Uitvoeringsregeling BSE 1998-III

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 30-12-1998 t/m 10-06-2005

Uitvoeringsregeling BSE 1998-III

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5, 6, eerste lid, en 9 van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Als programma’s als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s worden vastgesteld de programma’s, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 tot en met 4, onder A.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 Voor ieder van de in de bijlagen 1 tot en met 4 opgenomen programma’s zijn de bedragen beschikbaar, die zijn opgenomen in de desbetreffende bijlagen, onder B.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in de desbetreffende bijlagen onder C opgenomen periodes.

  • 3 De bedragen voor de energieprogramma’s worden verdeeld op de wijze zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE 1998-III

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juli 1998

De

Minister

van Economische Zaken,

G.J. Wijers

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Warmtevoorziening 1998

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De doelstelling van het programma Warmtevoorziening is het bewerkstelligen van een zo volledig mogelijke benutting van restwarmte die vrijkomt bij de opwekking van electriciteit (Warmte/Kracht, Afvalverwerkingsinstallaties), via centraal opgestelde warmtepompen en bij andere thermische processen. Deze warmte dient te worden gebruikt voor ruimteconditionering (verwarming, koeling) en warm tapwater, via collectieve systemen.

De voornaamste soorten projecten die in 1998 voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • op het gebied van warmtedistributie:

    • 1. haalbaarheidsprojecten met betrekking tot innovatieve technieken, en praktijkexperimenten met nieuwe leidingmaterialen;

      de subsidie voor een haalbaarheidsproject bedraagt maximaal f 25.000,00 per project;

    • 2. praktijkexperimenten met nieuwe kosteneffectieve technieken voor het aansluiten van bestaande gebouwen op een warmtedistributienet.

  • op het gebied van laag temperatuursystemen:

    • 3. haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten en kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot een innovatief systeem met als warmtebron restwarmte, zonneverwarmings-installatie of HR-ketel; de warmtebron moet gecombineerd zijn met een laag temperatuur systeem ten behoeve van ruimteverwarming en bij voorkeur ten behoeve van tapwaterbereiding met behoud van het huidig comfort niveau; onder een laag temperatuur systeem wordt hierbij verstaan een systeem, waarvan de aanvoertemperatuur maximaal 70°C en de retourtemperatuur 40°C of lager bedraagt; onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten dienen betrekking te hebben op metingen; kennisoverdrachtprojecten dienen gericht te zijn op implementatie van de technieken.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project voor zover van toepassing;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project reproduceerbaar is en de mate waarin verwacht mag worden dat de resultaten van het project indien positief tot verder verbreiding van de techniek zullen leiden.

Toelichting op de bovengenoemde aspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

ad a. De haalbaarheid van de projecten moet afdoende zijn aangetoond. Voor de beoordeling van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/ economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • -

    de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden (ton/jaar);

  • -

    de mate waarin emissies van andere milieu-schadelijke stoffen wordt gereduceerd.

ad c. Er wordt een schatting gemaakt van de uiteindelijke bereikbare penetratie van een maatregel, met de daarbij behorende mogelijke energiebesparing.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen gemeenten, leveranciers van apparaten, energiedistributiebedrijven, adviesbureaus of een combinatie hiervan.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 1998 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Warmtevoorziening bedraagt f 420.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Warmtevoorziening moeten door Novem zijn ontvangen in de periode 10 juli 1998 tot en met 30 november 1998.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem, Postbus 17, 6130 AA Sittard

tel. 046 - 4202302 of

tel. 046 - 4202332

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Warmtepompen 1998

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma Warmtepompen is het bevorderen van de toepassing van warmtepompen in de woningbouw, in utiliteitsgebouwen en in de industrie in brede zin en wel op zodanige wijze, dat daarmee maximaal wordt bijgedragen aan de besparing op het gebruik van fossiele brandstoffen.

Het programma richt zich vooral op projecten op het gebied van haalbaarheid, specifieke technologie-ontwikkeling, praktijkexperimenten, demonstratie en marktintroductie.

Behalve via het onderhavige programma is in sommige situaties ook ondersteuning voor de investering in warmtepompen mogelijk via het Besluit tenders industriële energiebesparing (BTIEB). De anti-cumulatiebepalingen van de onderscheiden besluiten zijn onverkort van toepassing.

Het programma is ingedeeld in drie onderdelen.

1. Woningbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het onderdeel woningbouw richt zich op de toepassing van individuele warmtepompsystemen voor ruimteverwarming in de huishoudelijke sector. In 1998 komen vooral projecten voor subsidie in aanmerking die gericht zijn op:

  • -

    het verlagen van de kostprijs van individuele warmtepompsystemen in nieuwbouw;

  • -

    demonstratie- en marktintroduktieprojecten met individuele warmtepompsystemen, uit te voeren door energiedistributiebedrijven, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan concepten die voortbouwen op de concepten die als winnaar naar voren zijn gekomen in de competitie Elektrische Warmtepompen die in 1997 is gehouden. Bij het project dient een adviseur betrokken te zijn met aantoonbare ervaring op het onderhavige gebied en dient de feitelijke efficiency van het warmtepompsysteem gemeten te worden;

  • -

    onderzoek gericht op rendementsverbetering voor de tapwaterbereiding bij individuele warmtepompsystemen in nieuwbouw;

  • -

    onderzoek ter vereenvoudiging van regelsystemen voor individuele warmtepompsystemen in nieuwbouw;

  • -

    het uitvoeren van haalbaarheidsstudies naar warmtepomptoepassingen in nieuwbouw; een gemotiveerde systeemkeuze, een gedetailleerde systeembeschrijving en een sluitende exploitatieberekening met vermelding van de daarbij gehanteerde uitgangspunten dienen onderdeel te zijn van de studie;

  • -

    het uitvoeren van meetprogramma’s in demonstratieprojecten van warmtepompsystemen in nieuwbouw.

2. Utiliteitsgebouwen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op de toepassing van warmtepompsystemen in de sector utiliteitsgebouwen in zowel individuele als collectieve systemen. De voornaamste soorten projecten die in 1998 voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    kennisoverdrachtsprojecten;

  • -

    haalbaarheidsonderzoeken;

  • -

    voorbeeld-projecten;

  • -

    marktintroductieprojecten.

De voornaamste toepassingsgebieden waar dit onderdeel zich op richt zijn kantoorgebouwen, logiesgebouwen zoals zorginstellingen, gevangenissen en hotels, zwembaden en gebouwen in gasloze buitengebieden.

3. Industrie

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 1998 voor subsidie in aanmerking komen zijn respectievelijk haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten die de toepassing van warmtepompen in de juiste context in een industrieel proces aantonen en de basis vormen voor investeringsbeslissingen respectievelijk verdere marktintroductie.

De voornaamste soorten toepassingen die voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    mechanische damp recompressie (MDR) in destillatie en droogprocessen;

  • -

    de integratie van verwarmen en koelen;

  • -

    het sluiten van proceskringlopen;

  • -

    het verminderen van koelen met grondwater;

  • -

    het verwarmen op hogere temperaturen.

Daarbij gaat de voorkeur vooral uit naar toepassingen in de sectoren voedings- en genotmiddelen-industrie, papier, textiel, chemie, keramiek en de agrarische sector, waaronder de glastuinbouw.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project past in een aanwezig innovatietraject;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstelling van het programma;

  • f. de mate van betrokkenheid van de apparatenbouwende industrie (aanbodzijde) en/of organisaties aan de gebruikerszijde;

  • g. de mate waarin het project reproduceerbaar is en de mate waarin de resultaten van het project tot verdere toepassing in de markt kunnen leiden;

  • h. de mate waarin kennisoverdracht plaatsvindt;

  • i. bij haalbaarheidsprojecten voor de industrie: de mate waarin in de haalbaarheidsstudie tevens aandacht wordt besteed aan de totale energiehuishouding in het bedrijf en aan procesintegratie.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten.

ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische haalbaarheid door de aanvrager voldoende is aangetoond, door middel van een gemotiveerde systeemkeuze, een gedetailleerde systeembeschrijving en een sluitende exploitatieberekening met vermelding van de daarbij gehanteerde uitgangspunten.

ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste van het project wordt rekening gehouden met:

  • -

    de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden (ton/jaar);

  • -

    de mate waarin emissies van andere milieuschadelijke stoffen worden gereduceerd of voorkomen.

Gelet op de samenhang tussen CO2-emissie en energieverbruik, geldt met name voor marktintroductieprojecten dat de beoogde warmtepomp een voldoende hoge efficiency dient te hebben (Primary Energy Ratio (PER) groter of gelijk aan 1,2).

ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat doublures worden vermeden.

ad e. Met name bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden de projectkosten getoetst aan de energie- en milieuverdienste. Hiertoe worden beoordeeld de projectkosten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ) en per hoeveelheid vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2);

ad f. Bij de introductie van nieuwe technieken is het van belang dat er in een vroeg stadium betrokkenheid is van de aanbodzijde (fabrikanten, leveranciers, ontwerpers en installateurs) en gebruikerszijde. De voorkeur wordt dan ook gegeven aan projecten met een wezenlijke betrokkenheid van deze organisaties, zowel inhoudelijk als financieel;

ad g. Het project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin de resultaten van een dergelijk project toepasbaar zijn in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel voor de betreffende technologische toepassing bestaat.

Aan de doelstellingen van het programma kunnen met name bijdragen:

  • -

    energiedistributiebedrijven;

  • -

    fabrikanten van warmtepompen;

  • -

    fabrikanten van componenten van warmtepompsystemen;

  • -

    gebouweigenaren/-beheerders;

  • -

    woningbouwcorporaties;

  • -

    projectontwikkelaars;

  • -

    installateurs en architectenbureaus;

  • -

    instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 1998 ontvangen aanvragen voor het programma Warmtepompen bedraagt f 3.200.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Warmtepompen moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 10 juli 1998 tot en met 30 november 1998.

Nadere informatie is te verkrijgen bij:

Novem , Postbus 8242, 3503 RE Utrecht

tel.: 030-2393622

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Apparaten 1998

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Doelstelling van het programma Apparaten is het verbeteren van de energie-efficiency van apparaten alsook het veranderen van aankoop- en gebruikersgedrag zodat binnen 5 à 10 jaar een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de efficiency doelstellingen zoals geformuleerd in de Derde Energienota 1996. Het programma heeft betrekking op gasgestookte en elektrische apparaten gebruikt in woningen en utiliteitsgebouwen. Onder apparaten wordt verstaan vrijstaande apparaten en (componenten van) installaties. Binnen het programma wordt prioriteit gegeven aan projecten die betrekking hebben op:

  • -

    vrijstaande apparaten voor witgoed, bruingoed, verlichting, apparatuur voor informatietechnologie en communicatie (grijsgoed), productkoeling (in midden- en kleinbedrijf) en drankautomaten;

  • -

    (componenten van) installaties voor tapwaterverwarming, ruimteverwarming, ventilatie, koeling en verlichting.

De voornaamste soorten projecten die in 1998 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    haalbaarheidsprojecten, praktijkexperimenten, onderzoek naar en ontwikkeling van energiezuinige vrijstaande apparaten: witgoed, bruingoed, verlichting (lichtbron, armatuur en regeling), apparatuur voor informatietechnologie en communicatie (grijsgoed), productkoeling en drankautomaten;

  • -

    demonstratie, marktintroductie en kennisoverdracht van reeds bestaande zeer energie-zuinige vrijstaande apparaten: witgoed, bruingoed, verlichting (lichtbron, armatuur en regeling), apparatuur voor informatietechnologie en communicatie (grijsgoed), productkoeling en drankautomaten;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, praktijkexperimenten, onderzoek naar en ontwikkeling van energiezuinige componenten van installaties voor warmtapwater en klimatisering in woningen en/of utiliteitsgebouwen;

  • -

    demonstratie en marktintroductie van innovatieve technieken voor installaties voor warmtapwater en klimatisering in woningen en/of utiliteitsgebouwen alsmede voor verlichting in utiliteitsgebouwen.;

  • -

    het ontwikkelen van praktijkrichtlijnen voor energiezuinige componenten van installaties;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoek en ontwikkeling, praktijkexperimenten, demonstratie en marktintroductie van componenten voor energiebeheersystemen en energieverbruiks-informatie (bijvoorbeeld telemetrie en productgeïntegreerde feedback);

  • -

    kennisoverdracht aan consumenten, gebruikers en professionele inkopers van apparaten met het oog op de aanschaf van energiezuinige apparaten en het tegengaan van verspilling van energie bij het gebruik van apparaten;

  • -

    marktintroductie en kennisoverdracht voor individuele warmtekostenverdeelsystemen ter bevordering van deze toepassing bij onbemeterde woningen van één eigenaar, uit te voeren door woningbeheerders of -eigenaren.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de mate waarin het project reproduceerbaar is en de mate waarin verwacht mag worden dat de resultaten van het project tot verdere verbreiding van de toepassing zullen leiden;

  • d. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. de (kost)prijsverlaging van een voor het programma relevante techniek;

  • g. de mogelijkheden voor internationale samenwerking;

  • h. de nieuwheid van het project;

  • i. de mate waarin het project past in een aanwezig innovatietraject van de aanvrager of van anderen.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde beoordelingsaspecten.

ad a .De slaagkans van de projecten moet zijn aangetoond. Voor de beoordeling van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met het financiële draagvlak van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen worden ondersteund als de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende zijn aangetoond.

ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden (ton/jaar) binnen een periode van vijf jaar en tien jaar.

ad c. Er wordt rekening gehouden met de bereikbare penetratie van een maatregel binnen een periode van vijf tot tien jaar met de daarbij behorende mogelijke energiebesparing. Daarbij is het herhalingspotentieel en het maatschappelijk draagvlak bij relevante marktpartijen van belang.

ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energieverdiensten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energie (gulden/GJ) binnen een periode van vijf jaar en tien jaar.

ad f. De ontwikkeling van de (kost)prijsverlaging binnen een periode van maximaal vijf jaar wordt vergeleken met andere technieken en maatregelen.

ad g. In toenemende mate vormen vrijstaande apparaten en (componenten van) installaties onderdeel van internationaal productbeleid. Een project heeft een grotere slaagkans naarmate er meer mogelijkheden voor nationale kennisontwikkeling, nationale productie, internationale samenwerking en internationale spin-off zijn.

ad h. Onder het nieuwheidscriterium wordt verstaan:

  • -

    toepassing van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën.

Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

ad i. Onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten worden mede beoordeeld op basis van de resultaten van voorafgaand onderzoek.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 1998 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Apparaten bedraagt f 1.900.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Apparaten moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 10 juli 1998 tot en met 2 november 1998.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht

tel. 030 - 2393 645

en

Novem, Postbus 17, 6130 AA Sittard

tel. 046 - 4202 265

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Diensten 1998

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma Diensten 1998 is het bijdragen aan de realisatie van de energiebesparingsdoelstelling utiliteitsbouw, zoals die is geformuleerd in de Derde Energienota. Ook projecten die voor 2000 gerealiseerd worden, maar hun bijdrage aan de energiebesparing grotendeels na 2000 leveren, komen in aanmerking voor een subsidie uit dit programma.

Het programma is ingedeeld in vier onderdelen.

1. Nieuwbouw Utiliteit

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De soorten projecten die voornamelijk voor subsidie in aanmerking komen, zijn:

  • -

    onderzoeksprojecten, praktijk experimenten en kennisoverdrachtsprojecten die gericht zijn op de ontwikkeling en toetsing van hulpmiddelen die gebruikt worden om tot een energie-efficiënt gebouwontwerp te komen;

  • -

    haalbaarheids- en demonstratieprojecten die zich richten op het verbeteren van de marktsituatie voor het bouwen op een aanzienlijk lager energetisch niveau dan de energieprestatie-norm (EP-norm); projecten komen voor ondersteuning in aanmerking als het streven is minimaal 25% onder de EP-norm van 1995 te gaan bouwen;

  • -

    het betreft hier voornamelijk gebouwen uit de sector kantoren, sector detailhandel & horeca, zorgsector en de sector onderwijs;

  • -

    haalbaarheids- en demonstratieprojecten die zich richten op te renoveren gebouwen met zodanige beperkende technische omstandigheden dat zij vrijstelling krijgen om aan de energieprestatiecoëfficiënt (EPC eis) in het Bouwbesluit te voldoen, met als doel een energetisch niveau te realiseren dat tenminste overeenkomt met de energieprestatie-eisen in het Bouwbesluit (EPC-eis);

  • -

    kennisoverdrachtprojecten m.b.t energieprestatienormering; deze projecten dienen een voortzetting te zijn van het reeds eerder door Novem opgezette kennisoverdrachts-traject inzake energieprestatienormering; voor deze projecten komen in dit verband branche-organisaties uit de bouwwereld in aanmerking voor subsidie.

2. Techniekontwikkeling

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Ten behoeve van techniekontwikkeling en stimulering in zowel de nieuwbouw als bestaande bouw komen in 1998 de volgende projecten voor subsidie in aanmerking:

haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratie- en marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtsprojecten die er op gericht zijn nieuwe technieken, methodieken of systemen voor de gebouwschil die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van besparingen in de nieuw- en bestaande utiliteitsbouw, grootschalig in de markt toegepast te krijgen.

3. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Met bedrijven, instellingen of branches uit de utiliteitsbouw, met name de zakelijke dienstverlening, de detailhandel en horeca, het onderwijs en de zorgsector, worden door de overheid meerjarenafspraken gemaakt waarin wordt vastgelegd op welke wijze er gewerkt zal gaan worden aan de realisatie van besparingsdoelstellingen. Naast de meerjarenafspraken wordt er met grote branches samengewerkt om op gestructureerde wijze kennisoverdracht plaats te laten vinden naar de individuele instellingen en bedrijven die binnen de branche vallen. In 1998 komen die projecten voor subsidie in aanmerking die plaatsvinden in het kader van meerjarenafspraken of branche-aanpakken of gemeentelijke besparingsplannen gericht op gemeentelijke gebouwen en faciliteiten. Het kan daarbij gaan om haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratie- en marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtsprojecten die er op zijn gericht nieuwe technieken, methodieken of systemen die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de besparings-doelstelling, grootschalig op de markt toegepast te krijgen.

4. Intermediairen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De activiteiten binnen dit onderdeel hebben tot doel om de implementatie van energiemanagement in bedrijfsorganisaties in de sector utiliteitsgebouwen en de ondersteunende rol van intermediaire partijen daarbij te bevorderen. Voor 1998 komen voor ondersteuning in aanmerking onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, demonstratie- en marktintroductie-projecten en kennisoverdrachtsprojecten van instrumenten voor energiediagnose en energiezorgsystemen.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project past in een aanwezig innovatie-traject van de aanvrager of van anderen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. de nieuwheid van het project;

  • g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • h. de kostprijs(verlaging) van een voor het programma relevante techniek;

  • i. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten.

Ad a. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen worden ondersteund als de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende zijn aangetoond.

Ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt, naast de energie-efficiency-verbetering, rekening gehouden met de te bereiken CO2-emissie-reductie.

Ad d. Onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten worden mede beoordeeld op basis van de stand van zaken van voorafgaand onderzoek.

Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energie- en milieuverdienste in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energie (gulden/GJ) en/of per hoeveelheid vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2).

Ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt verstaan:

  • -

    toepassing van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën.

Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

Ad g. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing, het herhalingspotentieel van het project of product, alsook het draagvlak van het project of product bij relevante marktpartijen.

Ad h. Bij de beoordeling van het project dient voldoende inzicht te worden verschaft met betrekking tot de kostprijs(verlaging) van de techniek of het product om de markttoepassing ten opzichte van andere technieken/producten te beoordelen.

Ad i. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van de in de aanvraag opgenomen relevante kennisoverdrachtactiviteiten. Afhankelijk van het soort project, dient de aanvrager bij te dragen aan de opgenomen kennisoverdrachtactiviteiten, bijvoorbeeld door het schrijven van een artikel voor een vakblad.

Aan de doelstelling van het programma Diensten kunnen met name partijen bijdragen die een structurele relatie hebben met de eindverbruikers. Hierbij gaat het vooral om energiedistributiebedrijven, adviesbureaus, installateurs, branche- of koepelorganisaties en andere intermediaire groepen. Specifiek voor de nieuwbouwkantoren kunnen ook beleggers of financiers, projectontwikkelaars en partijen die verantwoordelijk zijn voor het bouwmanagement projecten indienen.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 1998 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Diensten bedraagt f 3.000.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Diensten moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 10 juli1998 tot en met 30 november 1998.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem, postbus 8242, 3503 RE Utrecht

tel. 030-2393588

Naar boven