Subsidieregeling projectopdrachten Bve-sector

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 11-09-1999 t/m 01-01-2013

Subsidieregeling projectopdrachten Bve-sector

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;

  • b. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c. Web: de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d. projectopdracht: de bij beschikking tot subsidieverlening verleende opdracht ter bevordering van de in artikel 1.2.1, tweede lid, van de Web bedoelde doelstellingen van het beroepsonderwijs dan wel ten behoeve van de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt;

  • e. projectplan: een activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:61 van de Awb;

  • f. gerubriceerde gegevens: gegevens waarop de projectopdracht betrekking heeft en waarop de Wet persoonsregistraties van toepassing is;

  • g. vertrouwelijke gegevens: gegevens waarop de projectopdracht betrekking heeft en waar ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur geen informatie over wordt verstrekt;

  • h. subsidie: een bijdrage als bedoeld in artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Doel

Het doel van de regeling is het geven van een subsidie en bijbehorende uniforme subsidievoorschriften aan rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.7, van de Web, waarbij de minister op grond van deze regeling nadere voorwaarden vaststelt ter uitvoering van een projectopdracht.

Artikel 3. Toepasselijke voorschriften Awb ( 4:58)

Op de per boekjaar verstrekte subsidie is Titel 4.2, met inbegrip van afdeling 4.2.8, van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Begeleiding

  • 1 De minister wijst een ambtenaar van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan voor het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen en de bewaking van de voortgang van het project.

  • 2 De minister kan bij projectopdrachten tot € 225.000,- per boekjaar een begeleidingscommissie benoemen die de taak heeft het project inhoudelijk te begeleiden. De samenstelling van de begeleidingscommissie en de eventueel bijbehorende facilitering wordt bij de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld.

  • 3 De minister kan bij projectopdrachten vanaf € 225.000,- per boekjaar de subsidieontvanger verplichten een programmaraad in te stellen die de taak heeft het project inhoudelijk te structureren en te begeleiden. Een programmaraad bestaat uit een aantal personen die door de minister zijn benoemd en een aantal personen die door de subsidieontvanger worden aangewezen waaronder een voorzitter en een financieel deskundige. De samenstelling van de programmaraad wordt bij de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld. De subsidieontvanger faciliteert de programmaraad.

Artikel 5. Voorafgaande toestemming rechtshandelingen

Bij de beschikking tot subsidieverlening wordt vastgesteld voor welke van onderstaande handelingen van de subsidieontvanger voorafgaande toestemming van de minister gedurende de looptijd van de projectopdracht is vereist:

  • a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b. het wijzigen van statuten;

  • c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

  • d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

  • e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • g. het vormen van fondsen of reserveringen;

  • h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

  • i. het ontbinden van de rechtspersoon;

  • j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling;

  • k. het inzetten van personeel van de eigen organisatie dan wel van aan de subsidieontvanger gelieerde derden, dat in de afgelopen drie jaar in dienst is geweest van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Hoofdstuk 2. Subsidieverstrekking

Artikel 6. Boekjaar

Bij de beschikking tot subsidieverlening wordt vastgesteld of het boekjaar gelijk is aan een kalenderjaar of een studiejaar als bedoeld in artikel 1.1.1 onder r van de Web.

Artikel 7. Subsidieverlening en voorwaarden

  • 1 De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Awb.

  • 2 Bij het niet vervullen van de voorwaarde worden de op grond van deze regeling voor het betreffende boekjaar verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

  • 3 De subsidieontvanger vormt uit de verleende subsidie geen vermogen, fondsen of reserveringen, met uitzondering van de fondsen of reserveringen als bedoeld in artikel 5, onder g, waarvoor toestemming is verleend.

  • 4 De subsidieontvanger is aan het Rijk 50% van de inkomsten, rente uitgezonderd, die rechtstreeks of middellijk voortvloeien uit activiteiten waarvoor subsidie op grond van deze regeling is verstrekt, verschuldigd, met dien verstande dat het verschuldigde bedrag niet meer dan het subsidiebedrag bedraagt. In de beschikking tot subsidieverlening kan een ander percentage worden vastgesteld of wordt de mededeling gedaan dat de in de eerste volzin bedoelde verplichting komt te vervallen. 5. De subsidieontvanger informeert de minister onverwijld indien een project op grond van een projectopdracht niet of niet geheel is gestart, aanzienlijk is vertraagd of voortijdig wordt beëindigd. De informatie wordt toegezonden aan de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 4, eerste lid, alsmede aan de betreffende begeleidingscommissie of programmaraad, bedoeld in artikel 4, tweede respectievelijk derde lid.

Artikel 8. Projectleider van het project

  • 1 De subsidieontvanger maakt aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 4, eerste lid, bij de aanvraag tot subsidieverlening bekend wie de projectleider van het project is en verplicht de projectleider te vervangen door iemand met dezelfde kwalificaties, binnen één week vanaf het moment dat bedoelde projectleider als gevolg van ziekte of anderszins een maand aaneengesloten niet in staat is geweest zijn werkzaamheden in het kader van de door de subsidieontvanger te verrichten prestatie uit te voeren, of zoveel eerder als te voorzien is.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht de projectleider te vervangen door iemand met dezelfde kwalificaties, binnen één week nadat de minister aan de subsidieontvanger schriftelijk heeft laten weten dat de projectleider naar het uitsluitend oordeel van de minister niet voldoet aan hem te stellen eisen.

  • 3 De subsidieontvanger kan onder de voorwaarde dat dit aan de minister gemeld wordt, en buiten de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, besluiten tot tijdelijke of definitieve vervanging van de projectleider. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister overtuigend de gelijkwaardige competentie van deze nieuwe projectleider aan.

Artikel 9. Intellectuele eigendom

De subsidieontvanger verplicht zich ter uitvoering van het project geen inbreuk te maken op enig recht van intellectueel eigendom. De subsidieontvanger vrijwaart de minister voor aanspraken van derden terzake van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten van die derden.

Artikel 10. Gegevens en resultaten van het project

  • 1 De subsidieontvanger heeft de plicht te voorkomen dat gegevens die onder hem rusten geheel of gedeeltelijk verloren gaan.

  • 2 De subsidieontvanger is gehouden om bij het project te betrekken informanten in te lichten over de doelstelling van het project en het tijdstip en de wijze waarop de resultaten van het project bekend worden gemaakt, hun anonimiteit desgewenst te garanderen en de door hen verstrekte gegevens uitsluitend voor het aangegeven doel van het project te gebruiken.

  • 3 De subsidieontvanger is gebonden aan vertrouwelijke behandeling van de door de minister aan hem verstrekte documentatie, informatie en gerubriceerde of vertrouwelijke gegevens en van de hem in het kader van het project ter kennis gekomen meningen en conclusies, tenzij door de persoon of instelling waarop zij betrekking hebben of door welke zij zijn verstrekt schriftelijke toestemming is verleend tot openbaarmaking ervan.

  • 4 De subsidieontvanger brengt voor de verwerking van de in het derde lid bedoelde informatie geen extra kosten in rekening.

  • 5 De subsidieontvanger gebruikt vertrouwelijke en gerubriceerde gegevens uitsluitend ten behoeve van het project in het kader waarvan zij zijn bijeengebracht.

  • 6 De subsidieontvanger draagt na afloop van de subsidierelatie, indien de minister dat wenst, zorg voor het om niet leveren aan de minister van een exacte kopie van databestanden of andere producten, niet zijnde publicaties, die in het kader van de projectopdracht zijn ontwikkeld.

Artikel 11. Publieke bekendheid projectopbrengst

  • 1 De subsidieontvanger draagt zorg voor:

    • a. de melding van de aanvang van een onderzoeksproject waarvoor een subsidiebedrag boven € 50.000,- op grond van deze regeling is verstrekt en een of meer publicaties als afsluiting is beoogd, bij het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten ten behoeve van opname van het project in de Nederlandse Onderzoek Databank;

    • b. aanbieden van een of meer publicaties, die mogelijk of mede mogelijk zijn gemaakt door de op grond van deze beschikking verleende subsidie, aan de Koninklijke Bibliotheek en andere voor de betreffende branche relevante bibliotheekvoorzieningen;

    • c. de beschikbaarheid voor derden van de van vertrouwelijke en gerubriceerde gegevens geschoonde interne rapporten, voortvloeiend uit de op grond van deze regeling verstrekte subsidie.

  • 2 De subsidieontvanger biedt onverwijld na het beschikbaar komen van een projectverslag een exemplaar aan een of meer instellingen voor wetenschappelijke of beleidsmatige documentatie gericht op het door het betreffende rapport bestreken vakgebied aan, alsmede aan het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten, de Koninklijke Bibliotheek, de bibliotheek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, het Vrijwillig Depot van Nederlandse Publicaties en de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.

  • 3 De subsidieontvanger biedt in beginsel onverwijld na afloop van het project onderzoeksgegevens, geschoond van de vertrouwelijke en de gerubriceerde gegevens, aan het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten aan, met dien verstande dat databestanden aangeboden worden voor opname in het Steinmetz-archief. De minister kan op grond van een hiertoe ingediend verzoek toestemming verlenen voor een uitgestelde overdracht van bedoelde onderzoeksgegevens.

  • 4 Op de vertrouwelijke gegevens en de gerubriceerde gegevens is het gestelde in artikel 13 van toepassing.

  • 5 De subsidieontvanger brengt voor de verwerking en overdracht van de in dit artikel bedoelde informatie geen extra kosten in rekening.

Artikel 12. Gebruik van projectresultaten

  • 1 De subsidieontvanger gaat niet over tot publicatie van resultaten die het project voortbrengt, in welke vorm dan ook, zonder toestemming van de minister, tenzij de minister bij de beschikking tot subsidieverlening hiervoor ontheffing heeft verleend.

  • 2 De subsidieontvanger gaat niet over tot publicatie alvorens de minister de gelegenheid te hebben geboden binnen acht weken de publicatie van een toelichting of commentaar te voorzien.

  • 3 De subsidieontvanger heeft met inachtneming van het eerste lid het recht om de projectresultaten te gebruiken ten behoeve van door hem samengestelde adviezen, rapporten, databestanden en andere producten.

Artikel 13. Overdracht van eigendom

  • 1 De subsidieontvanger draagt op verzoek van de minister aan het einde van de subsidierelatie aan de Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de minister, de eigendom van apparaten en andere duurzame goederen over die ten behoeve van de uitvoering van het project zijn aangeschaft met de voor het project verleende subsidie op grond van deze regeling.

  • 2 De subsidieontvanger beëindigt huur- of leaseovereenkomsten, die zijn gesloten ten behoeve van de uitvoering van het project met de voor het project verleende subsidie op grond van deze regeling, op het moment waarop het project wordt beëindigd of met instemming van de minister op zo kort mogelijke termijn na beëindiging van het project.

  • 3 De subsidieontvanger behoudt de rechten van de intellectuele eigendom op de resultaten van het project, maar indien hij van bedoelde rechten gebruik gaat maken is hij verplicht onverwijld en om niet een niet-exclusieve overdraagbare licentie aan de Staat der Nederlanden te verlenen waarmee gebruik gemaakt kan worden van de betreffende rechten van intellectuele eigendom in het belang van de Bve-sector.

  • 4 De subsidieontvanger vermeldt bij elke publicatie van de resultaten van het project duidelijk de namen van de subsidieontvanger, de projectleider van het project alsmede de naam van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel 14. Betaling

  • 1 Het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 4:31, eerste lid, van de Awb, wordt in twee gelijke gedeelten bij wijze van voorschot betaald.

  • 2 2. Indien in de beschikking tot subsidieverlening is vastgesteld dat het boekjaar een kalenderjaar is, geschiedt dit in het tweede en vierde kwartaal van het boekjaar.

  • 3 Indien in de beschikking tot subsidieverlening is vastgesteld dat het boekjaar een studiejaar is, geschiedt dit in het eerste en derde kwartaal van het boekjaar.

Artikel 15. Egalisatiereserve

De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening de subsidieontvanger verplichten bij een subsidieverlening voor langer dan een boekjaar een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb te vormen.

Artikel 16. Vaststelling subsidie voor twee of meer boekjaren

  • 1 De minister stelt de subsidie voor twee of meer boekjaren jaarlijks binnen dertien weken na ontvangst van de daartoe verstrekte periodieke gegevens, bedoeld in het tweede lid, ambtshalve vast.

  • 2 De ambtshalve vaststelling van de subsidie geschiedt op basis van de aan de minister verstrekte periodieke gegevens, bedoeld in artikel 4:67, tweede lid, van de Awb.

  • 3 Het leveren van periodieke gegevens gaat minimaal eenmaal per boekjaar vergezeld van een verklaring van de accountant als bedoeld in het derde lid van artikel 4:78 van de Awb.

Artikel 17. Uitgebreide accountantscontrole

De in artikel 4:78, eerste lid, van de Awb bedoelde opdracht aan de accountant strekt tevens tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, bedoeld in artikel 4:79, waarbij het onderzoek zich in ieder geval uitstrekt over de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 8, 11 en 13.

Artikel 18. Vernietiging gegevens

De subsidieontvanger bewaart ingevolge artikel 4:69, tweede lid, van de Awb de projectgegevens uiterlijk tot zeven jaar na beëindiging van de subsidierelatie en vernietigt vervolgens de vertrouwelijke en gerubriceerde gegevens, tenzij dit op grond van artikel 10, derde lid, niet noodzakelijk is of de minister voordien hiertegen bezwaar maakt.

Hoofdstuk 3. Slotartikelen

Artikel 19. Bekendmaking

Deze regeling zal met de toelichting in OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen, waarin deze regeling is geplaatst

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling projectopdrachten Bve-sector.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

drs. L.M.L.H.A. Hermans

Naar boven