Artikel 1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
-
a. minister:
de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;
-
b. wet:
de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
c. instelling:
een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de wet, met dien verstande dat bij
de toepassing van artikel 8 onder instelling niet worden begrepen de scholen, instellingen
en instituten, bedoeld in artikel 12.3.2 van de wet, de vakinstellingen, bedoeld in
artikel 12.3.5 van de wet, de instellingen van een bepaalde richting bedoeld in artikel
12.3.6 van de wet en de instellingen met een extra breedtegebrek bedoeld in artikel
12.3.7 van de wet;
-
d. aanvullende middelen:
de middelen die de minister eenmalig en onder de voorwaarden bedoeld in deze regeling
beschikbaar stelt aan een instelling;
-
e. rechtsvoorgangers:
de scholen bedoeld in artikel 12.3.2 van de wet, waaruit de instelling in 1994, 1995
of 1996 is voortgekomen;
-
f. exploitatie resultaat:
het resultaat per jaar, van de jaarrekening bedoeld in artikel 2.5.3, derde lid,
van de wet, van een instelling, voorzover dit resultaat betrekking heeft op de exploitatie
van de instelling;
-
g. geconsolideerd exploitatieresultaat:
-
het geconsolideerd resultaat per jaar, dat ontstaat door sommering in een bepaald
jaar van het resultaat van de jaarrekeningen, bedoeld in artikel 63a van het Bekostigingsbesluit
WVO zoals luidend op 31 december 1995, onderscheidenlijk artikel D.39 van het Uitvoeringsbesluit
W.C.B.O. zoals luidend op 31 december 1995, van de rechtsvoorgangers, voorzover dit
resultaat betrekking heeft op de exploitatie van die rechtsvoorgangers;
-
h. exploitatietekort:
het exploitatie-resultaat van een instelling of het geconsolideerd exploitatie-resultaat
van de rechtsvoorgangers van die instelling, voorzover dit, na aftrek van het bedrag
waarvoor aan die instelling of rechtsvoorganger in dat jaar specifieke, op die instelling
of rechtsvoorganger gerichte steunmaatregelen door de minister zijn verleend, negatief
is;
-
i. driejarig-exploitatie-tekort:
het resultaat gemeten over drie jaar, dat ontstaat door sommering van de resultaten
bedoeld onderscheidenlijk in de onderdelen f en g van een instelling, voorzover dit
resultaat negatief is;
-
j. middenmanagement-personeel:
ondersteunend beheerspersoneel van de instelling dat is aangesteld in de salarisschalen
9 en hoger en geen deel uitmaakt van de centrale directie of het college van bestuur
van de instelling, bedoeld in artikel 9.1.4 van de wet;
-
k. controlfunctie:
taken die betrekking hebben op het financiële aspect van het beheer van de instelling,
bedoeld in artikel 9.1.4, derde lid, van de wet, en die onder verantwoordelijkheid
van het daartoe bevoegde orgaan van die instelling, rechtstreeks ten behoeve van de
centrale directie of het college van bestuur van die instelling, bedoeld in artikel
9.1.4, eerste lid, worden uitgevoerd.
-
l. facility en vastgoed management:
taken die betrekking hebben op het management van het gebruik en het onderhoud van
de gebouwen, terreinen en roerende zaken, bedoeld in artikel 2.2.9 van de wet, zoals
luidend op 30 juni 1997, van een instelling, die onder verantwoordelijkheid van het
daartoe bevoegde orgaan van die instelling worden uitgevoerd.