Hoofdstuk 3. Verkeer tussen burgers en bestuursorganen
[Regeling vervallen per 25-02-2007]
3.2. Bijstand en vertegenwoordiging
[Regeling vervallen per 25-02-2007]
Een ieder kan zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen
laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen (art. 2:1 Awb).
Het optreden van een gemachtigde heeft tot gevolg dat het contact tussen belastingplichtige
en de Belastingdienst -afgezien van de persoonlijke oproeping- in beginsel via de
gemachtigde loopt. Dit heeft bijvoorbeeld in de bezwaarfase als consequentie dat de
eenheid die bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende
stukken in ieder geval aan de gemachtigde toezendt (6:17 Awb), zulks met inachtneming van hoofdstuk 4.3 VIV 1993.
Ook al heeft een belastingplichtige een gemachtigde, dan betekent dit niet dat ieder
contact tussen belastingplichtige en de Belastingdienst via de gemachtigde moet lopen.
Zowel de aard van de contacten als de bedoeling van de belastingplichtige zijn factoren
die hierbij een rol kunnen spelen. Als voorbeeld waarin de Belastingdienst ook met
belastingplichtige contact kan opnemen, geldt de situatie waarin de kennis van de
gemachtigde irrelevant is (bijvoorbeeld de aankondiging van een bezoek in het kader
van een ’waarneming ter plaatse’) of de gevraagde informatie uitsluitend van belastingplichtige
te verkrijgen is.
Twijfelt de Belastingdienst in een bepaald geval aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid,
dan kan om een schriftelijke machtiging van de opdrachtgever worden verzocht. Ook
van een advocaat of procureur kan de overlegging van een volmacht worden verlangd.
Dit laatste is echter niet meer mogelijk tijdens een beroepsprocedure voor de rechter.
De bepalingen in deAwb inzake bijstand en vertegenwoordiging gelden naast de artikelen 41 t/m 46 van de AWR. In de Awb zijn echter expliciet een aantal regels opgenomen die niet voorkomen in de AWR:
-
- het bestuursorgaan kan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige
bezwaren bestaan, weigeren (art. 2:2, eerste lid, Awb);
-
- de belanghebbende en de persoon tegen wie (als vertegenwoordiger) ernstige bezwaren
bestaan worden onverwijld schriftelijk van de weigering in kennis gesteld (art. 2:2, tweede lid, Awb); en
-
‐ het bestuursorgaan kan advocaten en procureurs niet als vertegenwoordigers weigeren
(art. 2:2, derde lid, Awb).
Van de bevoegdheid om een gemachtigde te weigeren zal slechts in uitzonderingsgevallen
gebruik mogen worden gemaakt. Te denken is aan gevallen van evidente en ernstige ondeskundigheid.
Ook kan worden gedacht aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken,
eventueel onder bedreiging van geweld, verstoren of tegen wie vermoedens bestaan van
het begaan van strafbare feiten.
De bevoegdheid om een gemachtigde te weigeren berust bij het hoofd van de eenheid,
na overleg met zijn directeur.
Tegen deze Awb-beschikking kan op grond van de Awb bij het hoofd van de eenheid bezwaar
worden gemaakt, waarna beroep mogelijk is bij de arrondissementsrechtbank, sector
bestuursgeschillen. In beroep voert het hoofd van de eenheid (of zijn gemachtigde)
het verweer.
3.3. Doorzendplicht
[Regeling vervallen per 25-02-2007]
Correspondentie die is gericht aan een onbevoegde eenheid of zelfs geheel niet bestemd
is voor de Belastingdienst wordt doorgezonden aan de competente eenheid of andere
instantie waarvoor deze is bestemd. De afzender wordt van de doorzending op de hoogte
gesteld. Indien het niet duidelijk is voor welke instantie de correspondentie bestemd
is, vindt terugzending plaats aan de afzender. Voor het doorzenden van bezwaar- en
beroepschriften geldt een speciale regeling; zie § 6.1.4.