouwkantoren kunnen ook beleggers
of financiers, projectontwikkelaars en partijen die verantwoordelijk zijn voor het
bouwmanagement projecten indienen.
Tel. 030-2393588