Regeling betreffende de verklaring houdende toestemming tot adoptie

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-10-1998 t/m heden

Regeling betreffende de verklaring houdende toestemming tot adoptie, als bedoeld in artikel 4 van het Haags Verdrag van 29 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 12 van de Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (Stb. 302),

Besluit:

Artikel 1

De verklaring houdende toestemming, bedoeld in artikel 4 van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (Trb. 1993, 197) wordt op verzoek van de centrale autoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Wet van 14 mei 1993 tot uitvoering van dat verdrag en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (Stb. 302), door de raad voor de kinderbescherming in tweevoud opgemaakt en aan haar toegezonden. Aan de persoon die heeft verklaard toestemming tot adoptie te geven, wordt op diens verzoek een afschrift van de verklaring afgegeven.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde verklaring wordt opgemaakt op formulieren ingericht overeenkomstig het als bijlage aangehechte model (formaat A4 (297 x 210 mm).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 juli 1998

De

Staatssecretaris

van Justitie,

E.M.A. Schmitz

Naar boven