In de Wet op de omzetbelasting 1968 is in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, een
vrijstelling opgenomen voor met name genoemde medische beroepen en voor de beroepen
waarvoor regels zijn gesteld op grond van de Wet op de paramedische beroepen. Het
beroep van psychotherapeut is daarbij niet genoemd en is evenmin geregeld in de Wet
op de paramedische beroepen. Dit houdt in dat er thans in beginsel geen vrijstelling
van omzetbelasting bestaat voor de diensten door psychotherapeuten. De diensten door
psychotherapeuten die als vooropleiding een universitaire studie geneeskunde of psychologie
hebben, zijn op grond van voornoemd artikel 11 wel vrijgesteld. Een arts heeft namelijk
een ruime algemene bevoegdheid tot het uitoefenen van de geneeskunde waartoe ook het
verrichten van diensten op het gebied van de psychotherapie behoort. Deze diensten
behoren ook tot de bevoegdheden van een psycholoog als zodanig, zodat de vrijstelling
van omzetbelasting voor de diensten door een arts en een psycholoog mede de diensten
op het gebied van de psychotherapie omvat.
De bevoegdheden op het terrein van de gezondheidszorg zullen in de toekomst worden
geregeld bij de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de zogenoemde
Wet BIG. Op grond van deze wet van 11 november 1993, Stb. 655 zullen te zijner tijd,
anders dan nu, ook regels worden gegeven voor de uitoefening van het beroep van psychotherapeut.
Op het moment dat de Wet BIG voor psychotherapeuten in werking treedt zullen hun diensten
afzonderlijk zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Dit laatste is het gevolg van het
feit dat door de Wet BIG ook artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de
omzetbelasting wijziging ondergaat. In dit kader zal namelijk aansluiting worden gezocht
bij de Wet BIG. Vooruitlopend op en in afwachting van de wettelijke regeling van het
beroep van psychotherapeut in de Wet BIG is in het verleden wel al het Besluit inzake
registratie van psychotherapeuten, het zogenoemde ‘Interimbesluit’ tot stand gebracht.
In dit besluit zijn regels gegeven over de inhoud van de opleiding ter waarborging
van de deskundigheid en is voorzien in een registratie van psychotherapeuten die voldoen
aan de in het besluit gestelde eisen van bekwaamheid. Het desbetreffende register
is ingesteld door en wordt ook beheerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (hierna: VWS). Deze regeling valt in zekere zin te vergelijken met een regeling
van een beroep op grond van de Wet op de paramedische beroepen (Stb. 1963, 113). De
inschrijving geschiedt op vrijwillige basis.
Gelet op het bovenstaande keur ik thans goed dat de diensten door psychotherapeuten
die zijn ingeschreven in het register van VWS en die overigens nog niet zijn vrijgesteld,
van de heffing van omzetbelasting zijn vrijgesteld. Het dient hier uiteraard te gaan
om diensten die de psychotherapeut als zodanig verricht. Deze vrijstelling gaat in
op 1 januari 1996 en vervalt op het moment dat de diensten van psychotherapeuten worden
vrijgesteld door de inwerkingtreding van de Wet BIG met betrekking tot psychotherapeuten.
De goedkeuring wordt verleend onder de voorwaarde dat van aftrek als zodanig van voorbelasting
wordt afgezien. Dit laatste houdt in dat ook de herzieningsregeling van artikel 11
tot en met 14 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 toepassing dient te vinden.
Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 21 december 1995, nr. VB 95/3998