Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-09-2003 en zichtdatum 10-09-2003.
Geldend van 10-09-2003 t/m 31-03-2006

Besluit van 7 april 1999, houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie aan de raden voor rechtsbijstand voor de uitvoering van hun wettelijke taak (Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Staatssecretaris van Justitie van 17 december 1998, Directie Wetgeving, nr. 736100/98/6;

Gelet op artikel 42a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 4 maart 1999, nr. W03.98.0610/I)

Gezien het nader rapport van Onze Staatssecretaris van Justitie van 23 maart 1999, Directie Wetgeving, nr. 754884/99/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 De verstrekking van de subsidie wordt getoetst aan de aard en de omvang van de activiteiten van de raad.

  • 2 De subsidie bestaat uit deelsubsidies voor:

    • a. de beheers- en programmakosten, waaronder zijn begrepen:

      • 1°. de raads- en apparaatskosten;

      • 2°. de doeluitkering voor vergoedingen voor rechtsbijstandverlening krachtens toevoeging in civiele en bestuurszaken en in strafzaken;

      • 3°. de doeluitkering voor vergoedingen voor rechtsbijstandverlening ten behoeve van piketregelingen;

      • 4°. de doeluitkering voor de subsidiëring van de stichtingen rechtsbijstand, verminderd met de wettelijk te innen eigen bijdragen van rechtzoekenden;

      • 5°. indien van toepassing de doeluitkering voor de rechtsbijstand aan asielzoekers, bestaande uit de subsidiëring van de stichting rechtsbijstand asiel waaronder begrepen de overeenkomsten in het kader van asiel als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van de wet, alsmede de subsidiëring van de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland;

      • 6°. overige uitgaven;

    • b. indien van toepassing de kosten van landelijke projecten en activiteiten.

Artikel 3

De raad kan tijdens het boekjaar gelden toevoegen aan de deelsubsidie landelijke projecten en activiteiten vanuit de egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten» tot ten hoogste het in die egalisatiereserve beschikbare bedrag.

Artikel 4

  • 1 Bij de verlening van de subsidie kan Onze Minister bepalen dat het subsidiebedrag door hem wordt bijgesteld, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling in de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 2 Met het oog op de toepassing van het eerste lid kan Onze Minister bij de verlening van de subsidie tevens bepalen welk deel van het subsidiebedrag in aanmerking zal worden genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van het prijspeil, onderscheidenlijk van de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 3 Indien een subsidie met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 5

  • 1 Onze Minister verstrekt op basis van de begroting voorschotten op de subsidie.

  • 2 De raad betaalt teveel ontvangen voorschotten binnen acht weken na vaststelling van de subsidie terug, tenzij Onze Minister tot verrekening op andere wijze besluit.

HOOFDSTUK 2. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6

  • 1 Onze Minister stelt de raad uiterlijk 1 juli van elk jaar schriftelijk in kennis van de voorlopige beleidsmatige en budgettaire kaders voor het daarop volgende jaar.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent:

    • a. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

    • b. de bij de aanvraag tot subsidieverlening over te leggen gegevens of bescheiden;

    • c. de eisen waaraan de begroting moet voldoen;

    • d. de wijze waarop de subsidie wordt bepaald;

    • e. de overige eisen waaraan het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen.

Artikel 7

Onze Minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot verlening van de subsidie.

HOOFDSTUK 3. AAN DE SUBSIDIE VERBONDEN VERPLICHTINGEN

Artikel 8

  • 1 De raad draagt ervoor zorg dat de doelstellingen waarvoor de subsidie wordt verleend op doelmatige en effectieve wijze worden nagestreefd, dat de werkzaamheden dienovereenkomstig worden geregeld, en dat een goed beleid en beheer wordt gevoerd.

  • 3 De raad geeft in het jaarverslag inzicht in de wijze waarop de bedrijfsvoering heeft plaatsgevonden. Daarbij komen in ieder geval aan de orde:

    • a. de administratieve organisatie;

    • b. de mate van betrouwbaarheid van de informatiebeveiliging;

    • c. de maatregelen die zijn gericht op de voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden;

    • d. de wijze waarop de kwaliteit van de bedrijfsvoering wordt gewaarborgd.

Artikel 9

  • 1 Uiterlijk vier weken na afloop van de eerste vier respectievelijk acht maanden van het boekjaar, dient de raad een voortgangsrapportage in.

  • 2 Indien uit de voortgangsrapportage blijkt dat de bedrijfsvoering of het beheer niet worden uitgevoerd overeenkomstig de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen, kan Onze Minister verlangen dat telkens na verloop van twee maanden van het boekjaar een voortgangsrapportage wordt ingediend. Daarbij kan Onze Minister nadere aanwijzingen geven met betrekking tot de inhoud van deze voortgangsrapportages.

  • 3 Onze Minister kan ten gunste van de raad en met instemming van de raad van de termijn, bedoeld in het tweede lid, afwijken.

Artikel 10

  • 1 De raad vormt voor elk van de in artikel 2, tweede lid, onderdelen a en b bedoelde deelsubsidies een egalisatiereserve, genaamd «beheers- en programmakosten» en «landelijke projecten en activiteiten».

  • 2 De egalisatiereserve «beheers- en programmakosten» bedraagt op 31 december van het boekjaar ten hoogste 7,5% van de over het boekjaar verleende deelsubsidie beheers- en programmakosten.

  • 3 De egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten» bedraagt ten hoogste een jaarlijks door Onze Minister te bepalen maximum.

  • 4 Indien de egalisatiereserve, bedoeld in het tweede lid, op 31 december van het boekjaar de toegestane grens overschrijdt, wordt een bedrag ter hoogte van die overschrijding verrekend met de renteloze langlopende vordering op Onze Minister.

Artikel 10a

Indien de liquiditeitsratio meer dan 0,5 bedraagt wordt het meerdere door Onze Minister betrokken bij de subsidieverlening voor het eerstvolgende kalenderjaar.

Artikel 10b

Alvorens een bedrag toe te voegen aan de egalisatiereserve, wordt op een door Onze Minister te bepalen wijze een bedrag toegevoegd aan de vervangingsreserve materiële vaste activa.

Artikel 11

  • 2 De opdracht aan de accountant gaat vergezeld van een door Onze Minister vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 42a, tweede lid, van de wet. Daarbij legt de raad aan de accountant het in de bijlage bij dit besluit gevoegde model volgens welke de accountant de uitslag van zijn onderzoek moet opstellen op.

  • 3 De raad draagt er zorg voor dat zijn accountant alle medewerking verleent aan de door Onze Minister van Justitie in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte controlewerkzaamheden, bedoeld in artikel 4:78 en 4:79 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12

  • 1 De raad verzekert zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid tegenover derden voor een som van ten minste € 450 000,– per gebeurtenis en per geval.

  • 2 De raad verzekert zijn onroerende zaken tegen brandschade naar herbouwwaarde.

  • 3 De raad verzekert zijn roerende zaken tegen brandschade en diefstal naar vervangingswaarde.

Artikel 13

  • 1 Indien gedurende het boekjaar blijkt dat het verwachte saldo van baten en lasten meer dan 10% lager is dan het bedrag van de subsidieverlening, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 2 Onze Minister kan op grond van de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, de bevoorschotting verlagen.

Artikel 14

  • 2 De raad behoeft tevens de toestemming van Onze Minister voor:

    • a. het aangaan of wijzigen van subsidieverplichtingen met anderen dan de stichting rechtsbijstand.

    • b. het aanpassen of vervangen van de landelijke geautomatiseerde systemen in beheer bij de Stichting Integraal Rechtshulp-informatie Systeem, alsmede voor het aanpassen of vervangen van de daarbij behorende registratievoorschriften;

    • c. het tijdens het boekjaar toevoegen van gelden aan de verschillende onderdelen van de deelsubsidies anders dan ingevolge artikel 3.

Artikel 15

  • 2 Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde. De waardebepaling van een onroerende zaak geschiedt door drie deskundigen. Onze Minister onderscheidenlijk de raad wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de activiteiten van de raad door een derde worden voortgezet en de activa en passiva met toestemming van Onze Minister tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

HOOFDSTUK 4. VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16

De raad dient binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 17

Onze Minister beslist binnen vier maanden op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 18

Het verschil tussen de vastgestelde deelsubsidies en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de deelsubsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de desbetreffende egalisatiereserve.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Onze Minister kan, na overleg met de raad, de bevoorschotting van de raad verlagen indien diens liquiditeitspositie dat toelaat, zulks ter vermijding van eventuele liquiditeitsproblemen bij een of meer andere raden.

Artikel 20

Onze Minister kan, na overleg met de raad, de in artikel 10 genoemde percentages met ten hoogste 75% verlagen indien de financiële positie van een of meer raden daartoe noodzaakt.

Artikel 21

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1999.

Artikel 22

Dit besluit wordt aangehaald als: Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 april 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Uitgegeven de zevenentwintigste april 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage bij artikel 11, tweede lid, van het Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Model accountantsverklaring

Opdracht

Wij .............. (organisatie en naam noemen) hebben de jaarrekening .............. (jaartal), van de raad voor rechtsbijstand te .............. (plaats) gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Raad voor rechtsbijstand. De Raad voor rechtsbijstand is tevens primair verantwoordelijk voor de naleving van wet- en regelgeving. Het is onze taak een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.

Werkzaamheden

Bij onze controle hebben wij nagegaan of de jaarrekening voldoet aan de volgende eisen:

• Dat de jaarrekening getrouw weergeeft zowel de baten als lasten over .............. (jaartal), als de activa en passiva per 31 december .............. (jaartal), en

• Dat de in de jaarrekening opgenomen baten en lasten, alsmede de balansmutaties tot stand zijn gekomen in overeenstemming met van toepassing zijnde wettelijke regelingen.

Tevens hebben we nagegaan of de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met het Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand en het controleprotocol raden voor rechtsbijstand .............. (jaartal).

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en in overeenstemming met het controleprotocol raden voor rechtsbijstand .......... (jaartal) van het Ministerie van Justitie. Volgens de in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen, dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving, die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen, die het bevoegd gezag van de instelling heeft gemaakt, alsmede een algehele evaluatie van het beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening, dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening .............. (jaartal) van .............. (naam instelling) voldoet aan de hierboven omschreven eisen.

Tevens delen we mede dat het controleprotocol raden voor rechtsbijstand .............. (jaartal) is nageleefd.

Overig

Wij hebben zoals voorgeschreven in het controleprotocol raden voor rechtsbijstand 2002 een separaat rapport aan de Raad voor Rechtsbijstand uitgebracht. Er zijn door ons in dit kader geen bijzonderheden geconstateerd, die hier behoeven te worden vermeld.