Vaststelling subsidieplafond Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer

[Regeling vervallen per 23-12-2004.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 15-06-2000 t/m 22-12-2004

Vaststelling subsidieplafond Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 Het subsidieplafond voor het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1999 voor het verlenen van subsidies als bedoeld in artikel 48b, eerste, tweede of derde lid, wordt vastgesteld op f 149 miljoen.

  • 2 Elk van de provincies maakt aanspraak op 1,25% van het bedrag, genoemd in het eerste lid. Het resterende deel van dit bedrag wordt verdeeld overeenkomstig de volgende verdeelsleutel:

    Groningen

    5,9%

    Friesland

    8,6%

    Drenthe

    8,7%

    Overijssel

    10,4%

    Flevoland

    2,2%

    Gelderland

    15,2%

    Utrecht

    6,7%

    Noord-Holland

    7,8%

    Zuid-Holland

    8,0%

    Zeeland

    3,6%

    Noord-Brabant

    14,7%

    Limburg

    8,2%
  • 3 De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan bij de verlening van de subsidies als bedoeld in artikel 48b, afwijken van het tweede lid, rekening houdend met:

    • a. de omvang en aard van de milieu-aandachtsgebieden waarop het uitvoeringsprogramma of de jaarrapportage betrekking heeft;

    • b. het integrale karakter en de voortgang van de activiteiten opgenomen in het uitvoeringsprogramma of de jaarrapportage;

    • c. de begroting, financieringswijze en het overzicht van de liquiditeitsbehoefte;

    • d. de mate waarin het provinciaal bestuur, gemeentebesturen, besturen van waterschappen, andere openbare lichamen en andere rechtspersonen bijdragen aan de activiteiten, of

    • e. de wijze waarop het toezicht op de uitvoering van het programma is ingevuld.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 Het subsidieplafond voor het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1999 voor het verlenen van subsidies voor de voorbereiding of de uitvoering van een plan van aanpak of die dienen ter aanvulling van een plan van aanpak wordt vastgesteld op 29,55 miljoen.

  • 2 De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer houdt bij de beoordeling rekening met:

    • a. het integrale karakter en het nationale belang van de activiteiten;

    • b. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de realisering van doelstellingen van het plan van aanpak;

    • c. de begroting, financieringswijze en het overzicht van de liquiditeitsbehoefte;

    • d. de mate waarin het provinciaal bestuur, gemeentebesturen, besturen van waterschappen en andere openbare lichamen, en andere rechtspersonen bijdragen aan de activiteiten;

    • e. de wijze waarop het toezicht op de uitvoering van de activiteiten is ingevuld, en

    • f. de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak en de wijze waarop bij de uitvoering van dat plan betrokken partijen gedane toezeggingen gestand doen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 maart 1998

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven