Besluit slotallocatie

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-11-2009 t/m 30-09-2019

Besluit van 24 november 1997, houdende regelen met betrekking tot de toewijzing van «slots» op communautaire luchtvaartterreinen (Besluit slotallocatie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 september 1997, nr. DGRLD/JBZ/L. 97.500638, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Gelet op verordening nr. 95/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van «slots» op communautaire luchthavens (PbEG L 14) en artikel 76, eerste lid, onderdeel c van de Luchtvaartwet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 november 1997, nr. WO9.97.0621);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 21 november 1997, nr. DGRLD/JBZ/L97.500865, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. verordening: verordening nr. 95/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van «slots» op communautaire luchthavens (PbEG L14);

  • b. exploitant:

    • 1°. de exploitant van een burgerluchthaven;

    • 2°. de burgerexploitant;

  • c. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

  • 1 Onze Minister kan een luchthaven aanwijzen als:

    • a. een luchthaven met bemiddeling inzake de dienstregelingen;

    • b. een gecoördineerde luchthaven.

  • 2 Indien Onze Minister een militaire luchthaven met burgermedegebruik door tussenkomst van een burgerexploitant voor wat betreft dat gebruik aanwijst als een luchthaven met bemiddeling inzake de dienstregelingen of een gecoördineerde luchthaven, doet hij dat in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.

Artikel 3

  • 1 Indien Onze Minister van zijn bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, gebruik maakt, wijst hij een luchthavencoördinator dan wel een bemiddelaar inzake de dienstregelingen aan voor een of meer luchthavens.

  • 2 De krachtens het eerste lid aangewezen luchthavencoördinator dan wel bemiddelaar oefent zijn taak uit overeenkomstig artikel 4 van de verordening.

  • 3 De exploitant stelt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, tweede alinea, van de verordening coördinatieparameters vast welke ten grondslag liggen aan het door Onze Minister telkenmale vastgestelde gebruiksplan, waarin op voorstel van de exploitant adequate marges zijn opgenomen.

  • 4 Aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

  • 5 Het derde lid is niet van toepassing op de luchthaven Schiphol.

Artikel 4

  • 2 Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 10, negende lid, van de verordening, belegt Onze Minister een vergadering van het desbetreffende coördinatiecomité.

  • 3 Het coördinatiecomité kan desgewenst één of meerdere subcommissies instellen.

Artikel 5

  • 1 De exploitant van een krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel a, aangewezen luchthaven of van een luchthaven die niet is aangewezen op grond van artikel 2, voert een grondige capaciteitsanalyse ten behoeve van het burgerluchtverkeer uit:

    • a. op verzoek van Onze Minister, of

    • b. naar aanleiding van een hem via Onze Minister bereikt verzoek als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder I of II, van de verordening.

    In een geval als bedoeld onder b wordt de capaciteitsanalyse uitgevoerd binnen 6 maanden na indiening van het verzoek.

Artikel 6

Onverminderd de verordening kan Onze Minister een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 2, 3 of 4 schorsen of intrekken:

  • a. indien de aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon daarom verzoekt;

  • b. wegens niet-inachtneming van aan de aanwijzing verbonden voorschriften of beperkingen;

  • c. indien bij het geven van de aanwijzing onjuiste of onvolledige gevevens zijn verstrekt;

  • d. ambtshalve op gronden, ontleend aan de verordening.

Artikel 7

Het is luchtvaartmaatschappijen verboden herhaaldelijk en opzettelijk luchtdiensten uit te voeren op tijden die wezenlijk verschillen van het toegewezen slot of een slot te gebruiken op een wezenlijk andere wijze dan was aangegeven ten tijde van de toewijzing van het slot, waardoor de luchthavenexploitatie of het luchtverkeer wordt geschaad.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 november 1997

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de zestiende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven