Gedifferentieerde afsluiting en doubleren in de tweede fase vwo/havo

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-12-1998 t/m heden

Gedifferentieerde afsluiting en doubleren in de tweede fase vwo/havo

  • 1. Er zijn vragen gesteld over wat in de nieuwe tweede fase vwo/havo de gevolgen zijn van het feit dat onderdelen van het schoolexamen een absolverend karakter hebben en kunnen worden afgerond vóór het laatste leerjaar, en wat de positie is van het doubleren in dat verband. Meer concreet is de vraag welke (nieuwe) regels hier van toepassing zijn, en wat daarvan de gevolgen zijn voor de schoolorganisatie.

    Een voorbeeld van de vragen die worden gesteld is: als het vak algemene natuurwetenschappen (dat alleen een schoolexamen heeft) in leerjaar 4 vwo zou worden afgesloten, wat betekent dat dan voor een leerling die voor dat vak een voldoende cijfer heeft behaald, maar op grond van zijn overige resultaten het vierde leerjaar het beste zou kunnen doubleren? Moet het schoolexamen in algemene natuurwetenschappen worden overgedaan, of niet?

    In het kader van de zogenoemde ’monitoring’ van de invoering van de profielen havo/vwo per 1 augustus 1998 is door scholen aangedrongen op voorlichting hierover.

  • 2. Er gelden wat dit onderwerp betreft de volgende uitgangspunten:

    • de regelgeving gaat uit van een cursusduur van vijf (havo) respectievelijk zes (vwo) (leer)jaren;

    • onderdelen van het schoolexamen zijn absolverend en kunnen worden afgesloten vóór het laatste leerjaar (dat kan ook zijn: het gehele schoolexamen voor een vak);

    • het onderwijs is ingericht op de grondslag van een normatieve studielast voor de leerling van 1600 uren per leerjaar, met een in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma dat voor elke leerling ten minste 1000 uren onderwijs omvat (in het laatste leerjaar: tenminste 700 uren);

    • er zijn geen regelingen over wat doubleren inhoudt.

  • 3. Dat laatste punt vergt enige toelichting.

    Door de profielvoorstellen is er wat betreft het doubleren niets veranderd in de formele regels. In die regels komt de term doubleren bovendien helemaal niet voor. De school bepaalt zelf of doubleren wordt toegepast, en zo ja wat dat dan inhoudt. Er waren en zijn dus geen regels over wat doubleren inhoudt: dat werd en wordt door de school bepaald. In het traditionele ’uniforme’ systeem lag wel door de organisatie min of meer vast dat doubleren in alle gevallen betekende dat het gehele programma in een leerjaar werd overgedaan. De meer flexibele organisatie die de studielastbenadering mogelijk maakt, in combinatie met de omstandigheid dat in alle leerjaren van de bovenbouw onderdelen van het schoolexamen kunnen worden afgesloten, maken echter andere keuzen mogelijk. Dat kunnen keuzen zijn die meer ’op maat’ zijn. De school moet deze keuzen maken, op basis van de eigen pedagogisch-didactische uitgangspunten, de specifieke kenmerken van de eigen leerlingenpopulatie, eigenschappen en behoeften van individuele leerlingen en de organisatorische wensen en mogelijkheden.

    Randvoorwaarden zijn echter:

    • dat duidelijk is welk leerjaar de leerling volgt (maar dat betekent niet dat alle leerlingen in een leerjaar precies hetzelfde programma volgen);

    • dat wordt voldaan aan de eisen van 1600 uren en 1000 (700) uren.

    Verder is er een aantal specifieke bepalingen over examinering, bijvoorbeeld dat het centraal examen wordt afgenomen in het laatste leerjaar en dat het schoolexamen Frans1 en Duits1 in het vwo ook wordt afgesloten in het laatste leerjaar.

    Binnen deze randvoorwaarden kan de school dus eigen keuzen maken. Er geldt met andere woorden wat ook meer in het algemeen geldt: de benadering zoals die in de nieuwe regelgeving is vastgelegd leidt tot een groterevrijheid van scholen bij de inrichting, en dus tot een grotere verscheidenheid.

    Er is niet één ’voorgeschreven’ studiehuis (een term die overigens in de regelgeving niet voorkomt). De stelling dat door profielen/studiehuis ’het doubleren is afgeschaft’ is dus even onjuist als de stelling dat in het traditionele systeem de scholen verplicht zouden zijn om te werken met een systeem van doubleren: de school maakte en maakt eigen keuzen. In het nieuwe systeem kunnen die echter meer zijn aangepast aan eigen wensen, behoeften en mogelijkheden.

  • 4. Wat het voorgaande in de praktijk betekent kan worden geïllustreerd aan de hand van de eerder genoemde concrete vraag. Wat kan een school doen als in leerjaar 4 vwo het gehele schoolexamen algemene natuurwetenschappen met voldoende resultaat is afgesloten door een leerling die voor het overige matige resultaten heeft behaald?

    • 4.1 De school kan besluiten de leerling te laten doubleren: hij wordt nogmaals geplaatst in leerjaar 4. De school bepaalt wat dat doubleren inhoudt.

      • 4.1.1 De school kan bepalen dat de leerling alles overdoet, d.w.z. doubleert in de traditionele zin. De leerling doet dan ook het vak algemene natuurwetenschappen over, hij volgt precies hetzelfde programma als de andere leerlingen in leerjaar 4. Het eerder afgelegde schoolexamen algemene natuurwetenschappen ’vervalt’ dan, zoals bij het traditionele doubleren alle eerder behaalde resultaten vervallen. En wordt dan vanzelfsprekend voldaan aan de eisen van 1600/1000 uren.

        Het vervallen van het schoolexamen algemene natuurwetenschappen betekent (dus) ook, dat de afgelegde toetsen niet meer ’meetellen’ bij de bepaling van het aantal toetsen dat de leerling mag herkansen. Anders gezegd: de toetsen die de leerling opnieuw doet in het schooljaar dat hij opnieuw leerjaar 4 volgt, zijn geen herkansingen. Hij begint met een schone lei.

      • 4.1.2 De school kan bepalen dat de leerling slechts een bepaald deel van de stof overdoet – in dit voorbeeld b.v. alle onderdelen behalve het vak algemene natuurwetenschappen. Het behaalde resultaat van het schoolexamen algemene natuurwetenschappen ’blijft dus staan’, maar voor overige reeds afgelegde toetsen van het schoolexamen geldt ook hier dat zij ’vervallen’. De toetsen in leerjaar 4 (toen dat leerjaar voor het eerst werd gevolgd) tellen niet meer mee bij de bepaling van het aantal toetsen dat de leerling mag herkansen. Voorwaarde hiervoor is dus dat de school inderdaad heeft vastgesteld dat de leerling nogmaals leerjaar 4 volgt. Omdat de leerling niet meer algemene natuurwetenschappen volgt komen er uren vrij binnen de normen van 1600 en 1000 uren. Die normenblijven echter gelden: de school richt het onderwijs ook voor deze leerling zo in dat er sprake is van een normatieve studielast van 1600 uren en een in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma van 1000 uren. De tijd die de andere leerlingen besteden aan algemene natuurwetenschappen zou door de doublerende leerling kunnen worden besteed aan: onderdelen waarin hij zwak is, onderdelen uit leerjaar 5, een aanvullend programma (extra keuzevak etc.).

    • 4.2 De school kan besluiten de leerling ondanks de matige resultaten toch te bevorderen naar leerjaar 5. Vanzelfsprekend houdt dit een risico in, maar er kunnen redenen zijn om het toch te doen. In de loop van leerjaar 5 kan de leerling proberen de achterstand in te halen. Dat kan mede in de vorm van het opnieuw afleggen van (absolverende) toetsen van het schoolexamen uit leerjaar 4. Bij dit opnieuw afleggen is er dan sprake van een herkansing.

  • 5. Wat in het voorgaande is beschreven over de gevolgen van doubleren in relatie met het absolverende karakter van onderdelen van het schoolexamen geldt ook voor het laatste leerjaar, dus voor leerlingen die voor het eindexamen zijn afgewezen en het laatste leerjaar overdoen. De school bepaalt dus wat ten aanzien van het schoolexamen het gevolg is van het overdoen van het laatste leerjaar. Deze leerlingen doen echter in alle gevallen het centraal examen in hun geheel opnieuw. Het centraal examen in alle vakken is immers een geheel waarin de leerling moet tonen een betrekkelijk grote hoeveelheid stof die is verdeeld over meerdere vakken te beheersen. Het centraal examen wordt bovendien afgenomen in het laatste leerjaar (artikel 37, eerste lid, van het eindexamenbesluit). In het uiterste geval is het denkbaar dat een leerling in het schoolexamen voor alle vakken een voldoende cijfer heeft behaald en wordt afgewezen doordat een onvoldoende cijfer voor het centraal examen in een of twee vakken leidt tot een onvoldoende eindcijfer. De school zou in dat geval kunnen bepalen dat geen enkel onderdeel van het schoolexamen over behoeft te worden gedaan, en dat dus alleen het centraal examen opnieuw wordt afgelegd. Dat zal echter alleen al door de samenhang tussen schoolexamen en centraal examen meestal niet de meest voor de hand liggende beslissing zijn. In dat verband is ook van belang dat de eisen van 1600/700 uren van toepassing blijven. Het is echter denkbaar dat zoveel onderdelen van het eerder afgelegde schoolexamen niet opnieuw behoeven te worden afgelegd dat ook in het laatste leerjaar, net als in het onder 4.2.1. beschreven geval, er voor de leerling tijd vrijkomt. Voor zover die niet wordt besteed aan extra voorbereiding op het centraal examen, is het denkbaar dat de leerling zich al meer direct voorbereidt op het vervolgonderwijs, door b.v. al enkele onderdelen van het propedeutisch jaar van het hoger onderwijs te volgen. Praktisch gezien zullen de mogelijkheden daarvoor beperkt zijn, maar het is één mogelijkheid om invulling te geven aan de eisen van 1600/700 uren. Juist voor de wat zwakkere (want eerder voor het eindexamen afgewezen) leerling die het betreft kan zo’n opzet mede bijdragen aan de (zelf)selectie voor het hoger onderwijs, en dus aan een verbetering van de aansluiting.

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

drs. K.Y.I.J. Adelmund

Naar boven