Door Turkije geheven aanvullende belasting aangemerkt als bronbelasting

[Regeling vervallen per 28-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-07-1997 t/m 31-12-2006

Door Turkije geheven aanvullende belasting aangemerkt als bronbelasting

De Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Aan mij is de vraag voorgelegd of de door Turkije geheven aanvullende belasting over voor uitdeling beschikbare winst door in dat land gevestigde lichamen aan inwoners van Nederland kan worden aangemerkt als een bronbelasting in de zin van art. 11. eerste lid, onder 2 Div Bel. Dienaangaande merk ik het volgende op.

Met ingang van 1 januari 1994 heft Turkije, naast de gewone corporate income tax (CIT) een additionele corporate withholding tax (CWT). De heffingsgrondslag voor de CWT komt in belangrijke mate overeen met die van de CIT verminderd met de verschuldigde CIT; ofwel met de voor uitdeling beschikbare winst. De CWT wordt geheven op het niveau van het Turkse lichaam en vindt toepassing ongeacht of dat lichaam de winst uitkeert of niet. Onder bepaalde omstandigheden wordt het tarief van de CWT verlaagd en kan uiteindelijk de heffing ervan in zijn geheel achterwege blijven. Bij resolutie van 15 mei 1996 heeft het Turkse Ministerie van Financiën aangegeven dat de heffing van de CWT ingeval van een uitdeling van winst door een Turks lichaam aan een in Nederland woonachtige aandeelhouder van dat lichaam dient te geschieden met inachtneming van de bepalingen betreffende de belastingheffing van dividenden in het tussen Nederland en Turkije gesloten belastingverdrag met bijbehorend protocol van 27 maart 1986 (in het vervolg: het Verdrag).

Onder deze omstandigheden zal ik de opvatting van de Turkse autoriteiten volgen dat een verschuldigde Turkse CWT voor de toepassing van het verdrag kan worden beschouwd als een bronbelasting op dividend.

Het vorenstaande houdt tevens in, dat, mits door belanghebbende aannemelijk wordt gemaakt dat op de door hem uit Turkije ontvangen dividenden tot een voldoende hoog niveau CWT verschuldigd is geweest, deze Turkse aanvullende belasting kan worden aangemerkt als een bronbelasting als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder 2, van de Wet op de dividendbelasting 1965.

Voor de goede orde wil ik u er op wijzen dat ingeval van een dividenduitdeling voor 20 mei van enig jaar, volgens eerdergenoemde resolutie van het Turkse Ministerie van Financiën, niet de Nederlandse aandeelhouder in dat lichaam, maar het Turkse lichaam dat de dividenduitdeling verricht recht heeft op toekenning van de verdragsvoordelen aan de bron.

Naar boven