Wet van 29 mei 1997 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met
medezeggenschap
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke regels te stellen
ter bevordering van de medezeggenschap van cliënten in de jeugdhulpverlening en jeugdbescherming
en in verband daarmee een nieuw hoofdstuk VIII A in de Wet op de jeugdhulpverlening op te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: