A. Programma Warmtepompen 1998
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het programma Warmtepompen is het bevorderen van de toepassing van warmtepompen
in de woningbouw, in utiliteitsgebouwen en in de industrie in brede zin en wel op
zodanige wijze, dat daarmee maximaal wordt bijgedragen aan de besparing op het gebruik
van fossiele brandstoffen.
Het programma richt zich vooral op projecten op het gebied van haalbaarheid, specifieke
technologie-ontwikkeling, praktijkexperimenten, demonstratie en marktintroductie.
Behalve via het onderhavige programma is in sommige situaties ook ondersteuning voor
de investering in warmtepompen mogelijk via het Besluit tenders industriële energiebesparing
(BTIEB). De anti-cumulatiebepalingen van de onderscheiden besluiten zijn onverkort
van toepassing.
Het programma is ingedeeld in drie onderdelen.
1. Woningbouw
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het onderdeel woningbouw richt zich op de toepassing van individuele warmtepompsystemen
voor ruimteverwarming in de huishoudelijke sector. In 1998 komen vooral projecten
voor subsidie in aanmerking die gericht zijn op:
- -
het verlagen van de kostprijs van individuele warmtepompsystemen in nieuwbouw;
- -
demonstratie- en marktintroduktieprojecten met individuele warmtepompsystemen, uit
te voeren door energiedistributiebedrijven, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan
concepten die voortbouwen op de concepten die als winnaar naar voren zijn gekomen
in de competitie Elektrische Warmtepompen die in 1997 is gehouden. Bij het project
dient een adviseur betrokken te zijn met aantoonbare ervaring op het onderhavige gebied
en dient de feitelijke efficiency van het warmtepompsysteem gemeten te worden;
- -
onderzoek gericht op rendementsverbetering voor de tapwaterbereiding bij individuele
warmtepompsystemen in nieuwbouw;
- -
onderzoek ter vereenvoudiging van regelsystemen voor individuele warmtepompsystemen
in nieuwbouw;
- -
het uitvoeren van haalbaarheidsstudies naar warmtepomptoepassingen in nieuwbouw;
een gemotiveerde systeemkeuze, een gedetailleerde systeembeschrijving en een sluitende
exploitatieberekening met vermelding van de daarbij gehanteerde uitgangspunten dienen
onderdeel te zijn van de studie;
- -
het uitvoeren van meetprogramma’s in demonstratieprojecten van warmtepompsystemen
in nieuwbouw.
2. Utiliteitsgebouwen
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de toepassing van warmtepompsystemen in de sector utiliteitsgebouwen
in zowel individuele als collectieve systemen. De voornaamste soorten projecten die
in 1998 voor subsidie in aanmerking komen zijn:
- -
kennisoverdrachtsprojecten;
- -
haalbaarheidsonderzoeken;
- -
voorbeeld-projecten;
- -
marktintroductieprojecten.
De voornaamste toepassingsgebieden waar dit onderdeel zich op richt zijn kantoorgebouwen,
logiesgebouwen zoals zorginstellingen, gevangenissen en hotels, zwembaden en gebouwen
in gasloze buitengebieden.
3. Industrie
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De voornaamste soorten projecten die in 1998 voor subsidie in aanmerking komen zijn
respectievelijk haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten die de toepassing
van warmtepompen in de juiste context in een industrieel proces aantonen en de basis
vormen voor investeringsbeslissingen respectievelijk verdere marktintroductie.
De voornaamste soorten toepassingen die voor subsidie in aanmerking komen zijn:
- -
mechanische damp recompressie (MDR) in destillatie en droogprocessen;
- -
de integratie van verwarmen en koelen;
- -
het sluiten van proceskringlopen;
- -
het verminderen van koelen met grondwater;
- -
het verwarmen op hogere temperaturen.
Daarbij gaat de voorkeur vooral uit naar toepassingen in de sectoren voedings- en
genotmiddelen-industrie, papier, textiel, chemie, keramiek en de agrarische sector,
waaronder de glastuinbouw.
Overige beoordelingsaspecten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de milieuverdienste van het project;
-
c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
d. de mate waarin het project past in een aanwezig innovatietraject;
-
e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstelling
van het programma;
-
f. de mate van betrokkenheid van de apparatenbouwende industrie (aanbodzijde) en/of organisaties
aan de gebruikerszijde;
-
g. de mate waarin het project reproduceerbaar is en de mate waarin de resultaten van
het project tot verdere toepassing in de markt kunnen leiden;
-
h. de mate waarin kennisoverdracht plaatsvindt;
-
i. bij haalbaarheidsprojecten voor de industrie: de mate waarin in de haalbaarheidsstudie
tevens aandacht wordt besteed aan de totale energiehuishouding in het bedrijf en aan
procesintegratie.
Toelichting
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Toelichting op bovengenoemde aspecten.
ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich
dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht zal
het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans
van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische
haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke
aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten
kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische
haalbaarheid door de aanvrager voldoende is aangetoond, door middel van een gemotiveerde
systeemkeuze, een gedetailleerde systeembeschrijving en een sluitende exploitatieberekening
met vermelding van de daarbij gehanteerde uitgangspunten.
ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste van het project wordt rekening gehouden
met:
Gelet op de samenhang tussen CO2-emissie en energieverbruik, geldt met name voor marktintroductieprojecten
dat de beoogde warmtepomp een voldoende hoge efficiency dient te hebben (Primary Energy
Ratio (PER) groter of gelijk aan 1,2).
ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door
aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat doublures worden vermeden.
ad e. Met name bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden de projectkosten
getoetst aan de energie- en milieuverdienste. Hiertoe worden beoordeeld de projectkosten
in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ)
en per hoeveelheid vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2);
ad f. Bij de introductie van nieuwe technieken is het van belang dat er in een vroeg
stadium betrokkenheid is van de aanbodzijde (fabrikanten, leveranciers, ontwerpers
en installateurs) en gebruikerszijde. De voorkeur wordt dan ook gegeven aan projecten
met een wezenlijke betrokkenheid van deze organisaties, zowel inhoudelijk als financieel;
ad g. Het project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin de resultaten
van een dergelijk project toepasbaar zijn in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel
voor de betreffende technologische toepassing bestaat.
Aan de doelstellingen van het programma kunnen met name bijdragen:
- -
energiedistributiebedrijven;
- -
fabrikanten van warmtepompen;
- -
fabrikanten van componenten van warmtepompsystemen;
- -
gebouweigenaren/-beheerders;
- -
woningbouwcorporaties;
- -
projectontwikkelaars;
- -
installateurs en architectenbureaus;
- -
instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs.