Wet inzake het merken van kneedspringstoffen

Geraadpleegd op 10-04-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Wet van 26 februari 1998 tot uitvoering van het op 1 maart 1991 te Montreal tot stand gekomen Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan (Wet inzake het merken van kneedspringstoffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van het op 1 maart 1991 te Montreal tot stand gekomen Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan (Trb. 1991, 127, en 1992, 80);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    • a. het verdrag: het op 1 maart 1991 te Montreal tot stand gekomen Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan;

    • b. binnenkomen en uitgaan: het binnen het grondgebied van Nederland komen, respectievelijk het verlaten van het grondgebied van Nederland.

  • 2 De in deze wet voorkomende uitdrukkingen hebben dezelfde betekenis als in het verdrag.

Artikel 2

Het is verboden springstoffen, die niet zijn gemerkt met een bij regeling van Onze Ministers van Justitie en van Defensie aangewezen opsporingsmiddel:

  • a. te vervaardigen;

  • b. te doen binnenkomen of te doen uitgaan;

  • c. op te slaan, te gebruiken, over te brengen of te verhandelen.

Artikel 3

Indien daartoe een erkenning als bedoeld in artikel 17 van de Wet explosieven voor civiel gebruik is verleend, is artikel 2 niet van toepassing met betrekking tot springstoffen in beperkte hoeveelheden, uitsluitend voor:

  • a. onderzoek naar, ontwikkeling van of het doen van proeven met nieuwe of gewijzigde springstoffen;

  • b. opleidingen in het opsporen van springstoffen en ontwikkeling van of het doen van proeven met gereedschap voor het opsporen van springstoffen; of

  • c. forensische wetenschappelijke doeleinden.

Artikel 4

Artikel 2, aanhef en onder c, is gedurende drie jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de houder van een erkenning als bedoeld in artikel 17 van de Wet explosieven voor civiel gebruik met betrekking tot springstoffen die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn vervaardigd of binnengekomen.

Artikel 5

  • 1 Artikel 2, aanhef en onder b en c, is gedurende vijftien jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de politie en de krijgsmacht met betrekking tot springstoffen die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn vervaardigd of binnengekomen.

  • 2 Artikel 2, aanhef en onder b en c, is niet van toepassing op de politie en de krijgsmacht met betrekking tot springstoffen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onderdeel vormen van de officiële militaire instrumenten.

Artikel 6

  • 1 Artikel 2, aanhef en onder b, is gedurende vijftien jaar na inwerkingtreding van het verdrag ten aanzien van een staat niet van toepassing op de politie en de krijgsmacht van die staat met betrekking tot springstoffen die voor de inwerkingtreding van het verdrag ten aanzien van die staat aldaar zijn vervaardigd of binnengekomen.

  • 2 Artikel 2, aanhef en onder b, is niet van toepassing op de politie en de krijgsmacht van een staat die partij is bij het verdrag met betrekking tot springstoffen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het verdrag ten aanzien van die staat onderdeel vormen van de officiële militaire instrumenten.

Artikel 8

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die handelt in strijd met artikel 2.

  • 2 De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

Artikel 8a

Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met dien verstande dat:

  • a. in afwijking van de artikelen 3 en 4 de erkenning voor het mogen vervaardigen, opslaan, gebruiken, overbrengen of verhandelen van explosieven is verleend door de door Onze Minister van Justitie en de Minister van Economische Zaken aangewezen autoriteiten. Van dit besluit tot aanwijzing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant;

  • b. in afwijking van artikel 7:

    • 1°. met controle op de naleving van deze wet zijn belast:

      • de bij of krachtens artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES aangewezen ambtenaren;

      • de door Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze andere Ministers, wie het aangaat, aangewezen ambtenaren;

      • de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, en

    • 2°. de onder a bedoelde ambtenaren – voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van voornoemde controlerende taak nodig is – bevoegd zijn:

      • inzage te vorderen van gegevens en bescheiden alsmede daarvan kopieën te maken;

      • elke plaats te betreden;

      • zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen en daartoe verpakkingen te openen;

      • vervoermiddelen en daarmee vervoerde lading te onderzoeken.

Artikel 9

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 10

Deze wet wordt aangehaald als: Wet inzake het merken van kneedspringstoffen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 februari 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Uitgegeven de tiende maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven