Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-10-2008 t/m 31-12-2012

Besluit van 31 mei 1999, houdende nadere regels over de beroepsvereisten voor het beroep van kandidaat-notaris (Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 25 maart 1999, nr. 755450/99/6;

Gelet op artikel 6, derde lid, van de Wet op het notarisambt;

De Raad van State gehoord (advies van 29 april 1999, nr. W03.99.0172/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 17 mei 1999, Directie Wetgeving, nr. 764815/99/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het notarisambt bedoelde afsluitend examen op het gebied van het recht, dat met goed gevolg afgelegd moet worden om het beroep van kandidaat-notaris te kunnen uitoefenen, omvat de volgende onderdelen:

  • a. grondige kennis van en inzicht in de volgende onderdelen van het burgerlijk recht – mede in hun onderlinge samenhang – :

    • 1°. het personen- en familierecht, in het bijzonder het huwelijksvermogensrecht,

    • 2°. het ondernemingsrecht, in het bijzonder het rechtspersonen- en vennootschapsrecht,

    • 3°. het vermogensrecht,

    • 4°. het recht met betrekking tot registergoederen,

    • 5°. het erfrecht, en

    • 6°. het internationaal privaatrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • b. grondige kennis van en inzicht in het executierecht alsmede kennis van en inzicht in het burgerlijk procesrecht, beslag- en faillissementsrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • c. grondige kennis van en inzicht in het belastingrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • d. kennis van en inzicht in het bestuursrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • e. grondige kennis van en inzicht in het recht met betrekking tot het notariaat, in het bijzonder de Wet op het notarisambt;

  • f. kennis van en inzicht in bedrijfseconomie, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • g. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in de vorm van een scriptie of een andere gelijkwaardige, schriftelijke, onderzoeksprestatie op juridisch gebied.

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 3 Voor de toepassing van artikel 1 wordt onder afsluitend examen als bedoeld in dat artikel tevens begrepen het schakelprogramma, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 6, derde lid, van de Wet op het notarisambt in werking treedt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 31 mei 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Uitgegeven de tiende juni 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven