Subsidieregeling programma technologie en samenleving

[Regeling vervallen per 07-06-2003.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-11-2002 t/m 06-06-2003

Subsidieregeling programma technologie en samenleving

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. project:

    een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op haalbaarheid, onderzoek of ontwikkeling, in combinatie met het voor de eerste maal demonstreren van producten of diensten die met gebruikmaking van technologie een voor Nederland vernieuwende bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van een maatschappelijk vraagstuk op het gebied van een door de minister aangewezen deelprogramma;

    b. samenwerkingsverband:

    een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee natuurlijke personen of rechtspersonen;

    c. groep:

    een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • -

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • -

        volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • -

        overwegende zeggenschap heeft over

        een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 De minister verstrekt op een aanvraag subsidie aan:

    • a. degene die voor eigen rekening en risico een project uitvoert dat past in een deelprogramma of

    • b. de deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoeren dat past in een deelprogramma.

  • 2 De minister stelt bij ministeriële regeling de deelprogramma's vast. Een deelprogramma bevat een beschrijving van het aandachtsgebied en de daarop betrekking hebbende doelstellingen.

  • 3 Als deelprogramma als bedoeld in het voorgaande lid worden in 1998 aangewezen:

    • Leren in de werkomgeving, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1A;

    • Criminaliteitspreventie, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1B;

    • Transmurale zorg, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1C;

    • (Re)ïntegratie in arbeid, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1D.

  • 4 Geen subsidie wordt verstrekt indien voor het project reeds door de minister subsidie is verstrekt.

  • 5 Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag is opgetreden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 De subsidie bedraagt 50 procent van de projectkosten doch ten hoogste € 90 800.

  • 2 Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd voor zover deze tezamen met in de drie voorafgaande kalenderjaren door een bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies waarvoor geen goedkeuring is gevraagd aan de Commissie meer bedraagt dan € 100 000.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a. de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten:

      • loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom ‹loon voor de loonbelasting› van de loonstaat van het betrokken directe personeel, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1600 productieve uren per jaar;.

      • kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winst-opslagen bij transacties binnen een groep;

      • de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten, of afschrijvingstermijnen, berekend op basis van de historische aanschafwaarde exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van vijf jaar, tot een maximum van 25 procent van de totale projectkosten;

      • aan derden verschuldigde kosten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

    • b. een opslag voor algemene kosten, groot 25 procent van de onder a, aanhef en onder 1° bedoelde loonkosten.

  • 2 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 Er is een Stuurgroep Technologie en Samenleving die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

  • 2 De stuurgroep bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste vijftien leden.

  • 3 De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste twee jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.

  • 4 De stuurgroep stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 5 De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de stuurgroep bij te wonen.

  • 6 In het secretariaat van de stuurgroep wordt door de minister voorzien.

  • 7 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de stuurgroep geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. Die bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de stuurgroep opgeborgen in het archief van dat ministerie.

  • 8 De stuurgroep verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 9 De stuurgroep stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan de minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

§ 2. Aanvragen

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 De minister stelt bij ministeriële regeling perioden vast, na afloop waarvan de aanvragen die in die periode in het kader van het desbetreffende deelprogramma zijn ontvangen worden behandeld.

  • 2 De periode in 1998 na afloop waarvan de aanvragen op grond van deze regeling, die in die periode met betrekking tot de in artikel 2, derde lid, bedoelde deelprogramma's zijn ontvangen en die voldoen aan de wettelijke voorschriften, worden behandeld wordt vastgesteld op 1 september 1998 tot en met 19 oktober 1998.

  • 3 De minister stelt voorts bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast voor het verlenen van subsidies op in een periode ontvangen aanvragen. Daarbij stelt hij afzonderlijke subsidieplafonds vast met betrekking tot ieder deelprogramma.

  • 4 De subsidieplafonds voor het in 1998 verlenen van subsidies in het kader van de in artikel 2, derde lid, bedoelde deelprogramma's bedragen voor:

    Leren in de werkomgeving

    f 900.000,00;

    Criminaliteits- preventie

    f 1.000.000,00;

    Transmurale zorg

    f 800.000,00;

    (Re)ïntegratie in arbeid

    f 400.000,00.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een begroting en van een projectplan alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

  • 3 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband dient een deelnemer de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De minister geeft een beschikking binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 De minister wint omtrent een aanvraag het advies in van de stuurgroep.

  • 2 De stuurgroep geeft aan de minister in ieder geval een negatief advies:

    • a. indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling en de daarop berustende bepalingen;

    • b. indien zij het onaannemelijk acht dat het project binnen twee jaren na de subsidieverlening kan worden uitgevoerd;

    • c. indien gegronde vrees bestaat dat de aanvragers het project niet kunnen financieren;

    • d. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvragers de capaciteiten hebben om het project naar behoren uit te voeren;

    • e. indien gegronde vrees bestaat dat het project technisch, economisch of maatschappelijk niet haalbaar is.

  • 3 De stuurgroep rangschikt per deelprogramma de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert zodanig, dat een project hoger gerangschikt wordt naar mate:

    • a. de toepassing van technologie in het project meer vernieuwend is voor het in het betrokken deelprogramma beschreven aandachtsgebied,

    • b. het project meer maatschappelijk voordeel oplevert met betrekking tot het betrokken aandachtsgebied;

    • c. het project een groter economisch voordeel oplevert voor de betrokken ondernemers of de overheid, met dien verstande dat aan elk van deze criteria een gelijk gewicht wordt toegekend.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de stuurgroep een negatief advies heeft uitgebracht.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking van de aanvragen door de stuurgroep.

  • 2 De minister kan afwijken van het eerste lid en van artikel 10, indien een advies van de stuurgroep in strijd is met deze regeling dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

§ 3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Op alle subsidie-ontvangers rusten de in de artikelen 13 en 14 opgenomen verplichtingen, met dien verstande dat de in artikel 14 opgenomen verplichtingen slechts rusten op de subsidie-ontvanger die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden. Zij gelden tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 De subsidie-ontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voor het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen, of het stopzetten van het project.

  • 2 De subsidie-ontvanger voert het project in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 3 De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.

  • 4 De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 De subsidie-ontvanger brengt steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

  • 2 De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na het tijdstip waarop het project ingevolge artikel 13, eerste lid, moet zijn uitgevoerd.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

  • 4 De aanvraag gaat vergezeld van een accountantsverklaring, indien het bedrag van de subsidieverlening meer dan € 50 000 bedraagt, en een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het project, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De minister kan aan een ontheffing als bedoeld in artikel 12 voorschriften verbinden.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De minister kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot het geven van bekendheid aan het project en de resultaten ervan.

§ 4. Voorschotten

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kunnen op aanvraag van de subsidie-ontvanger door de minister voorschotten worden verstrekt.

  • 2 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

  • 3 Een voorschot wordt slechts verstrekt, indien het bedrag aan voorschot ten minste € 4 500 bedraagt.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 14, eerste lid.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

  • 3 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient de deelnemer in het samenwerkingsverband die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden, de aanvraag in mede namens de andere deelnemers en gaat de aanvraag, indien het een eerste voorschot betreft, vergezeld van een verklaring van de indiener van de aanvraag waarin hij zich aansprakelijk stelt voor terugbetaling van de subsidie, voor zover de subsidie-ontvangers daartoe verplicht zijn, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag, indien een subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§ 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 6. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling programma technologie en samenleving.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2, 3 en 4, die ter inzage worden gelegd. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 3 september 1998

De

Minister

van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage 1A

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Deelprogramma Leren in de werk-omgeving

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Dit deelprogramma beoogt te bevorderen scholing in de werkomgeving te laten plaatsvinden door innovatieve toepassing van educatieve technologie.

Voorstellen voor projecten moeten binnen één van de volgende aandachtsgebieden passen:

  • informatie- en communicatietechnologie als leeromgeving (working along)

  • werkapparatuur en -programmatuur als leeromgeving (working better)

  • samenwerking als leeromgeving (working together)

Onderstaand worden de aandachtsgebieden verder uitgewerkt:

Informatie- en communicatietechnologie als leeromgeving (working along)

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Dit aandachtsgebied beoogt te bevorderen dat het leeraanbod op de werkvloer optimaal aansluit bij de behoeften en de werksituatie van de werknemer. Uitgangspunt is een tijd- en plaatsonafhankelijk leren. Drie aspecten zijn aan de orde: een met technologie ondersteunde wegwijzerfunctie aan de hand waarvan werknemers hun eigen employability kunnen bepalen en verhogen, inhoudelijke kennisoverdrachtsmodules via moderne multimedia en ICT-ondersteunde begeleidings- en coachingsfuncties. Idealiter omvat een pilot-project de drie aspecten tezamen.

Werkapparatuur en -programmatuur als leeromgeving working better

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Uitgangspunten van dit aandachtsgebied zijn de machines en software die op de werkvloer worden gebruikt. Denkbare pilots zijn de ontwikkeling van interfaces, gericht op het toegankelijker maken van werkapparatuur voor lerende werknemers en, eventueel, werknemers met een arbeidshandicap en de ontwikkeling van interactieve handboeken, ingebouwd in de desbetreffende apparatuur.

Samenwerking als leeromgeving working together

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Dit aandachtsgebied is gericht op de toepassing van technologie om communicatie en data-uitwisseling tussen werknemers onderling of werknemers en externen te bevorderen.

De drie aandachtsgebieden zijn ontleend aan het document 'Technologiescan Leren in de werkomgeving' (Senter, 1998, ISBN 90-76250-07-3).

Een goed project is technologisch innovatief, bij voorkeur gericht op lager- en middenkader, oudere werknemers en allochtonen in een MKB-bedrijf, overdraagbaar naar andere bedrijven en bedrijfstakken. Commitment van sociale partners draagt extra bij aan het draagvlak voor een project.

Het deelprogramma wordt begeleid door een projectgroep waaraan de Ministeries van Economische Zaken, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de organisaties FNV, VNO-NCW en MKB-Nederland deelnemen.

Bijlage 1B

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Deelprogramma Criminaliteitspreventie

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Dit deelprogramma beoogt te bevorderen dat technologieën op een innovatieve wijze worden toegepast om criminaliteitspreventie en -beheersing en veiligheid thuis en in openbare ruimten te bevorderen.

Voorstellen voor (pilot-)projecten moeten binnen één van de volgende aandachtsgebieden passen:

  • sociaal veilig ontwerpen

  • identificatie

  • beveiligingssystemen

  • communicatie met de politie

  • persoonlijke veiligheid

Onderstaand worden de aandachts-gebieden uitgewerkt:

Sociaal veilig ontwerpen

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Onderzoek toont een verband tussen de inrichting van de gebouwde omgeving en bepaalde vormen van onveiligheid, zoals vandalisme, inbraak in gebouwen en auto's, diefstal, openbaar geweld en buurtoverlast.

Naast daadwerkelijke onveiligheid, kan de inrichting van de omgeving ook leiden tot gevoelens van onveiligheid. Het voorkómen van onveilige situaties begint op de tekentafel met het zogeheten sociaal veilig ontwerpen.

Identificatie

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Er zijn twee vormen van identificatie te onderscheiden: preventieve en repressieve identificatie. Preventieve identificatie richt zich erop te voorkomen dat ongewenste personen toegang krijgen tot zaken die niet voor hen bestemd zijn, zoals banksaldo's, gebouwen en computerbestanden. Personen die toegang wensen, moeten bewijzen dat zij geautoriseerd zijn. Hulpmiddelen voor identificatie zijn onder meer (biometrische) identificatiekaarten en (elektronische) handtekeningen. Bij repressieve identificatie gaat het om het opsporen van daders en gestolen goederen. Beelden uit bijvoorbeeld bewakings-video's kunnen hierbij een rol spelen. Ook het aanbrengen van herkenningstekens en detectiemateriaal kan het opsporen van gestolen goederen ten goede komen.

Beveiligingssystemen

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De techniek biedt mogelijkheden om bestaande beveiligingssystemen te verfijnen, uit te breiden en te miniaturiseren. De kwaliteit van een beveiligingssysteem wordt echter bepaald door de zwakste schakel in de beveiligingsketen. Deze keten is opgebouwd uit het beveiligingsadvies, de apparatuur, de installatie en de alarmering.

Communicatie met de Politie

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

De overheid is voorstander van een integrale aanpak van criminaliteit. Dit betekent dat de politie geacht wordt steeds meer samen te werken met de gemeente en het bedrijfsleven, maar nadrukkelijk ook met de burger. Voor de communicatie en de algehele informatiehuishouding binnen de politie-organisatie wordt steeds vaker een beroep gedaan op elektronische communicatievormen.

Persoonlijke Veiligheid

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Uit onderzoek is gebleken dat vrouwen, ouderen en minderheidsgroeperingen zich buitenshuis gemiddeld onveiliger en kwetsbaarder voelen dan andere groeperingen. Ook jongeren blijken zich echter in toenemende mate onveilig te voelen. Door gevoelens van onveiligheid durven sommige mensen 's avonds hun huis niet meer te verlaten. Het is vanuit maatschappelijk oogpunt zeer ongewenst als een steeds grotere groep burgers zich in hun bewegingsvrijheid beperkt voelt, omdat ze bang is om het slachtoffer te worden van criminaliteit. Technologie kan een deeloplossing bieden voor het probleem van persoonlijke veiligheid.

Deze aandachtsgebieden zijn ontleend aan het document 'Dieptescan Criminaliteitspreventie' (Senter, 1998, ISBN 90-76250-04-9).

Van een goed (pilot-)project is de organisatorische inbedding en het financiële draagvlak van tevoren goed beschreven en wordt ook al in het projectplan duidelijk aangegeven hoe het na afloop verder geïntegreerd wordt in de reguliere activiteiten van de meest betrokken actoren. Het project moet dus kunnen rekenen op commitment van de meest betrokken (beleids)-actoren.

Het deelprogramma wordt begeleid door een projectgroep waaraan de Ministeries van Economische Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie deelnemen. Daarnaast participeren ook organisaties als de Regiecommissie Standaardisatie Politiële Informatievoorziening en het Nederlands Politie Instituut.

Bijlage 1C

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Deelprogramma Transmurale zorg

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Dit deelprogramma beoogt te bevorderen dat technologieën op zodanig innovatieve wijze worden toegepast dat patiënten eerder op verantwoorde wijze vanuit een intramurale instelling naar huis terug kunnen gaan dan wel langer thuis kunnen blijven alvorens naar een intramurale instelling te moeten gaan.

De transmuralisering van de zorg vereist een intensieve samenwerking tussen huisartsen, thuiszorg en kruisverenigingen enerzijds en specialisten en ziekenhuizen anderzijds.

Met de inzet van technologie worden de mogelijkheden voor diagnose, behandeling, verpleging en verzorging buiten de muren van de instelling uitgebreid en ondersteund. Uitgangspunt daarbij is het verhogen van de kwaliteit van leven van de patiënt en een doelmatiger alternatief van intramurale zorg.

Voorstellen voor projecten moeten binnen één van de volgende aandachtsgebieden passen:

  • informatie- en communicatietechnologie

  • herontwerp van bestaande producten en diensten

  • innovatieve bouwconcepten

Onderstaand worden de aandachts-gebieden uitgewerkt:

Informatie- en Communicatietechnologie (ICT)

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Diverse vormen van ICT kunnen worden ingezet om de zorginhoudelijke informatievoorziening en communicatie tussen patiënt en zorgverlener en tussen zorgverleners onderling te ondersteunen. Veelal kan de organisatie van transmurale zorg en de samenwerking tussen verschillende disciplines vergemakkelijkt worden door de toepassing van informatietechnologie.

Herontwerp van producten

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Producten en hulpmiddelen die in de ziekenhuisomgeving worden ingezet, zijn zeker niet in alle gevallen geschikt voor gebruik in de thuissituatie. Door verplaatsing van zorg moeten niet alleen producten aangepast worden, maar ook de bijbehorende protocollen. Bij herontwerp moet het eindresultaat een aantrekkelijk, licht en gebruiksvriendelijk product zijn. Voorwaarde hiervoor is een goede specificatie van de (gebruikers)eisen.

Innovatieve bouwconcepten, aangepaste woningen

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Het verplaatsen van zorg betekent in sommige gevallen dat de situatie thuis aangepast dient te worden. Afhankelijk van het ziektebeeld en de toestand van de patiënt zijn die aanpassingen meer of minder ingrijpend. Een voorbeeld van dergelijke aanpassingen zijn til- en trapliften. Het aanpassen van bestaande woningen en het ontwikkelen van nieuwe bouwconcepten (bijvoorbeeld flexibele woningen, woningen voor mensen met beperkingen) betreft een aanpak op langere termijn. Dit aandachtsgebied is voornamelijk gericht op het stimuleren van nieuwe concepten en onderzoek naar de wensen en eisen en de haalbaarheid en randvoorwaarden.

Deze aandachtsgebieden zijn ontleend aan het document 'Technologiescan Transmurale zorg' (Senter, 1998, ISBN90-76250-06-5).

Enkele voorbeelden van mogelijke producten binnen deze aandachtsgebieden zijn elektronische distributie van foto- en videobeelden, thuismonitoring, producten voor diabetici, aangepaste meubelen, goed instructie- en voorlichtingsmateriaal (bijvoorbeeld via het Internet of een Intranet), andere toedieningsvormen voor medicijnen.

Een goed projectvoorstel moet duidelijk specificeren wie de doelgroep is, wat de (gebruikers)eisen zijn en hoe de eindgebruiker betrokken wordt bij het realiseren van het project.

Het deelprogramma wordt begeleid door een projectgroep waaraan de Ministeries van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deelnemen. Daarnaast zijn ook Zorg Onderzoek Nederland, TNO Preventie en Gezondheid, Rathenau Instituut en de Stichting Ziekenhuisverplaatste Zorg vertegenwoordigd.

Bijlage 1D

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Deelprogramma (Re)integratie in arbeid

[Regeling vervallen per 07-06-2003]

Dit deelprogramma beoogt te bevorderen dat technologieën op een innovatieve wijze worden toegepast om (re)integratie van mensen met een arbeidshandicap of een dreigende chronische (beroeps)ziekte in het arbeidsproces te faciliëren.

Voorstellen voor projecten moeten leiden tot fysieke aanpassing van één of meer concrete werkplekken aan de behoeften van werkgevers en werknemers.

Een goed project is technologisch innovatief, draagt bij aan de (re)integratie van een grote groep mensen met een relatief veel voorkomende arbeidshandicap, vindt plaats in een sector die dit arbeidspotentieel uitstekend kan gebruiken en is overdraagbaar naar andere bedrijven en bedrijfstakken. Commitment van sociale partners draagt hier extra aan bij.

Het deelprogramma wordt begeleid door een projectgroep waaraan de Ministeries van Economische Zaken, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deelnemen. Daarnaast zijn ook andere organisaties vertegenwoordigd, zoals werkgevers- en werknemersorganisaties, uitvoerende instellingen en vertegenwoordigers van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.

Naar boven